Mr. STEVENS UIT FEUILLETON N. S. B. herdenkt negen jarig bestaan. Concentratie in den radio-omroep. DOOR R. ARDEt). DETROIT 47) ,,U was niet alleen", zei Ben Be verly. „Ik was bij u, juffrouw Bosch, dat wil zeggen, dicht in de nabij heid. Ook al wisten die knapen het niet, dan konden ze toch wel begrij pen, dat u zich niet op de kotter zoudt wagen, zonder iemand achter tc laten, die herrie schopt, als u niet terugkomt". „We'zouden ook, nu we het eens zijn geworden, van dezen tocht kun nen afzien", meende Peters. „We kunnen ook met een gewoon schip r.aar Bathurst in het JSngelsche ge bied gaan! Zullen we hun dat zeg gen? Geldt je eerewoord ook voor dat geyal?" „Ben je heelemaal gek?" vroeg Beverly. „Kijk toch eens uit, idioot! We zijn alleerfen in velden of wegen is niemand te zien. Daar komt een boot, waarvan de bemanning uit bandieten bestaat, die weten, dat we geld hebben. Geen sprake van, man. nu moeten we ons spelletje spelen Als je aan hen zegt, wat je wilt dan kruien ze ons aan en ze hebben ons te pakken. Van het land af kan niemand immers zien, wat hier ge beurt, het is nog niet licht genoeg en bovendien zoo ver weg!" „Goed", mompelde Peters. „Mis schien heb je wel gelijk". HOOFDSTUK XXX\ De kotter kwam tamelijk, snel na derbij. Het schip had alle zeilen bij en bovendien liep de motor nog. Zou Ben Beverly gelijk hebben met zijn wantrouwen? De bemanning haalde de zeilen in, doch de motor liep door. De kotter maakte een rondje om de roeiboot, terwijl drie, vier mannen Peters en Edna scherp monsterden. Ben Beverly was blij ven liggen, hem konden ze niet zien. Eindelijk hield de motor op. „Kom hier langszij", riep Lopez. Peters roeide de boot langszij de kotter en daarna hielp hij Ben Be verly op de been. „Maak hem nu maar los", zei Lo pez vriendelijk, „hij kan nu niet wegloopen!" Peters knikte, begon aan Bever ly's banden te peuteren en maakte ze met geveinsde moeite los. Daar op klom Ben Beverly als eerste aan boord, 'Edna volgde en Peters sloot de rij. Een lid van de bemanning sprong met een bijl gewapend in de fcoot en sloeg met een paar slagen twee plaanken kapot. Klokkend schoot het water naar binnen. „De boot zal niet heelemaal zin ken", verklaarde Lopez, „maar in ieder geval zoover, dat hij niet goed meer te zien is. Dat is genoeg. Ga maar hier op het dek zitten!" Peters, Edna en Beverly zetten zich zwijgend op het dak van de ka juit neer. Lopez gaf zijn bevelen, de motor werd opnieuw aangeslagen, het laatste stuk zeil bijgezet en de Dolfijn zoo heette de kotter helde lich over onder den druk van de frissche morgenbries en gleed snel voorwaarts. De zon kwam op, het was de hoogste tijd. Nu eerst kregen Peters en Beverly gelegenheid, den kapitein en de be1 manning nader te beschouwen. Be halve Lopez waren nog vier man nen aan boord, waaronder een her culisch gebouwde neger, die reeds ra tien minuten geen oog meer van Edna afwendde en voortdurend grijnsde. Ook Lopez moest dat ge zien hebben. „Jim", zei hij, „sta niet zoo stom te gapen!". Jim grijnslachte en gaapte verder Hij had niet veel meer aan dan een kleedingstuk, dat men met eenige fantasie een zwembroekje kon noe men. Hij bediende het roer en bi.i iedere beweging zag men groote spierbundels onder zijn zwarte huid heen en weer bewegen. Verder was er Gomez. Gomez was groot, beenig en mager. Hij droeg een bonten doek om zijn hoofd en zag er over het alge meen precies als een echte zeero ver uit. De derde man luisterde naar den schoonen naam van Kill. Of dat van Killer zooals men weet, het Engelsche woord voor iemand, die er zijn bedrijf van maakt, menschen te dooden was afgeleid, bleef vooreerst een ge heim. In ieder geval was het een Amerikaan, dat zag Beverly op het eerste gezicht. Kill was klein, ge drongen en leek op een bulldog. Zijn gezicht zag er steeds even wre velig uit en hij gunde den passa giers geen enkelen blik. De vierde man. werd Roger genoemd. Hij was waarschijnlijk een Franschman. Hij maakte den indruk van een tering lijder in het laatste stadium, hij was in tegenstelling tot de andere blan ken, wier huid er bijna als brons uitzag, zeer bleek en op zijn geval len wangen dansten teringachtige foode vlekken. Ook Lopez, de kapitein van dit merkwaardige vaartuig, was een Franschman. Lopez was de bloem in dezen krans van klaarblijkelijk tamelijk roekelooze gezellen. Lopez droeg een klein zwart snorret-je op zijn bovenlip. Hij kon een goede veertig jaar oud zijn en scheen in het bezit van een groote mate van ruwe lichaamskracht. Een verwarde haardos, die vermoedelijk in vele maanden niet met de schaar van een kapper in aanraking was ge komen, zat hém als een pelsmuts op het hoofd. Voor het overige deed hij zijn best, een welgestelden in druk te maken, want hij droeg een paar reusachtige ringen aan zijn vuile vingers, in het linker oor een gouden oorring en in het rechter oor een lidteeken, dat vermoedelijk daarvan afkomstig was, dat men hem zijn gouden oorring aan dezen kant had afgescheurd. Deze lieden konden wel met hun kotter omgaan, daaraan bestond geen twijfel. De motor was reeds lang afgezet en de „Dolfijn" lag goed onder de bries. Zachtjes kreun de de sterke mast. Nadat Ben Beverly alles aan een nauwkeurig onderzoek had onder worpen, wendde hij zich tot Peters. „Nu, hoe bevalt je de beman ning?" „Die bevalt me heelemaal niet" zei Peters. „De een ziet er al erger uit dan de- ander. Naar het schijnt allemaal zware misdadigers. Je hebt een allerliefst schip uitgezocht. Eana!" „Die is goed! Had ik dan de dou aneboot moeten vragen, dit kleine extra tochtje voor ons te maken? Het i#de schuld van Beverly!" Ben Beverly was verrast. „Ik? Waarom ik, juffrouw Bosch?" „U had Peters met rust moeten laten", zei Edna, „dan was deze vlucht niet noodig geweest". Ben Beverly schudde zonder iets te zeggen het hoofd. Daarna trok hij zijn jas uit en legde het klee dingstuk breeduit op den grond om te drogen. Lopez kwam naar hem toe. „U kunt in de kajuit iets anders aan - trekken", zei hij tot Peters. „Daar lig gen de spullèfo, die het meisje voor u gekocht heeft". „Wat heb je gekocht, Edna?" vroeg Peters met éen zijdelingschen blik op den rillenden Beverly. Edna begreep de situatie 'onmid dellijk. „Onze gevhngene kan zich ook verkleeden", zei ze, half tot Bever ly, half tot Lopez. „Anders wordt hij in zijn natte kleeren nog ziek en sterft hij en dan krijgen we heele maal geen geld. meer van hem!" Voor mijn part", zei Lopez. „Ga jij je eerst verkleeden", fluis terde Beverly tot Peters. Lopez verwijderde zich, want hij zag een ander vaartuig, naar het scheen een motorboot. „Waarom zullen we niet samen gaan?" wilde Peters weten. Ben Beverly schudde zijn hoofd. „Steeds meer", zei hij, „kom ik tot de overtuiging dat je geen echte gangster en hoogstens nog maar een groentje bent. Als wij tegelijk gaan en de heeren hier doen het luik dicht wat dan, jongen? En onze dame is dan alleen!" Peters kreeg opeens den schrik te pakken. „Je hebt gelijk, Beverly. Eerst ga ik en dan ga jij. Ik laat patronen voor je beneden in den zak van de broek. Wat'heb je allemaal mee genomen, Edna?" Edna kreeg een kleur. „Ondergoed en twee witte pakken of ze passen, weet ik niet, ik heb voorzichtigheidshalve maar de groot ste genomen. Verder nog linnen schoenen, ook twee paar, maat tien". „Die passen me", gromde Beverly tevreden. Peters verdeen en kwam na tien minuten in andere kleeding terug. Zijn verschijning beteekende een kleine sensatie, want alles was hem te groot en zijn jas zat in reusachti ge plooien om zijn lichaam. Zelfs Jim, de neger grijnsde en liet zijn witte tanden zien. Daarop ging Beverly naar be neden. (Wordt vervolgd). TWEEDE BLAD ALKMAARSCHE COURANT VAN MAANDAG 16 DECEMBER 1940. WINTERHULP NEDERLAND is met zijn zegent ij ken arbeid begonnen: in Aster dorp benoorden het Y. waar vele geëvacueerde Rotterdamsche gezinnen wonen, werden Vrijdag waardebonnen uitgedeeld. In het kleine keukentje worden de bon nen overhandigd. Dat het in goede aarde viel, behoeft zeker geen betoog. (Polygoon) Toespraak Ir. Mussert. Te Utrecht is Zaterdag een bijeen komst gehouden van de n.s.b. ter ge legenheid van het negenjarig be staan der beweging. Het openingswoord sprak ir. C>J. Huygen, secretaris-generaal der n.s.b. Hij verwelkomde inzonderheid de Duitsche gasten, meer in het bijzon der den Sonderbeauftragten des Stellvertreters des Führers, Ober- dienstleiter Oechsle en andere hooge vertegenwoordigers van de Duitsche nat.-soc. partij, de -weermacht en van de Duitsche overheid hier te lande en hij sprak hen in het Duitsch toe. Hierna spraken achtereenvolgens de heeren van Geelkerken, Spelt en Plekker. Tot slot nam ir. A. A. Mussert het woord. Deze zeide o.a.: Wij willen voor ons volk bloei en welvaart brengen op den eenig mo gelijken grondslag: de goddelijke ge rechtigheid, waarnaar wij getrouwe lijk zullen streven. Vervolgens memoreerde spr. de belangrijkste feiten uit de geschiede nis der beweging. Nadat spr. de Abessijnsche affaire had aangeroerd, stipte hij o.a. aan het jaar der verkiezingen m 1937. Vast stond toen dat de stembus nim mer de overwinning zou brengen, omdat ons volk, aldus ir. Mussert, gevangen in een waan, zijn vijanden met zijn vrienden verwisselde. Niet een meerderheid zou voor ons volk een toekomst banen maar een min derheid. Over de,verkiezing van het voor jaar 1939 ?ei spr. dat deze weer 4 der stemmen voor de beweging bracht niettegenstaande, aldus ir. Mussert, door de tegenstanders elke norm van fatsoen terzijde was ge steld. Toen is het duivelsche denk beeld gekomen vervolgde spr. om de nationaal-socialisten door moord en doodslag te vernietigen bij het uit breken van den oorlog, die de macht hebbers als goede bondgenooten van Engeland verwachtten. Een tiental werd omgebracht en als de capitulatie niet zoo snel was gekomen, zouden duizenden zijn weggesleept naar Engeland of zijn vermoord. Deze ellende is ons be spaard gebleven. Daarvoor zullen wij voor altoos dankbaar blijven. Het volk besefte na 15 Mei niet en het begrijpt het nu voor een groot deel nog niet, dat het wel een ge- voeligen klap had gekregen, maar dat tegelijkertijd de deur geopend werd, die toegang geeft tot een schoone toekomst. In 1937 heb ik, aldus spreker, ge zegd, zonder de n.s.b. heeft dit volk geen toekomst meer. Wij allen zijn daarom gehoond. Nu beleven wij de vervulling. Inderdaad, zonder de n.s.b. zou dat volk geen toekomst meer hebben. Zij zal zorgen dat ons land een plaats krijgt in het nieuwe Europa. Dat ons volk dit niet inziet, is het verschrikkelijke gevolg van jarenlange, systematische ophitsing en misleiding. Nog altijd zijn er dui zenden volksgenooten, die denken, dat wij den godsdienst willen uit doen, dat wij kapitalisten-knechten zijn en dat wij ons land willen ver raden. Na alles wat men ons in den loop der jaren heeft aangewreven en in de schoenen geschoven, zijn deze drie beschuldigingen nu nog over gebleven. Deze beweringen bestreed spr. vervolgen uitvoerig. Er is maar een socialisme, aldus spr., dat echt is en dat is het nat.- socialisme, het volksche socialisme. Al het andere is een vergissing, na maak of bearog. Daarom is het be grijpelijk dat de plutocraten, de egoïsten, het na'ionaal-socialisme be strijden. Zij verkiezen de vrijheid, het kapitalisme, de democratie. Landverraad is het, vervolgde ir. Mussert, om me de Engelschen, die drie honderd jaren hebben' bewezen de vijanden van ons volk te zijn, te heulen en te probeeren hen te hel pen om het vaste land van Europa, w.aarvan Nèderland toch deel uit maakt, in een chaos te storten. Als de Unie-mannen hun zin kregen en Engeland zou winnen, wat zou er dan voor ons volk bereikt zijn? Niets anders dan de chaos en bols jewisme. Maar laten wij onzen tijd niet aan nutteiooze beschouwingen verspillen. Engeland wint niet. En geland verliest en het Britsche im perium gaat tc gronde. Wij, nationaal-socialisten, zijn jaar in jaar uit solidair geweest met het nationaal-socialisme en fascisme in Duitschland en Italië, omdat wij we ten dat alleen deze solidariteit de grondslag kan zijn voor een Europa, dat zich kan handhaven. Wie zijn in de toekomst meer op elkander aan gewezen voor deze samenwerking dan de Germaansche volkeren in Duitschland, de Nederlanden, Zwe den, Noorwegen, Denemarken? En door wie zou die samenwerking beter gesmeed kunnen worden "dan door den man, die voor het geheele Germanendom een gave Gods is, die misschien maar eens in de duizend jaren verschijnt? Adolf Hitler! Doen wij iets te kort aan ons zelf bewustzijn, onzen trots en onze f;ef- heid als wij ons inzetten voor eer lijke broederlijke samenwerking tusschen de Germaansche volkeren, die zijn van eenen bloede? Integen deel. Wij willen zoo sterk en zoo levenskrachtig mogelijk toetreden tot den bond der Germaansche volke ren en wij danken God dat deze mogelijkheid voor ons zal openstaan, maar dit kan alleen voor *n nat.- socialistische Nederlandsch volk, dat zich volkomen lotsverbondefT weet met de andere Germaansche volke ren. Er zijn velen, die meenen hun land te dienen door zich te keeren tegen de nieuwe orde, die zitten te wachten tot Engeland gewonnen zal hebben en intusschen zich vereeni gen in de Unie tegen het nationaal- socialisme. Die Unie is opgericht te gen het nationaal-socialisme: offi cieel is door de heeren verkondigd, dat de n.s.b. volksvijand no. I is. Dit is een oorlogsverklaring, waar spr. niets op tegen heeft. Het is, aldus spr., een uitstekende verzamelplaats voor alle reaetionnairen en vijanden van het nationaal-socialisme. Wat zou ik moeten beginnen, als al die lieden in de n.s.b. waren gegaan? Zij heeft een harde kern van tien duizenden, maar het grootste onge luk, dat haar had kunnen overko men, was, dat honderdduizenden tegenstrevende elementen binnen waren komen wandelen. Wij, besloot spr., gaan nu ons 10e jaar in. Dit jaar moet het jaar der overwinning zijn. De 10e verjaardag der n.s.b. moet gevierd worden door het geheele volk. Ook door de hon derdduizenden die nog terzijde staan. EEN MOEDIGE REDDER. Vrijdagmiddag heeft te Amster dam de 29-jarige grondbewerker, Dirk Knaap, met gevaar voor zijn eigen leven een vie"tal kinderen uit het koude water van de Haar lemmertrekvaart gered. De kindéren hadden in een bak fiets gezeten, welke bestuurd werd door een 16-jarige jongen. Op een gegeven oogenblik verloor hij de macht over het stuur met het ge volg, dat de fiets te water ging. Alle kinderen konden spoedig aan land gebracht worden. Nadeelige gevolgen van het koude bad zullen zij niet ondervinden. VRIJDAG HEEFT DE HEER PETER VAN TONGEREN te Elburg den leeftijd van 190 jaar bereikt. De heer van Tongeren heeft vijf kinderen gehad, waarvan er vier nog in leven zijn; voorts heeft hij 27 kleinkinderen en 24 achterkleinkinderen. De jarige met zijn jongste achterkleinkind op den schoot, terwijl twee andere achter kleinkinderen hem een fruitmand aanbieden. (Polygoon) Een uiteenzetting van Ir. Dubois. De dezer dagen benoemde ge- machtigde voor de concentratie van de radio-omroepvereenigingen, ir. A. Dubois, heeft gisteren in een persconferentie een uiteenzetting gegeven, waaraan wij het vol gende ontleenen: Bij mijn benoeming is het mij een behoefte vast te stellen, dat de omroep in Nederland in het verle den prachtig werk heeft verricht en veel belangrijks tot stand ge bracht. Dit neemt echter niet weg, dat men er bij een zoo bij uitstek levend en groeiend organisme als de radio-omroep op bedacht moet zijn, dat een vorm, welke heden een bevredigende werking van den omroep kan waarborgen over eenigen tijd minder geschikt blijkt te zijn. Vervolgens b'etoogde spr. dat het opvalt en dat ook begrijpe lijk is, wanneer men den bouw van den Nederlandschen omroep vol gens de vier groote geestestsroo- mingen beschouwt, dat de vraag stukken, welke gemeénschappelijk zijn behandeld, voornamelijk vraagstukken zijn van practischen of -~io men wil bedrijfstechnischen aard. Het belangrijke gebied ech ter van samenwerking op program- magebied is veel minder betreden. En deze samenwerking is ge- wenscht, ter verbetering der pro gramma's en ter vermijding van doublures. Dat hierbij bovendien de tijds omstandigheden een groote rol spelen, spreekt wel vanzelf. Men zal zich nu ongetwijfeld afvragen, wat nu eigenlijk on der concentratie zal worden verstaan. Het antwoord hier op luidt, dat onder volledige handhaving van de vrijheid op godsdienstig gebied, waarbij in redelijkheid op dezelfde wijze als dit tot nu toe geschiedde de godsdienstige stroomingen in ons volk tot haar recht zullen komen, een programma zal worden gebouwd, dat „elck wat wils" zal geven, waarbij een ieder zal kunnen terugvinden, wat hem tot nu toe lief was in deze programma's, doch waar bij een sterk samenvoegende en constructieve tendens op den voorgrond zal staan. AAN DEN VISCHAFSLAG TE SCHEVENINGEN is een zeer zeldzame visch, n.l. een soort Maanvisch, aangevoerd van 40 kg. Dit soort visschen wordt zelden in de Noordzee aangetroffen. Het exem plaar heeft een plaats in den Dierentuin in den Haag gekregen, - (Polygoon) Naast de zuiver samenbindende vraagstukken, zal ik trachten om ons volk op de snelste en objec tiefste wijze in te lichten over alle gebeurtenissen van dezen tijd, op dat het volledig, voor zoover de omroep hieraan kan bijdragen, in staat kan zijn zich eigen te maken en zich ten nutte maken, datgene Wat thans in vaak zoo toomelooZe vaart langs en over ons heen gaat. Dit zal het noodzakelijk maken, dat ook vele nieuwe krachten aan de noodzakelijke verruiming der pro gramma's medewerken. Ik hoop in de gelegenheid te zijn, daartoe financieel in staat gesteld, vele goede Nederlandsche artisten, die thans niet of .onvoldoende in Nederland werk hebben kunnen vinden, aan hun passend werk te helpen. Op deze wijze zal het mogelijk worden krachtig bij te dragen tot behoud van onze Nederlandsche cultuur zoowel in haar algemee- nen verschijningsvorm als in haar typisch plaatselijke vormen en zal het mogelijk zijn deel te nemen aan de ontwikkeling van een na tionaal volksleven, waaraan in deze dagen zoo'n groote behoefte bestaat. Niemand zal willen ont kennen, dat, hoeveel goeds ook door de omroepvereenigingen is gebracht, juist de verdeeldheid op omroepsgebied het programma in dezen tijd veelal een onbevredi- genden vorm heeft gegeten, ge zien uit-een nationaal standpunt. Het is geenszins mijn bedoeling, dat het programma als gevolg van de concentratie zal moeten ver vlakken en zal moeten worden tot een soort van algemeen nietszeg gend geheel. Integendeel, ik ben ervan overtuigd, dat ook, ja zelfs door de nieuwe omstandigheden, een verdieping tot stand zal kun nen komen. Op de hem gestelde vraag of de omroepvereenigingen zou den verdwijnen, antwoordde de heer Dubois, dat op het oogenblik alleen de concentra tie aan de orde is. Er kan nog niet gezegd worden in welken vorm deze zal geschieden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 5