HET GEHEIM JmMetou DOODEUf* GIF. Tentoonstelling in een vrijmetselaarsloge. TWEEDE BLAD. t 3 Nederlandsch wordt bestempeld komt mij voor als het reeds even- eenseens genoemde vasthouden aan de Nederlandsche idylle, die wij daarom niet zoo hoog kunnen aanslaan, omdat zij ten slotte een volk onbekwaam maakt voor den strijd om het bestaan, hetgeen reeds in tijden van felle botsingen der tegenstellingen tot uiting is gekomen. Ik hoop, dat het Neder landsche volk met dezen bijzonde ren Nederlandschen aard niet de zelfde ervaringen opdoet, die wij Ostmarkers eens hebben opgedaan met het z.g. Vaderlandsche Front, dat een samenraapsel was van alle mogelijke richtingen, alleen niet van volksch bewuste overtuigin gen, uitsluitend met het doel zich door alle mogelijke internationa lismen tegen een ware volksche vernieuwing te beschermen. Wat zou dan de voorwaarde zijn voor het vasthouden aan zulk een toestand. Toch niets anders dan een overwinning van Engeland, doch ook die zou thans niet meer vol doende zijn. De wereldsituatie van September 1939 komt niet meer terug. Ook een overwinning van Engeland zou niet tot den vroege- ren evenwichtstoestand leiden, doch in tegendeel tot den chaos. Engeland heeft bovendien de ge woonte, zijn verplichtingen te vol doen met de saldi en schatten van anderen, bij voorkeur van zijn bondgenooten. Wanneer er thans nog iemand in Nederland is, die zich de definitieve nederlaag van Engeland niet kan voorstellen, dan houdt dit verband met het onge wone van de voor de Nederlanders nieuwe gebeurtenissen en denk beelden. Wanneer echter nog iemand in een overwinning van Engeland gelooft naar analogie van 1918, dan kan men slechts zeggen: „Niets vergeten en ook niets ge leerd". Overigens is het precies dezelfde geestelijke houding, die wij in Engeland zelf zien. Het is wer kelijk primitief en eentonig zooals de Engelsche z.g. staatslieden en legerleiders, die een gezegenden ouderdom hebben bereikt, de ont wikkeling van den wereldoorlog trachten na te bootsen. Toen ging het met de blokkade, tenminste zij geloofden dat. Nu dachten zij, dat het weer zoo zou gaan en dat zij achter de Maginot- linie een „opwindenden" oorlog zou den beleven. Toen ging het met de ontbindingspropaganda onder het Duitsche volk. Thans laten zij pre cies dezelfde oude walsen spelen, zoodat men ten hoogste met een meewarig lachje dergelijken onzin moet constateeren. In de eerste plaats kwam toen echter de militaire stoot via den Balkan. Ditmaal moest precies hetzelfde herhaald worden. Thans moet eigenlijk een objectief waarnemer door het' mislukken van al deze pogingen de ware toestand eindelijk duidelijk worden. Waar moet dan na de overweldigende overwinningen in het begin van den vorigen zomer nog een Engelsch le ger op het continent vasten voet krijgen? Ik kan u niet zeggen hoe sterk de Duitsche weermacht is. Den vollen omvang ken ik zelf niet, doch dat, wat ik ken, is voldoende. Wat menschelijkerwijze kan worden be rekend en zich waar ook in Europa zou kunnen voordoen, wordt uitge schakeld. Oorlogskansen En daarbij komt, dat de Engel- schen toch geenszins zulk een sterk volk zijn. Hun aantal is immers nau welijks de helft van dat van het Duitsche volk en bovendien moeten zij nog al hun toevoerwegen over zee openhouden, wat hun, zooals men weet, niet meer gelukt, vooral echter de vele schepen bemannen, die hun zoowel levensmiddelen als grond stoffen, als ook wapens moeten brengen. Waar vandaan willen zij dan nog de mannen halen om tegen de millioenenlegers van het Duit sche volk 85 millioen zielen in het VAN HET Door iilAitK t. BftAUN. 6) Hij had een weinig levendiger ge sproken, thans werd hij echter rus tiger en hij besloot nadenkend: „Misschien heeft het zich zoo toe gedragen". Daarop nam hij het dos sier onder zijn arm, knikte zijn me dewerker toe en ging naar de deur. Hoofdinspecteur Kybander keek hem peinzend na. Hij keek nog naar de deur, toen deze zich al ge- ruimen tijd achter den commissa ris gesloten had. Daarop wendde hij zijn blik af en keek naar de koekoek op zijn wandklokje. De vo gel was blauw en wit geschilderd. Hij was in het deurtje vastgeklemd, had op deze wijze het raderwerk tot stilstand gebracht en kon niet meer roepen. Een oogenblik was de hoofdinspecteur van plan, het klok je weer op gang te brengen, maar hij deed het niet. Zijn gedachten w aren elders. Hij nam een blad pa pier en begon een paar aanteeke- ningen te maken. Wanneer? Zorgvuldig vulde hij veld te brengen? De zinneloosheid van de voorstelling, dat een volk, dat in aantal slechts een fractie is van het Duitsche volk zou kunnen landen en nog de Duitsche weer macht overwinnen, is duidelijk. Wat overigens het landen betreft, heeft de Führer zich bereid verklaard, den Engelschen ieder gewenscht ge bied ter beschikking te stellen. Ik geloof, dat er ook in Nederland eenige dwepers zijn, die naar zulk een landing verlangen. Daarover kan naar de woorden van den Führer ge sproken worden. Wanneer dan ech ter in den tegenaanval het Engel sche leger wordt vernietigd, kan zulk een dweper zich eens voorstellen, wat van Nederland en van het Ne derlandsche volk met zijn 260 zielen per vierkanten kilometer nog over zou blijven. Ja maar de luchtvloot. Wat dit betreft, moet ik vragen con sequent te zijn. Degenen, die op de luchtvloot rekenen, zijn juist de zelfden, die meenen dat de aanval len van de Duitsche luchtvloot op Engeland niet een overeenkomstige uitwerking hebben. Hoe kan de En gelsche luchtvloot met de veel lan gere afstanden, die zij op weg naar de in Duitschland en over half Europa verspreide doelen over het continent moet afleggen, succes heb ben? En wat de weerstandskracht van het Duitsche volk betr ift, kan ik de wereld gerust stellen. Deze weer standskracht is thans ontzaggelijk en de vastberadenheid veeselij k. Eer der zal geheel Europa in een puin hoop veranderen, voor Duitschland den strijd opgeeft. Ik weet niet of het voor een bewo ner van de bezette gebieden doel matig is, een dergelijke opvoering van den strijd te wcnschen, want naar tijdsorde gerekend zullen zeker, eerst de bezette gebieden in puin ge legd worden, voordat een vijand Duitschland bereikt. En wanneer men zulk een dweper vraagt, hoe het wonder moet geschieden, dan rekent hij in de laatste plaats met de wa penleveranties der Ver. Staten. Dit heeft zijn goede redenen. In de eerste plaats zijn de wapens niet in Enge land, dus ze zijn er niet. Doch de wapens zijn nog niet eens in de Ver. Staten. Ze zijn er dus in het geheel niet. Ja, de wapenfabrieken en de grondstoffen voor het vervaardigen van deze wapens zijn er nog niet eens. Eerst moeten de electrische centrales gebouwd worden om met behulp hiervan de grondstoffen voor de vliegtuigen te verkrijgen. De wapens zijn dus absoluut in het geheel niet aanwezig. Het is moeilijk een juisten zin te vormen om dit niet- aanwezig-zijn uit te drukken. In 1941 rekent men ook in Engeland niet meer op- eenigerlei merkbare hulp. En wanneer eenmaal de fabri cage langzaam op gang komt de Führer is de eerste deskundige op het gebied van bewapening en kan beoordeelen hoe lang zulk een op gang komen duurt wanneer dus in langzaam tempo wapens ter be schikking komen en vervolgens ver voerd moeten worden, dan moeten zij eerst door de duikboot- en lucht- versperring breken, waarvan onlangs een Amerikaansche deskundige, nl. een admiraal, verklaarde, dat in den afgeloopen tijd een kwart .van alle wapens zich aan boord bevond van sc iepen, die getorpedeerd zijn. Een schip echter, dat getorpedeerd wordt, ondergaat en niet aankomt, brengt ook geen wapens riaar Engeland. D alles geschiedde in 'n periode waarin om zoo te zeggen de duikfcootoorlog met zeer bescheiden strijdkrachten werd geoefend. Wanneer echter toch Amerikaansche wapens naar Eurooa zouden komen, dan zal dit echter weer een derden partner van hel driemogendheden-pact rust en vol- -i_,-n „Met ons of tegen ons". Ik heb deze bijzonderheden ietwat uitvoeriger vermeid, omdat ik nu tot een onderwerp kom, dat zeer ernstig is. Er is hier in Nederland een soort verzetsbeweging geweest. Krachtens de uiteenloopendste drijfveeren heb- den. datum en het vermoedelijke uur in. Waar? Ook de plaats aan den oever van het meer beschreef hij nauwkeurig. Wie? Joachim Fabreani. Den her stellenden Peter Braubach liet hij weg. Hoe? Nu, dat stond vast. Door vergif: atropine. Bedachtzaam schreef-hij: Waar om? Maar het antwoord vulde hij niet in. Als hij dat wist, zou Jhij meteen alles weten. Daarna schreef hij verder: Angelica Fabreani geen be kend motief. Inge Lotter jaloezie, wraak van een versmade vriendin. Ladislaus Marczali geen mo tief. Een oogenblik dacht hij na. Daar na zette hij ook den naam van Pe ter Braubach erbij. Geen motief, eveneens vergiftigd, schreef hij er achter. Maar de lijst was nog niet volle dig. Er moest ook aan andere mo gelijkheden worden gedacht. Louise Weidenberg, schreef hij geen motief. Mevrouw de Wed. Eva Fabreani, stiefmoeder van Joachim F. geen motief. Op dit oogenblik bromde de huistelefoon. De telefooncentrale van het bureau meldde zich, toen hii den hoorn opnam. „Daar is een juffrouw Inge Lotter aan de tele foon, mijnheer", zei de telefonist. ben zich enkele lieden vereenigd om sabotagedaden tegen de Duitsche weermacht te plegen. Deze drijfvee ren waren van verschillenden, ge deeltelijk van materieelen aard. Ook de beginselen van deze groepen waren eigenlijk materieel, want an ders zou niet als hoogste straf voor alomvattend verraad beslag op het vermogen in uitzicht gesteld kunnen worden. Het is duidelijk, dat in een dergelijk geval de bezettende mo gendheid met onverbiddelijke scherpte doortast. Er zijn menschen, die van meening zijn, dat zij krach tens nationale beweegredenen zich persoonlijk op het spel zetten en dat het ingezette en verspeelde leven een soort oproep en aansporing voor de overigen vormt en een aanleiding tot nationale gedachtenis voor de na komelingen, kortom, dat zij nationale helden en martelaars worden. Deze ineening is een onjuistheid. Als na tionale helden en martelaars blijven slechts diegenen in de herinnering van een volk voortleven, die hun leven aan de goede zijde van de ont wikkeling van dit volk op het spel hebben gezet. Slechts wie voor de werkelijk dragende politieke idee van een volk zijn leven heeft gelaten, geldt als heros. Wie aan den ver keerden kant stond, wordt vergeten, al heeft hij zich persoonlijk nog zoo flink gedragen. Wij bezitten vele voorbeelden uit de geschiedenis, ik herinner slechts aan de Fransche re volutie. Het is niet aan twijfel onder hevig, dat de Fransche adel destijds met een heroiek gebaar is gestorven. Daarover spreekt men thans nauwe lijks meer in de literatuur en uit de nationale herinnering van Frankrijk zijn deze doodenoffers volkomen verdwenen. Het eenige, dat is ge bleven, is de voorstelling, dat de Fransche adel onder het dansen van een menuet de guillotine besteeg. Dat is de waarheid en zoo gaat het steeds. En als de ontwikkeling van de Nederlandsche geschiedenis niet gaat in een richting^ dat de toestand, dien ik hierboven omschreven heb als het volharden in de idylle, blijft bestaan, maar als het Nederlandsche volk zich opmaakt en den weg van de volksche vernieuwing en de ge lijkgerechtigde medewerking aan den nieuwen opbouw van Europa in slaat, dan zullen degenen, die aan de andere zijde hebben gestaan en zijn gevallen, worden vergeten. De historische opdracht, die ons hier heeft geplaatst, gebiedt ons onver biddelijk hard te blijven. Maar de ze hardheid, aan den dag gelegd ter wille van groote gebeurtenissen za^ op het oogenblik, waarop met Engeland het politieke fantoom van tegenhouden en terugdraaien van het rad der geschiedenis bezwijkt, de politieke fantasten voor het niets staan en de meeloopers, die hen volgen, richtingloos zijn, aan het Nederlandsche volk houvast en vertrouwen geven. Het zal dan we ten, dat dit Duitschland, de kame raad der toekomst, ook een harde strijder kan zijn. „Met ons of tegen ons", dat is het parool en de beslissing, waarvoor iedereen staat. Misschien heeft me nig Nederlander nog bezwaren, omdat hij van meening is, dat „met ons" beteekent zich bloot te stellen aan groot-Duitsch imperialisme Van Duitsche zijde staat tegenover deze bezorgdheid omtrent groot- Duitsch imperialisme de bedenking nopens Nederlandsch separatisme. Wat evenwel moet worden nage streefd is de wil en de vastbe radenheid om gemeenschappelijk te arbeiden. Het gaat eenvoudig hier om, dat de Germaansche volken zonder rekening te houden met hun zielental, de voorwaarden voor een volkomen gemeenschapsarbeid vervullen op een wijze, dat Neder lander naast Duitschers en Duit- scher naast Nederlander werkt en streeft, opdat door den gemeen - schappelijken arbeid de grondsla gen voor een gelukkig leven van de komende geslachten worden ge vormd. Hiertoe behooren op den „Ze zou graag met den mijnheer willen spreken, die de zaak Fa breani in handen heeft. Wilt u met de juffrouw 'spreken, of zal ik haar aan commissaris Larris geven?" „Geef haar mij maar", besloot Kybander kortaf. Inge Lotter had een hooge stem; als men haar zoo höorde, kon het niet anders of ze moest een elegan te en levendige persoon zijn. Ze scheen een beetje opgewonden. De hoofdinspecteur kon haar hooren adem halen. „Mijnheer", zei ze, „ik heb in de zaak Fabreani een verklaring af te leggen". „Komt u dan alstublieft even hier". „Kan ik het u niet telefonisch vertellen?" „Ja, dat kunt u wel. Maar ik moet u dan later toch nog hier hebben. Maar goed, als het zoo'n haast heeft, vertelt u het dan nu maar". „Ik weet niet, of het haast heeft. Ik wilde alleen ik weet, dat de verdenking wel heel sterk op mij moet vallen. Ik ben scheikundige en Joachim Fabreani werd met vergif gedood". Ze hield op. „Wat wilde u ons vertellen, juf frouw Lotter?" zei Kybander kalm. Hij achtte het van veel belang, dat het meisje nu zou spreken. Moge lijk zou ze later gaan aarzelen en er dan nog eens over nadenken. Dat had hij al vaak meegemaakt. Zijn kalmte scheen op. Inge Lotter Een explicatie voor de pers. Vertegenwoordigers van een groot aantal couranten uit Noord-Holland waren gister door den Presse-Referat bij den Beaiiftragte für die Provinz Nord-Holland van den Rijkscom missaris in Haarlem geïnviteerd om daar een rede te hooren van den heer W. Schwier, Referent van den Rijkscommissaris voor internationale organisaties. Deze rede werd uitgesproken in de Vrijmetselaarsloge, Ripperda- straat 13, waar een tentoonstelling is voorbereid van alles wat betrek king heeft op de vrijmetselarij, welke tentoonstelling heden wordt geopend en wellicht eenige maanden geopend zal blijven. De pers was voor een voorbe schouwing uitgenoodigd en in een breed opgezette rede heeft de heer Schwier daar uiteengezet wat hij in Holland op het gebied der vrijmet selarij heeft aangetroffen, hoe hij het bij elkaar bracht om een vrijwel volledig overzicht te kunnen geven en allereerst hoe de vrijmetselarij ontstaan en gegroeid is en welke ge varen er door deze eertijds machtige organisatie voor de uitbreiding van de nationaal-socialistische ideeën zijn verbonden. De inleider heeft een historisch overzicht van wording en groei der loges gegeven vanaf de stichting in 1717 in Engeland ontstaan uit de gilden van bouwvakarbeiders van waar de organisatie haar vertakkin gen op het vasteland kreeg en in 1734 in Amsterdam werd aangetrof fen. Alle uit de liberale ideeën gebo ren loges hadden onderling contact, men had de loges van het Groot Oosten in Frankrijk, in Nederland en diverse andere landen. In de Ro- maansche Spanje en Frankrijk bemoeide men zich actief met de politiek en zoo heeft de loge daar een groot aandeel gehad in het stre ven naar gelijkmaking van alle men schen, welke in de leuzen Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap van de Fransche revolutie tot uiting kwa men. grondslag van economische succes sen in de eerste plaats de culturee- le prestaties, voortkomend uit de volksche substantie zoowel van het Nederlandsche alsook van het Duitsche en van elk ander Ger- maansch volk. Essentieel is dus de overtuiging, dat nog slechts een „met elkander" nooit meer een „tegen elkander", maar ook niet meer een „naast elkander" moge lijk is". Historische opdracht. Als mij thans gevraagd wordt, hoe mijn verhouding is tegenover de afzonderlijke Nederlandsche mannen, dan kan ik zeggen, dat ik van het standpunt van de bezet tende mogendheid den Nederlan der afzonderlijk er naar beoordeel of hij de openbare orde en het openbare leven steunt of in gevaar brengt. Als nationaal-socialist ech ter en nationaal-socialist zijn is het wezen van eiken Duitscher dus met het oog op den zin van al le gebeurtenissen van onzen tijd en op de bijzondere taak die de natio naal-socialist in dezen tijd onder volstrekte opoffering van zijn eigen bestaan heeft te vervullen, zeg ik, dat het onderscheid tusschen vriend en vijand gemaakt wordt naar den maatstaf of wij ons op iemand kun nen verlaten als wij niet meer als bezettende mogendheid in dit land zijn. Want wij willen in het geheel niet voor alle tijden als bezettende mogendheid in dit land blijven. Wij willen, dat de Nederlanders zelf uit innerlijke overtuiging en met hun geheele wezen aantreden voor het groote werk van den op bouw van ons Germaansch ge- meenschapsgebied en daarmee van een nieuw Europa. over te slaan. „Ik wil niemand beschuldigen", begon ze, „vat u alstublieft mijn woorden niet verkeerd op. Maar ik heb het gevoel, alsof ik mij in een toestand van noodweer bevind. Dan moeten overwegingen van vriend- sehappelijken aard wel zwijgen". Ze wachtte een seconde en zei toen zeer snel: „Ik was vanmorgen in het zie kenhuis en wilde Peter Braubach bezoeken. De zuster vroeg me, even te wachten. Peter Braubach had juist bezoek. U weet waarschijn lijk, dat hij in een éénpersoonska mer ligt? Ik zat voor de deur. De deur was gesloten, maar de beide mannen in de kamer spraken heel hard. Eerst wist ik niet, wie er bij Peter Braubach was, maar toen herkende ik de stem. Later ,zag ik Otto Horn ook weggaan; we heb ben nog een paar minuten met el kaar gesproken". „Heeft u gehoord, wat er in de kamer werd gezegd?" hielp de hoofdinspecteur haar weer aan het beginpunt van haar verhaal. „Ja, dat is juist wat ik u zeggen wilde. Ik verstond niet alles, maar eenmaal 'heb ik Peter Braubach heel hard hooren zeggen: Misschien heb jij hem wel dat vergif gege ven om je schulden kwijt te raken! Otto Hom zei daarop iets terug; ik verstond de woorden niet, maar ze werden op vragenden toon gespro ken. Het antwoord van Peter Brau bach kon ik weer duidelijk ver in de loges van Holland, Noor wegen enz., de Germaansche, was de directe actie vervangen door een geestelijken opbouw van leerstellin gen, welke met het liberalisme ver band hielden en waarvan in het al gemeen de bedoeling was voor eigen categorieën de machtspositie te ver overen. Spreker behandelde de ontwikke ling van gezel tot meester in drie graden, wees op den invloed van machtige leden als prins Frederik en zette uiteen, dat er tevens nog organisaties voor hoogere graden waren, Ridders van het Rozenkruis met 18 graden en hooggegradueerden tot en met den 33sten graad. Bij de samenkomsten werd elk contact tusschen verschillend ge gradueerden vermeden. Men kende dubbele lidmaatschappen van di verse organisaties en van groote be- teekenis waren de internationale or ganisaties als de in 1901 gestichte Association Magonnique Internatio nale. Doordat archieven in Holland werden aangetroffen, waar men ze veilig waande, had men van Duit sche zijde een beeld van deze inter nationale samenwerking gekregen, welke grootendeels was gebaseerd op een persoonlijk machtsstreven en een internationaal systeem van hulp betoon en bevoorrechting. De katholieke kerk bestreed de vrijmetselarij en het nationaal so cialisme heeft er in eigen land, in de vriendschappelijk gezinde en bezette landen een einde aan gemaakt, om dat haar leerstellingen lijnrecht in- druischen tegen de Volksche ge dachte, waarin het recht van den enkeling, zooals dat in de democra tische landen met hun burgerlijk liberalisme niet meer erkend wordt moet plaats maken voor de welvaart van het geheele volk. Het nationaal-socialisme streeft naar welvaart voor de geheele menschheid en in den breede zette spreker daarbij uiteen, welke groote rol door de eeuwen heen de Joden in de vrijmetselarij gespeeld hebben en hoe door hun machinaties figuren als Roosevelt in de netten der ma- gonnerie verstrikt zijn geraakt. In 1843 werd in Amerika een zuiver Joodsche loge opgericht, de Daarom luidt de vraag hoe zul len de menschen afzonderlijk zich hier gedragen, als de Duitsche weermacht en de Duitsche politie niet meer in het land zijn? Zullen dan de op de menschen afzonder lijk aanstormende confessioneele, maatschappelijke, traditioneele en kapitalistische invloeden ertoe lei den, dat de enkeling vroeg of laat van zijn min of meer eerlijk en vast genomen besluit wordt afge bracht- en ten slotte in zijn hang naar de vertrouwde idylle weer in het anglophiele vaarwater verzeild raakt? Naar deze mogelijkheden be oordeelen wij de menschen hier en daar er nooit meer een 10de Mei mag komen, is het duidelijk in welke handen wij de vrije politieke verantwoor delijkheid in dit land eenmaal kunnen leggen, nl. in de handen van diegenen, die door bewus te, onwankelbare vervulling van de taak, die uit het ge meenschappelijke Germaansche lot voortvloeit, dit land en te vens zijn vrijheid voor de toe komst vermogen te beveiligen. Wij hebben in dit land kameraden gevonden, dat wil zeggen, de ge vluchte regeering heeft deze kame raadschap in de gemeenschappelij ke gevangenissen samengesmeed. Wij zien, dat deze kameraadschap steeds hechter wordt. De een een goede Nederlander, die ander een goede Duitscher, maar beiden ver eenigd in nationaal-socialistischen geest en vastbesloten dit nationaal- socialisme als dragende politieke beweging tot grondbeginsel van de nieuwe ordening te maken. Zoo zijn wij hier aangetreden, staan. Hij zei: Wat gaat mij dat aan, ik ben geen verklikker. Toen Otto Horn kort daarop de kamer uitkwam, maakte hij op mij den in druk, boos te zijn. Hij zou me bij na voorbij zijn geloopen. Toen ik hem aansprak, zag ik, dat er dikke zweetdroppels op zijn voorhoofd stonden". Ze hield even. op. Daarna ging ze verder: „Ik heb er lang over nagedacht, of ik dit min of meer afgeluisterde gesprek voor me zou houden. Maar ik heb nu maar besloten, het u te vertellen. Ik heb u de reden daar voor al opgegeven". „Het is goed, juffrouw Lotter. Ik heb u heel goed begrepen. Of uw verklaring ons van eenig nut is, is een andere kwestie. In ieder 'geval hebt u goed gehandeld. We moeten over deze zaak alles weten. Wanneer kunt u me hier komen opzoeken? Dan hoeft u niet apart te worden uitgenoodigd. Komt u maar morgenochtend, laten we zeg gen om elf uur. Kamer tweehon- derdaehttien. Kunt u daarvoor zor gen?" De woorden waren in vragenden toon gehouden. Hij wilde het meisje geen moeilijkheden in den weg leg gen, maar bovendien had hoofdin specteur Kybander van ouds al een bijzondere manier om met verdach ten en met menschen, die hem door hun verklaringen van nut konden zijn, om te gaan. Hij was hun vriend, tot het einde toe. Het kon B' nai B' rith, die ook twee afdeelin- gen in Holland had. Bij een rondgang langs in de ten toonstellingszaal opgestelde vitrines deelde spreker uitvoerig bijzonder heden mede over alle bijeengebrachte voorwerpen, welke men in diverse Hollandsche loge-gebouwen had aan getroffen. Vitrines met alles wat leerlingen en gezellen betrof, vitrines met de attributen der meesters, met blauwe voorschoten, met die der Rozenkruisers en de met goud be- stikte voorschoten, sjerpen en insig nes der hooggegradueerden. Hij vroeg de aandacht voor geheim schriften, meester-diploma's en al lerlei voorwerpen, welke bij de magonnerie een rol van beteekenis speelden en besprak daarna uitvoe rig het verloop der gebeurtenissen bij het aannemen van leerlingen en de promotie tot gezellen en mees ters, waarbij de Joodsche invloed o.a. door de Davidsster en het sym bool van den tempel van Salomo duidelijk tot uiting komt. Daarna werd een bezoek gebracht aan het wachtkamertje, waar de candidaat bij de spreuk „Memento Mori", een skelet en een doodshoofd voor de promotie tot het meester schap werd voorbereid en aan den tempel met drie kaarsen waarbij die uit het Noorden ontbrak met een doodkist als onmisbaar symbool een bijbel, waarop men altijd op betzelfde blad de gelofte van trouw en zwijgzaamheid aflegde de daar bij behoorende attributen, het ver lichte „alziend-oog" in den raam- loozen tempel en de kostbare meube len en attributen voor den meester- broeder, de opzieners en den broeder ceremoniemeester. Aan dat alles heeft de heer Schwier uitvoerig aandacht gewijd en daarbij laten uitkomen, dat het heeft moeten wijken voor den geest van den nieuwen tijd, waarin niet meer gestreefd wordt naar de welvaart van het individu, maar naar die van de geheele gemeen schap. Een bezoek aan de tentoonstelling waar vele foto's en een groote verscheidenheid van lectuur ter be zichtiging en te koop is werd daarna door den inleider krachtig aanbevolen. wij staan hier op dezen bodem om een historische opdracht te vervul len. Wij zullen niet van dezen grond v/ijken. Men zal ons eerder in stuk ken scheuren dan dat wij ook maar een milimeter van de vervul ling van deze opdracht afwijken. Wij zijn waarlijk vol van een reli gieus fanatisme. Adolf Hitler, de Führer van het grootduitsche rijk, de Führer van alle Germanen in ds nieuwe ordening van het avond land, heeft ons de opdracht gege ven. Wij staan aangetreden en ook al zouden wij sneuvelen, hij zal overwinnen. Heil dem Führer. De rede van den Rijkscommissa ris werd door de talrijke aanwezi gen met zeer groote aandacht ge volgd. Herhaalde malen werd zij door applaus onderbroken. Aan het einde werd onderstreept door een langdurig handgeklap. Hierna besteek commissaris-ge neraal Schmidt het podium om de aanwezigen eerbetoon aan den Führer te brengen. Het werd ge volgd door het zingen van de Duitsche volksliederen. Even plech tig als bij het begin der bijeen komst de vaandels waren binnen gedragen, werden zij nu bij het einde weggevoerd. Voor den ingang van' het Con certgebouw defileerde vervolgens het vierde Totenkopfregiment. Ook van de zijde van het Amsterdam- sche publiek was voor dit militaire schouwspel groote belangstelling. Zoowel voor als na de bijeen komst zorgden Duitsche en Neder landsche politie in de omgeving van het Concertgebouw voor een passende afzetting. zijn, dat de rechter van instructie later zou opspelen, hij van zijn kant gaf de voorkeur aan een be leefd, glimlachend optreden. „Ik zal komen", antwoordde Inge Lotter. „Dank u wel", zei Kybander en zijn stem klonk, alsof hij met haar een afspraakje had gemaakt om naar de bioscoop te gaan. Daarop greep hij naar zijn vul pen en bracht een verandering aan in zijn lijstje. Otto Horn geen motief. De twee laatste woorden streepte hij door, dacht even na en schreef toen daarboven: was Fabreani geld schuldig. Hij dacht dat het wel goed zou zijn, te weten te komen, om wat voor een bedrag het hier ging. Er zouden wel schuldbekentenissen bestaan. Mevrouw Fabreani zou dat misschien wel weten, of anders Angelica. Anders moet er maar eens in de papieren van Fabreani worden nagesnuffeld. Het was na tuurlijk eenvoudiger, er Otto Horn naar te vragen, maar dat leek niet zoo geschikt. En nog één ding zou Kybander graag willen weten. Wie gaf het dienstmeisje in het huis van mevrouw Fabreani opdracht de glazen, waar de zes deelnemers aan het uitstapje uit gedronken hadden, om te wasschenHij maakte een aanteekening. Toen werd hij midden in zijn gedachten weer onderbroken, .(Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1941 | | pagina 7