Het bewaren van voedingsmiddelen. c O -O c O S&S-g a c SI'S ïl^is ^"s'S* l| §gs§« S B II Coriserveeren in blik. HET PAROOL VOOR DE JUISTE BEHANDELING VAN MELK IN DE HUISHOUDING TOT BEHOUD VAN DE VOEDINGSWAARDE. Extra rantsoen kaas t van 125 gram. O O) O CM -3" C O) m B <u M £H ai uo m «4313 m S.-S S W ,S o on CQ "Si -O cd ai - aj tJ ra M w W aj '3, S"a <u tfl M ■c c i! ®t2 .ïï)i£?,e <u 8; "3 S •5 Sc-Sg W W HH w fcH ai W :e? c P Pt? <D "3. S-H «H 5 '3 ■S M h O -S -o Q SX& S -S-r, 3 JS 33 O MÉS •lH J o V g, S -S -g s .5f s-< C .P co ■P D (o N 13 5 Si!-2-2 .B?8 g 3a> o m S^C s^S >rg| a "85 81 ts te st c Ö|S§ 2 O (U CÖ rQ to c C <u .g 3 g i/ï o 'S* c (D rc 73 .3 <D C1? a -3 I <a t3 Is R w>2 .2 oj a c -o U'S J3 8 J p,3 <u c -Ë S u 8 ■»|g s .5 E Koude-conserveering. Insectenschade. In het histologisch Instituut van de Gemeente-Universiteit van Amster dam is de vorige week de negen tiende conferentie over voedings- middelen-scheikunde gehouden. Zij was georganiseerd door de Neder- landsche Maatschappij ter Bevorde ring der Pharmacie en de Neder- landsche Chemische Vereeniging. Algemeen onderwerp dezer confe rentie was „Het bewaren van voe dingsmiddelen". Prof. dr. B. C. P. Jansen opende de conferentie met een algemeene in leiding, waarin hij constateerde, dat de menschheid reeds eeuwen lang methoden heeft bedacht om voedings middelen gedurende langeren tijd te bewaren zonder dat bederf optreedt. In de laatste eeuw en vooral in de laatste kwarteeuw is het onderzoek hiervoor wetenschappelijk verricht, waardoor zeer groote verbeteringen in de oude methoden zijn aange bracht. Vergiftigingen doof foutief bewaard voedsel komen practisch triciteit of omgekeerd zal niet wor den toegestaan. Voor nieuwe verbruikers (dat zijn zij, die in de overeenkomstige periode van 1939/40 geen gas of electriciteit van het betrokken bedrijf hebben afgenomen) zal door het desbetref fende bedrijf een rantsoen worden vastgesteld, overeenkomend met dat van soortgelijke bestaande verbrui kers. Daarbij zullen voor huishoude lijke doeleinden uiteraard de hier boven vermelde minimum-rantsoenen in acht worden genomen. Voor het geval, dat het verbruik voor 15 December a.s. is toegeno men door. nieuwe verbruikstoestel- len, in werking gesteld sinds de over eenkomstige periode van het vorige jaar, kan door het betrokken gas- of electriciteitsbedrijf een verhoogd rantsoen worden vastgesteld. Daar bij zal worden uitgegaan van het verbruik van soortgelijke bestaande verbruikers. Voor industrieele doeleinden kan het betrokken gas- of electrici teitsbedrijf een extra rantsoen toe kennen ,op voorwaarde, dat de be trokken verbruiker ten genoege van dat bedrijf aantoont, dat zulk een extra rantsoen noodzakelijk is. Boeten. Bij overschrijding van een rant soen zal een boete worden opgelegd ten bedrage van 50 van het over de betrokken periode verschuldigde bedrag voor verbruik, meter- en in- stallatiehuur en vastrecht. Bij her haling van de overschrijding zal de toevoer van gas of electriciteit kun nen worden afgesneden. Voor de nauwkeurige tekst van deze regeling, de z.g. „gas- en elec- triciteitsrantsoeneeringsregeling 1940 no. 1", wordt verwezen naar de buitengewone Staatscourant van 14 dezer. De aandacht wordt erop gevestigd, dat het niet in het voornemen ligt het percentage van 100 te ver lagen, zoolang de steenkolenpositie niet ongunstiger wordt. Mochten echter onverhoopt bijzondere moei lijkheden ten aanzien van de steen- kolenvoorziening van de gas- of elec- triciteitsbedrijven optreden (b.v. doör transportbelemmeringen bij het kolen vervoer), dan is het niet uitge sloten, dat tot rantsoenverlaging zal moeten worden overgegaan. niet meer voor, terwijl de voedings waarde van de geconserveerde voe dingsmiddelen zeer veel hooger is dan bij de oude, zuiver empirische methoden. Kunstmatig gedroogd gras houdt nog bijna alle pro-vitaminen a, terwijl dit in hooi bijna geheel is ver loren gegaan. Juist in dezen tijd van distributie en voedselschaarschte is het te meer van belang onze voorraden zoo goed mogelijk te bewaren. Het is daarom zeer toe te juichen, dat een aantal Nederlandsche deskundigen op dit gebied bereid zijn gevonden om ver schillende moderne conserveerings- methoden te bespreken. Microbiologie. Prof. dr. A. J. Kluyver uit Delft sprak vervolgens over „De microbio- logische grondslagen der voedselcon- serveering". Spr. wees er allereerst op, dat het beginsel om uiteenloopende natuur- i producten bepaalde bewerkingen te doen ondergaan, teneinde van hun voedingswaarde op een later tijdstip te kunnen profiteeren, reeds zeer oud is. De noodzaak voor den mensch om tot dit doel bepaalde acties te ont wikkelen is gelegen in het ervarings feit, dat verreweg de meeste voe dingsmiddelen, indien men ze aan hun lot overlaat, in den loop van den tijd veranderingen ondergaan, welke doorgaans door den menschelijken consument als in meer of mindere mate onaangenaam worden onder vonden en welke den leek plegen te verlokken tot de korte uitspraak, dat bederf is ingetreden. De waarde der hierdoor alleen reeds in Duitschland geleden jaar- iijksche verliezen is in 1935 door den bioloog Schwartz geraamd op 1.5 mil liard R.M., welk cijfer hij stelt tegen over de waarde van de jaarlijksche Duitsehe ijzerproductie, voor ge noemd jaar geraamd op 1.1 milliard R.M. De ontwikkeling der microbiolo gische wetenschap heeft nu doen in zien, dat het intredende bederf in verreweg de meeste gevallen het gevolg is van de ontwikkeling van micro-organismen in het voedsel. De microbioloog zal dan ook te genover intredend bederf geheel anders staan dan de consument- leek. .Terwijl bij dezen laatsten weer zin en afschuw zullen overheerschen, zal de microbioloog belangstellend observeeren en onwillekeurig zullen hem hierbij Schiller's woorden: „Und neues leben blüht aus den ruinen" in gedachten komen. Dit neemt niet weg, dat de micro bioloog niet minder dan de leek door drongen is van de groote maatschap pelijke beteekenis van het tegen gaan van het bederf en dat hij het in dit verband als zijn taak ziet, de vraag te beantwoorden: „Hoe onttrek ik voedingsmiddelen aan de onge- wenschte gevolgen van een hierop anders onvermijdelijk intredend microbenleven?" De alomtegenwoordigheid der mi- crobenwereld doet de hoop ijdel zijn er met succes naar te kunnen stre ven te voorkomen, dat microben tot de voor voedsel bestemde producten toetreden. Dit houdt dus in, dat het bij de voedselconserveering er op aankomt, hetzij de primair op het voedsel aanwezige kiemen tot afster ven te brengen, hetzij deze althans in hun ontwikkeling te stuiten. Het is intusschen duidelijk, dat de bestemming der te conserveeren materie tot menschelijk voedsel, de toepassing van allerlei drastische maatregelen, zooals bijv. het toevoe gen van sterk werkzame microben- vergiften, uitsluit. Op grond hiervan is de conserveering in wezen een uiterst delicaat probleem van primair microbiologischen aard, namelijk het treffen van zoodanige maatregelen, dat hierdoor eenerzijds de micro organismen in toom worden gehou den, terwijl anderzijds de samenstel ling van het voedsel niet ingrijpend wordt veranderd, althans de voe dingswaarde er van (verteerbaar heid, vitaminegehalte enz.) niet be langrijk wordt verminderd. Spreker behandelde nu achtereen volgens enkele der belangrijkste microbiologische vraagstukken, wel ke zich bij de toepassing der ver schillende conserveeringsmethoden voordoen. Wat betreft het in economisch op zicht heden ten dage nog belangrijk ste procédé der hitte-conserveering kan worden opgemerkt, dat men hierbij er naar streeft de kiemen, welke op het tevoren hermetisch in blik afgesloten voedsel aanwezig zijn, door toepassing van hooge tem peraturen tot afsterven te brengen. Terwijl de normale vegetatieve bac teriën, evenals de hoogere levens vormen temperaturen' van 6070 graden Celsius, slechts korten tijd kunnen doorstaan, wordt de oplos sing van het gestelde probleem in 'hooge mate bemoeilijkt, doordat tal van bacteriën de eigenschap hebben onder zekere voorwaarden in een rusttoestand over te gaan. De hierbij gevormde sporen zijn nu doorgaans zeer thermoresistent, de meeste doorstaan in een watermedium ge bracht de normale kooktemperatuur van het water gedurende geruimen tijd. Het wereldrecord voor thermó- resistentie staat vermoedelijk op naam van een door Feirer g'eisoleerde bacteriesoort, waarvan een sporen- suspensie onder de gebruikelijke standaardvoorwaarden een verhit ting op 145 gr. c. gedurende de 15 minuten glansrijk doorstond. De o.m. door wijlen onzen land genoot Eijkman verrichte en in „Nat. Canners Association" gepubli ceerde onderzoekingen veel bijgedra gen tot ons inzicht in het proces der afsterving van een bacterienpopula- tie onder den invloed van hooge temperaturen. Spreker wees vervolgens op het feit, dat een veelal niet onbelang rijk percentage van blikconserven met perfect normaal aandoenden inhoud bij onderzoek toch nog levende kiemen blijken te bevatten. De lage tempsratuur, waarbij deze conserven worden bewaard, maar vooral ook het in het blik heer- schende zuurstofgebrek zijn wel in hoofdzaak verantwoordelijk voor het feit, dat in dergelijke blikken nochtans geen bederf intreedt. Hoe ongewenscht ook uit een oogpunt van economische schade, is bederf van conserven toch veel al ongevaarlijk, omdat de symp tomen er van meestal van dien aard zijn, dat de consument het voedsel als zoodanig terstond ver werpt. Niet altijd is dit evenwel het geval en in het bijzonder kan de ontwikkeling van Clostridi um botulinum, welke bacte rie in het voedsel een voor den mensch niet zelden doodelijk toxi- ne produceert, somtijds zonder duidelijke symptomen van bederf plaats vinden. Het is de trots der wetenschappelijk voorgelichte Amerikaansche conservenindustrie, dat reeds gedurende tal van jaren de door haar bereide conserven nimmer tot gevallen van botulisme aanleiding hebben gegeven. Hiertegenover staat het feit, dat daar te lande het optreden van cl. botulinum in producten der „home canning" jaarlijks een niet onaan zienlijk aantal slachtoffers maakt. Aangezien ook in Nederland in de laatste jaren nog eenige sporadische gevallen van bo tulisme zijn voorgekomen, mag een waarschuwing aan de Ne derlandsche huisvrouwen, die bij haar zelfbereide conserven eveneens op een sterilisatie bij slechts 100 gr. C. plegen te vertrouwen, hier niet achter wege blijven. Als eerste stel regel geldt in dit opzicht ver dacht voedsel weg te werpen en in twijfelgevallen het voed sel nimmer dan na opnieuw zorgvuldig opkoken te proe ven; het zoo vergiftige botuli- nus-toxine wordt hiérbij ver nietigd. Koude conserveering. Spreker ging hierna kort in op enkele microbiologische vraag stukken, verband houdende met de koude-conserveering. Voorop werd gesteld, dat lage temperaturen maar een zwakke kiemdoodende werking uitoefenen en in sommige gevallen zélfs een merkbaar con- serveerende werking op een bac- teriënpopulatie bezitten. Het te gengaan van bederf door toepas sing van lage temperaturen kan dus alleen op een voortgezette handhaving dier temperaturen be rusten, waarmede men bereikt, dat de ontwikkeling der op het voedsel aanwezige micro-organisemen het zij wordt stopgezet, hetzij althans aanmerkelijk vertraagd. Welke temperaturen men hierbij wil toe passen, hangt eënerzijds af van economische overwegingen, ander zijds van den aard der te conser veeren' materie. In het laatste op zicht heeft men somtijds de keuze of men de temperatuur al dan niet zoo laag wil nemen, dat in deze materie ijsvorming optreedt („be vroren vleesch" versus „koel- vleesch"). Het bewaren bij tempe raturen onder het vriespunt heeft het voordeel van nog langzamere microben-ontwikkeling, leidt daar entegen veelal tot het intreden van ongewenschte structuurver anderingen. Door speciale werkwijzen quick-freezing") kan dit laatste bezwaar veelal in belangrijk mate worden ondervangen. Doch zoowel bij temperaturen, welke niet ver beneden het vries punt liggen, als in het onmiddellijk hierboven gelegen temperatuurge- bied, moet men rekening houden met de omstandigheid, dat verschil lende micro-organismen (schimmels, gisteren en bacteriën) zich daarbij met merkbare snelheid ontwikkelen en hierdoor een grens stellen aan de houdbaarheid van het te conservee ren product. Van de factoren, wel ke in die gevallen de ontwikke lingssnelheid bepalen is in het bij zonder melding te maken van de relatieve vochtigheid van de om ringende atmosfeer. Door het vochtgehalte laag te houden, wordt deze snelheid sterk geremd, maar de hierdoor intredende uitdroging van het product stelt hier spoedig een grens. Vandaar dat heden ten dage supplementaire remmingsfac toren, zooals toevoeging van ozon of van 10 tot 20 procent koolzuur aan de atmosfeer, of ook wel bestra ling met ultraviolette stralen („ste- rilamp") veelvuldig toepassing vin den. Enkele korte opmerkingen wijdde spreker tenslotte aan de microbio logische grondslagen van de conser veering berustende op mechanische, wateronttrekking (stokvisch, vruch ten), physiologische wateronttrek king door toevoeging of laten ont staan van zuren (augurken, zuur kool, yoghurt e.d.) en tenslotte aan de beteekenis der conserveermid delen. De ervaring heeft geleerd, dat in al die gevallen het nagestreefde doel alleen wordt bereikt door een zorgvuldige inachtneming van tal van factoren. Steeds zal de' fabri kant er ten volle rekening mede moeten houden, dat in de microben- wereld indrukwekkende potenties verscholen liggen, welke zich op vaak zeer onverwachte wijzen uiten in een opgewekte ontwikkeling van bepaalde microbensoorten onder op het eerste gezicht hiertoe extreem ongunstig aandoende voorwaarden. Dr. ir. J. P. K. van der Steur sprak daarna over „Conserveeren in blik". Het conserveeren door verhitting in afgesloten vaten is van 1800 tot 1810 uitgewerkt door den Fransch- man Nicolas Appert. In 1810 publi ceerde hij een boekje getiteld „L'Art de conserver pendant plusieurs an- nées toutes les substances animales et vegetales". De Fransche regeering beloonde hem met 12.000 francs voor dit werk, dat zij vooral in dien tijd van groote waarde voor den staat achtte, daar men het land zooveel mogelijk onafhankelijk wilde maken van den invoer van levensmiddelen uit het buitenland. Appert werkte met gla zen flesschen en eerst 20 jaar later is men blik (ijzer met een laagje tin erop) gaan gebruiken als ver pakkingsmiddel. Door dit goedkoo- pe verpakkingsmiddel en de steeds verder gaande kwaliteitsverbetering der producten, heeft de conserven industrie een geweldige vlucht kun nen nemen. Tal van voedingsmidde len kunnen daardoor, in tijden dat zij goedkoop geproduceerd worden of op plaatsen waar een groote over vloed heerscht, geconserveerd wor den en op andere tijden of plaat sen, waar zij moeilijker te krijgen zijn, geconsumeerd worden. Het conserveeren in blik bestaat uit tweq voorname handelingen: vooreerst het hermetisch opsluiten in een blikken omhulsel, vervolgens het steriliseeren van het gesloten blik om de er in aanwezige bacillen en bacillensporen geheel of grooten- deels te dooden. Het steriliseeren kan bij zure voe dingsmiddelen als vruchtensappen e.d. bij lage temperatuur plaats vin den bijv. 80 graden tot 100 graden celsius. Bij niet zure voedingsmid delen als vleeschwaren en groenten moet men tot hooger temperatuur (plm. 120 graden celsius) verhitten om steriliteit en algeheele duur zaamheid te bereiken. De moelijk- heid van een dergelijke verhitting is echter dat men hierdoor de kwaliteit van het behandelde product vaak te veel aantast. Men is dan gedwongen tot een lagere temperatuur of kor- teren tijd te verhitten en treft een compromis tusschen houdbaarheid en kwaliteit. D.w.z. men fabriceert een product, dat niet onbeperkt houdbaar is, maar bij gewone tem peratuur toch geruimen tijd be waard kan worden en wint dan het voordeel van een uitstekende kwa liteit. Door wetenschappelijk physisch en bacteriologisch onderzoek heeft men een dieper inzicht gewonnen in verschillende problemen, zooals het langzamerhand doordringen van de warmte in het blik en de tijd die noodig is, om sporen van bacillen bij een bepaalde temperatuur juist tot afsterven te brengen. Uit deze beide gegevens kan men den ver hittingstijd berekenen, noodig om bij een bepaalde temperatuur den inhoud van het blik geheel steriel te maken. In alle gevallen, waar men uit kwaliteitsoverwegingen niet zoo ver kan gaan, moeten sterilisa- tieproeven gevolgd door onderzoek op kwaliteit en houdbaarheid in den broedstoof op 37 graden celsius ech ter den doorslag geven. De sterilisatie wordt uitgevoerd in autoclaven, d.z. ijzeren ketels waar in men stoom onder druk, dus tot boven 100 graden celsius kan ver hitten. De controle van een conservenbe- drijf bestaat uit een nauwkeurig registreeren van temperatuur en tijd van den autoclaaf naast het plaat sen van monsters uit iedere charge in den broedstoof om de houdbaar heid aan te toonen. Een intensieve bacteriologische controle van grond stoffen,apparaten en eindproducten is daarnaast noodig. De vergadering werd besloten met een beschouwing van dr. C. J. Brie- jer over: Insecten in voorraden, schade en bestrijding. Ieder huisvrouw weet uit droeve ervaring aldus dr. Briejer welk een schade motten kunnen veroor zaken aan kleeding en meubilair, Dat insecten eveneens veel onheil kunnen aanrichten in land- en tuin bouw weet iedereen. Niet algemeen bekend is het echter, welke schade insecten en dan vooral larven van motten en kevers kunnen toebrengen aan onze voedselvoorraden, die op geslagen liggen in pakhuizen en vee- men, dus onze granen, cacaoboonen, gedroogde vruchten, enz. niet alleen vreten mililoenen larven groote hoe veelheden, van deze voorraden op, zij kunnen ook bedrijfsstoringen te weeg brengen, zooals in meelfabrie ken, waar meelmotlarven het meel tot klompen samenspinnen, zoodat transporteurs worden verstopt. Ook kunnen ze schade toebrehgen aan het afgewerkte product, zooals cho colade en bonbons, waarin soms lar ven van de cacaomot worden gevon den. De fabrikant is daar even wei nig schuldig aan als de fruitteler het is, wanneer er zich eenige worm stekige appels onder het fruit be vinden. Het is echter zeer onaange naam als mén een mooie doos bon bons ten geschenke geeft en er zich „wormen", dat zijn de larven van de cacaomot, in bevinden. Als dit vaak voorkomt, schaadt het den afzet van het bewuste fabrikaat. Het is dus noodig deze plagen te bestrijden en zo» ^ongelijk He voor komen. In de eerste plaats moeten wij daarvoor nagaan, vanwaar deze schadelijke insecten komen. Wij zien dan, dat ze meestal aangevoerd wor den met een deel van de producten. Vaak zijn het tropische of subtropi sche dieren. Enkele aangetaste balen kunnen dan de oorzaak worden van een groote plaag, en dit des te meer, omdat sommige insectensoorten op allerlei producten kunnen leven, zoo als de cacaomot, die ook overgaat op gedroogde vruchten en tabak. Wij moeten dus de opslagplaatsen geheel reinigen van insecten, en daarnaast voorkomen, dat met nieuw aangevoerde goederen wederom in secten worden aangevoerd. Het voornaamste strijdmiddel tegen deze schadelijke organismen vormen de voor hun giftige gassen. Alleen door middel van zulke gassen kunnen al hun stadia: ei, larve, pop en vol wassen insect worden bereikt en ge dood. Deze gassen moeten aan veie eischen voldoen: de insecten in al" hun stadia dooden, niet zeer giftig zijn voor den mensch, geen schade lijke bestanddeelen in de goederen achterlaten of ze op andere wijze be ïnvloeden, en geen aanleiding geven tot brand en explosies. Een gas, dat aan al deze eischen voldoet, is nog niet gevonden. Veelal gebruikt men blauwzuurgas en aethyleenoxyde (het werkzame bestanddeel van t-gas en kartusi). Tot de nieuwste vondsten op dit gebied behooren methylbromide en methallylchloride (m-gas). Dit laatste heeft het groote Voordeel, dat het veel minder giftig is voor den mensch dan de andere gebruikelijke gassen, zoodat bij toe passing van m-gas ernstige ongeval len, zooals met blauwzuur meerma len zijn voorgekomen, worden ver meden. Naast de zuivering van de reeds aangetaste pakhuizen, dienen tevens die goederen behandeld te worden, die bij aanvoer insecten blijken te bevatten, zoodat voortaan slechts Voor melk zijn licht en lucht uit den booze. Nimmer in de zon plaatsen en steeds kórt koken. Licht, Lucht: Leven! Dit is het parool, hetwelk reeds zooveel jaren door de doctoren wordt verkondigd, dat wel niemand meer aan de waarheid daarvan zal durven twijfelen. Licht en lucht immers kunnen inderdaad wonderen verrich ten voor onze gezondheid. Maar op alle regels zijn uitzon deringen en zoo is het ook mogelijk, dat licht en lucht o.a. op bepaalde voedingsmiddelen een minder goe den invloed uitoefenen. Dit geldt b.v.. voor de melk, welke men zoo - veel mogelijk moet beschutten voor de inwerking van zon- en daglicht. Het is niet gewenscht, dat dit veelzijdige doch tevens gevoelige natuurproduct in de zon wordt bewaard, want daar door verliest de melk voedingswaar den, die we noodig hebben. Door de inwerking van het licht en vooral van het zonlicht gaat namelijk een belangrijk percentage van het zoo gewichtige vitamine C verloren. Nu onder de, tegenwoordige omstandig heden sinaasappelen en citroenen, welke rijk zijn aan vitamine C, min der gemakkelijk te krijgen zijn dan anders, is de aardappel de voor naamste bron die ons rest en we diis zeer zeker met zorg en op de juiste wijze zullen behandelen. Maar ook aan de melk zullen we op dit punt onze volle aandacht willen schenken. In een halve liter consumptiemelk komt ruim 5 mg vitamine C voor, die- bij een doelmatige behandeling van de melk ons-geheel ten goede kar. komen. Wanneer in onze voeding be paalde onmisbare voedingsstoffen namelijk niet zoo volledig mogelijk voorkomen, daalt het weerstandsver mogen, het arbeidsvermogen en het gevoel van gezondheid. Wie geen gepasteuriseerde melk in fleschen koopt, dient de losse 'melk te koken, doch vooral kort, want ook door langer verhitten dan strikt noodzakelijk is, loopt het vitamine-C gehalte achteruit. insecten-vrije producten in de op slagplaatsen komen. In Nederland wordt op dit gebied nog veel te weinig gedaan. Een rijks dienst met controle aan de havens en in de pakhuizen zou hier groote diensten kunnen bewijzen. Daarbij moet zuivering' van besmette goede ren en gebouwen voorgeschreven kunnen worden. Inschakeling van den Plantenziek- tekundigen dienst, die reeds over een organisatie beschikt en daarmede zulk een mooi werk verricht voor land- en tuinbouw, zou hier wellicht de aangewezen weg zijn. Alleen op deze wijze kan een vele millioenen guldens kostende schade worden voorkomen. Nog een enkel woord over insec tenschade op kleine schaal, namelijk in de provisiekast van de huisvrouw. Deze schade kan uitstekend be streden worden door de producten gedurende eenige uren in den oven te zetten bij niet te hooge temperatuur (110 gr. C.) of door ze gedurende een vorstperiode een week lang aan flinke vorst bloot te stellen. U wilt een paar voorbeelden om u van de waarheid van het bovenge noemde te overtuigen. Uit proeven, welke W. Lojander genomen heeft in het Hygiënisch Instituut der Univer siteit te Helsinki blijkt, dat melk na y2 uur in de zon te hebben gestaan ruim de helft van het oorspronke lijke gehalte aan vitamine C heeft verloren. Hetzelfde is het geval na 2y2 uur staan in gewoon daglicht, terwijl na 4 uur nog slechts een on belangrijk deel is overgebleven. Proe- ven van De Haas en Meulemans too nen voorts aan, dat melk, welke 2 uur verwarmd is op 60-70 gr. C. evenveel in vitamine-C-gehalte is teruggeloopen als melk, welke 2 uren heeft gekookt. Het is dus ook uit den booze, melk te lang te koken of op een zacht vuur te laten staan. De derde factor, waardoor melk ongnstig wordt beïnvloed, is de lucht, althans de daarin voorkomen de zuurstof. Tijdens het transport van de melk, waarbij voortdurend lucht door de melk wordt geschud, verliest ze dan ook reeds aan vita mine C, welk -verlies nog grooter wordt, wanneer ze bij verhitting met de lucht in aanraking komt. In het bijzonder voor zuigelingen, die mtt koemelk worden gevoed, is het' van zeer veel belang, dat deze melk zoo veel mogelijk vitamine C bevat. Het vitamine-C-gehalte van de moeder melk is reeds 3 a 4 maal zoo groot als van koemelk en twens ondergaat deze melk natuurlijk niet de boven genoemde ongunstige invloeden van licht, koken, en lucht. Ook voor de grootere kinderen en volwassenen is het van veel betee kenis, dat de melk door een juiste behandeling zoo weinig mogelijk aan voedingswaarde inboet, vooral in de jaargetijden, waarin groenten en vruchten niet rijkelijk voorhanden zijn. Laten we dus voor een goede be handeling van de melk in de huis houding dit nieuwe parool ingang doen vinden: Weinig licht, weinig lucht en zoo kort mogelijk koken! Op bon 35. Het is mogelijk gebleken naast het rantsoen kaas, dat aangeschaft kan worden tegen afgifte van de reeds voor het tijdvak van 2 tot en met 29December, a.s, aangewezen i bonnen van het algemeen distri butiebonboekje, welke elk recht geven op het koopen van 100 gram kaas, een extra rantsoen kaas be schikbaar te stellen. Gedurende het tijdvak van Maandag 16 tot en met Zondag 29 December a.s. zal de met „35" genummerde bon van het algemeen distributiebonboekje recht geven op het koopen van 125 gram kaas. De geldigheidsduur van bon „35" eindigt op'29 December j a.s., zoodat deze bon na dien datum niet meer gebruikt kan worden. Het ligt in het voornemen voor het tijdvak van 30 De cember tot en met 12 Januari a.s. naast de bonnen ter ver krijging van het gebruikelijke rantsoen van 100 gram weder om een bon aan te wijzen ter verkrijging van een extra rantsoen kaas van 125 gram. De aandacht wordt er op geves tigd, dat in den handel nog een voorraad smeerkaas in verpakkin gen van 125 en 250 gram verkrijg baar is. Door het aanwijzen van bon „35" voor het koopen van 125 gram kaas, is thans de gelegenheid geopend smeerkaas in deze ver pakkingen te koopen. Voor smeer kaas in verpakkingen van 250 gram dienen vanzelfsprekend twee bonnen „35" te worden afgegeven. De aandacht van detaillisten wordt gevestigd op de in een offi- cieele publicatie vermelde bijzon derheden betreffende het inleveren van bonnen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 8