HET GEHEIM
JmMetou
DOODEUf* GIF.
Tentoonstelling in een
vrijmetselaarsloge.
TWEEDE BLAD.
t
3
Nederlandsch wordt bestempeld
komt mij voor als het reeds even-
eenseens genoemde vasthouden aan
de Nederlandsche idylle, die wij
daarom niet zoo hoog kunnen
aanslaan, omdat zij ten slotte een
volk onbekwaam maakt voor den
strijd om het bestaan, hetgeen
reeds in tijden van felle botsingen
der tegenstellingen tot uiting is
gekomen. Ik hoop, dat het Neder
landsche volk met dezen bijzonde
ren Nederlandschen aard niet de
zelfde ervaringen opdoet, die wij
Ostmarkers eens hebben opgedaan
met het z.g. Vaderlandsche Front,
dat een samenraapsel was van alle
mogelijke richtingen, alleen niet
van volksch bewuste overtuigin
gen, uitsluitend met het doel zich
door alle mogelijke internationa
lismen tegen een ware volksche
vernieuwing te beschermen.
Wat zou dan de voorwaarde zijn
voor het vasthouden aan zulk een
toestand. Toch niets anders dan een
overwinning van Engeland, doch
ook die zou thans niet meer vol
doende zijn. De wereldsituatie van
September 1939 komt niet meer
terug. Ook een overwinning van
Engeland zou niet tot den vroege-
ren evenwichtstoestand leiden,
doch in tegendeel tot den chaos.
Engeland heeft bovendien de ge
woonte, zijn verplichtingen te vol
doen met de saldi en schatten van
anderen, bij voorkeur van zijn
bondgenooten. Wanneer er thans
nog iemand in Nederland is, die
zich de definitieve nederlaag van
Engeland niet kan voorstellen, dan
houdt dit verband met het onge
wone van de voor de Nederlanders
nieuwe gebeurtenissen en denk
beelden. Wanneer echter nog
iemand in een overwinning van
Engeland gelooft naar analogie van
1918, dan kan men slechts zeggen:
„Niets vergeten en ook niets ge
leerd". Overigens is het precies
dezelfde geestelijke houding, die wij
in Engeland zelf zien. Het is wer
kelijk primitief en eentonig zooals
de Engelsche z.g. staatslieden en
legerleiders, die een gezegenden
ouderdom hebben bereikt, de ont
wikkeling van den wereldoorlog
trachten na te bootsen.
Toen ging het met de blokkade,
tenminste zij geloofden dat. Nu
dachten zij, dat het weer zoo zou
gaan en dat zij achter de Maginot-
linie een „opwindenden" oorlog zou
den beleven. Toen ging het met de
ontbindingspropaganda onder het
Duitsche volk. Thans laten zij pre
cies dezelfde oude walsen spelen,
zoodat men ten hoogste met een
meewarig lachje dergelijken onzin
moet constateeren. In de eerste
plaats kwam toen echter de militaire
stoot via den Balkan. Ditmaal moest
precies hetzelfde herhaald worden.
Thans moet eigenlijk een objectief
waarnemer door het' mislukken van
al deze pogingen de ware toestand
eindelijk duidelijk worden. Waar
moet dan na de overweldigende
overwinningen in het begin van den
vorigen zomer nog een Engelsch le
ger op het continent vasten voet
krijgen? Ik kan u niet zeggen hoe
sterk de Duitsche weermacht is. Den
vollen omvang ken ik zelf niet, doch
dat, wat ik ken, is voldoende. Wat
menschelijkerwijze kan worden be
rekend en zich waar ook in Europa
zou kunnen voordoen, wordt uitge
schakeld.
Oorlogskansen
En daarbij komt, dat de Engel-
schen toch geenszins zulk een sterk
volk zijn. Hun aantal is immers nau
welijks de helft van dat van het
Duitsche volk en bovendien moeten
zij nog al hun toevoerwegen over zee
openhouden, wat hun, zooals men
weet, niet meer gelukt, vooral echter
de vele schepen bemannen, die hun
zoowel levensmiddelen als grond
stoffen, als ook wapens moeten
brengen. Waar vandaan willen zij
dan nog de mannen halen om tegen
de millioenenlegers van het Duit
sche volk 85 millioen zielen in het
VAN HET
Door iilAitK t. BftAUN.
6)
Hij had een weinig levendiger ge
sproken, thans werd hij echter rus
tiger en hij besloot nadenkend:
„Misschien heeft het zich zoo toe
gedragen". Daarop nam hij het dos
sier onder zijn arm, knikte zijn me
dewerker toe en ging naar de deur.
Hoofdinspecteur Kybander keek
hem peinzend na. Hij keek nog
naar de deur, toen deze zich al ge-
ruimen tijd achter den commissa
ris gesloten had. Daarop wendde
hij zijn blik af en keek naar de
koekoek op zijn wandklokje. De vo
gel was blauw en wit geschilderd.
Hij was in het deurtje vastgeklemd,
had op deze wijze het raderwerk
tot stilstand gebracht en kon niet
meer roepen. Een oogenblik was de
hoofdinspecteur van plan, het klok
je weer op gang te brengen, maar
hij deed het niet. Zijn gedachten
w aren elders. Hij nam een blad pa
pier en begon een paar aanteeke-
ningen te maken.
Wanneer? Zorgvuldig vulde hij
veld te brengen? De zinneloosheid
van de voorstelling, dat een volk,
dat in aantal slechts een fractie is
van het Duitsche volk zou kunnen
landen en nog de Duitsche weer
macht overwinnen, is duidelijk. Wat
overigens het landen betreft, heeft
de Führer zich bereid verklaard,
den Engelschen ieder gewenscht ge
bied ter beschikking te stellen. Ik
geloof, dat er ook in Nederland
eenige dwepers zijn, die naar zulk
een landing verlangen. Daarover kan
naar de woorden van den Führer ge
sproken worden. Wanneer dan ech
ter in den tegenaanval het Engel
sche leger wordt vernietigd, kan zulk
een dweper zich eens voorstellen,
wat van Nederland en van het Ne
derlandsche volk met zijn 260 zielen
per vierkanten kilometer nog over
zou blijven. Ja maar de luchtvloot.
Wat dit betreft, moet ik vragen con
sequent te zijn. Degenen, die op de
luchtvloot rekenen, zijn juist de
zelfden, die meenen dat de aanval
len van de Duitsche luchtvloot op
Engeland niet een overeenkomstige
uitwerking hebben. Hoe kan de En
gelsche luchtvloot met de veel lan
gere afstanden, die zij op weg naar
de in Duitschland en over half
Europa verspreide doelen over het
continent moet afleggen, succes heb
ben? En wat de weerstandskracht
van het Duitsche volk betr ift, kan ik
de wereld gerust stellen. Deze weer
standskracht is thans ontzaggelijk en
de vastberadenheid veeselij k. Eer
der zal geheel Europa in een puin
hoop veranderen, voor Duitschland
den strijd opgeeft.
Ik weet niet of het voor een bewo
ner van de bezette gebieden doel
matig is, een dergelijke opvoering
van den strijd te wcnschen, want
naar tijdsorde gerekend zullen zeker,
eerst de bezette gebieden in puin ge
legd worden, voordat een vijand
Duitschland bereikt. En wanneer
men zulk een dweper vraagt, hoe het
wonder moet geschieden, dan rekent
hij in de laatste plaats met de wa
penleveranties der Ver. Staten. Dit
heeft zijn goede redenen. In de eerste
plaats zijn de wapens niet in Enge
land, dus ze zijn er niet. Doch de
wapens zijn nog niet eens in de Ver.
Staten. Ze zijn er dus in het geheel
niet. Ja, de wapenfabrieken en de
grondstoffen voor het vervaardigen
van deze wapens zijn er nog niet
eens. Eerst moeten de electrische
centrales gebouwd worden om met
behulp hiervan de grondstoffen
voor de vliegtuigen te verkrijgen.
De wapens zijn dus absoluut in het
geheel niet aanwezig. Het is moeilijk
een juisten zin te vormen om dit niet-
aanwezig-zijn uit te drukken. In
1941 rekent men ook in Engeland
niet meer op- eenigerlei merkbare
hulp. En wanneer eenmaal de fabri
cage langzaam op gang komt de
Führer is de eerste deskundige op
het gebied van bewapening en kan
beoordeelen hoe lang zulk een op
gang komen duurt wanneer dus
in langzaam tempo wapens ter be
schikking komen en vervolgens ver
voerd moeten worden, dan moeten
zij eerst door de duikboot- en lucht-
versperring breken, waarvan onlangs
een Amerikaansche deskundige, nl.
een admiraal, verklaarde, dat in den
afgeloopen tijd een kwart .van alle
wapens zich aan boord bevond van
sc iepen, die getorpedeerd zijn. Een
schip echter, dat getorpedeerd wordt,
ondergaat en niet aankomt, brengt
ook geen wapens riaar Engeland. D
alles geschiedde in 'n periode waarin
om zoo te zeggen de duikfcootoorlog
met zeer bescheiden strijdkrachten
werd geoefend. Wanneer echter toch
Amerikaansche wapens naar Eurooa
zouden komen, dan zal dit echter
weer een derden partner van hel
driemogendheden-pact rust en vol-
-i_,-n
„Met ons of tegen ons".
Ik heb deze bijzonderheden ietwat
uitvoeriger vermeid, omdat ik nu tot
een onderwerp kom, dat zeer ernstig
is. Er is hier in Nederland een soort
verzetsbeweging geweest. Krachtens
de uiteenloopendste drijfveeren heb-
den. datum en het vermoedelijke
uur in.
Waar? Ook de plaats aan den
oever van het meer beschreef hij
nauwkeurig.
Wie? Joachim Fabreani. Den her
stellenden Peter Braubach liet hij
weg.
Hoe? Nu, dat stond vast. Door
vergif: atropine.
Bedachtzaam schreef-hij: Waar
om? Maar het antwoord vulde hij
niet in. Als hij dat wist, zou Jhij
meteen alles weten.
Daarna schreef hij verder:
Angelica Fabreani geen be
kend motief.
Inge Lotter jaloezie, wraak van
een versmade vriendin.
Ladislaus Marczali geen mo
tief.
Een oogenblik dacht hij na. Daar
na zette hij ook den naam van Pe
ter Braubach erbij. Geen motief,
eveneens vergiftigd, schreef hij er
achter.
Maar de lijst was nog niet volle
dig. Er moest ook aan andere mo
gelijkheden worden gedacht.
Louise Weidenberg, schreef hij
geen motief.
Mevrouw de Wed. Eva Fabreani,
stiefmoeder van Joachim F. geen
motief.
Op dit oogenblik bromde de
huistelefoon. De telefooncentrale
van het bureau meldde zich, toen
hii den hoorn opnam. „Daar is een
juffrouw Inge Lotter aan de tele
foon, mijnheer", zei de telefonist.
ben zich enkele lieden vereenigd om
sabotagedaden tegen de Duitsche
weermacht te plegen. Deze drijfvee
ren waren van verschillenden, ge
deeltelijk van materieelen aard. Ook
de beginselen van deze groepen
waren eigenlijk materieel, want an
ders zou niet als hoogste straf voor
alomvattend verraad beslag op het
vermogen in uitzicht gesteld kunnen
worden. Het is duidelijk, dat in een
dergelijk geval de bezettende mo
gendheid met onverbiddelijke
scherpte doortast. Er zijn menschen,
die van meening zijn, dat zij krach
tens nationale beweegredenen zich
persoonlijk op het spel zetten en
dat het ingezette en verspeelde leven
een soort oproep en aansporing voor
de overigen vormt en een aanleiding
tot nationale gedachtenis voor de na
komelingen, kortom, dat zij nationale
helden en martelaars worden. Deze
ineening is een onjuistheid. Als na
tionale helden en martelaars blijven
slechts diegenen in de herinnering
van een volk voortleven, die hun
leven aan de goede zijde van de ont
wikkeling van dit volk op het spel
hebben gezet. Slechts wie voor de
werkelijk dragende politieke idee
van een volk zijn leven heeft gelaten,
geldt als heros. Wie aan den ver
keerden kant stond, wordt vergeten,
al heeft hij zich persoonlijk nog zoo
flink gedragen. Wij bezitten vele
voorbeelden uit de geschiedenis, ik
herinner slechts aan de Fransche re
volutie. Het is niet aan twijfel onder
hevig, dat de Fransche adel destijds
met een heroiek gebaar is gestorven.
Daarover spreekt men thans nauwe
lijks meer in de literatuur en uit de
nationale herinnering van Frankrijk
zijn deze doodenoffers volkomen
verdwenen. Het eenige, dat is ge
bleven, is de voorstelling, dat de
Fransche adel onder het dansen van
een menuet de guillotine besteeg.
Dat is de waarheid en zoo gaat het
steeds. En als de ontwikkeling van
de Nederlandsche geschiedenis niet
gaat in een richting^ dat de toestand,
dien ik hierboven omschreven heb
als het volharden in de idylle, blijft
bestaan, maar als het Nederlandsche
volk zich opmaakt en den weg van
de volksche vernieuwing en de ge
lijkgerechtigde medewerking aan
den nieuwen opbouw van Europa in
slaat, dan zullen degenen, die aan
de andere zijde hebben gestaan en
zijn gevallen, worden vergeten. De
historische opdracht, die ons hier
heeft geplaatst, gebiedt ons onver
biddelijk hard te blijven. Maar de
ze hardheid, aan den dag gelegd
ter wille van groote gebeurtenissen
za^ op het oogenblik, waarop met
Engeland het politieke fantoom van
tegenhouden en terugdraaien van
het rad der geschiedenis bezwijkt,
de politieke fantasten voor het niets
staan en de meeloopers, die hen
volgen, richtingloos zijn, aan het
Nederlandsche volk houvast en
vertrouwen geven. Het zal dan we
ten, dat dit Duitschland, de kame
raad der toekomst, ook een harde
strijder kan zijn.
„Met ons of tegen ons", dat is het
parool en de beslissing, waarvoor
iedereen staat. Misschien heeft me
nig Nederlander nog bezwaren,
omdat hij van meening is, dat „met
ons" beteekent zich bloot te stellen
aan groot-Duitsch imperialisme
Van Duitsche zijde staat tegenover
deze bezorgdheid omtrent groot-
Duitsch imperialisme de bedenking
nopens Nederlandsch separatisme.
Wat evenwel moet worden nage
streefd is de wil en de vastbe
radenheid om gemeenschappelijk te
arbeiden. Het gaat eenvoudig hier
om, dat de Germaansche volken
zonder rekening te houden met
hun zielental, de voorwaarden voor
een volkomen gemeenschapsarbeid
vervullen op een wijze, dat Neder
lander naast Duitschers en Duit-
scher naast Nederlander werkt en
streeft, opdat door den gemeen -
schappelijken arbeid de grondsla
gen voor een gelukkig leven van
de komende geslachten worden ge
vormd. Hiertoe behooren op den
„Ze zou graag met den mijnheer
willen spreken, die de zaak Fa
breani in handen heeft. Wilt u met
de juffrouw 'spreken, of zal ik haar
aan commissaris Larris geven?"
„Geef haar mij maar", besloot
Kybander kortaf.
Inge Lotter had een hooge stem;
als men haar zoo höorde, kon het
niet anders of ze moest een elegan
te en levendige persoon zijn. Ze
scheen een beetje opgewonden. De
hoofdinspecteur kon haar hooren
adem halen.
„Mijnheer", zei ze, „ik heb in de
zaak Fabreani een verklaring af te
leggen".
„Komt u dan alstublieft even
hier".
„Kan ik het u niet telefonisch
vertellen?"
„Ja, dat kunt u wel. Maar ik
moet u dan later toch nog hier
hebben. Maar goed, als het zoo'n
haast heeft, vertelt u het dan nu
maar".
„Ik weet niet, of het haast heeft.
Ik wilde alleen ik weet, dat de
verdenking wel heel sterk op mij
moet vallen. Ik ben scheikundige
en Joachim Fabreani werd met
vergif gedood". Ze hield op.
„Wat wilde u ons vertellen, juf
frouw Lotter?" zei Kybander kalm.
Hij achtte het van veel belang, dat
het meisje nu zou spreken. Moge
lijk zou ze later gaan aarzelen en
er dan nog eens over nadenken.
Dat had hij al vaak meegemaakt.
Zijn kalmte scheen op. Inge Lotter
Een explicatie voor de pers.
Vertegenwoordigers van een groot
aantal couranten uit Noord-Holland
waren gister door den Presse-Referat
bij den Beaiiftragte für die Provinz
Nord-Holland van den Rijkscom
missaris in Haarlem geïnviteerd om
daar een rede te hooren van den
heer W. Schwier, Referent van den
Rijkscommissaris voor internationale
organisaties.
Deze rede werd uitgesproken in
de Vrijmetselaarsloge, Ripperda-
straat 13, waar een tentoonstelling
is voorbereid van alles wat betrek
king heeft op de vrijmetselarij,
welke tentoonstelling heden wordt
geopend en wellicht eenige maanden
geopend zal blijven.
De pers was voor een voorbe
schouwing uitgenoodigd en in een
breed opgezette rede heeft de heer
Schwier daar uiteengezet wat hij in
Holland op het gebied der vrijmet
selarij heeft aangetroffen, hoe hij het
bij elkaar bracht om een vrijwel
volledig overzicht te kunnen geven
en allereerst hoe de vrijmetselarij
ontstaan en gegroeid is en welke ge
varen er door deze eertijds machtige
organisatie voor de uitbreiding van
de nationaal-socialistische ideeën zijn
verbonden.
De inleider heeft een historisch
overzicht van wording en groei der
loges gegeven vanaf de stichting in
1717 in Engeland ontstaan uit de
gilden van bouwvakarbeiders van
waar de organisatie haar vertakkin
gen op het vasteland kreeg en in
1734 in Amsterdam werd aangetrof
fen. Alle uit de liberale ideeën gebo
ren loges hadden onderling contact,
men had de loges van het Groot
Oosten in Frankrijk, in Nederland
en diverse andere landen. In de Ro-
maansche Spanje en Frankrijk
bemoeide men zich actief met de
politiek en zoo heeft de loge daar
een groot aandeel gehad in het stre
ven naar gelijkmaking van alle men
schen, welke in de leuzen Vrijheid,
Gelijkheid en Broederschap van de
Fransche revolutie tot uiting kwa
men.
grondslag van economische succes
sen in de eerste plaats de culturee-
le prestaties, voortkomend uit de
volksche substantie zoowel van het
Nederlandsche alsook van het
Duitsche en van elk ander Ger-
maansch volk. Essentieel is dus de
overtuiging, dat nog slechts een
„met elkander" nooit meer een
„tegen elkander", maar ook niet
meer een „naast elkander" moge
lijk is".
Historische opdracht.
Als mij thans gevraagd wordt,
hoe mijn verhouding is tegenover
de afzonderlijke Nederlandsche
mannen, dan kan ik zeggen, dat ik
van het standpunt van de bezet
tende mogendheid den Nederlan
der afzonderlijk er naar beoordeel
of hij de openbare orde en het
openbare leven steunt of in gevaar
brengt. Als nationaal-socialist ech
ter en nationaal-socialist zijn is
het wezen van eiken Duitscher
dus met het oog op den zin van al
le gebeurtenissen van onzen tijd en
op de bijzondere taak die de natio
naal-socialist in dezen tijd onder
volstrekte opoffering van zijn eigen
bestaan heeft te vervullen, zeg ik,
dat het onderscheid tusschen vriend
en vijand gemaakt wordt naar den
maatstaf of wij ons op iemand kun
nen verlaten als wij niet meer als
bezettende mogendheid in dit land
zijn. Want wij willen in het geheel
niet voor alle tijden als bezettende
mogendheid in dit land blijven.
Wij willen, dat de Nederlanders
zelf uit innerlijke overtuiging en
met hun geheele wezen aantreden
voor het groote werk van den op
bouw van ons Germaansch ge-
meenschapsgebied en daarmee van
een nieuw Europa.
over te slaan.
„Ik wil niemand beschuldigen",
begon ze, „vat u alstublieft mijn
woorden niet verkeerd op. Maar ik
heb het gevoel, alsof ik mij in een
toestand van noodweer bevind. Dan
moeten overwegingen van vriend-
sehappelijken aard wel zwijgen".
Ze wachtte een seconde en zei
toen zeer snel:
„Ik was vanmorgen in het zie
kenhuis en wilde Peter Braubach
bezoeken. De zuster vroeg me, even
te wachten. Peter Braubach had
juist bezoek. U weet waarschijn
lijk, dat hij in een éénpersoonska
mer ligt? Ik zat voor de deur. De
deur was gesloten, maar de beide
mannen in de kamer spraken heel
hard. Eerst wist ik niet, wie er bij
Peter Braubach was, maar toen
herkende ik de stem. Later ,zag ik
Otto Horn ook weggaan; we heb
ben nog een paar minuten met el
kaar gesproken".
„Heeft u gehoord, wat er in de
kamer werd gezegd?" hielp de
hoofdinspecteur haar weer aan het
beginpunt van haar verhaal.
„Ja, dat is juist wat ik u zeggen
wilde. Ik verstond niet alles, maar
eenmaal 'heb ik Peter Braubach
heel hard hooren zeggen: Misschien
heb jij hem wel dat vergif gege
ven om je schulden kwijt te raken!
Otto Hom zei daarop iets terug; ik
verstond de woorden niet, maar ze
werden op vragenden toon gespro
ken. Het antwoord van Peter Brau
bach kon ik weer duidelijk ver
in de loges van Holland, Noor
wegen enz., de Germaansche, was de
directe actie vervangen door een
geestelijken opbouw van leerstellin
gen, welke met het liberalisme ver
band hielden en waarvan in het al
gemeen de bedoeling was voor eigen
categorieën de machtspositie te ver
overen.
Spreker behandelde de ontwikke
ling van gezel tot meester in drie
graden, wees op den invloed van
machtige leden als prins Frederik
en zette uiteen, dat er tevens nog
organisaties voor hoogere graden
waren, Ridders van het Rozenkruis
met 18 graden en hooggegradueerden
tot en met den 33sten graad.
Bij de samenkomsten werd elk
contact tusschen verschillend ge
gradueerden vermeden. Men kende
dubbele lidmaatschappen van di
verse organisaties en van groote be-
teekenis waren de internationale or
ganisaties als de in 1901 gestichte
Association Magonnique Internatio
nale.
Doordat archieven in Holland
werden aangetroffen, waar men ze
veilig waande, had men van Duit
sche zijde een beeld van deze inter
nationale samenwerking gekregen,
welke grootendeels was gebaseerd
op een persoonlijk machtsstreven en
een internationaal systeem van hulp
betoon en bevoorrechting.
De katholieke kerk bestreed de
vrijmetselarij en het nationaal so
cialisme heeft er in eigen land, in de
vriendschappelijk gezinde en bezette
landen een einde aan gemaakt, om
dat haar leerstellingen lijnrecht in-
druischen tegen de Volksche ge
dachte, waarin het recht van den
enkeling, zooals dat in de democra
tische landen met hun burgerlijk
liberalisme niet meer erkend wordt
moet plaats maken voor de welvaart
van het geheele volk.
Het nationaal-socialisme streeft
naar welvaart voor de geheele
menschheid en in den breede zette
spreker daarbij uiteen, welke groote
rol door de eeuwen heen de Joden in
de vrijmetselarij gespeeld hebben en
hoe door hun machinaties figuren
als Roosevelt in de netten der ma-
gonnerie verstrikt zijn geraakt.
In 1843 werd in Amerika een
zuiver Joodsche loge opgericht, de
Daarom luidt de vraag hoe zul
len de menschen afzonderlijk zich
hier gedragen, als de Duitsche
weermacht en de Duitsche politie
niet meer in het land zijn? Zullen
dan de op de menschen afzonder
lijk aanstormende confessioneele,
maatschappelijke, traditioneele en
kapitalistische invloeden ertoe lei
den, dat de enkeling vroeg of laat
van zijn min of meer eerlijk en
vast genomen besluit wordt afge
bracht- en ten slotte in zijn hang
naar de vertrouwde idylle weer in
het anglophiele vaarwater verzeild
raakt?
Naar deze mogelijkheden be
oordeelen wij de menschen
hier en daar er nooit meer een
10de Mei mag komen, is het
duidelijk in welke handen wij
de vrije politieke verantwoor
delijkheid in dit land eenmaal
kunnen leggen, nl. in de handen
van diegenen, die door bewus
te, onwankelbare vervulling
van de taak, die uit het ge
meenschappelijke Germaansche
lot voortvloeit, dit land en te
vens zijn vrijheid voor de toe
komst vermogen te beveiligen.
Wij hebben in dit land kameraden
gevonden, dat wil zeggen, de ge
vluchte regeering heeft deze kame
raadschap in de gemeenschappelij
ke gevangenissen samengesmeed.
Wij zien, dat deze kameraadschap
steeds hechter wordt. De een een
goede Nederlander, die ander een
goede Duitscher, maar beiden ver
eenigd in nationaal-socialistischen
geest en vastbesloten dit nationaal-
socialisme als dragende politieke
beweging tot grondbeginsel van de
nieuwe ordening te maken.
Zoo zijn wij hier aangetreden,
staan. Hij zei: Wat gaat mij dat
aan, ik ben geen verklikker. Toen
Otto Horn kort daarop de kamer
uitkwam, maakte hij op mij den in
druk, boos te zijn. Hij zou me bij
na voorbij zijn geloopen. Toen ik
hem aansprak, zag ik, dat er dikke
zweetdroppels op zijn voorhoofd
stonden".
Ze hield even. op. Daarna ging ze
verder:
„Ik heb er lang over nagedacht,
of ik dit min of meer afgeluisterde
gesprek voor me zou houden. Maar
ik heb nu maar besloten, het u te
vertellen. Ik heb u de reden daar
voor al opgegeven".
„Het is goed, juffrouw Lotter.
Ik heb u heel goed begrepen. Of
uw verklaring ons van eenig nut
is, is een andere kwestie. In ieder
'geval hebt u goed gehandeld. We
moeten over deze zaak alles weten.
Wanneer kunt u me hier komen
opzoeken? Dan hoeft u niet apart
te worden uitgenoodigd. Komt u
maar morgenochtend, laten we zeg
gen om elf uur. Kamer tweehon-
derdaehttien. Kunt u daarvoor zor
gen?"
De woorden waren in vragenden
toon gehouden. Hij wilde het meisje
geen moeilijkheden in den weg leg
gen, maar bovendien had hoofdin
specteur Kybander van ouds al een
bijzondere manier om met verdach
ten en met menschen, die hem door
hun verklaringen van nut konden
zijn, om te gaan. Hij was hun
vriend, tot het einde toe. Het kon
B' nai B' rith, die ook twee afdeelin-
gen in Holland had.
Bij een rondgang langs in de ten
toonstellingszaal opgestelde vitrines
deelde spreker uitvoerig bijzonder
heden mede over alle bijeengebrachte
voorwerpen, welke men in diverse
Hollandsche loge-gebouwen had aan
getroffen. Vitrines met alles wat
leerlingen en gezellen betrof, vitrines
met de attributen der meesters, met
blauwe voorschoten, met die der
Rozenkruisers en de met goud be-
stikte voorschoten, sjerpen en insig
nes der hooggegradueerden. Hij
vroeg de aandacht voor geheim
schriften, meester-diploma's en al
lerlei voorwerpen, welke bij de
magonnerie een rol van beteekenis
speelden en besprak daarna uitvoe
rig het verloop der gebeurtenissen
bij het aannemen van leerlingen en
de promotie tot gezellen en mees
ters, waarbij de Joodsche invloed
o.a. door de Davidsster en het sym
bool van den tempel van Salomo
duidelijk tot uiting komt.
Daarna werd een bezoek gebracht
aan het wachtkamertje, waar de
candidaat bij de spreuk „Memento
Mori", een skelet en een doodshoofd
voor de promotie tot het meester
schap werd voorbereid en aan den
tempel met drie kaarsen waarbij
die uit het Noorden ontbrak met
een doodkist als onmisbaar symbool
een bijbel, waarop men altijd op
betzelfde blad de gelofte van trouw
en zwijgzaamheid aflegde de daar
bij behoorende attributen, het ver
lichte „alziend-oog" in den raam-
loozen tempel en de kostbare meube
len en attributen voor den meester-
broeder, de opzieners en den broeder
ceremoniemeester.
Aan dat alles heeft de heer
Schwier uitvoerig aandacht gewijd
en daarbij laten uitkomen, dat het
heeft moeten wijken voor den
geest van den nieuwen tijd, waarin
niet meer gestreefd wordt naar de
welvaart van het individu, maar
naar die van de geheele gemeen
schap.
Een bezoek aan de tentoonstelling
waar vele foto's en een groote
verscheidenheid van lectuur ter be
zichtiging en te koop is werd
daarna door den inleider krachtig
aanbevolen.
wij staan hier op dezen bodem om
een historische opdracht te vervul
len. Wij zullen niet van dezen grond
v/ijken. Men zal ons eerder in stuk
ken scheuren dan dat wij ook
maar een milimeter van de vervul
ling van deze opdracht afwijken.
Wij zijn waarlijk vol van een reli
gieus fanatisme. Adolf Hitler, de
Führer van het grootduitsche rijk,
de Führer van alle Germanen in ds
nieuwe ordening van het avond
land, heeft ons de opdracht gege
ven. Wij staan aangetreden en ook
al zouden wij sneuvelen, hij zal
overwinnen.
Heil dem Führer.
De rede van den Rijkscommissa
ris werd door de talrijke aanwezi
gen met zeer groote aandacht ge
volgd. Herhaalde malen werd zij
door applaus onderbroken. Aan het
einde werd onderstreept door een
langdurig handgeklap.
Hierna besteek commissaris-ge
neraal Schmidt het podium om de
aanwezigen eerbetoon aan den
Führer te brengen. Het werd ge
volgd door het zingen van de
Duitsche volksliederen. Even plech
tig als bij het begin der bijeen
komst de vaandels waren binnen
gedragen, werden zij nu bij het
einde weggevoerd.
Voor den ingang van' het Con
certgebouw defileerde vervolgens
het vierde Totenkopfregiment. Ook
van de zijde van het Amsterdam-
sche publiek was voor dit militaire
schouwspel groote belangstelling.
Zoowel voor als na de bijeen
komst zorgden Duitsche en Neder
landsche politie in de omgeving
van het Concertgebouw voor een
passende afzetting.
zijn, dat de rechter van instructie
later zou opspelen, hij van zijn
kant gaf de voorkeur aan een be
leefd, glimlachend optreden.
„Ik zal komen", antwoordde Inge
Lotter.
„Dank u wel", zei Kybander en
zijn stem klonk, alsof hij met haar
een afspraakje had gemaakt om
naar de bioscoop te gaan.
Daarop greep hij naar zijn vul
pen en bracht een verandering aan
in zijn lijstje.
Otto Horn geen motief.
De twee laatste woorden streepte
hij door, dacht even na en schreef
toen daarboven: was Fabreani geld
schuldig.
Hij dacht dat het wel goed zou
zijn, te weten te komen, om wat
voor een bedrag het hier ging. Er
zouden wel schuldbekentenissen
bestaan. Mevrouw Fabreani zou
dat misschien wel weten, of anders
Angelica. Anders moet er maar
eens in de papieren van Fabreani
worden nagesnuffeld. Het was na
tuurlijk eenvoudiger, er Otto Horn
naar te vragen, maar dat leek niet
zoo geschikt. En nog één ding zou
Kybander graag willen weten. Wie
gaf het dienstmeisje in het huis
van mevrouw Fabreani opdracht
de glazen, waar de zes deelnemers
aan het uitstapje uit gedronken
hadden, om te wasschenHij
maakte een aanteekening. Toen
werd hij midden in zijn gedachten
weer onderbroken,
.(Wordt vervolgd).