HET GEHEIM
REDE
TE AMS
fauMetwi
DOODEUJKE GIF.
Overheidsinzendingen
op de Jaarbeurs.
RECHTSZAKEN
A RRONDÏSSEMENTS-
RECHTBANK
VAN HET
Dr. Seyss Inquarf
verleden en to<
van ons land.
TWEEDE BLAD.
Kan in normale tijden het product
vrijwel zelfstandig zijn weg van pro
ducent tot consument afleggen en
behoeft geen regeling en controle
den voedselstroom te richten naar
zijn plaats van bestemming, in crisis
tijd moet de overheid ten aanzien
van vele producten ingrijpen om
stagnatie te voorkomen en een vlot
ten gang te waarborgen Een groot
apparaat van commissies en centra
les tracht een regelmatige voedsel
voorziening van alle deelen des
lands te waarborgen.
De producentenstroom begint bij
de producenten boeren, tuinders,
veehouders en visschers en vindt
zijn reguleering en kanaliseering via
de provinciale voedselcommissaris-
sen, de provinciale landbouw-crisis-
organisaties, de provinciale inkoop
centrales van akkerbouwproducten
en de verschillende centrales (Ne-
derlandsche akkerbouwcentrale, Ne-
derlandsche inkoop-centrale van ak
kerbouwproducten, Nederlandsche
meel-, aardappelmeel-, veehouderij
en zuivelcentrale, Nederlandsche
centrale voor eieren en pluimvee,
Nederlandsche groenten-, fruit-, sier
teelt- en visscherij-centrale, centraal
verkoopkantoor van mosselen, ver
koopkantoor voor garnalen).
Op den weg, die afgelegd moet
worden, trachten bederf (insecten,
vocht) en, het moet jammer genoeg
gezegd worden, ook sluik- en ket-
tinghandel afbreuk te doen aan kwa
liteit en kwantiteit, doch hier houden
producent en overheid een wakend
oog, terwijl de overheid den clan-
destienen handel streng straft.
Een aanschouwelijk beeld van de
noodzakelijkerwijs eenigszins inge
wikkelde organisatie wordt den be
zoeker op de Jaarbeurs te Utrecht
getoond in den stand van het rijks
bureau voor de voedselvoorziening
in oorlogstijd.
Door e'en draaitol en enkele ta
bleaux wordt getoond, hoe de pro
ducten, al of niet bewerkt, via han
del en industrie bij den menschelij
ken en dierlijken consument hun
bestemming bereiken, tevens hoe het
bureau der prijsbeheersching toe
zicht houdt op de prijzen op dien
weg.
Met klem wordt op de groote
waarde van het voedsel de aandacht
gevestigd en wordt ieder op het hart
gedrukt Vooral niets te laten beder
ven door onoordeelkundig bewaren
of behandeien.
Tenslotte wordt den bezoekers
onder oogen gebracht, dat, wanneer
het voedsel niet direct menschen kan
voeden, het toch niet mag worden
weggegooid, maar moet worden ver
zameld om tot indirecte voeding te
dienen, daar het verwerkt kan wor
den tot mest en dierlijk voedsel
Samengevat is deze geheele inzen
ding door dit motto: „Tusschen ons
volk en den honger staat de krach
tige organisatie van onze voedsel
voorziening".
Ook de afdeeling Volksgezondheid
met de onder haar ressorteerende
organen is op de Jaarbeurs vertegen
woordigd.
DOOR VALLENDE BAAL
PAPIER GEDOOD.
Op den Westerdoksdijk te Am
sterdam viel gisteren een zware
baal papier uit een huis. Dze trof
een man, die daar werkzaam was.
Met een ingedrukte borstkas werd
hij door den G.G.D. naar het Bin
nengasthuis vervoerd, waar hij is
overleden.
Kolentremmer gedood. - Maan
dagavond is in de Waalhaven te Rot
terdam de 37-jarige kolentremmer
P. J. H. Giezenkamp, gewoond heb
bende in de De Brouwerstraat,, in
een werkenden kraan beklemd ge
raakt en gedood.
DE VOORJAARSBEURS TE
UTRECHT GEOPEND.
Gistermorgen is onder groote be
langstelling te Utrecht de vier-en-
veertigste Nederlandsche Jaarbeurs
geopend. Ter gelegenheid hiervan
heeft het lid van de directie, mr. J.
Milius, bij ontstentenis door ziekte
van den heer W. Graadt van Rog
gen, lid van den Raad van Beheer
een rede uitgesproken. Hij zeide
o.m.:
Aangemoedigd door de resultaten
van de najaarsbeurs was het Jaar-
beursbestuur zoo zeker van de ener
gie, de vindingrijkheid, de bekwaam
heid en het aanpassingsvermogen
van het Nederlandsche Industrieele
bedrijfsleven, dat men niet mocht
nalaten een voorjaarsbeurs te orga-
niseeren.
De barometer voor jaarbeursdeel
neming stond ditmaal hoog. De oude,
bekende, met het jaarbeursinstituut
zco vertrouwde deelnemers meldden
zich in onverzwakte mate aan. Nieu
we groepen en tal van individueele
nieuwe deelnemers voegden zich bij
deze kern en aldus liet het zich aan
zien, dat, wat de deelneming betreft,
de voorjaarsbeurs 1941 een der be
langrijkste beurzen ip de jaarbeurs-
geschiedenis der laatste jaren zou
gaan worden.
Evenals in 1916 en daarna, moet
de Nederlandsche industrie trachten
het beste er van te maken en zij
moet al haar energie en vindingrijk
heid gebruiken om zoo goed moge
lijk te voorzien in datgene, waaraan
de Nederlandsche samenleving drin
gend behoefte heeft. Ook de handel
ziet zich, evenals in de beginjaren
van het instituut, voor de noodzake
lijkheid gesteld in verhoogde mate
naar binnenlandsche leveranciers te
zoeken of op andere wijze zijn voor
raden aan te vullen, dan wel op an
dere artikelen over te gaan.
Het beeld, aldus de heer Milius,
dat de voorjaarsbeurs 1941 biedt, ge
tuigt van den onverzwakten wil van
het industrieele bedrijfsleven om
velerlei en ernstige moeilijkheden
ten spijt, zijn taak in het belang der
samenleving voort te zetten.
Voorts deelde de heer Milius
mede, dat deze jaarbeurs 1912 deel
nemers telt en dat zij een opper
vlakte van 17.420 m2 aan expositie
ruimte beslaat. Het aantal deelne
mers is mitsdien slechts 82 mindei
dan ter vorige voorjaarsbeurs.
Dank zij het gedegen en belang
rijk aspect, hetwelk de industrieele
jaarbeursdeelneming biedt, mag een
druk bezoek aan de beurs worden
verwacht.
Na de rede van mr. Milius sprak
de heer P. Fentener van Vlissingen
Pzn. over „het nieuwe beeld van de
Nederlandsche textielindustrie".
BIJ HET BOOMENROOEEN
GEDOOD.
Bij het rooien van boomen heeft
zich te Kerkdriel een doodelijk on
geval voorgedaan. Een aantal arbei
ders was bezig met het omtrekken
van een boom, toen een van hen,
zekere J. van H., door een tak tegen
het hoofd werd getroffen. Dit ge
schiedde met zulk een kracht, dat de
tak hem boven het oog in het hoofd
drong. In ernstigen toestand werd de
ongelukkige opgenomen en naar het
ziekenhuis vervoerd, waar hij aan -ie
gevolgen is overleden.
KIND IN MESTPUT GESTIKT.
Zaterdagmiddag waren te Noord-
Bergum de landbouwer H. J. v. d.
Veen en zijn broer land aan het
mesten. Het zoontje van v. d. V.
hadden ze naar huis gestuurd.
Toen het kind na verloop van tijd
niet thuis verscheen, ging de moeder
ij buren informeeren, of men den
jongen daar had gezien. Dat was
niet het geval. Na eenig zoeken
het kind levenloos uit de mestpu
opgehaald.
DOOR TRACTOR OVERREDEN.
Op het Swartbroekplein te Roer
mond is gisteren de 43-jarige wiel
rijdster mejuffr. P. uit Herkenbosch
door onoplettendheid tegen een trac
tor met oplegger gebotst, die van de
Kapellerpoort naar de Swartbroek
straat reed. Zij kwam te vallen en
liep ernstige kneuzingen op. Het
slachtoffer is in ernstigen toestand
naar het ziekenhuis overgebracht en
kort na aankomst aldaar bezweken.
De procureur-generaal, mr. A. A.
L. F. van Dullemen vond een flin
ke straf op haar plaats, vooral uit
een oogpunt van algemeene pre
ventie. Het gaat niet, dat menschen,
die in echtscheiding liggen, zooals
dat heet, elkaar maar afranselen.
De procureur-generaal requireerde
bevestiging van het vonnis.
De verdediger wees op de mo
tieven van den verdachte; hij pleit
te clementie.
Over veertien dagen zal het Hof
arrest wijzen.
BELEEDIGING VAN DUITSCHE
AUTORITEITEN.
Voor het Duitsche landgerecht te
Den Haag stond gisteren terecht een
leeraar van het gymnasium te Schie
dam, wien ten laste was gelegd be-
leediging van hooge Duitsche autori
teiten en laster over het werpen van
bommen op Nederland door Duitsche
vliegtuigen.
Bij beklaagde was een vroegere
scholier op bezoek gekomen, die
over politiek begon te praten. Be
klaagde wilde daarop niet ingaan,
waarop de ex-leerling zeide: „Doe
maar liever dat speldje af" (beklaag
de droeg een rood-wit-blauw in
signe). Een woordentwist volgde er.
daarbij zou beklaagde de te laste ge
legde woorden hebben gebezigd.
Ter zitting ontkende hij beleedi-
gingen te hebben geuit, doch hij gaf
toe, dat hij over het werpen van
bommen door Duitsche vliegtuigen
heeft gesproken.
Nadat de aanklager zijn bewering
onder eede had bevestigd, vorderde
Staatsanwalt dr. Seiler een gevange
nisstraf van acht maanden.
Rechter Joppich veroordeelde den
leeraar tot 6 maanden- gevangenis
straf met aftrek van vijf maanden
voorarrest. De rechter merkte hier
bij op, dat het een dwaze en domme
bewering is, dat na de capitulatie
Duitsche vliegtuigen, nog bommen
op Nederland zouden gooien. Dat
onzinnige en lasterlijke verhaal moet
nu eindelijk eens uitgeroeid worden.
Bij de bepaling van de strafmaat
heeft de heer Joppich er nog reke
ning mede gehouden, dat beklaagde
tijdens de woordenwisseling opge
wonden was.
Vervolgens stond terecht een 18
jarige metaalarbeider C. H. uit Ber
gen op Zoom, die aan een mede-ar
beider een in hooge mate beleedi-
gend gedicht over den rijkscommis
saris heeft voorgelezen, hetgeen hij
toegaf.
Overeenkomstig den eisch van
den staatsanwalt heeft rechter Jop
pich den jongeling veroordeeld tot
4 maanden gevangenisstraf met af
trek van bijna 3 maanden voorarrest,
daarbij rekening houdende met de
jeugd vaii beklaagde en de hoop uit
sprekende, dat dit voor hem een
goede les voor de toekomst zou zijn
en dat ook anderen hieruit leering
zullen trekken.
SCHIPPER MISHANDELDE ZIJN
VROUW.
Voor het Amsterdamsche Hof
stond de 39-jarige schipper G. P.
terecht, die op 7 Augustus van het
vorige jaar op de Noorderkade te
Alkmaar zijn vrouw had mishan
deld. De politierechter te Alkmaar
veroordeelde hem tot 14 dagen ge
vangenisstraf. De vrouw woonde in
een woonschuit en toen zij op een
avond naar huis werd gebracht door
een kennis werd zij dicht bij haar
diijvende woning aangevallen door
haar man, die gescheiden van haar
leefde. Hij sloeg haar zoo ruw, dat
zij neerviel. De begeleider nam, uit
vrees voor den revolver die de
schipper naar zijn zeggen bij zich
had, de beenen.
De schipper was eenige jaren ge
leden ook reeds wegens mishande
ling van zijn vrouw veroordeeld.
In tegenstelling tot zijn verkla
ringen tegenover den politierechter,
toen hij beweerde, dat hij naar zijn
kinderen ging kijken, legde de vr-
daehte thans een gedeeltelijke be
kentenis af. Hij had, na het gebeur
de, echtscheiding aangevraagd.
LANDELIJK INTERMEZZO.
Of: een drama in den greppel
voor het Amsterdamsche Hof.
In de rij van beroepzaken, die
het Amsterdamsche gerechtshof
Dinsdag behandelde, kwam een ge
val voor van wel zeer landelijk ka
rakter. In den greppel, die hun
tuintjes even buiten Hoorn scheidt,
was een 61-jarige groentenhande-
laar slaags geraakt met een 67-ja
rigen collega, die meer voor ge
zondheid dan ter wille van het gewin
zijn akkertje bewerkt. Er was reeds
jaren „kwestie" tusschen de beide
oude heeren. De jongste van de twee,
Jac. B., wilde niet dat de ander,
Corn. R., gebruik maakte van den
greppel. Op 6 Sepember van het
vorige jaar, toen Corn. R. aan het
snijboonen plukken was, wond Jac.
B. zich zoo op, toen hij zag dat zijn
buurman weer door den greppel
liep, dat hij hem eenige klappen op
het hoofd gaf. De politierechter te
Alkmaar veroordeelde Corn. R. tot
een geldboete van 25, subs. 20 da
gen hechtenis, maar de groenten
handelaar wilde graag het oordeel
van een hoogere instantie verne
men. De mishandelde en een 76-
jarige ooggetuige legden aan het
Hof uitvoerige verklaringen af over
het gebeurde en het lot van de
bril van den aangevallene, alsmede
van het kistje met snijboonen, dat
hij droeg. De verdachte had er een
andere verklaring voor: de bril
was blijven haken in een haag met
snijboonen, het kistje rolde over
den grond, toen Corn. R. een mes
uit zijn zak haalde om verdachte
aan te vallen.
Op de vraag van den president,
mr. Joh. M. Jolles, hoe het nu mo-
glijke is dat een landelijke bevol
king ruzie maakt over het loopen
in een greppel, repliceerde de ver
dachte dat er nog een tweede grep
pel zal worden aangelegd, zoodat
voortaan elk zijn eigen greppel
heeft!
De procureur-generaal, mr. A. A.
L. F. van Dullemen, requireerde
bevestiging van het vonnis van den
politierechter.
Het Hof doet over veertien da
gen uitspraak.
Kettinghandel.
Dinsdagmorgen moest terecht
staan de fruithandelaar J. v. d. B.
uit Hoorn die in October van het
vorig jaar een partij zeep had ver
handeld zonder de voorgeschreven
bonnen te gebruiken of een toewij
zing te bezitten. Hij had de zeep
gekocht van zijn plaatsgenooten B.
en S. K., die samen een groothan
del in koloniale waren drijven. La
ter had hij de zeep aan een Am
sterdammer verkocht.
De eerste getuige die werd ge
hoord was de chruffeur H. V., die
zei in opdracht '-an verdachte naar
den grossier M. B. te zijn gegaan om
huishoudzeep te koopen. In Augus
tus kocht hij voor verdachte tien
doozen en in September of October
doozen.
Elke doos bevatte honderd stuk
ken zeep (50 dubbele stukken).
De grossier B. zei drie keer zeeD
te hebben afgeleverd. Twee maal
was verkocht aan den chauffeur en
den derden keer waren 25 doozen
zeep onmiddellijk aan v. d. B. ge-
voor v. d. B. en een ander, die de
Augustus door hem of door zijn
compagnon K. was geschied, kon
getuige niet precies meer zeggen
Hij en zijn compagnon waren van
meening, dat de zeep voor de Duit
sche weermacht was bestemd.
J. D. K., een Amsterdamsche sto
ker, was tusschenpersoon geweest
voor v d B. en een ander, die de
zeep kocht. Voor den geheele partij
van 42 doozen was door den afne
mer 1300 betaald.
Verdachte, die ruiterlijk alles be
kende, zei, dat de chauffeur V. niet
in zijn opdracht had gehandeld. V.
had hem verteld, dat er „handel"
was. Hij was daar op ingegaan en
V. handelde als tusschenpersoon
uit eigen wil. Den derden keer had
verdachte zelf de zeep gekocht en
gehaald, buiten V. om. De geheele
partij had hij bij den vrachtrijder
S. gebracht. Hij was door zijn af
nemers in de overtuiging gebracht,
dat de zeep voor de Duitsche weer
macht bestemd was zoodat hij in
zekeren zin te goeder trouw was.
Zelfs was er sprake van geweest,
dat de zeep met een auto van de
Duitsche weermacht uit Hoorn zou
worden gehaald. Verdachte wist,
dat hij buiten de distributie omhan-
delde, maar hij meende geleidebil-
jetten van een Duitsche instantie
te krijgen. Die papieren kwamen
echter niet. Dat hij zich met zeep
had ingelaten kwam, omdat zijn
fruithandel door den oorlog nage
noeg lam was gelegd. Om toch wat
voor zijn gezin te verdienen, had
hij naar wat anders omgezien en
het ook in den „handel" gezocht.
De officier, mr. de Brueys Tack,
zei in zijn requisitoir, dat deze zaak
een onderdeel was van een groot
kettinghandel-complex te Amster
dam. Hoewel verdachte niet van
schuld was vrij te pleiten, was hij
toch niet de kwaadste. Spr. vorder
de, mede met het oog op de gene
rale preventie, 3 maanden gevange
nisstraf.
Vervolgens hadden de twee fir
manten-grossiers, M. B. en S. K.
zich te verantwoorden wegens het
leveren van de genoemde partijen
zeep aan v. d. B. zonder bonnen in
ontvangst te nemen of vergunning
voor de aflevering te hebben.
B. bevestigde zijn verklaringen,
als getuige in de voorgaande zaak
gedaan. Bij den derden keer, toen
v. d. B. zelf was gekomen, had hij
eerst geweigerd de 25 doozen zeep
te leveren. Later had hij toegege
ven, omdat v. d. B. zei, dat het
voor de Duitsche weermacht was
en omdat er extra winst viel te ha
len. De firma had in totaal 300
méér verdiend door dezen handel,
dan het geval zou zijn geweest bij
een normale levering aan den ge
wonen handel.
V. d. B., die op zijn beurt nu ge
tuige was, bevestigde, dat B. en K.
eest niet wilden verkoopen. Later,
na de derde transactie, zijn ze er
heelemaal mee opgehouden. Ze
hielden toen de zeep en de andere
artikelen liever voor de eigen klan
ten.
De officier achtte de twee fir
manten minder schuldig dan v. d.
B., waarom hij tegen beiden twee
maanden gevangenisstaf vorderde.
De verdediger, mr. Windhausen,
die de aandacht vestigde op de aar
zeling van de twee verdachten om
zich met dezen handel in te laten
en die de verzekering gaf, dat her
haling zou zijn uitgesloten, drong
aan op een flinke geldboete, in-
plaats van gevangenisstraf.
De uitspraak in deze twee zaken
werd bepaald op veertien dagen
later.
Niet in Zwaag geweest?
Toch geverbaliseerd.
De gehuwde mej. A. de B. uit
Hoogwoud zou op 6 November van
het vorig jaar, toen zij wegens
links rijden te Zwaag werd aange
roepen door den gemeenteveldwach
ter Faber, aan het bevel om stil te
houden geen gevolg hebben gege
ven. Ze kwam wegens dit feit voor
den Alkmaarschen politierechter,
maar daar hield zij, tegen de per
tinente verklaring van dén veld
wachter in, stok en stijf vol, dat zij
niet in Zwaag omstreeks dien tijd
was geweest. De politierechter ver
wees de zaak toen naar de meer
voudige kamer en zoodoende stond
de Hoogwoudsche thans weer op
het matje. De veldwachter ver
klaarde verdachte pertinent te her
kennen als de vrouw, die hij ach
terna was gefietst en staande had
gehouden. Vergissen was, om het
wel zeer bijzondere uiterlijk van
verdachte, niet mogelijk.
Verdachte bleef volhouden, dat
zij op 6 November niet in Zwaag
was geweest. De dokter had haar,
die in de zevende maand van haar
zwangerschap was, fietsen verbo
den. En had de dokter het haar niet
verboden, zoo'n eind fietsen zou ze
niet gekund hebben en ze kon ook
niet zoo lang weg vanwege haar
twee kleine kinderen. Tot staving
van haar bewering had ze haar
hoogbejaarde moeder meegenomen,
die even positief verklaarde, dat
haar dochter, wier fiets bij haar in
huis was opgeborgen, niet weg was
geweest in October of November.
De burgemeester van Hoogwoud,
v/as als getuige gedagvaard, om
dat hij in een brief aan den presi
dent, waarin hij de waarheidslief
de van Verdachte hemelhoog prees,
twijfel had geuit, die volgens den
president den indruk moesten wek
ken, dat de veldwachter niet zoo
zeker was van zijn zaak.
De burgemeester ontkende, dat
hij iets ten nadeele van den veld
wachter had willen suggereeren,
maar door den veldwachter waren
bij hem schriftelijk inlichtingen in
gewonnen omtrent geboortedatum
en dergelijke over verdachte en de
manier waarop dat werd gevraagd
was wat vreemd.
De president vond het niet juist
te twijfelen aan den veldwachter en
ook de officier betreurde het in zijn
requisitoir, dat twijfel was kunnen
rijzen aan de zekerheid van den
veldwachter. De officier nam aan,
dat verdachte er wel was geweest
en hij vorderde 40 of 20 dagen.
Een gevaarlijke vechtersbaas.
De 43-jarige tuinbouwer K. uit
Zuidscharwoude moest voor de
drieschaar komen, omdat hij op 12
Januari met een bijl naar D. W.,
die met vier anderen liep te wan
delen, had geslagen. De slag mis
lukte door de afweer van W.,maar
de poging tot toebrengen van zwaar
lichamelijk letsel was gedaan. Be
halve dat K. van de anderen een
geduchte aframmeling had gekre
gen, moest hij ook nog wegens zijn
poging om W. mores te leeren met
de justitie kennis maken.
Het bleek, dat K. met anderen
reeds eerder op den dag in een
café ruzie had gemaakt en had ge
vochten. Hij was toen naar huis
gegaan om zijn Zondagsch pak te
verwisselen tegen een daagsch pak
en om dan weer uit te gaan met
een bijl gewapend.
K. ontkende, dat hij W. had wil
len slaan met de bijl. De bijl had
hij ter verdediging meegenomen en
hij had tegenover W., .toen hij dien
tegenkwam, slechts een verdedi
gende houding aangenomen.
De verschillende getuigen ver
klaarden echter allen, dat K. met
de bijl een aanval op W. had ge
daan.
De president, mr. baron Tuijll
van Serooskerken, geloofde niet
veel van de beweringen van ver
dachte. K. is al negen keer wegens
mishandeling, huisvredebreuk, dief
stal en verduistering veroordeeld.
De officier noemde verdachte een
vechtersbaas, die een gevaar voor
de gemeenschap beteekende. Wan
neer K. een biertje op heeft loopt
iedereen in zijn omgeving gevaar
last hem te krijgen. Spr. vorder
de anderhalf jaar gevangenisstraf.
Uitspraak over 14 dagen.
N B. te Berkhout is wegens een
dendiefstal veroordeeld tot 3
maanden gevangenistraf. De eisch
was 4 maanden.
Door FRANK F. BRAUN.
3)
„Ik ben daarop naar huis gegaan.
Later heb ik telefonisch naar den
toestand van de beide patiënten ge
ïnformeerd. Ik kreeg te hooren, dat
Joachim Fabreani dood was en dat
Peter Braubach misschien nog in
leven gehouden kon worden.
„Ik verklaar nadrukkelijk, in
antwoord op mij gestelde vragen,
dat ik niet weet, hoe Joachim Fa
breani en Peter Braubach het ver
gift hebben binnengekregen, ik
neem echter aan, dat het in den
wijn heeft gezeten. Ik heb niemand
gezien die iets in den wijn gedaan
heeft. Ik verdenk ook niémand. Ik
zelf was met Fabreani al verschei
dene jaren goed bevriend. Ik ken
hem als een goedhartig persoon,
di naar mijn weten geen vijanden
gehad heeft, die hem naar het le
ven zouden staan.
In antwoord op een nadere vraag
verklaar ik dat ik het voor uitge
sloten houd, dat iemand, die aan
ons uitstapje deelnam, als dader of
daderes in aanmerking komt.
Joachim Fabreani heeft de ver
mouth zelf uit een gewone ver-
mouthflesch in de glazen geschon
ken. De glazen zijn, voor zoover ik
mij herinner, vóór hem door nie
mand aangeraakt".
Hoofdinspecteur Kybander liet
het dossier, dat hij in zijn hand had
zakken. Hij ging echter dadelijk
daarop verder:
„Dan komt het rapport van het
scheikundig laboratorium van dr.
Lange, dat aldus luidt:
„De aan mijn laboratorium op 6
dezer voor onderzoek verstrekte
0.32 deciliter vermouthwijn bevat
gen bestanddeelen, die voor het
menschelijke organisme schadelijk
zijn. Artemisia absinthium (ab-
sinthiïne) werd vastgested in hoe
veelheden, die voor likeurwijnen
gebruikelijk zijn. De analyse van de
onderzoche vloeistof gaat hierbij".
De hoofdinspecteur legde ook dit
blad papier weg.
„Ik moet hierbij nog opmerken",
zei hij, „dat wij tot onzen spijt
slechts gelegenheid hadden, alleen
de vermouth, die- zich nog in de
flesch bevond, te laten onderzoe
ken. De glazen, die ik graag in be
slag had genomen, waren al omge-
wasschen, toen ik dat wilde doen".
„Wie had ze omgewasschen?" on
derbrak de commissaris hem.
„Het dienstmeisje van mevrouw
Fabreani. Ze had al het picnicgerei,
dat inderhaast bij het plotselinge
vertrek in den picnickoffer was ge
gooid, eruit gehaald, omgewasschen
en weer op zijn plaats in den kof
fer neergelegd".
„Jammer. Heeft iemand het meis
je daartoe opdracht gegeven?"
„Blijkbaar de oude dame, me
vrouw Fabreani. Zij is de weduwe
van een generaal", voegde Kyban
der erbij. „De anderen waren, denk
ik, niet huis".
Hij keek strak naar zijn dossier.
„Daar zou een plausibele beweeg
reden voor kunnen zijn", meende
hij.
„De auto met vier zitplaatsen was
niet van Joachim Fabreani. Hij had
den wagen gehuurd. De Fabreani's
hebben wel een eigen auto, maar
die heeft maar twee zitplaatsen.
Die auto behoort aan de dochter,
staat althans op haar naam. Toen
di- huurauto nu teruggebracht
moest worden, sprak het vanzelf,
dat de picnickoffer, de glazen en
alles, wat er nog meer in zat, eruit
genomen moesten worden".
„Hoe oud is mevrouw Fabre
ani?" informeerde de commissaris.
De vraag scheen met het voor
gaande geen verband te houden,
maar Kybander begreep de bedoe
ling. „Veertig jaar", antwoordde hij.
De beide mannen keken elkaar
aan.
„Een leeftijd, waarop een vrouw
nog geenszins met het leven én de
verschillende mogelijkheden heeft
afgedaan", zei de commissaris. Hij
kuchtte. Volgens een oppervlakki
ge schatting was hij van denzelfden
leeftijd. Hoofdinspecteur Kybander
wachtte een oogenblik en daarna
zei hij:
„Ik heb eens onderzocht, wie de
glazen, waaruit de wijn gedronken
werd, het laatst in de handen heeft
gehad; ik bedoel, voordat ze daar
ginds aan het meer uit den koffer
werden genomen. Wanneer het ver
gif niet in den wijn heeft gezeten,
en dat schijnt bijna zeker, moet het
in de glazen hebben gezeten".
„Of het is in een onbewaakt
oogenblik in de reeds gvulde gla
zen gedaan", verbeterde de com
missaris. „Dat lijkt me waarschijn
lijker. Denk eens aan. Alle aanwe
zigen hebben een glas vermouth
gedronken. Voor den dader bestond
de onaangename mogelijkheid, zelf
een glas te krijgen, waarin zich
atropine bevond. Wie heeft de gla
zen uit den koffer genomen?"
„Angelica Fabreani. Ze heeft ze
voor haar stiefbroeder op een blad
gezet. Maar ze heeft dat niet alleen
gedaan. Dat andere meisje, Inge
Lotter, heeft haar bij het uitpak
ken geholpen".
„Waarom staat daar niets van in
de verklaring van Otto Horn?"
Kybander keerde de binnenzijde
van zijn rechterhand naar boven.
„Hij beweert, dat hij daarover niets
kan mededeelen".
Larris knikte. „Als dus een van
de beide meisjes wist, in welke gla
zen zich het vergif bevond, kon zij
het zonder op te vallen klaar spe
len, dat de - twee glazep met vergif
in de juiste handen kwamen. Wie
werd het eerste gepresenteerd, weet
u dat ook? Waarschijnlijk de meis
jes. Laten we ons de situatie eens
voorstellen. Zes glazen staan op het
blaadje. De dader weet precies, in
welke glazen zich het vergif be
vindt. Fabreani en Braubach moe
ten deze glazen nemen. Geloof je
ook niet, dat hem dat zonder moei
te gelukt, omdat ze geen van allen
eenig vermoeden hebben?"
Larris ging voort: „Ik zou het op
me durven nemen, binnen vijf mi
nuten den moordenaar of de moor
denares aan te wijzen, als mij een
film vertoond kon worden van het
oogenblik, waarop de glazen uit
den koffer genomen werden tot op
het oogenblik, dat allen hun glas in
ae handen hadden. Maar omdat er,
jammer genoeg, niet zoo'n film be
staat, moeten we ons op een andere
manier zien te helpen. De dader
moet zich,in die paar minuten heb
ben bloot gegeven. Dat is zeker.
Wij moeten probeeren, een indruk
van dat oogenblik voor onszelf op
te bouwen uit de verklaringen van
hen, die er bij waren. Het gaat er
dus om, de vijf jongelui zoo nauw-
kurig mogelijk te verhooren. Ieder
moet een beschrijving geven, en
wel tot in de kleinste kleinigheden
nauwkeurig, van wat hij deed, toen
de auto's stopten. Wanneer het niet
anders gaat, moet het gebeurde bij
het meer nog eens opgevoerd wor
den".
„Als ik even een opmerking mag
maken, mijnheer de commissaris.
Geooft u beslist, dat de moordenaar
van de partij was?"
„Beslist, ja. Ik heb mijn redenen
daarvoor al opgegeven. Hij kon
niet een vergif, dat voor twee per
sonen bestemd was, op zes menschen
loslaten".
Kybander haalde zijn schouders
op. „Als hij den euvelen moed had,
een dubbelen moord te begaan,
acht ik hem tot alles in staat. Maar
logisch gesproken, heeft u gelijk.
Als het vergif zich vooraf in de bei
de glazen bevond, dan kon hij niet
weten, wie de aldus bereide glazen
zou krijgen. Als hij het vergif pas
op de plaats zelf er in gedaan heeft,
aan moet hij er ook bij geweest
zijn". Hij aarzelde en vervolgde
dan: „Eigenaardig is, dat beide hoe
veelheden vergif niet even groot
waren, Fabreani is eraan gestorven.
Braubach is er doorheen gekomen.
Is de medische verklaring voldoen
de, dat Fabreani het vergif op zijn
nuchtere maag nam, terwijl Brau
bach kort tevoren behoorlijk had
gegeten?"
„Voor mij wel", zei de commis
saris. „Waarom wil je het geval
nog ingewikkelder maken? Het is
toch al onduidelijk genoeg. Wan
neer Fabreani vergiftigd werd of
Braubach, dan zou ik geweten heb
ben, dat er een of ander motief te
vinden zou zijn. Maar Fabreani en
Braubach? Dat is een harde noot.
(Wordt vervolgd).
143e Jaargang
In een groote
welke de kring
van het „Arbeitsbere
S.D.A.P. in Ned
middag in het
te Amsterdam
seerd, heeft de Rijk:
Rijksminister Seyss
belangrijke rede gel
De belangstelling
beurtenis was overw
Niet alleen was er g
onbezet, maar reeds
voor het begin der b:_
den de belangstellende
drommen tot in alle i
de groote zaal, welke
dennegroen en vlaggen
lijk was versierd. Ook
waarop een militair
had plaats genomen,
aangekleed. Toen de
ris om 4 uur in de
verhieven de aanwez'ige
hun plaatsen, waarbij
autoriteit den Deuts
brachten.
De heer W. Paustian
den kring Noordhollai
„Arbeitsbereich" der
Nederland, heette de
vervolgens welkom. In
richtte spr. zich hie:
Rijkscommissaris en
ten van dezen middag
behoorden de generaal
rie Ruoss als vertegenv
weermacht, de commis
dr. Wimmer, commis
tevens leider van het
reich" der N.S.D.A.P.
Schmidt, de vertegenw
het Ministerie van
Zaken te Berlijn, gezi
gadeführer Knoblauch
der politie Schumann,
fehlshaber admiral K:
alle provinciale en ste
machtigden van den E
ris, de commissaris van
Noordholland, mr. A. J
Regeeringscommissaris
meester van Amsterdam
J. Voute en de commiss
N.V.V., de heer Wouden
verscheidene belangrijke
de N.S.B. en de N.S.N.
soren van de Amsterd
versiteit, vertegenwoor
het Amsterdamsche stad
Rede Rijk
Na de begroeting hie
commissaris de volgende
Partij genooten, kamer
Ongeveer twee wek
waren Amsterdam en
in Noordholland het to
roeringen, die gericht
de openbare orde en l
van het openbare leven
is weliswaar het terrein
alleen tengevolge van d
der sociale verhoudinge
bewoners, maar ook doe
stelling der bevolking c
vaak ongeregeldheden
die het radicale optre
maakten van de organe
handhaving der orde, z<
lijke woelingen en stak
gen niet als iets geheel
kunnen worden beschou
onderhavige geval hel
zonder hwijfel die krac
weer de Joden, die ten
als vernietigingsoorlog
Duitsche volk bedoelden
ben ontketend, weer de
spel gehad en een deel
durver ordelijk haar wi
tende bevolking tot teg
gehitst en verleid. Juist
den was het noodzakeli
scherpste middelen en
besliste wijze dezen te
breken. Ik hoop, dat het
sche volk uit de ervaring
ste dagen geleerd heeft,
biddeljjk de bezettingsi
taak en haar recht weet
ven. Ik hoop, dat het N<
volk zich in de toekoms
zal laten verleiden dooi