Nederland bouwt in baksteen. Van vtindereitje tot zijden draad. Duizend rupsen, duizend cocons, één zijden japon. FILMNIEUWS. Nu de nieuwe aard appelen er zijn. t TWEEDE BLAD „ALS u goed luistert, hóórt u ze spinnen!", zegt de heer H. H. B e e m s, de leider van het proefbedrijf der Ned. Zijdeteelt- vereeniging te Huizen, wanneer hij ons toegang verleent tot de spinkamer in Huizens oude raadhuis, waar vele duizenden vol wassen zijderupsen, gedreven door hun instinct, begonnen zijn, hun cocon te spinnen. Anderen zijn nog niet zoo ver, en malen met hun vraatzuchtige kaken de moerbeibladeren fijn, die op de houten stellingen zijn gelegd. Dit spinnen zoowel als dit eten veroorzaakt een licht geruisch, zooals van regen, die buiten op het blad der boomen valt. Dit jaar voor het eerst heeft de Ned. Zijdeteeltvereeniging op groote schaal een proefbedrijf ingericht, waar 250.000 rupsen van eitje tot cocon zullen worden bevorderd, waarna men van deze cocons een hoeveelheid van ongeveer 220 K.G. zijde hoopt te winnen, welke tegen een bedrag van zes gulden per K.G. rpim 1300 zal opbrengen, hetgeen een loonende prijs betee- kent. Over de kwaliteit van deze zijde behoeft geen twijfel te bestaan; bij vroegere proefnemingen, op kleiner schaal, werden cocons afgeleverd, die een dusdanige kwaliteit zijde gaven, dat de afnemer er zijn spijt over uitdrukte, geen grooter kwantum te kunnen koopen! 24.000 eitjes in de broedstoof. Voorzichtig opent de heer Beems in de voormalige burge meesterskamer een kleine broedstoof, waarin een schaal tje met eitjes staat, ongeveer 20 gram, tezamen tellende 24.000 stuks. In deze eitjes zullen bij een behaaglijke temperatuur van ongeveer 75 graden, en bij een bepaalde vochtigheid van de lucht evenzoovele zijderup sen tot leven worden gewekt; na enkele dagen komen zij te voorschijn, en ongeveer vier dagen nadat de eerste rupsen zijn verschenen, hebben ook de laatsten het eitje verlaten: slechts enkele millimeter lange, bruine streepjes, die op het te voren klaargelegde stukje moerbeiblad krioelen, en wei nig lijken op de volwassen zij derupsen, welke een lengte van negen centimeter bereiken. „De eitjes, die wij hier gebruiken, komen uit Italië", zoo vertelt ons de heer Beems. „Tusschen twee plank jes, waarin zich gaas bevindt, ko men ze hier, en aangezien wij in Huizen de trapsgewijze teelt toe passen, waarbij doorloopend van Juni tot half September gewerkt kan worden ,gaat het grootste ge deelte van deze eitjes naar de koel cellen van de Ned. Heidemaat schappij, vanwaar men ons vervol gens elke week drie zendingen toe stuurt, welke dan zoo successieve lijk in dé broedstoof terecht ko men". „Hoe lang duurt de ontwikke lingsgang van eitje tot cocon?" „Ongeveer vijf weken, nadat de rups 't eitje heeft verlaten, krijgt zij neiging, zich in te spinnen. Merk' waardig is daarbij, dat zij dan vier. maal van huid is veranderd. Als de rups zes of zeven dagen oud is, hecht zij zich vast aan een blaadje, met het voorlijf in de hoog te; zij bevindt zich dan in eer. :-oort van rusttoestand, waarin zij in het geheel niets eet, en ook niet ge stoord wenscht te worden. Wanneer men haar aanraakt, dan reageert zij zelfs op een zekere kribbige manier, alsof ze te kennen wilde geven: laat me met rust! Zij blijft zoo ongeveer 40 uren roerloos zitten; gedurende dezen tijd begint de oude huid los te laten en in te schrompelen, totdat de rups voorzichtig uit haar oude plunje kruipt, en met een nieuwe japon een tweede periode van 4 a 5 dagen ingaat, aan het eind waarvan het nieuwe pakje al weer versleten blijkt, en ze opnieuw na 40-urige contemplatie, gedurende w^lke zij voor de buitenwereld absoluut ver loren is ,met een versche huid ten tooneele verschijnt, terwijl het oude pakje weer als een bruin plukje op het moerbeiblad achterblijft. Dat gebeurt zoo viermaal, en dan breekt het vijfde 'tijdperk aan, dat niet meer door een vervelling wordt afgesloten, maar door de inspinning. In deze vijfde en laatste periode doet de zijderups zich als een echte veelvraat kennen; zij verslindt met niet'te verzadigen eetlust de moer beibladeren., die haar worden voor gezet, en al vormen die bij elkaar toch nog maar een gewicht van slechts 20 gram, vergeleken bij de 25 gram voedsel, welke de rups ge middeld tot zich neemt gedurende haar geheele leven, is het een flink percentage!" Rupsen op de stellingen, In de raadszaal van Huizens vroe gere gemeentehuis staan thans tien tallen stellingen waarop data zijn aangebracht. Hier liggen op de moerbeibladeren de zijderupsen te vegeteeren, tot ze aan het eind van hun vijfweeksch bestaan rendement zullen gaan opleveren. Tot dan heb ben ze niets anders gedaan dan moerbeibladeren verteren en ver vellen. Wij wandelen langs de hou ten plateaux, waarop de rupsen zich uiterst traag bewegen. De kans dat er eentje afvalt en op den grond terecht komt, is vrijwel nihil; de rupsen verwijderen zich niet verder dan strikt noodig is. Daardoor is het ook uitgesloten, dat ze door elkaar zouden raken; elk plateau behoudt zijn eigen rupsen, en door het af lezen van de data kan men onmid dellijk zien, hoe oud ze zijn. Het schoonmaken van de stellin gen is heel eenvoudig. Men legt op de afgegeten moerbeibladeren een geperforeerd papier, waarop ver sche bladeren zijn neergelegd. De rupsen, die hierdoor onmiddellijk aangetrokken worden, klimmen door'de gaten van het papier om hoog, en zóó sterk is de drang naar dit versche voedsel, dat er vrijwel niet één achterblijft. Het papier met lig thuis te geven, stuiten af op de VUUR IN DEN NACHT. Harmonie-Theater- Een boeiende film, deze verfil ming van Sudermann's tooneelstuk- Johannisfeuer. De sfeer is door re gisseur Rabenalt uitstekend getrof fen. Reeds bij het eerste wederzien van Georg en Marikke op de boer derij van Vogelreuter voelt men wat er in beide omgaat. Na vijf jaar is de vroegere pleeg zoon Georg op de hoeve terugge keerd. Over drie dagen zal hij trou-, wen met Trude, de dochter des huizes. Maar als hij Marikke terug ziet worden oude gevoelens wakker. Men voelt den strijd, die er gestre den wordt. En dan komt de St. Jansnacht met de laaiende vuren; de nacht van de ontketende wen- schen en verlangens. In dien nacht komen Georg en Marikke tot el kaar. Den volgenden dag wil Georg de hoeve met Marikke verlaten. Maar deze wijst Georg met inspan ning van al haar krachten af en terwijl de kerkklokken het bruids paar verwelkomen, verlaat Marikke treurig en verlaten het huis, waar niet langer plaats voor haar is. Men voelt in het spel bij voort during aan welk conflict er dreigt. De verschijning van de zwerfster Wezkalnene, moeder van Marikke, vormt om het meisje een geheim zinnige sfeer. De pogingen van do minee Haffke om Marikke een vei- bediende op een op den rand van faillissement staand informatiebu reau, in welke kwaliteit hij belast wordt met het inwinnen van gege vens omtrent den levensloop van Marie Bause te Schneidemühl. Na tuurlijk vindt hij haar, maar dan komen de verschrikkingen, als de opdrachtgever aan het bureau 5000 mark stuurt om aan haar te over handigen. Zij vermoedt n.l., dat de gift afkomstig is van haar huisheer, een bejaarden vrijgezelZij brengt het geld dan ook verontwaardigd bij dezen, maar Bully weet te- bewer ken, dat hij het tenslotte toch weer terugkrijgt. Zij koopt er dan een pension voor, dat volgens haar man, den sulligen boekhouder Filoda (ge speeld door Richard Romanowskyl, bijzonder gcjed gaat, maar in wer kelijkheid geen enkelen pensiongast heeft. En dan maar neen, we kun nen al hetgeen zich verder afspeeit moeilijk vertellen, zoodat we hen. die méér willen weten en een paar uurtjes aangenaam willen verpoo zen, aanraden zelf alles mee te be leven. Alleen willen we nog opmer ken, dat Ida Wüst voortreffelijk speelt als Marie Filoda Banse en dat Sabine Peters als Daisy Kessner een aardig danseresje is. In het voorprogramma komt voor een cultuurfilm van Java en veel geïllustreerd nieuws uit eigen land en van het oorlogstooneel in Rus land. de versche bladeren wordt dan op genomen, op een reserve stelling gelegd ,en de oude stelling kan schoongemaakt worden, nadat men tevoren nog even heeft onderzocht, of er rupsen op zijn achtergebleven. Gedurende vier weken, tot na de vierde vervelling, blijven de rupsen in deze kamer met haar vele stel lingen. Na de laatste vervelling ko men ze in de spinkamer waar na een dag of tien het inspinnen een aanvang neemt. De rupsen worden dan wasachtig en doorschijnend, zij eten niet meer trouwens, zij heb ben de voorgaande dager, hun portie we ltot zich genomen! en na het middaguur gaan de meesten naar het hoogste punt, dat zij vinden kunnen, om de cocon te gaan ma ken, waarin straks de gedaantever wisseling van rups tot vlinder zou plaats vinden, indien de mensch geen spaak in het wiel stak. In de burgemeesterskamer van het oude raadhuis gebeuren elk uur van den dag kleine wonderen. Langs stokjes, die geplaatst zijn in de stellingen, klauteren de rupsen omhoog, tot ze terecht komen in de zoogenaamde spinhut, een verzame ling onderling verbonden horizon taal hangende latten, die denken doet aan een neergelaten jalouzie. Hier begint de rups een los, door zichtig net te make,n waarbinnen zij zich inspint; de cocon hangt dus in het net, en beide, zoowel het net als de cocon, worden voor de zijdewinning gebruikt, met dit ver schil, dat het net uit vlokzijde be staat, korte draden, die niet zulke goede kwaliteit zijde opleveren als de cocon, die uit één draad gespan nen wordt welke ongeveer 1500 meter lang is. Drie dagen duurt het, vóór de rups zich geheel heeft ingesponnen. Het materiaal hiervoor komt uit vier openingen, die zich onder aan haar kop bevinden. Uit de twee bo venste perst zij een strooperige vloeistof, die fibroine genoemd v/ordt, uit de onderste komt de re- sicine, welke de twee fibroine-dra- den aan elkaar lijmt. Zoo obtstaat dus een draad, die wanneer zij aan de buitenlucht wordt blootgesteld, onmiddellijk hard wordt, en gevoelens die zij Geoi-g toedraagt. Het uitstekende spel geeft de film een bijzondere beteekenis Anna Dammann als Marikke is hel belangrijke middelpunt en zij ver vult haar rol op indrukwekkende wijze. Gertrud Meyen is een aan trekkelijke sympathieke verschij ning als Trude. Ernst von Klipstein in de rol van Georg en Otto Wer nicke als de heerenboer zijn zeer goed en Hans Brauserwetter weet van Haffke een zeer aannemelijke figuur te maken. Inhoud, spel en opnamen maken de film tot een boeiend geheel. Het voorprogramma bracht een uitgebreid Ufa-journaal, een Tobis Nieuws opgenomen door Profilti en een mooie natuuropname van de Donau van bovenloop tot beneden loop aan de Zwarte Zee. BURGEMEESTER-COMEDIANT, Roxy-theater Een burgemeester van een klein stadje heet Gordian von Schwingen- beutel ên daaruit blijkt al, dat h:j een geweldige autortiteit is. Hij snauwt iedereen af en weigert elk verzoek van de vereeniging de Voor uitgang, die b.v. een electrische cen trale wil bouwen. De burgemeester vindt dat te mo dern en wijst tevens met hautain gebaar een tooneelspeler, zekeren Silbernagel af, die met zijn gezel schap in het stadje een tooneelvoor- stelling wil geven. De burgemeester houdt niet van comedianten en vindt bovendien een-stuk als „Die lustige Weiber von Windsor", alleen op den titel afgaande zoo zedekwetsend, da hij er niet aan denkt, dat in zijn ge meente te laten opvoeren. Intusschen is de jonge gemeente secretaris verliefd op de nicht van den ongetrouwden burgemeester. Hij wil haar schaken, maar de burge- vader achterhaalt het stel en neemt de trouwpapieren in beslag. Ten einde raad besluit de secretaris den acteur, die veel van den burgemees er weg heeft, te vragen als dier.s dubbelganger op te treden, ten ein de te trachten zoo in het bezit van de papieren te komen. Vanaf dat oogenblik gebeuren er rare dingen in het stadje. De burge een I meester verschijnt in allerlei café': stevige wand vormt, waarachter de die hy vroeger zelfs liet sluiten en van rups tot vlinder wordende pop dr;nkt er en zingt er samen met den VeuT^J3eSCjUt„ligV gemeentebode. Hij geeft toestem HIER onderbreekt de heer Beems mjng tot het bouwen van de Cen even ons discours, om een langpoo- trale enZ-i maar tenslotte komt dat tige hooiwagen dood te knijpen, die alles natuurlijk den echten burgemees bezig was, zich onder het venster raam door te werken, blijkbaar op weg naar de stellingen met rupsen. „Spinnen zijn onze ergste vijanden, en dan vooral de loopspinnen. De spinnen, die een web maken, ko men niet verder dan dat web, en die zien wij hier dus niet. Maar de loopspinen schijnen te ruiken, dat zich hier iets van hun gading be vindt; hun jachtinstinct brengt ze hier heen, en wanneer ze eenmaal op de stellingen zijn geklommen, kunnen ze onder de jonge rupsen ter ter oore en dan volgt er een zeer verwarde, maar dol komische ge schiedenis van voortdurende ver wisselingen waarbij niemand weet wie nu eigenlijk de burgemeester en wie de comediant is. Ook de lands vorst komt er nog bij te pas en hij spreekt gelukkig den namaak-bur gemeester, maar plotseling verliest deze een stukje van zijn aangeplal te snor en komt alles tot een ver klaring. Het resultaat is een brui loft waarop ieder tevreden kan zijn, Weisz Ferdl, Paul Richter, Trudi KRAMBAMBULI. Victoria-theater. Krambambuli is het verhaal van de avonturen van een hond, die op een goeden dag de ouderlijke hon- denmand verlaat en de wijde we reld intrekt. Krambambuli ontdekt daar vreemde dingen, de vlinders, de egels en de koeien en allerlei soorten menschen vooral deze, goede en slechte, zooals die nu eenmaal in de menschenwereld te vinden zijn. Hij krijgt een zwerver tot baas en met dezen zal hij tot het einde toe verbonden zijn ondanks alles. En' dat „alles" is voldoende, meer dan voldoende eigenlijk om twéé hondenlevens te vullen. Zij beleven goede dagen, de hond en zijn baas en ook minder goede. Dan schijnt de tijd van een behoorlijke boterham en een eer lijk verkregen kluif aangebroken: dë baas wordt verliefd, hij gaat werkelijk houden van een meisje, dat hij ontmoet op de boerderij waar hij werkt en hij is ernstig van plan zich een degelijk bestaan te veroveren. Maar de tante van het meisje heeft anders beschikt: het zal met den jager trouwen en de baas met zijn hond krijgen hun congé. Dan gaat het snel bergafwaarts: Kram- bambuli's baas pleegt een geweld daad tegen een eenigszins aange schoten dorpeling, die een conflict uitlokt; hij raakt in de gevangenis, ontvlucht en komt in het leven terug, als een verbitterd, opgejaagd mensch als een man wiens eeni- ge wensch iiog is, wraak nemen op dengene, die hem zijn Anna ont stolen heeft. Want de tante heeft haar zin weten door te drijven; wie het soort kent begrijpt dat. Het conflict, dat ontstaat beteekent het einde voor Krambambuli's baas én voor de hond zelf, die hem trouwt blijft, tot en met het slot. Deze film wordt sterk en over tuigend gespeeld. Er is een uitste kende hondenrol in en Viktoria von Ballasko (als Anna) en Sepp Rist (als Krambambuli's baas) ge ven goed spel te zien. De film is relatief gezien, beter dan we sedert langen tijd tegenkwamen. Vooprogramma: De twee ge bruikelijke journaals. den huishouden op een manier, die niet Haefelin en Irene Ander spelen op mooi meer is. U begrijpt dus, dat we elke spin, die we achterlaten kunnen meteen doodmaken, want op dergelijke bezoekers zijn we in het geheel niet gesteld". Is echter de rups eenmaal inge spannen, dan kunnen haar natuur lijke vijanden haar niet meer bela gen, want de hechte buitenwand van fibroine en sericine keert alle geweld van stekende en knagende gelukkige wijze samen om van deze komische film een interessante ver tooning te maken. Vooraf veel nieuws uit binnen- en buitenland, een spannende Ufa-film en een uitgebreide opname van de uitvoering van de „Fledermaus". ARTISTENPENSION. City-theater. Een aardige, vlotte film, bij uit- insecten. Maar tegen één is zij toch I stek geschikt voor den vacantietijd, niet opgewassen, namelijk tegen den mensch, die na een dag of tien heel eenvoudig de cocons verza melt, de er in liggende pop door gas of stoom doodt, en de zaak dan op de wikelmachines brengt, waar door de zoo kunstig gesponnen draad machinaal weer wordt afge haspeld. Duizenden rupsen, duizend cocons, duizend draden zijde, juist genoeg omdat zij lichte kost geeft en toch weer niet afdaalt tot een ongeniet baar peil. Integendeel, het stuk is goed opgebouwd en de verschillen de voorvallen, misvattingen, vergis singen, humoristische scènes e.d. vloeien logisch voort uit het voor gaande en zoodoende kan „Artisten- pension" inderdaad genoemd wor den een amusementsfilm bij uitne mendheid Theo Lingen geeft er een voor een sierlijke, glanzende, zijden bijzondere aantrekkelijkheid aan japon,,,,! Jdoor zijn spel als Bully Trinkmeyer, Het voorlichtingsbureau van voedingsraad schrijft: Het koken van aardappelen in de schil is e-en groote bezuiniging en geeft ook uit voedingsoogpunt be zien een sterke besparing. Hoewel talrijke gezinnen de aldus bereide aardappelen als iets heel gewoons beschouwen, schrikt men er in vele andere nog steeds voor terug. Niettegenstaande er al veel over het koken van aardappelen in de schil geschreven is, volgen ter aan moediging van degenen, die er no; niet toe kwamen ze zoo te gebrui ken, eenige opmerkingen. Door het schillen gaat ongeveer 1/5 van het gewicht van de aardap pelen verloren, bij oude aardappe len zelfs bijna de helft, zoodat tegen het einde van den winter, 3 kg in de schil gekookte aardappelen zeker 5 kg geschilde aardappelen vervan gen. Ook is de voedingswaarde van ongeschilde gekookte aardappetei hooger dan van geschilde gekookte aardappelen. Terwijl er anders veel met de schil en het kookwater ver loren gaat, blijven de zouten en vitaminen nu grootendeels behou den. De aardappelen, die er thans zijn de nieuwe dus, hebben een dunne schil. Laat men het bewerkelijke schrappen achterwege en boent men de aardappelen schoon, dan zal men na het koken weinig van het schil letje preeven. Nu is het oogenblik dus aangebroken, waarop men met het koken van aardappelen in de schil beginnen moet. Wanneer het seizoen yan de De geschiedenis van een' bij uitstek Neder- landsch product. (Van onzen Rotterdamschen correspondent.) Wie zich langs de kronkelende dijken van onze groote rivieren be geeft, wie de schoonheid van vredi ge uiterwaarden met grazend vee, van groote boomgaarden en pitto resk verscholen dorpskerkjes tot zich laat komen, die zal telkens weer stuiten op lange rijen steenbakke rijen. De steenbakkerij is een bij uitstek nationale instelling, de bak steen derhalve een oer-Nederlandscn product.' Daarom is het logisch, dat er meer dan gewone belangstelling bestaat voor de geschiedenis van den baksteen, een geschiedenis, die zeer ver teruggrijpt. Het laatste gedeelte van die histo rie wordt thans met voortreffelijke duidelijkheid en uitgebreidheid ver teld in het Muserun Boymans te Rot terdam, dat haar snel gevormde tra ditie van opmerkelijke zomerten- toonstellingen dit jaar voortzet met de expositie „Nederland bouwt in baksteen". Als uitgangspunt is ge kozen 1800. Niet, omdat dit een rond jaartal is, maar omdat het begin van de negentiende eeuw de inleiding vormt van de belangrijke hernieuw de toepassing van baksteen in de Ne- derlandsche bouwkunst. Een toepas sing, die een zeer belangrijke ge aardheid kreeg met het rijp worden van dr. P. J. H. Cuypers, den groo- ten hervormer der Nederland- sche bouwkunst, die terecht als de centrale figuur wordt aange nomen van deze expositie, zooals ook blijkt uit de prachtige catalogus, waarin een fraaie reproductie van een krijtteekening van den grooten Roermondschen bouwmeester de eerste pagina beslaat- Van het werk van Cuypers vor men op de tentoonstelling vooral zijn reisschetsen een boeiend geheel. Het is trouwens niet alleen in deze schetsen van Cuypers, dat bouw kunst en schilderkunst elkaar de hand reiken. De eerste drie der twee-en-twintig in gebruik zijnde zalen zijn bezet met schilderijen en aquarellen, voorstellende in baksteen uitgevoerde bouwwerken. Er bevin den zich hieronder werken, die voor al ook als schilderstuk van meer dan gewone beteekenis zijn, zooals een stadsgezicht van Waldorp, Het Plein tje te Scheveningen van Verveer en vooral de St. Laurenstoren te Rot terdam van Cornelis Springer. Nog een derde kunstuiting treedt op deze tentoonstelling in het volle daglicht, een kunstuiting, die als zoodanig nog lang niet algemeen erkend wordt, n.l. de fotografische kunst. Een lange rij van buitenge woon knappe foto's biedt, onafhan kelijk van hetgeen zij voorstellen, reeds om de fotografische schoon heid zeer veel te bewonderen. Baksteen in de architectuur. Zooals de benaming der tentoon stelling reeds zegt, is een en ander echter slechts te beschouwen als een bijkomstige winst. De opzet van de tentoonstelling is om aan te toonen, op welke wijze dat mooie product, voor den aanvoer waarvan de rivier kan zorg dragen zonder schepen, slechts door het eigen, klei met zich brengende water, in de Neder- landsche architectuur gébruikt wordt. Te beginnen met het werk van Cuypers kan deze tentoonstelling beschouwd worden als een repor tage van de baksteenbouwkunst. Van Cuypers zelve zien we de won dermooie reisschetsen, zoomede af beeldingen van zijn Amsterdamsch Centraal Station En van zijn zoon Joseph en zijn kleinzoon Pierre, bei den eveneens dragers van dien in de Nederlandsche bouwkunst zoo belangrijken naam Cuypers, is daar de Höarlemsche St. Bavo eveneens in afbeeldingen op de tentoonstel ling aanwezig. Cuypers' invloed op de laat ne gentiende eeuwsche en vroeg twin tigste eeuwsche bouwkunst is van zeer verstrekkende beteekenis weest. Hoezeer deze met zorg sa mengestelde expositie een reportage een historische vertelling is, be merkt men vooral aan de overzich telijke wijze, waarop die invloed van Cuypers voelbaar gemaakt is. Van de werken zijner leerlingen verheft zich met name de St. Nico- laaskerk te Amsterdam van A. C. Bleys ver boven het middelmatige. Ook hiervan is een fraaie foto op de tentoonstelling aanwezig. Na Cuypers is Berlage de groote figuur uit de Nederlandsche bouw kunst van de laatste eeuw. Berlage, hoewel afkomstig uit de school van Cuypers, was opnieuw een radicale hervormer. Maar al te bekend is hoezeer de hypermoderne denkbeel den, zooals die vooral vastgelegd zijn in Berlage's eerste groote werk. het Amsterdamsche beursgebouw, fel bestreden zijn. Men noemde dit beursgebouw aanvankelijk monster achtig leelijk en het heeft vrij lang geduurd, eer men ontvankelijk werd voor de volkomen nieuwe schoon heidsuiting van Berlage, in wien de baksteen intusschen hernieuwd een veelvuldige toepassing vond. Ook van Berlage zijn ter expositie be langrijke reisschetsen aanwezig, waarvan vooral zijn visie op de Cu- nera te Rhenen en op het oude Wor- kumsche kerkje een wondere samen hang tusschen schilder en bouwer aan den dag legt. Den chronologischen weg bewan delend kome wij dan aan de derde overheerschende figuur, K. P. C. de Bazel, de man van de voorname, streng-logische zakelijkheid, een za kelijkheid, die in haar correcte een voud stille schoonheden verborgen houdt. In het bijzonder het gebouw van de Heide-Maatschappij te Arnhem legt daarvan getuigenis af. Al te zakelijk en daardoor achter blijvend in schoonheid is het gebouw van de Nederlandsche Handel Maat schappij te Amsterdam, waarvan een maquette geëxposeerd wordt. De Bazel was een rechtstreeksche leerling van Cuypers. Kromhout, de vierde groote figuur- van de Neder landsche bouwkunst van deze eeuw, stamt via Bleys eveneens uit de school van Cuypers, maar zijn onge kend rijke fantasie contrasteert toch wel scherp met den nuchtèren een voud van De Bazel. Met Cuypers, Berlage, De Bazel en Kromhout zijn de vier kernfigu ren van de tentoonstelling genoemd. Intusschen wil dit volstrekt niet zeggen, dat de overige inzendingen bijzaak zijn. Het tegendeel is waar 'Juist in de verscheidenheid van het geëxposeerde, dat in totaal betrek king-heeft op niet minder dan tach tig bouwmeesters, vindt de tentoon stelling haar groote beteekenis. Men ziet er de vriendelijke buitenhuizen, de oud-Hollandsche molen, de mo derne boerenhoeve, het zakelijk kantoorgebouw, de nieuwe opvattin gen inzake den kerbouw, Dat alles heeft men in bonte verscheidenheid op deze stellig zeer belangrijke ten toonstelling aan. Het zou ondoenlijk zijn om een ook maar eenigszins naar volledigheid zwemende opsomming te ge-ven, van wat de tentoonstelling dienaangaande biedt. Bepalen wij ons tot datgene, wat ons tijdens een eerste rondwandeling wij hopen er meerdere te maken opviel, dan zcuden wij willen noemen het Am- stelhctel van Outshoorn te Amster dam en de voormalige Groote Schouwburg van Verheul te Rotter dam, grijpende naar oude vormen en voorts een lange rij van moderne baksteentoepassingen in de bouw kunst, zooals het Haagsche Bijen korfgebouw van Pieter Kramer, het gebouw van „De Telegraaf" te Am sterdam van Staal, het vriendelijke buitenatelier van Prof. Roland Holst te Zundert van Margaret Staal Kropholler,' de moderne woning- bouwopvattingen van Dudok, de Aula op de Algemeene Begraaf plaats te Haarlem van Friedhoff, het Alkmac sche politiebureau van Kropholler, die ten tijde van de ope ning der tentoonstelling juist zijn zestigsten verjaardag vierde, het nieuwe Centraal Station te Utrecht en de Diergaarde Blijdorp te Rot terdam van Van Ravesteyn, boerde rijen van Van der Kloot Meyburg, arbeiderswoningen van Meintema te Leeuwarden enz. enz. Het Rctterdamsche raadhuis. Een bijzondere plaats nemen stel lig de beide maquettes van een Rot- terdamsch raadhuis in van De Bazel en Kromhout. Het is vooral hierin, dat de hierboven gesignaleerde scherpe tegenstelling tusschen deze beide bouwmeesters markant aan den dag treedt. Bij het ontwerp van De Bazel strakke, simplistische sober heid, bij dat van Kromhout een wil de ongebreidelde fantasie, die zich uitleefde in een bepaald grootsche toren. Noch de nuchterheid van de Bazel, noch de fantasie van Krom hout, wiens ontwerp, hoe fraai ook, een beetje on-Nederlandsch aan doet, zijn destijds tenslotte uitver kozen. Men koos het ontwerp van Evers, iets minder nuchter dan De Bazel, een flink stuk minder fan tastisch dan Kromhout. Die keuze heeft destijds weinig waardeering kunnen vinden. De tentoonstelling „Nederland bouwt in baksteen" biedt thans een unieke gelegenheid om een oordeel te vellen over de Rotterdamsche stadhuiskeuze. Dit lijkt ons ook zakelijk goed gezien, aangezien een en ander zonder twij fel de nieuwsgierigheid van den van huis uit een beetje chauvinistischen Rotterdammer zal prikkelen, het geen het bezoek zal kunnen stimu- leeren. De tentoonstelling zal voort duren tot 15 October. nieuwe aardappelen eindigt en de zomer- en winteraardappelen vol gen, kan men vrijwel ongemerkt met deze bereiding voortgaan. Door de nieuwe aardappelen is men in de gele-genheid aan de in de schil ge kookte aardappelen te wennen. Nieuwe aardappelen en in de schil gekookte aardappelen verschillen weinig in smaak. Bereiding. Eventueel aanwezige uitloopers en oogen verwijderen. De aardappe len met een stevig borsteltje (niet met een pannenboender), goed schoon boenen. Ze opzetten met weinig kokend water (hoogstens een glas vol) en zout (1 theelepel per kg. aardappelen). De pan goed sluiten, de aardap pelen vlug aan den kook brengen en op getemperd vuur in 25 min. gaar laten worden. Er voor zorg dragen, dat de pan goed gesloten blijft. De aardappelen zoo noodig af gieten, laten drogen en opdienen. Degenen, die de schil niet goed verdragen, kunnen deze op hun bord eraf halen. Het warme schilletje laat gemakkelijk los.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1941 | | pagina 7