Nederland bouwt in baksteen.
Van vtindereitje tot zijden draad.
Duizend rupsen, duizend cocons,
één zijden japon.
FILMNIEUWS.
Nu de nieuwe aard
appelen er zijn.
t
TWEEDE BLAD
„ALS u goed luistert, hóórt u ze spinnen!", zegt de heer H. H.
B e e m s, de leider van het proefbedrijf der Ned. Zijdeteelt-
vereeniging te Huizen, wanneer hij ons toegang verleent tot de
spinkamer in Huizens oude raadhuis, waar vele duizenden vol
wassen zijderupsen, gedreven door hun instinct, begonnen zijn,
hun cocon te spinnen. Anderen zijn nog niet zoo ver, en malen
met hun vraatzuchtige kaken de moerbeibladeren fijn, die op de
houten stellingen zijn gelegd. Dit spinnen zoowel als dit eten
veroorzaakt een licht geruisch, zooals van regen, die buiten op
het blad der boomen valt.
Dit jaar voor het eerst heeft de Ned. Zijdeteeltvereeniging op
groote schaal een proefbedrijf ingericht, waar 250.000 rupsen
van eitje tot cocon zullen worden bevorderd, waarna men van
deze cocons een hoeveelheid van ongeveer 220 K.G. zijde hoopt
te winnen, welke tegen een bedrag van zes gulden per K.G.
rpim 1300 zal opbrengen, hetgeen een loonende prijs betee-
kent. Over de kwaliteit van deze zijde behoeft geen twijfel te
bestaan; bij vroegere proefnemingen, op kleiner schaal, werden
cocons afgeleverd, die een dusdanige kwaliteit zijde gaven, dat
de afnemer er zijn spijt over uitdrukte, geen grooter kwantum
te kunnen koopen!
24.000 eitjes in de
broedstoof.
Voorzichtig opent de heer
Beems in de voormalige burge
meesterskamer een kleine
broedstoof, waarin een schaal
tje met eitjes staat, ongeveer 20
gram, tezamen tellende 24.000
stuks. In deze eitjes zullen bij
een behaaglijke temperatuur
van ongeveer 75 graden, en bij
een bepaalde vochtigheid van
de lucht evenzoovele zijderup
sen tot leven worden gewekt;
na enkele dagen komen zij te
voorschijn, en ongeveer vier
dagen nadat de eerste rupsen
zijn verschenen, hebben ook de
laatsten het eitje verlaten:
slechts enkele millimeter lange,
bruine streepjes, die op het te
voren klaargelegde stukje
moerbeiblad krioelen, en wei
nig lijken op de volwassen zij
derupsen, welke een lengte van
negen centimeter bereiken.
„De eitjes, die wij hier gebruiken,
komen uit Italië", zoo vertelt ons de
heer Beems. „Tusschen twee plank
jes, waarin zich gaas bevindt, ko
men ze hier, en aangezien wij in
Huizen de trapsgewijze teelt toe
passen, waarbij doorloopend van
Juni tot half September gewerkt
kan worden ,gaat het grootste ge
deelte van deze eitjes naar de koel
cellen van de Ned. Heidemaat
schappij, vanwaar men ons vervol
gens elke week drie zendingen toe
stuurt, welke dan zoo successieve
lijk in dé broedstoof terecht ko
men".
„Hoe lang duurt de ontwikke
lingsgang van eitje tot cocon?"
„Ongeveer vijf weken, nadat de
rups 't eitje heeft verlaten, krijgt zij
neiging, zich in te spinnen. Merk'
waardig is daarbij, dat zij dan vier.
maal van huid is veranderd.
Als de rups zes of zeven dagen
oud is, hecht zij zich vast aan een
blaadje, met het voorlijf in de hoog
te; zij bevindt zich dan in eer. :-oort
van rusttoestand, waarin zij in het
geheel niets eet, en ook niet ge
stoord wenscht te worden. Wanneer
men haar aanraakt, dan reageert zij
zelfs op een zekere kribbige manier,
alsof ze te kennen wilde geven: laat
me met rust! Zij blijft zoo ongeveer
40 uren roerloos zitten; gedurende
dezen tijd begint de oude huid los te
laten en in te schrompelen, totdat
de rups voorzichtig uit haar oude
plunje kruipt, en met een nieuwe
japon een tweede periode van 4 a 5
dagen ingaat, aan het eind waarvan
het nieuwe pakje al weer versleten
blijkt, en ze opnieuw na 40-urige
contemplatie, gedurende w^lke zij
voor de buitenwereld absoluut ver
loren is ,met een versche huid ten
tooneele verschijnt, terwijl het oude
pakje weer als een bruin plukje op
het moerbeiblad achterblijft.
Dat gebeurt zoo viermaal, en dan
breekt het vijfde 'tijdperk aan, dat
niet meer door een vervelling wordt
afgesloten, maar door de inspinning.
In deze vijfde en laatste periode
doet de zijderups zich als een echte
veelvraat kennen; zij verslindt met
niet'te verzadigen eetlust de moer
beibladeren., die haar worden voor
gezet, en al vormen die bij elkaar
toch nog maar een gewicht van
slechts 20 gram, vergeleken bij de
25 gram voedsel, welke de rups ge
middeld tot zich neemt gedurende
haar geheele leven, is het een flink
percentage!"
Rupsen op de stellingen,
In de raadszaal van Huizens vroe
gere gemeentehuis staan thans tien
tallen stellingen waarop data zijn
aangebracht. Hier liggen op de
moerbeibladeren de zijderupsen te
vegeteeren, tot ze aan het eind van
hun vijfweeksch bestaan rendement
zullen gaan opleveren. Tot dan heb
ben ze niets anders gedaan dan
moerbeibladeren verteren en ver
vellen. Wij wandelen langs de hou
ten plateaux, waarop de rupsen
zich uiterst traag bewegen. De kans
dat er eentje afvalt en op den grond
terecht komt, is vrijwel nihil; de
rupsen verwijderen zich niet verder
dan strikt noodig is. Daardoor is het
ook uitgesloten, dat ze door elkaar
zouden raken; elk plateau behoudt
zijn eigen rupsen, en door het af
lezen van de data kan men onmid
dellijk zien, hoe oud ze zijn.
Het schoonmaken van de stellin
gen is heel eenvoudig. Men legt op
de afgegeten moerbeibladeren een
geperforeerd papier, waarop ver
sche bladeren zijn neergelegd. De
rupsen, die hierdoor onmiddellijk
aangetrokken worden, klimmen
door'de gaten van het papier om
hoog, en zóó sterk is de drang naar
dit versche voedsel, dat er vrijwel
niet één achterblijft. Het papier met lig thuis te geven, stuiten af op de
VUUR IN DEN NACHT.
Harmonie-Theater-
Een boeiende film, deze verfil
ming van Sudermann's tooneelstuk-
Johannisfeuer. De sfeer is door re
gisseur Rabenalt uitstekend getrof
fen. Reeds bij het eerste wederzien
van Georg en Marikke op de boer
derij van Vogelreuter voelt men
wat er in beide omgaat.
Na vijf jaar is de vroegere pleeg
zoon Georg op de hoeve terugge
keerd. Over drie dagen zal hij trou-,
wen met Trude, de dochter des
huizes. Maar als hij Marikke terug
ziet worden oude gevoelens wakker.
Men voelt den strijd, die er gestre
den wordt. En dan komt de St.
Jansnacht met de laaiende vuren;
de nacht van de ontketende wen-
schen en verlangens. In dien nacht
komen Georg en Marikke tot el
kaar. Den volgenden dag wil Georg
de hoeve met Marikke verlaten.
Maar deze wijst Georg met inspan
ning van al haar krachten af en
terwijl de kerkklokken het bruids
paar verwelkomen, verlaat Marikke
treurig en verlaten het huis, waar
niet langer plaats voor haar is.
Men voelt in het spel bij voort
during aan welk conflict er dreigt.
De verschijning van de zwerfster
Wezkalnene, moeder van Marikke,
vormt om het meisje een geheim
zinnige sfeer. De pogingen van do
minee Haffke om Marikke een vei-
bediende op een op den rand van
faillissement staand informatiebu
reau, in welke kwaliteit hij belast
wordt met het inwinnen van gege
vens omtrent den levensloop van
Marie Bause te Schneidemühl. Na
tuurlijk vindt hij haar, maar dan
komen de verschrikkingen, als de
opdrachtgever aan het bureau 5000
mark stuurt om aan haar te over
handigen. Zij vermoedt n.l., dat de
gift afkomstig is van haar huisheer,
een bejaarden vrijgezelZij brengt
het geld dan ook verontwaardigd bij
dezen, maar Bully weet te- bewer
ken, dat hij het tenslotte toch weer
terugkrijgt. Zij koopt er dan een
pension voor, dat volgens haar man,
den sulligen boekhouder Filoda (ge
speeld door Richard Romanowskyl,
bijzonder gcjed gaat, maar in wer
kelijkheid geen enkelen pensiongast
heeft. En dan maar neen, we kun
nen al hetgeen zich verder afspeeit
moeilijk vertellen, zoodat we hen.
die méér willen weten en een paar
uurtjes aangenaam willen verpoo
zen, aanraden zelf alles mee te be
leven. Alleen willen we nog opmer
ken, dat Ida Wüst voortreffelijk
speelt als Marie Filoda Banse en
dat Sabine Peters als Daisy Kessner
een aardig danseresje is.
In het voorprogramma komt voor
een cultuurfilm van Java en veel
geïllustreerd nieuws uit eigen land
en van het oorlogstooneel in Rus
land.
de versche bladeren wordt dan op
genomen, op een reserve stelling
gelegd ,en de oude stelling kan
schoongemaakt worden, nadat men
tevoren nog even heeft onderzocht,
of er rupsen op zijn achtergebleven.
Gedurende vier weken, tot na de
vierde vervelling, blijven de rupsen
in deze kamer met haar vele stel
lingen. Na de laatste vervelling ko
men ze in de spinkamer waar na
een dag of tien het inspinnen een
aanvang neemt. De rupsen worden
dan wasachtig en doorschijnend, zij
eten niet meer trouwens, zij heb
ben de voorgaande dager, hun portie
we ltot zich genomen! en na het
middaguur gaan de meesten naar
het hoogste punt, dat zij vinden
kunnen, om de cocon te gaan ma
ken, waarin straks de gedaantever
wisseling van rups tot vlinder zou
plaats vinden, indien de mensch
geen spaak in het wiel stak.
In de burgemeesterskamer van
het oude raadhuis gebeuren elk uur
van den dag kleine wonderen.
Langs stokjes, die geplaatst zijn in
de stellingen, klauteren de rupsen
omhoog, tot ze terecht komen in de
zoogenaamde spinhut, een verzame
ling onderling verbonden horizon
taal hangende latten, die denken
doet aan een neergelaten jalouzie.
Hier begint de rups een los, door
zichtig net te make,n waarbinnen
zij zich inspint; de cocon hangt dus
in het net, en beide, zoowel het
net als de cocon, worden voor de
zijdewinning gebruikt, met dit ver
schil, dat het net uit vlokzijde be
staat, korte draden, die niet zulke
goede kwaliteit zijde opleveren als
de cocon, die uit één draad gespan
nen wordt welke ongeveer 1500
meter lang is.
Drie dagen duurt het, vóór de
rups zich geheel heeft ingesponnen.
Het materiaal hiervoor komt uit
vier openingen, die zich onder aan
haar kop bevinden. Uit de twee bo
venste perst zij een strooperige
vloeistof, die fibroine genoemd
v/ordt, uit de onderste komt de re-
sicine, welke de twee fibroine-dra-
den aan elkaar lijmt. Zoo obtstaat
dus een draad, die wanneer zij aan
de buitenlucht wordt blootgesteld,
onmiddellijk hard wordt, en
gevoelens die zij Geoi-g toedraagt.
Het uitstekende spel geeft de
film een bijzondere beteekenis
Anna Dammann als Marikke is hel
belangrijke middelpunt en zij ver
vult haar rol op indrukwekkende
wijze. Gertrud Meyen is een aan
trekkelijke sympathieke verschij
ning als Trude. Ernst von Klipstein
in de rol van Georg en Otto Wer
nicke als de heerenboer zijn zeer
goed en Hans Brauserwetter weet
van Haffke een zeer aannemelijke
figuur te maken. Inhoud, spel en
opnamen maken de film tot een
boeiend geheel.
Het voorprogramma bracht een
uitgebreid Ufa-journaal, een Tobis
Nieuws opgenomen door Profilti en
een mooie natuuropname van de
Donau van bovenloop tot beneden
loop aan de Zwarte Zee.
BURGEMEESTER-COMEDIANT,
Roxy-theater
Een burgemeester van een klein
stadje heet Gordian von Schwingen-
beutel ên daaruit blijkt al, dat h:j
een geweldige autortiteit is. Hij
snauwt iedereen af en weigert elk
verzoek van de vereeniging de Voor
uitgang, die b.v. een electrische cen
trale wil bouwen.
De burgemeester vindt dat te mo
dern en wijst tevens met hautain
gebaar een tooneelspeler, zekeren
Silbernagel af, die met zijn gezel
schap in het stadje een tooneelvoor-
stelling wil geven. De burgemeester
houdt niet van comedianten en vindt
bovendien een-stuk als „Die lustige
Weiber von Windsor", alleen op den
titel afgaande zoo zedekwetsend, da
hij er niet aan denkt, dat in zijn ge
meente te laten opvoeren.
Intusschen is de jonge gemeente
secretaris verliefd op de nicht van
den ongetrouwden burgemeester. Hij
wil haar schaken, maar de burge-
vader achterhaalt het stel en neemt
de trouwpapieren in beslag. Ten
einde raad besluit de secretaris den
acteur, die veel van den burgemees
er weg heeft, te vragen als dier.s
dubbelganger op te treden, ten ein
de te trachten zoo in het bezit van
de papieren te komen.
Vanaf dat oogenblik gebeuren er
rare dingen in het stadje. De burge
een I meester verschijnt in allerlei café':
stevige wand vormt, waarachter de die hy vroeger zelfs liet sluiten en
van rups tot vlinder wordende pop dr;nkt er en zingt er samen met den
VeuT^J3eSCjUt„ligV gemeentebode. Hij geeft toestem
HIER onderbreekt de heer Beems mjng tot het bouwen van de Cen
even ons discours, om een langpoo- trale enZ-i maar tenslotte komt dat
tige hooiwagen dood te knijpen, die alles natuurlijk den echten burgemees
bezig was, zich onder het venster
raam door te werken, blijkbaar op
weg naar de stellingen met rupsen.
„Spinnen zijn onze ergste vijanden,
en dan vooral de loopspinnen. De
spinnen, die een web maken, ko
men niet verder dan dat web, en
die zien wij hier dus niet. Maar de
loopspinen schijnen te ruiken, dat
zich hier iets van hun gading be
vindt; hun jachtinstinct brengt ze
hier heen, en wanneer ze eenmaal
op de stellingen zijn geklommen,
kunnen ze onder de jonge rupsen
ter ter oore en dan volgt er een zeer
verwarde, maar dol komische ge
schiedenis van voortdurende ver
wisselingen waarbij niemand weet
wie nu eigenlijk de burgemeester en
wie de comediant is. Ook de lands
vorst komt er nog bij te pas en hij
spreekt gelukkig den namaak-bur
gemeester, maar plotseling verliest
deze een stukje van zijn aangeplal
te snor en komt alles tot een ver
klaring. Het resultaat is een brui
loft waarop ieder tevreden kan zijn,
Weisz Ferdl, Paul Richter, Trudi
KRAMBAMBULI.
Victoria-theater.
Krambambuli is het verhaal van
de avonturen van een hond, die op
een goeden dag de ouderlijke hon-
denmand verlaat en de wijde we
reld intrekt. Krambambuli ontdekt
daar vreemde dingen, de vlinders,
de egels en de koeien en allerlei
soorten menschen vooral deze,
goede en slechte, zooals die nu
eenmaal in de menschenwereld te
vinden zijn. Hij krijgt een zwerver
tot baas en met dezen zal hij tot
het einde toe verbonden zijn
ondanks alles. En' dat „alles" is
voldoende, meer dan voldoende
eigenlijk om twéé hondenlevens te
vullen. Zij beleven goede dagen, de
hond en zijn baas en ook minder
goede. Dan schijnt de tijd van een
behoorlijke boterham en een eer
lijk verkregen kluif aangebroken:
dë baas wordt verliefd, hij gaat
werkelijk houden van een meisje,
dat hij ontmoet op de boerderij
waar hij werkt en hij is ernstig
van plan zich een degelijk bestaan
te veroveren.
Maar de tante van het meisje
heeft anders beschikt: het zal met
den jager trouwen en de baas met
zijn hond krijgen hun congé. Dan
gaat het snel bergafwaarts: Kram-
bambuli's baas pleegt een geweld
daad tegen een eenigszins aange
schoten dorpeling, die een conflict
uitlokt; hij raakt in de gevangenis,
ontvlucht en komt in het leven
terug, als een verbitterd, opgejaagd
mensch als een man wiens eeni-
ge wensch iiog is, wraak nemen op
dengene, die hem zijn Anna ont
stolen heeft. Want de tante heeft
haar zin weten door te drijven;
wie het soort kent begrijpt dat.
Het conflict, dat ontstaat beteekent
het einde voor Krambambuli's
baas én voor de hond zelf, die hem
trouwt blijft, tot en met het slot.
Deze film wordt sterk en over
tuigend gespeeld. Er is een uitste
kende hondenrol in en Viktoria
von Ballasko (als Anna) en Sepp
Rist (als Krambambuli's baas) ge
ven goed spel te zien. De film is
relatief gezien, beter dan we sedert
langen tijd tegenkwamen.
Vooprogramma: De twee ge
bruikelijke journaals.
den
huishouden op een manier, die niet Haefelin en Irene Ander spelen op
mooi meer is. U begrijpt dus, dat
we elke spin, die we achterlaten
kunnen meteen doodmaken, want
op dergelijke bezoekers zijn we in
het geheel niet gesteld".
Is echter de rups eenmaal inge
spannen, dan kunnen haar natuur
lijke vijanden haar niet meer bela
gen, want de hechte buitenwand
van fibroine en sericine keert alle
geweld van stekende en knagende
gelukkige wijze samen om van deze
komische film een interessante ver
tooning te maken.
Vooraf veel nieuws uit binnen- en
buitenland, een spannende Ufa-film
en een uitgebreide opname van de
uitvoering van de „Fledermaus".
ARTISTENPENSION.
City-theater.
Een aardige, vlotte film, bij uit-
insecten. Maar tegen één is zij toch I stek geschikt voor den vacantietijd,
niet opgewassen, namelijk tegen
den mensch, die na een dag of tien
heel eenvoudig de cocons verza
melt, de er in liggende pop door gas
of stoom doodt, en de zaak dan op
de wikelmachines brengt, waar
door de zoo kunstig gesponnen
draad machinaal weer wordt afge
haspeld.
Duizenden rupsen, duizend cocons,
duizend draden zijde, juist genoeg
omdat zij lichte kost geeft en toch
weer niet afdaalt tot een ongeniet
baar peil. Integendeel, het stuk is
goed opgebouwd en de verschillen
de voorvallen, misvattingen, vergis
singen, humoristische scènes e.d.
vloeien logisch voort uit het voor
gaande en zoodoende kan „Artisten-
pension" inderdaad genoemd wor
den een amusementsfilm bij uitne
mendheid Theo Lingen geeft er een
voor een sierlijke, glanzende, zijden bijzondere aantrekkelijkheid aan
japon,,,,! Jdoor zijn spel als Bully Trinkmeyer,
Het voorlichtingsbureau van
voedingsraad schrijft:
Het koken van aardappelen in de
schil is e-en groote bezuiniging en
geeft ook uit voedingsoogpunt be
zien een sterke besparing.
Hoewel talrijke gezinnen de aldus
bereide aardappelen als iets heel
gewoons beschouwen, schrikt men
er in vele andere nog steeds voor
terug.
Niettegenstaande er al veel over
het koken van aardappelen in de
schil geschreven is, volgen ter aan
moediging van degenen, die er no;
niet toe kwamen ze zoo te gebrui
ken, eenige opmerkingen.
Door het schillen gaat ongeveer
1/5 van het gewicht van de aardap
pelen verloren, bij oude aardappe
len zelfs bijna de helft, zoodat tegen
het einde van den winter, 3 kg in
de schil gekookte aardappelen zeker
5 kg geschilde aardappelen vervan
gen.
Ook is de voedingswaarde van
ongeschilde gekookte aardappetei
hooger dan van geschilde gekookte
aardappelen. Terwijl er anders veel
met de schil en het kookwater ver
loren gaat, blijven de zouten en
vitaminen nu grootendeels behou
den.
De aardappelen, die er thans zijn
de nieuwe dus, hebben een dunne
schil. Laat men het bewerkelijke
schrappen achterwege en boent men
de aardappelen schoon, dan zal men
na het koken weinig van het schil
letje preeven. Nu is het oogenblik
dus aangebroken, waarop men met
het koken van aardappelen in de
schil beginnen moet.
Wanneer het seizoen yan de
De geschiedenis van
een' bij uitstek Neder-
landsch product.
(Van onzen Rotterdamschen
correspondent.)
Wie zich langs de kronkelende
dijken van onze groote rivieren be
geeft, wie de schoonheid van vredi
ge uiterwaarden met grazend vee,
van groote boomgaarden en pitto
resk verscholen dorpskerkjes tot zich
laat komen, die zal telkens weer
stuiten op lange rijen steenbakke
rijen. De steenbakkerij is een bij
uitstek nationale instelling, de bak
steen derhalve een oer-Nederlandscn
product.' Daarom is het logisch, dat
er meer dan gewone belangstelling
bestaat voor de geschiedenis van
den baksteen, een geschiedenis, die
zeer ver teruggrijpt.
Het laatste gedeelte van die histo
rie wordt thans met voortreffelijke
duidelijkheid en uitgebreidheid ver
teld in het Muserun Boymans te Rot
terdam, dat haar snel gevormde tra
ditie van opmerkelijke zomerten-
toonstellingen dit jaar voortzet met
de expositie „Nederland bouwt in
baksteen". Als uitgangspunt is ge
kozen 1800. Niet, omdat dit een rond
jaartal is, maar omdat het begin van
de negentiende eeuw de inleiding
vormt van de belangrijke hernieuw
de toepassing van baksteen in de Ne-
derlandsche bouwkunst. Een toepas
sing, die een zeer belangrijke ge
aardheid kreeg met het rijp worden
van dr. P. J. H. Cuypers, den groo-
ten hervormer der Nederland-
sche bouwkunst, die terecht als
de centrale figuur wordt aange
nomen van deze expositie, zooals
ook blijkt uit de prachtige catalogus,
waarin een fraaie reproductie van
een krijtteekening van den grooten
Roermondschen bouwmeester de
eerste pagina beslaat-
Van het werk van Cuypers vor
men op de tentoonstelling vooral
zijn reisschetsen een boeiend geheel.
Het is trouwens niet alleen in deze
schetsen van Cuypers, dat bouw
kunst en schilderkunst elkaar de
hand reiken. De eerste drie der
twee-en-twintig in gebruik zijnde
zalen zijn bezet met schilderijen en
aquarellen, voorstellende in baksteen
uitgevoerde bouwwerken. Er bevin
den zich hieronder werken, die voor
al ook als schilderstuk van meer dan
gewone beteekenis zijn, zooals een
stadsgezicht van Waldorp, Het Plein
tje te Scheveningen van Verveer en
vooral de St. Laurenstoren te Rot
terdam van Cornelis Springer.
Nog een derde kunstuiting treedt
op deze tentoonstelling in het volle
daglicht, een kunstuiting, die als
zoodanig nog lang niet algemeen
erkend wordt, n.l. de fotografische
kunst. Een lange rij van buitenge
woon knappe foto's biedt, onafhan
kelijk van hetgeen zij voorstellen,
reeds om de fotografische schoon
heid zeer veel te bewonderen.
Baksteen in de architectuur.
Zooals de benaming der tentoon
stelling reeds zegt, is een en ander
echter slechts te beschouwen als een
bijkomstige winst. De opzet van de
tentoonstelling is om aan te toonen,
op welke wijze dat mooie product,
voor den aanvoer waarvan de rivier
kan zorg dragen zonder schepen,
slechts door het eigen, klei met
zich brengende water, in de Neder-
landsche architectuur gébruikt
wordt.
Te beginnen met het werk van
Cuypers kan deze tentoonstelling
beschouwd worden als een repor
tage van de baksteenbouwkunst.
Van Cuypers zelve zien we de won
dermooie reisschetsen, zoomede af
beeldingen van zijn Amsterdamsch
Centraal Station En van zijn zoon
Joseph en zijn kleinzoon Pierre, bei
den eveneens dragers van dien in
de Nederlandsche bouwkunst zoo
belangrijken naam Cuypers, is daar
de Höarlemsche St. Bavo eveneens
in afbeeldingen op de tentoonstel
ling aanwezig.
Cuypers' invloed op de laat ne
gentiende eeuwsche en vroeg twin
tigste eeuwsche bouwkunst is van
zeer verstrekkende beteekenis
weest. Hoezeer deze met zorg sa
mengestelde expositie een reportage
een historische vertelling is, be
merkt men vooral aan de overzich
telijke wijze, waarop die invloed
van Cuypers voelbaar gemaakt is.
Van de werken zijner leerlingen
verheft zich met name de St. Nico-
laaskerk te Amsterdam van A. C.
Bleys ver boven het middelmatige.
Ook hiervan is een fraaie foto op de
tentoonstelling aanwezig.
Na Cuypers is Berlage de groote
figuur uit de Nederlandsche bouw
kunst van de laatste eeuw. Berlage,
hoewel afkomstig uit de school van
Cuypers, was opnieuw een radicale
hervormer. Maar al te bekend is
hoezeer de hypermoderne denkbeel
den, zooals die vooral vastgelegd
zijn in Berlage's eerste groote werk.
het Amsterdamsche beursgebouw,
fel bestreden zijn. Men noemde dit
beursgebouw aanvankelijk monster
achtig leelijk en het heeft vrij lang
geduurd, eer men ontvankelijk werd
voor de volkomen nieuwe schoon
heidsuiting van Berlage, in wien de
baksteen intusschen hernieuwd een
veelvuldige toepassing vond. Ook
van Berlage zijn ter expositie be
langrijke reisschetsen aanwezig,
waarvan vooral zijn visie op de Cu-
nera te Rhenen en op het oude Wor-
kumsche kerkje een wondere samen
hang tusschen schilder en bouwer
aan den dag legt.
Den chronologischen weg bewan
delend kome wij dan aan de derde
overheerschende figuur, K. P. C. de
Bazel, de man van de voorname,
streng-logische zakelijkheid, een za
kelijkheid, die in haar correcte een
voud stille schoonheden verborgen
houdt. In het bijzonder het gebouw
van de Heide-Maatschappij te
Arnhem legt daarvan getuigenis af.
Al te zakelijk en daardoor achter
blijvend in schoonheid is het gebouw
van de Nederlandsche Handel Maat
schappij te Amsterdam, waarvan
een maquette geëxposeerd wordt.
De Bazel was een rechtstreeksche
leerling van Cuypers. Kromhout, de
vierde groote figuur- van de Neder
landsche bouwkunst van deze eeuw,
stamt via Bleys eveneens uit de
school van Cuypers, maar zijn onge
kend rijke fantasie contrasteert toch
wel scherp met den nuchtèren een
voud van De Bazel.
Met Cuypers, Berlage, De Bazel
en Kromhout zijn de vier kernfigu
ren van de tentoonstelling genoemd.
Intusschen wil dit volstrekt niet
zeggen, dat de overige inzendingen
bijzaak zijn. Het tegendeel is waar
'Juist in de verscheidenheid van het
geëxposeerde, dat in totaal betrek
king-heeft op niet minder dan tach
tig bouwmeesters, vindt de tentoon
stelling haar groote beteekenis. Men
ziet er de vriendelijke buitenhuizen,
de oud-Hollandsche molen, de mo
derne boerenhoeve, het zakelijk
kantoorgebouw, de nieuwe opvattin
gen inzake den kerbouw, Dat alles
heeft men in bonte verscheidenheid
op deze stellig zeer belangrijke ten
toonstelling aan. Het zou ondoenlijk
zijn om een ook maar eenigszins naar
volledigheid zwemende opsomming
te ge-ven, van wat de tentoonstelling
dienaangaande biedt. Bepalen wij
ons tot datgene, wat ons tijdens een
eerste rondwandeling wij hopen
er meerdere te maken opviel, dan
zcuden wij willen noemen het Am-
stelhctel van Outshoorn te Amster
dam en de voormalige Groote
Schouwburg van Verheul te Rotter
dam, grijpende naar oude vormen
en voorts een lange rij van moderne
baksteentoepassingen in de bouw
kunst, zooals het Haagsche Bijen
korfgebouw van Pieter Kramer, het
gebouw van „De Telegraaf" te Am
sterdam van Staal, het vriendelijke
buitenatelier van Prof. Roland Holst
te Zundert van Margaret Staal
Kropholler,' de moderne woning-
bouwopvattingen van Dudok, de
Aula op de Algemeene Begraaf
plaats te Haarlem van Friedhoff,
het Alkmac sche politiebureau van
Kropholler, die ten tijde van de ope
ning der tentoonstelling juist zijn
zestigsten verjaardag vierde, het
nieuwe Centraal Station te Utrecht
en de Diergaarde Blijdorp te Rot
terdam van Van Ravesteyn, boerde
rijen van Van der Kloot Meyburg,
arbeiderswoningen van Meintema
te Leeuwarden enz. enz.
Het Rctterdamsche raadhuis.
Een bijzondere plaats nemen stel
lig de beide maquettes van een Rot-
terdamsch raadhuis in van De Bazel
en Kromhout. Het is vooral hierin,
dat de hierboven gesignaleerde
scherpe tegenstelling tusschen deze
beide bouwmeesters markant aan den
dag treedt. Bij het ontwerp van De
Bazel strakke, simplistische sober
heid, bij dat van Kromhout een wil
de ongebreidelde fantasie, die zich
uitleefde in een bepaald grootsche
toren. Noch de nuchterheid van de
Bazel, noch de fantasie van Krom
hout, wiens ontwerp, hoe fraai ook,
een beetje on-Nederlandsch aan
doet, zijn destijds tenslotte uitver
kozen. Men koos het ontwerp van
Evers, iets minder nuchter dan De
Bazel, een flink stuk minder fan
tastisch dan Kromhout. Die keuze
heeft destijds weinig waardeering
kunnen vinden. De tentoonstelling
„Nederland bouwt in baksteen"
biedt thans een unieke gelegenheid
om een oordeel te vellen over de
Rotterdamsche stadhuiskeuze. Dit
lijkt ons ook zakelijk goed gezien,
aangezien een en ander zonder twij
fel de nieuwsgierigheid van den van
huis uit een beetje chauvinistischen
Rotterdammer zal prikkelen, het
geen het bezoek zal kunnen stimu-
leeren. De tentoonstelling zal voort
duren tot 15 October.
nieuwe aardappelen eindigt en de
zomer- en winteraardappelen vol
gen, kan men vrijwel ongemerkt
met deze bereiding voortgaan. Door
de nieuwe aardappelen is men in de
gele-genheid aan de in de schil ge
kookte aardappelen te wennen.
Nieuwe aardappelen en in de schil
gekookte aardappelen verschillen
weinig in smaak.
Bereiding.
Eventueel aanwezige uitloopers
en oogen verwijderen. De aardappe
len met een stevig borsteltje (niet
met een pannenboender), goed
schoon boenen. Ze opzetten met
weinig kokend water (hoogstens
een glas vol) en zout (1 theelepel
per kg. aardappelen).
De pan goed sluiten, de aardap
pelen vlug aan den kook brengen en
op getemperd vuur in 25 min. gaar
laten worden. Er voor zorg dragen,
dat de pan goed gesloten blijft.
De aardappelen zoo noodig af
gieten, laten drogen en opdienen.
Degenen, die de schil niet goed
verdragen, kunnen deze op hun bord
eraf halen. Het warme schilletje
laat gemakkelijk los.