Metselaars,
Timmerlieden, Betonvakarbeiders
en Betonijzervlechters.
Wijsheid...
R&D BEHANGSELS
UW LAARZEN
SUPERLARGO HOOGSTRAAT 9.
JOHÜÜ UUWERS, PflW,£5£K
HET GEHEIM
Adverteeren doet verkoopen.
2eui£tetott
IDOODELUKE GIF.
In schoenmaéazijn wordt gevraagd
bekwaam PEDICURISTE, met 't vak bekend
en prima KOUSEN-REPARATRICE.
Br. met volledige inl. betr. verlangd salaris en
vroegeren werkkring met opgave van leeftijd onder
letter L 975 Bureau v. d. blad.
Door dringende opdrachten
worden in Frankrijk gevraagd
Indien arbeidskrachten tijdelijk in Uw
bedrijf kunnen worden gemist, verwijst U
deze werknemers dan met spoed naar de
ARBEIDSBEURS, DOELENSTRAAT 30,
ALKMAAR of belt U 4395 op, welke
vaklieden tijdelijk kunnen worden vrij
gegeven.
Het eerstvolgende transport vakarbei
ders vertrekt vermoedelijk Woensdag
26 Maart a.s.
herstellen wordt het beste verricht in de schoenmakerij
voor sterk en net werk
BUIKBANDEN, BUIKCORSETTEN,
BUSTEHOUDERS, BREUKBANDEN,
jvAN HET
EERSTE BLAD.
4
Heeren Aannemers.
OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN
LANDBOUW EN VISSCHERIJ.
DISTRIBUTIE VAN BOTER EN VET.
De Secretaris-generaal van het Departement van Landbouw en
Visscherij maakt met betrekking tot de distributie van boter en vet
bekend, dat verkoopers van gebakken visch, pommes frites, croquet-
ten, gehaktballen, poffertjes, wafelen en ander oliegebak, indien zij
voorheen van de Nederlandsche Zuivelcentrale toewijzingen ontvin
gen en dus bij deze instantie waren ingeschreven, zich tot den
plaatselijken distributiedienst dienen te wenden, met het verzoek om
te worden ingeschreven onder de groep „instellingen". Voorzoover
zij in verband met hun omzet voor het verstrekken van toewijzingen
in aanmerking komen, behooren zij de in hun bezit zijnde „heele"
bonnen van de boter- of vetkaart wekelijks op een door den plaatse
lijken distributiedienst vast te stellen dag bij dien dienst dus niet
bij de Zuivelcentrale in te leveren ter verkrijging van toewijzin
gen, welke recht geven op het koopen van vet of spijsolie. Bedrijven,
die in verband met hun omzet niet voor het verstrekken van toe
wijzingen in aanmerking komen, kunnen hun voorraad aanvullen
door de in hun bezit zijnde „heele" bonnen door te geven aan hun
leverancier.
De met „1/50 rantsoen boter enz." gemerkte, bonnen, welke de
betrokken winkeliers van hun klanten hebben ontvangen, kunnen zij
bij de plaatselijke distributiediensten inleveren tegen losse rantsoen
bonnen vet of spijsolie, met dien verstande, dat bij het verstrekken
van rantsoenbonnen spijsolie 1 rantsoen boter of vet wordt gelijk
gesteld met 1 rantsoen spijsolie. Voorts kunnen alle bedrijven, die tot
dusverre toewijzingen van de Nederlandsche Zuivelcentrale hebben
ontvangen, desgewenscht van den plaatselijken distributiedienst een
voorschot wisselbonnen krijgen overeenkomende met ten hoogste
25 van den maandomzet, met dien verstande dat aan een bedrijf
in geen geval meer dan 1.000 wisselbonnen „1/50 rantsoen boter
enz." zullen worden verstrekt.
Uiteraard dienen belanghebbenden er rekening mede te houden,
dat zij bij het inruilen der met „1/50 rantsoen boter enz." gemerkte
bonnen, voldoende bonnen als wisselbonnen overhouden.
Ter verkrijging van nadere inlichtingen met betrekking tot het
bovenstaande, b.v. over de wijze, waarop de bonnen op de opplak-
vellen moeten worden geplakt, dienen belanghebbenden zich te ver
voegen bij de plaatselijke distributiediensten.
Tenslotte wordt er nog eens de aandacht op gevestigd, dat de ver
koopers van poffertjes, wafelen e. d. tevens verplicht zijn bij afle-
leving daarvan de noodige bonnen van de broodkaart of de bloem-
kaart van hun klanten in ontvangst te nemen.
Een glimlach van 15 eeuwen
Wie zegt dat de wereld oud is? Maar
wie noemt haar jong? Noch is zij zoo
wijs of zoo mooi, maar evenmin zoo
dwaas of zoo leelijk als zij er wel
uitziet. Waar dan in deze wankele
wereld is zekerheid, waar het geluk?
Deze oude, glimlachende Bodhisattva,
brengt hij soms een boodschap van
wijsheid uit de duizendjarige grotten
van Kung Hsien naar de lichte woon
huizen van onze Westersche wereld?
LuisterHet geluk is waar ge zelf zijt.
Overpeinzingen bij een 130ö^etrig bitiijè uit Aè
grotten van Kung Hsien in bet Hemelscbt Rijk.
In uzelf. In uw huis. In uw werkkamer.
Tusschen de wanden waar ge u bevindt.
Geef dan uw geluk de schoone be
huizing die het verdient. Richt het
een waardige woonplaats in binnen
wanden die zingen van uw vreugde
en dankbaarheid.
Wandenzang R&D Behang!
Laat de nieuwe stalenboeken komen
met 't R D-merk in cirkel op het kaft 1
Vraag uw behanger vooml de R&D-
Boeken No. 48, 49 of 50. Prachtige
nieuwe behangsels - en zoo goedkoop!
BEHANGSELPAPIERFABRIEK VAN RATH DObDEHEEFVER.
Op elk Stalenboek van origineele R D-Behangsels staat dit l$j )jl bekende lettermerk.
OFFICIEELE PUPLICATIE VAN LET DEPARTEMENT VAN
HANDEL, NIJVERHEID EN SCHEEPVAART.
DISPENSATIES VAN UITVOERVERBODEN EN
VEREFFENINGSCERTIFICATEN.
Het Crisis Uitvoer Bureau brengt ter kenis, dat de hierna genoem
de Rijksbureaux, elk voor de onder de desbetreffende instantie
ressorbeerende artikelen, met ingang van 20 Maart 1941 de dispen
saties van uitvoerverboden en de vereffeningscertificaten namens
het Crisis Uitvoer Bureau zullen afgeven:
Rijksbureau voor wol en lompen, Willem Il-straat 47-49, Tilburg,
Sectie teer van het Rijksbureau voor chemische producten, Parkweg
17, 's-Gravenhage.
Ter verkrijging van de bovengenoemde documenten dienen belang
hebbende exporteurs zich derhalve van dien datum af uitsluitend te
wenden tot deze bureaux, alwaar de noodige aanvraagformulieren,
zoomede handleidingen nopens de te vervullen formaliteiten koste
loos verkrijgbaar zijn.
Reeds bij het Crisis Uitvoer Bureau ingediende verzoeker, en aan
vragen zullen via de genoemde Rijksbureaux worden afgehandeld.
Te dezer zake moeten derhalve geen nieuwe aanvraagformulieren bij
deze instanties worden ingediend. Voor verlenging van reeds door het
Crisis Uitvoer Bureau verstrekte dispensaties voor de onderhavige
artikelen, wende men zich alsnog tot het Crisis Uitvoer Bureau.
hebben wij in alle soorten voorhanden, in de oude
kwaliteiten, vakkundige bediening, paskamer.
Door FRANK F. BKAUN.
8)
HOOFDSTUK III.
Angelica Fabreani was een slank,
blond meisje. Haar haarkleur, van
het fraaiste korenblond, was echt.
Misschien merkten de mannen dat
op en zagen ze haar daarop aan.
Ze gold bij al haar bekenden voor
uitgesproken knap. Merkwaardig
was, dat haar gezicht daarbij eigen
lijk onregelmatig was. Haar mond
was een beetje te groot. Haar oogen
hadden een ietwat Oosterscher.
vorm, ze waren amandelvormig.
Het verrassende was, dat ze van
een diepe blauwe kleur, als van
viooltjes, waren. Ze glinsterden
echter als een spiegelend water
vlak. Haar neus paste bij haar
mond. Haar neus was niet klein,
maar recht en smal; eerst bij de
neusvleugels kwam er iets meer
dikte. Iedere kunstschilder zou mef
haar gezicht moeite hebben gehad,
als schilder. Als man zou hij als
ieder ander voor dit samenspel van
lijnen verrukt hebben gestaan.
Er waren oogenblikken, dat haar
gezicht van een eigenaardige beko
ring was. Bijvoorbeeld wanneer ze
haar hoofd een weinig voorover
boog en haar oogen met de lange
wimpers deze beweging volgden,
of wanneer ze haar gezicht af
wendde en haar profiel met haar
mooie rechte neus duidelijk uit
kwam.
„Je hebt een sprekend gezicht",
had Ladislaus Marczali gezegd.
„Misschien zijn het ook alleen maar
je oogen. Onze vrouwen in Boeda
pest hebben beroemd mooie oogen
maar jij zou ook-in Boedapest nog
de aandacht trekken".
Het was 's avonds voor de huis
deur. Ze zaten in zijn auto en hij
had van de gelegenheid gebruik ge
maakt om eerst het eene en toen
het andere oog van zijn vriendin
met een kus te bedeelen. Hij deed
het vol aandacht en langzaam, om
dat Angelica hem niet afweerde.
Hij had heel vaak een merkwaar
dige wijze om zijn liefde en ver
eering voor dit meisje uit te druk
ken.
Zoo stuurde hij haar bijvoorbeeld
maanden lang op iederen Donder
dag een bouquet rozen In het be
gin waren ze tot ergernis van An
gelica wit geweest. Ze hield niet
van witte rozen en noemde ze kerk-
hofbloemen. Maar in de tweede
maand waren de rozen rose gewor
den. En nu was er bijna geen rood
meer, dat voor zijn bouquet donker
genoeg kon zijn.
„Die Ladislaus heeft een ietwat
romantische manier om iemand het
hof te maken", had Joachim, de
stiefbroeder, spottend gezegd. An
gelica had met opzet gedaan, of ze
deze woorden niet hoorde, maar
mevrouw Fabreani, de generaais-
weduwe, was boos op Joachim ge
worden. Ze vond deze Donderdag-
sche rozen prachtig. En ook het
idee, om er dien dag in de week
voor uit te kiezen, waarop ze met
elkaar hadden kennis gemaakt. Af
gezien daarvan waren er op die
manier ook nu tenminste altijd ver-
sche bloemen in huis. Er was geen
reden om daarmee te spotten.
In haar tijd was dat ook zoo ge
weest, alleen kwamen de bloemen
niet iederen Donderdag. Zooveel
geld had de jonge luitenant Fa
breani toen niet gehad. Sedert ze
weduwe was en een volwassen
docher had, maakte zij vaak zulke
vergelijkingen. Ze waren echter
nutteloos. Het was nu een andere
tijd. Men moest er genoegen mee
nemen, dat de dochter deed, wat ze
zelf goed vond. Aan de moeder
werd niets gevraagd.
Merkwaardig, dacht mevrouw Fa
breani, dat desondanks alles goed
gaat. Ze was nog niet op de ge
dachte gekomen, te denken, of niet
misschien juist daarom alles goed
ging.
Over het algemeen dacht ze in den
grond niet meer zoo diep na. Het
had geen zin. Ook die herinne
ringen aan vroeger 'waren niet op-
vroolijkend. Ze deden maar pijn
Wat voorbij was, het verleden
Egon Fabreani, sedert drie jaren
eerste luitenant, wiens jonge vrouw
bij een wedstrijd van haar paard
was gevallen en daarbij doodelijk
was gewond, was met den jongen
Joachim achtergebleven.
Hij leerde haar kennen op een
feestavond, dien de regimentscom
mandant had gegeven.
Ze bevielen elkaar, Ego Fabre
ani en mejuffrouw Eva Braubach.
Liefde nu ja, ze had van Egon
gehouden. Later in ieder geval,
toen Angelica werd geboren.
Hij maakte carrière. Goede he
mei, die opwinding toen: de vrouw
van een kapitein! De compagnie
marcheerde voor het venster langs
De gouden majoorskraag, die Egon
spelenderwijs verworven had Daar
na overste, kolonel, regimentscom
mandant. En toen als generaa'
commandant van een divisie! Ten
slotte Egon's j elfled, die lange smar
telijke dood.'ijjg.
En toen? Toen niets meer. Rus
tige jaren, trotsch op de kinderen
tevredenheid en verder niets. Tot
dan nu dit gebeurd was, dit vree
selijke Joachim werd vergiftigd
Ze had het gevoel, dat er een
prop in haar keel kwam; een traan
rolde over haar gezicht.
De dood van haar stiefzoon had
haar getroffen op een tijdstip, dar
ze zich zelf innerlijk op een keer
punt bevond. Zoo wilde z§_ niet
verder leven. Noch de zoon, noch
de dochter hadden haar verder
noodig. Ze zou nu tijd hebben ge
had, weer aan zichzelf te denken.
Wat was ze nu? Een oude vrouw
met een hartkwaal. Achtenveertig
jaar, feijna vijftig; wie keek er nog
naar haar? Als Angelica tenminste
maar uit huis was. Dan zou ze niet
aan iedereen haar achtenveertig
jaar behoeven toe te geven. Egon
was nu al verscheidene jaren
dood
Hopelijk trouwde Angelica met
dezen Hongaarschen jongen. De be
slissing lag bij Angelica. De man
nen wilden altijd met haar trou
wen, maar ze had steeds geweigerd-
Ze bezat daarin al een zekere erva
ring. Ze deed het opgewekt en voor
den man bijna pijnloos. Zooals een
goede tandarts, die een kies moet
trekken. Tusschen twee sigaretten
en een grapje.
Mevrouw Fabreani zuchtte. Ze
lag in een befaamd schoonheidsin
stituut onder de roode lamp. Haar
gezicht onderging de laatste behan
deling.
„Hoe laat is net, juffrouw?"
„Precies elf uur, mevrouw", ant
woordde het aardige meisje, zelf
een reclamegezicht voor het schoon
heidsinstituut, terwijl ze de laatste
portie crème op het voorhoofd van
mevrouw Fabreani legde. Het. roo
de licht ging uit. Mevrouw Fabrea
ni herademde. De procedure was
ten einde.
„Mijn dochter wacht zeker bene
den?" vroeg ze weifelend.
De aardige juffrouw ging naar
het venster. Mevrouw Fabreani
was een goede klant. Ze had haar
vaak.in de open auto zien wegrij
den. „Ja", zei ze, „ik zie juist den
gelen wagen hier de straat inko
men. Maar mejuffrouw uw doch
ter moet om den hoek parkeeren.
Hier beneden is alles vol, het ral
dus nog wel even duren". Intus-
schen haastte ze zich, de generaais-
weduwe weer van de laag vet op
haar gezicht te bevrijden. „Zoo",
zei ze stralend, „mevrouw ziet er
nu uit als dertig".
Mevrouw Fabreani probeerde
flauwtjes te lachen. Ze was donker
gekleed. Ze rouwde diep. Maar het
leven ging verder. Men zou niet
van haar kunnen zeggen, dat ze
een slechte moeder was. De dood
van haar stiefzoon was een feit.
Haar trof geen schuld. Joachim was
zevenentwintig jaar oud geweest.
Dan kan men een man niet meer
aan den leiband houden.
Het leven ging verder, inderdaad.
Ze had veel geweend, als een oude
uil had ze eruit gezien, met dub
bele ringen en dikke plooien onder
haar oogen. Dat was nu voorbij.
Innerlijk was ze er niet overheen.
Dat zou wel nooit heelemaal ge
beuren. Een paar jaar geleden de
man, nu de stiefzoon, die in die
vele jaren als haar zoon geweest
was. Maar ze weende niet meer. Ze
kon al weer glimlachen. De rest
zou het schoonheidsinstituut wel in
orde brengen. (Wordt vervolgd).