PAM BIJ DE HAANAPEN. HET GEHEIM STILLE NO 9 'leuittetoH DASHIELL HAMMETT 93 De winstmarge voor den winkelier. De kwestie der huishuren. Successen van het boete stelsel. DOODELIJKE GIF. TWEEDE BLAD GESCHREVEN DOOR TEEKENINGEN VAN ALEXANDER RAYMOND Prijsvorming en prijsopdrijving. (Van onzen Haagschen correspondent.) Onlangs heb ik naar aanleiding van een onderhoud met dr. Winse- mius, het hoofd van de afdeeling prijsvorming van den dienst van den gemachtigde voor de prijzen, in een artikel in dit blad geschreven over de moeilijkheden, welke zich voor het publiek voordoen ten aanzien van de vragen over prijsopdrijving en piijsvorming. Mét dr. Winsemius kwam ik daarin tot de conclusie, dat een groot aantal informatiebureaux, verspreid over het geheele land, het eenige middel zou vormen, om op doeltreffende wijze in deze moeilijk heden te voorzien. Bij die gelegenheid opperde ik de mogelijkheid,' bij de meer dan 3D bestaande Kamers van Koophandel vanwege den dienst van den Ge machtigde een deskundige aan te stellen, tot wien zoowel de winke liers als het publiek zich recht streeks en mondeling zouden kunnen wenden om moeilijkheden te bespre ken, informaties in te winnen, enz. Naar ik thans verneem, heeft dit denkbeeld een dusdanig gunstig ont haal gevonden, dat bovengenoemde oplossing thans reeds geenszins slechts een „vrome wensch" is, doen integendeel een goede, kans van sla gen biedt. In mijn onderhoud met dr. Winse mius kwamen echter ook nog enkele andere vragen betreffende prijsvor ming en prijsbeheersching aan de orde, waaromtrent hier nog een uit eenzetting moge volgen. De winst-marge. Herhaaldelijk kan men, niet alleen van de zijde der winkeliers zelf, hooren, dat de kleinhandelaren tegenwoordig met een schrale winst genoegen moeten nemen, ofschoon hun eenzelfde winstpercentage als voor den tienden Mei in uitzicM zou zijn gesteld. Hun onkosten zi veel hooger, zij moeten een niet onaan zienlijke winstbelasting opbrengen, hun omzetten zijn geringer, enz., ter wijl zij daarentegen gebonden zijn aan een reeks beperkende voor schriften ten aanzien van hun prijs vorming. Aldus wordt beweerd, en dit betoog wordt dan bijna altijd ge ïllustreerd met het welhaast klas sieke voorbeeld van de eieren, waar op practisch slechts een winst van 20 a 30 cent per 100 stuks moge lijk is. Inderdaad is de winstmarge op eieren zeer gering; maar dat is dan ook welhaast het eenige voorbeeld, dat aangevoerd worden kan. Hier kan echter het een en ander tegen over gesteld worden, naar ons van bevoegde zijde werd te kennen ge geven, dat zeker niet minder belang rijk is, en waaruit blijken moge, dat de winkelier in het algemeen zeker geen reden tot klagen heeft. Daar is allereerst het feit, dat de winkelier in deze abnormale tijden dingen heeft kunnen opruimen en vaak tegen zéér loonende prijzen waarmee hij onder normale omstan digheden ongetwijfeld zou zijn blij ven zitten. Ieder weet, hoe door velen alles „wat los en vast was", met graagte werd gekocht, zoodat tallooze oude, en zelfs verouderde, voorraden door den winkelier van de hand konden worden gedaan tegen prijzen, waarvan hij nooit had gedroomd. Wat de omzetbelasting betreft, kan b.v. ten aanzien van den kruide nier het volgende worden opge merkt: per 1 October j.l. moest de kruidenier 2 van den fabrikanten- prijs der artikelen aan omzetbelas ting betalen. De winkelier koch' echter meestal van den grossier en dus betaalde hij geen 2 van zijn eigenlijken inkoopsprijs (den gros siersprijs), terwijl hij toch het recht kreeg, zijn .inkoopsprijs met 2 te verhoogen. Hij kreeg dus aan „om zetbelasting" méér terug d'an hijzelf had moeten betalen! Verder kreeg hij het recht, naar goed koopmansgebruik,tot -„afron den", waarvan een dankbaar soms zelfs een al te dankbaar! gebruik werd gemaakt. En tenslotte was er een heele lijst van artikelen, 'die niet onder de omzetbelasting vielen en waarvan de kruidenier de prijzen niettemin met bovengenoemde 2 mocht verhoogen. Dit alles betrof de goederen, die werden ingekocht tusschen 1 Octo ber en 1 Januari j.l. Hierop werd dus stellig in h-et algemeen geen slechte winst gemaakt! Thans is de regeling zoo, dat dt kruidenier zijn prijs berekent', ver hoogd met de te betalen omzetbelas ting. Bedragen beneden 10 cent en boven 20 cent moeten nu naar be neden worden afgerond, terwijl be dragen tusschen 10 en 20 ct., die zeer gangbaar zijn, naar boven mo gen worden afgerond. Er is dus oox thans geen reden voor den winkelier, om over de hem toegemeten winst marge te klagen, al zijn de extra- voordeelen van vóór 1 Januari, die door sommigen Werden genoten, ge deeltelijk vervallen. Ook moet men niet uit het oog verliezen, dat de z.g. prij zenstop op het niveau van vóór den tienden Mei, gelijk ik reeds in mijn vorige artikel opmerkte, slechts een over gangsmaatregel was, waarmee geenszins werd beoogd, alle prijzen blijvend hierop vast te leggen. Dit prijsniveau wordt slechts als uit gangspunt gebruikt bij de vaststel ling van nieuwe prijzen, voor zoover deze door een verhooging der nood zakelijke onkosten e.d. van den win kelier ncodig blijken. De afdeeling- prijsverming van dr. Winsemius is dan ook dagelijks doende, een defi nitieve prijsregeling voor de ver schillende artikelen en diensten, in overleg met de betrokken organisa ties van den handel, vast te stellen Hierbij wordt den winkelier in het algemeen eenzelfde marge-in-geld toegestaan, vergeleken, met die, welke hij op of voor 10 Mei 1940 placht te berekenen. De nieuwe ver koopsprijs wordt n.l. gevonden door op den hoogeren inkoopsprijs de vinstmarge-in-geld van vóór 10 Mei 940 te leggen. Voor artikelen met wisselende prijzen wordt veelal een afwijkende regeling getroffen. Ten aanzien van de groenten b.v. worden iedere week de veilingprijzen vastgesteld. De grossier mag dan als zijn winst 12 op den veilingprijs zetten, plus transportkosten; de winkelier op zijn beurt 30 op den grossiersprijs. Kortingen en huren. Een veelvuldig voorkomende, doch door het publiek weinig als zoodanig gesignaleerde vorm van prijsopdrij ving is de kwestie van de „procen ten". Vele winkeliers hadden voor den tienden Mei de gewoonte, hun klanten, al of niet onder bepaalde voorwaarden, een zekere korting toe te staan, door b.v. voor een bedrag ran 10 gulden aan kassabons 30, 40, 50 ct. of soms nog meer terug te be talen. Indien zulks het geval was, zijn deze winkeliers verplicht, deze kor ting ook thans toe te staan, wam r.iet-nakoming hiervan -valt ondef de voorschriften tegen prijsopdrijving. Dit is niet meer dan billijk. Een een voudig rekensommetje toont aan, dat een winkelier met een betrekke lijk kleine omzet van 1200 per week, die vóór 10 Mei slechts 2 korting gaf, thans, indien hij, ge bruik makend van de afhankelijke positie, waarin koning-Klant is ko men te verkeeren, hiermee is opge houden, reeds een woekerwinst van f 24 per week maakt! Gelijk bekend werd in Mei ook het buren-niveau vastgelegd. Dit is een zeer belangrijke maatregel, indien men den noodlottigen cirkelgang: hoogere prijzen hoogere loonen inflatie, wil ontgaan; want bij de lagere inkomens vormen de huren vaak 20 a 30 van het geheele budget. Er zijn slechts twee uitzonderingen toegestaan: j. indien een essentieele verbetering aan het pand wordt aan gebracht (opverven e.d. wordt hier toe niet gerekend), mag 10 van de kosten dezer verbetering per jaar op den huur worden opgelegd; 2. indien door een persoonlijken band tus schen huurder en verhuurder (b.v. een vader, die een huis aan zijn pas getrouwden zoon verhuurt) de huur van een pand beneden het normale niveau lag, mag deze huur, in geval er een nieuwe huurder in dit pand komt wonen, gebracht worden op het niveau van andere, overeen komstige huizen. Nu wij naar alle waarschijnlijk heid een periode van huizen- schaarschte tegemoet gaan, zal hef aller medewerking vragen in het algemeen belang! om ontduikin gen van de huurvoorsehriften, b.v. in den vorm wan al of niet gedwon gen steekpenningen, tegen te gaan. Ket is dan ook geenszins uitgesloten, dat nieuwe, strengere, voorschriften, op dit gebied binnenkort zullen moe ten worden uitgevaardigd. (Dit is in- tusschen geschied. - Red.) Het boetestelsel. Tenslotte nog een enkel woord over het boetestelsel voor overtre ders der gegeven voorschriften. Het is een gebiedende eisch, vooral in dezen tijd, waar wij allen met elkaar zoo goed mogelijk doorheen moeten zien te komen en waarin elke vorm van prijsopdrijving wel bij uitstel als diefstal te brandmerken valt, dat tegen deze menschen krachtig wordt opgetreden. Het is hierbij zeker niet de bedoe ling van de autoriteiten, de zaak var den betrokken schuldige te torpedee- ren. Bij het bepalen der boete, welke ongelimiteerd is, wordt dan ook al lereerst rekening gehouden met het onverdiende voordeel, dat de delin quent van zijn overtredihg genoten heeft. Ook de vraag, of men te doen heeft met een groote of een kleine zaak, speelt een rol. De zwaarste straf is wel het pu- bliceeren in de dagbladen van den naam van den schuldige. Hiermee kan immers de ondergang van zijn zaak zijn gemoeid. Derhalve gaat men slechts in het uiterste geval, wanneer de overtredingen wel zeer brutaal en ingrijpend tvaren, hier toe over. Niettemin ié ook deze straf reeds enkele malen toege past. De boetegelden worden alle ge heel in de schatkist gestort. Het effect van een boete aan één overtreder is soms zeer merkwaar dig: zoo was er onlangs in geheel den Haag practisch geen wol tegen normale prijzen te koop. Er wera een groote boete gegeven aan een bepaalde firma, die op verschillende wijzen de prijsvoorschriften had overtreden; en plotseling kon men in tal van textielzaken van den Haag weer gewoon wol koopen! INGEZONDEN STUKKEN DE NOOD DEB ÓUD- GEFENSIONNEERDE MILITAIREN EN HUN NE WEDUWEN. Geachte Redactie. Het is werkelijk meer dan nood zakelijk, dat wederom een beroep wordt gedaan op uw welwillendheid om een bescheiden plaats in uw blad te vragen voor het navol gende: Nog altijd is 'er aan een categorie Nederlanders, oud-gepensionneerde militairen van Land- en Zeemacht en hunne weduwen van vóór de Pensioenwet van 1922, geen recht gedaan. Zij'moeten nog steeds leven van een zeer karig inkomen en dat in deze tijden! De aandacht te vestigen op deze stilde armen is juist nu dringend noodig, Want de nood dezer 'men schen, van wie velen de 70 en 80 jaren zijn gepasseerd is n-u ten top gestegen. Hunne levensomstandigheden zijn onhoudbaar geworden! Nu weten zij werkelijk geen raad meer om rond te komen. Kunnen zij, die jaar in, jaar uit gehoopt hebben eens niet meer ten achter gesteld te zijn met hunne collega's, gepensionneerd in en na 1922, dien hoop nog behouden? Zeker, indien onverwijld begon nen wordt aan de reeds zoo vaak gestelde rechtmatige verzoeken om gelijkstelling te voldoen' Waarom nog langer met twee maten meten? Wanneer nu ambtenaren e. a. met een belangrijk hooger inkomen, een toeslag krijgen om rond te kun nen komen, is het toch zeker wel gewenscht, dat ook aan 't minimale inkomen van deze gewezen lands dienaren thans aandacht wordt ge schonken. Nog is het mogelijk hun een zon- nigen levensavond te geven. Komen zij voor een gelijkstelling van pensioen met hunne volgens de nieuwe wet van 1922 gepension- neerde collegas nog niet in aanmer king, laat men hun dan alvast een menschelijke en gerechtvaardigde verhooging van hun minimale pen sioentjes geven. Moge dit artikel onder de aan dacht komen van hen, die den nood van de-ze Nederlanders ten spoe digste kunnen lenigen. Aan U, geachte Redactie, mijn bijzonderen dank voor de verleende plaatsruimte. Hoogachtend, J. H. Postgiro-nos. van de Winterhulp Nederland W in terhulp N ederland, Den Haag, no. 5553. Als Bank der Winterhulp Nederland is aangewezen de Kasvereeniging N.V., Am sterdam no. 877. Stort op 5553 of 877, Ge brengt geluk in veler teven! TIJDSCHRIFTEN. Panorama geeft foto's en beschrij ving van een medische bijenkorf in Rotterdam, het groote geneeskun dige centrum in het hart der stad waarvan êen afdeeling dezer dagen is geopend en dat in September geheel gereed zal zijn. In de serie „Ons land en zijn historie" wordt ditmaal de stichting van ons kolo niaal rijk besproken. Een dubbele fotopagina is gewijd aan het leven en den arbeid der garnalenvis- schers. Veel belangstelling is ervoor de kunst van den pottenbakker. Aan mode en sport, alsmede aan veel geïllustreerd nieuws uit bin nen en buitenland is weer voldoen de aandacht geschonken. 255. Ze wachten reeds geruimen tijd, doch geen aap is er te zien. Pam heeft het wat moeilijker dan zijn ge leerde vriend, want hij moet doodstil blijven staan. Eindelijk ziet de professor de maanapen in de verte aankomen. 256. Nu oppassen, dat zij zich niet verraden. De apen dalen nu de rotstrap af. Daar bemerken ze de afwezig heid van de bewakers, doch ze zien Pam staan en den ken dat alle„ in orde is. Voorzichtig komen ze naderbij. VAM HET Door FRANK F. BRAUN. 44) „Mooi. Hier, houd de rest maar" Hij ging het huis binnen. De hos pita deed hem open. „Mijnheer Horn is niet thuis", zei ze. Deze jc-ngen man kende zé van aanzien hij was een van de vrienden van haar pensiongast. „O", zei Peter Braubach; hij be greep, dat de vrouw nog heele- maal niets van de arrestatie afwist. Dat vond hij des te beter. „Is er iemand geweest?" informeerde hij Misschien was de huiszoeking al achter den rug. Maar de hospita stelde hem ge- rust. „Wie zou dan hier geweest moeten zijn?" „Ik dacht", loog hij, „dat -we hier met een paar vrienden hadden af gesproken". Hij deed alsof hij nadacht. „Wilt u me even binnen laten, ja? Ik zou graag een briefje aan mijnheer Horn schrijven". „Zeker, gaat uw gang", zei de wouw. Ze ging hem voor en open- e de deur van Otto's kamer. Peter Braubach liep naar de schrijftafel, hij vond een blad papier en begon te schrijven. De hospita bleef in de kamer. Hij zei snel: „Och, kijkt u even uit -het raam, of mijn taxi ge wacht heeft. De man moet een oogenblikje wachten, ik heb haast". Hij knikte haar vriendelijk toe. Daar zij heelemaal niet uit wan trouwen, doch alleen maar heel toevallig in de kamer gebleven was, liep zij dadelijk de kamer uit en naar het raam van de voorka mer. Peter Braubach sprong op, hij keek in de kamer om zich yheen Nachtkastje, bed, kleerenkast, bu reau. Waar moest hij mët het poe der heen? Hij moest snel handelen want ieder oogenblik kon de hospi ta weer terug zijn. Voor een twee de maal kon hij haar niet wegstu ren. Hij nam het zakje met het poeder uit zijn zak. De stappen van de hospita kwamen weer in zijn richting. „Uw taxi is weg", zei ze en bleef in de deur staan. „Jammer", zei hij. Ze vond aan hem niets opval lends; hij zat weer net als straks aan het bureau. In de hand hield hij het zakje verstopt. Waar moest hij er nu mee naar toe? -Zijn hart klopte, altijd dat domme hart. Langzaam schoof hij zijn hand naar de spleet, die tusschen het blad van het bureau en de lade daaronder open was. Het zakje was plat, het was niet dikker dan een brief. Zonder dat de argelooz'e hos pita iets van zijn manipulaties be merkte, schoof hij het zakje in de speet en gaf het een laatste stootje. Het verdween en lag nu in de ge sloten bureaulade. Een vootrreffe- lijke inval. Natuurlijk zou de poli tie deze la openmaken. Hij frommelde - het papiertje, waarop hij geschreven had, in el kaar. „Och, het komt er allemaal niet op aan", zei hij. „Mijnheel Horn zou de boodschap toch te laat krijgen. Ik zal hem later wel opbel len". Hij stond op, liet het papiertje in zijn jaszak verdwijnen en ging naar de deur. „Neemt u me niet kwalijk, dat ik u lastig gevallen heb". „Kan ik nog een boodschap over brengen?" „Nee, niets", zei hij. „Vergeet u dit bezoek maar". Dat was onhandig; hij zou die woorden reusachtig graag ingeslikt hebben, maar ze waren hem nu eenmaal zoo uit den mond geval len. Hij groette en ging. HOOFDSTUK XIV. Kybander kreeg om twaalf uur het telefoontje van Angelica Fa- breani. „Mijnheer Kybander, bent u het zelf?" „Ja, wat is er, juffrouw Fabre- ani?" „Wat ik u beloofd heb. Er is ai- leen een onbelangrijke verandering in gekomen. Peter Braubach heeft het zelf gedaan. Ik weet dus niet. waar hij het vergif in de kamer van Otto Horn verstopt heeft. U moet het zoeken". „Wanneer is Braubach er heen gegaan?" „Ik wilde u in geen geval te vroeg waarschuwen. Hij is hier nu een half uurtje weg; hij moet dus al weer op den terugweg zijn. Belt u zijn hospita maar even op, of hij er geweest is". „Dat zal ik doen. U hoort nog nader van me, juffrouw Fabreani Doet u van uw kant nu verder niets. Belooft u me dat!" „Goed, dat beloof ik u", „Dank u wel". Kybander hing de telefoon weer op. Hij liep naar de kamer, waar Otto Horn zijn boek zat te lezen. „Mijnheer Horn", zei hij haastig, „belt u uw hospita even op. Peter Braubach moet bij u thuis geweest zijn. Vraagt u daar naar. Met. dit toestel krijgt u dade lijk de stad. Weet u uw telefoon nummer uit het hoofd?" Otto Horn draaide reeds aan de schijf. „Hallo, u spreekt met Horn. Vertelt u eens, juffrouw, is er iets voor mij gekomen? Is er iemand geweest?" „Niets bijzonders, mijnheer. Post heelemaal niet. Een van uw vrien den was zoonet hier een kwartiertje geleden, hij wilde u spreken. Hij is weer weggegaan. Eerst wilde hij u een briefje schrijven, hij is er ook mee begonnen, maar toen zei hij. dat hij u liever wide opbellen" „Waar heeft hij dat briefje aan mij geschreven?" „Hij heeft een oogenblik aan uw bureau gezeten". Otto Horn wachtte; hij keek den hoofdinspecteur vragend aan. Ky bander had meegeluisterd. „We rij den er dadelijk heen", fluiserde hij. Otto Horn knikte; hardop zei hij: „Ik kom dadelijk naar huis. Ik spreek u dan wel". Hij hing de telefoon weer op. Kybander wierp het mee luister-apparaat bijna weg, zooveel haast had hij plotseling. De jonge man kende hem nauwelijks meer. „We moeten er dadelijk heen", zei Kybander. „Gaat u maar mee". Hij pakte zijn hoed en zijn jas en ging hem voor. Onderweg sprak hij geen woord. Otto Horn durfde hem niets vra gen. De hoofdinspecteur staarde met een blik in een der hóeken van den wagen waarvan men zou kun nen schrikken De taxi reed hem niet hard genoeg. Nauwelijks stond de auto stil of hij sprong er uit en liep het huis binnen. De hospita deed hem verbaasd open. Wie belde daar zoo hard? Den hoofdinspecteur kende zij niet maar toen zij haar huurder achter hem zag staan, liet ze hen beiden binnen. De kamer zag er uit als altijd. Ze deden de deur dicht. „Ziet u hier een of andere ver andering?" „Niet de geringste, inspecteur". „We kumien de kamer maar niet in het wilde weg onderzoeken. Kijkt u eens in het laatje van het nachtkastje", hij keek om zich heen, „of in de kleerenkast. Daar zit de sleutel in en dat heeft hem misschien aangetrokken. Kijkt u vooral in de zakken van uw klee- ren". Hij wachtte, de uitdrukking van zijn gezicht was gespannen en hij scheen na te denken. „Niets, mijnheer", zei Otto Horn na een korten tijd. Kybander ging naar de deur, hij maakte die open en behoefde de hospita niet eens te roepen. „Komt u toch binnen", zei hij. „Heeft u dien mijnheer, die zoopas hier was, in de kamér alleen gelaten?" „Ja, maar een oogenblik. Is er iets weg?" ,Nee", zei Kybander; het lag hem op de tong om te zeggen, dat er in- tegendel iets bij gekomen moest zijn. Maar hij slikte de opmerking nog bijtijds in. „Dien indruk maakte die mijnheer cok heelemaal niet", zei de hospi ta. „Ik kende hem van aanzien, het was een van de kennissen van mijnheer Horn". „Wat voor indruk maakte hij op u?" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1941 | | pagina 7