DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Nederlandsche Kultuurraad geïnstalleerd. Rede van den Rijkscommissaris. ALKMAARSCHE COURANT. 144ste Jaargang No. 36. Deze courant wordt eiken dag, behalve Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.10; franco door het geheele Rijk 2.63. Losse nummers 5 cent#. Prijs der gewone advertentiën: Van 15 regels 1.28, elke regel meer 0.26, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. Herms. Coster Zoon, Voordam 9, r- postgiro 37060. Tel. Administratie (abonn., adv.) 3320, Redactie 3330. Directeur: C. Krak. Hoofdredacteur: Tj. N. Aderna, Alkmaar. - Belangrijks redevoeringen van den Rijkscommissaris en van Professor Snijder. 's-Gravenliage, 13 Febr.. Gistermiddag had de plechtige installatie plaats van den Nederlandschen Kultuurraad. Een uitgelezen gezelschap was in Pulchri Studio vereenigd. Een groot aantal Duitsche en Nederlandsche autoriteiten was bij de plechtigheid aanwezig, van Duitsche' zijde o.a. den Commissaris-Generaal voor bij zondere aangelegenheden Oberdienstleiter F. Schmidt, de Commissaris- Generaal voor bestuur en justitie Staatssecretaris dr. F. Wimmer, gezant Otto Bene, de gevolmachtigde van den Rijkscommissaris voor Zuidholland Rittmeister dr. Schwebel, en de gevolmachtigde van den Rijkscommissaris voor Utrecht, S(immer, van Nederlandsche zijde o.a. prof. dr. T. Goedewaagen, Secretaris-Generaal van het Departement van Volksvoorlichting cn Kunsten, prof. J. van Dam, Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kuituurbescher ming, en Luitenant-Generaal H. A. Seyffardt. De bijeenkomst werd opgeluisterd door muziek van het Zepparoni- kwartet, dat werken van Schaefer en Schubert ten gehoore bracht. De Rijkscommissaris sprak als volgt: Mijnheer de president, dames en heeren, Wij zijn hier bijeengekomen, om op plechtige wijze den Nederland schen Kultuurraad in te wijden. On der de overstelpende, de geheele wereld beroerende gebeurtenissen, is de instelling van den Nederland schen Kultuurraad toch geen onbe- teekenende toevalligheid of een be stuursmaatregel zonder meer als zoovele andere. Ik geloof veeleer door dezen maatregel aan een nood zaak tegemoet te komen, welke evenzeer voortvloeit uit den tegen- woordigen toestand van het Neder landsche volk, als uit mijn taak als vertegenwoordiger van het Duitsche Rijk in dit land. Deze, geeft mij aan leiding tot principieele uiteenzet tingen, want de. noodzakelijkheid van dezen maatregel kan uitsluitend begrepen worden, wanneer de func tie van de Kuituur niet slechts in het openbare leven, maar in het le ven in het algemeen, in het worden en werken eener gemeenschap ons duidelijk is geworden. Ik wil hier geen - erhandeling houden over al die theoretische vra gen en opvattingen, welke voor de nieuwe werkelijkheid, waarin wij ons bevinden, haar beteekenis ver loren hebben. Niet slechts de resultaten van de wetenschap en het onderzoek, maar in de eerste plaats onze eigen per soonlijke belevenissen, voornamelijk in den oorlog, waar men zijn be staan onmiddellijk tot op den diep- sten en elementairsten oorsprong moet terugbrengen, om „überhaupt" te kunnen bestaan, en ons politiek doorleven van dezen historischen tijd, waarin wij handelen, werkend en leidend stonden en staan, hebben ons geleerd wereld en leven anders en nieuw te zien. Het was als een wonder en inderdaad, het was een openbaring: de openbaring der ge meenschap als het oorspronkelijk element van ons leven. Wij hadden in den nood de kameraadschap be leefd en, vonden daarin de gemeen schap, totdat wij, uit de idee en uit de werkelijkheid van de volksge meenschap eindelijk de kracht put ten, waardoor wij weer gezond en machtig werdén en dat niet slechts in politieken zin. De kuituur. In het bijzonder werden wij weer machtig in onze kuituur. Hier niet minder als op politiek gebied kunnen wij de verandering, welke zich in tien jaar voltrgkken heeft en zich verder voltrekt, nau welijks begrijpen. De oorzaak hier van ligt uitsluitend hierin, dat, de kuituur in al hare uitingen en vor men, in plaats van zich los te maken uit het gemeenschappelijk lot, weer daarin betrokken werd en dat de kultuurscheppende en kultuurdra- gende mensch van zijn eenzaamheid werd bevrijd weer aan de gemeen schap van zijn volk werd gebonden. Het belangrijkste principe van onze kuituuropvatting is, dat elke echte kuituurprestatie slechts uit den grond en uit het leven van het volk kan voortkomen en dat zij daarom ook aan dit volk weer verplichtingen heeft, dat dus de kuituur haar oor sprong evenals haar taak altijd vindt in den dienst aan het leven van het volk. Evenmin als e kuituur als ge heel uit deze samenhang kan worden losgemaakt zonder ziek te worden, evenmin kan zich de scheppende en keling, die kultureele prestaties vol brengt, aan de banden van zijp ge meenschap onttrehken. Kuituur is niets anders dan de gezamelijke uit drukking der scheppende krachten, die in een volk leven en door den scheppenden enkeling naar voren worden gebracht en gebruikt om het bestaan zijn vorm te ggven. Deze omschrijving is eensdeels zeer ruim, aangezien, zij ook alles omvat, wat wij heden in het alge meen niet meer onmiddellijk tot het gebied der kuituur rekenen, zooals de krijgskunde, de staatkunde en de landbouwkundige of zuiver techni sche prestaties, daar elke bewuste vorming van het zijn door den mehsch kuituur in den ruimsten zin van het woord is. Anderzijds gaat deze omschrijving ook niet diep ge noeg, want het volkséigene zelf als is reeds een bijzondere uitdrukking van het samenwerken der machten van het bloed, dus van de soort en het ras, en van den bodem, derhalve van de ruimte en het landschap, waarin een bepaald ras bepaalde vormen van de in haar levende wer kelijkheid uitgedrukt heeft, welke in al hlbr veelvuldigheid en verschei, denheid voor altüjd en onverbreke lijk uit den eersten oorsprong van het ras zijn gesproten en slechts daar door in leven blijven. Waar deze samenhang verloren gaat of over- heerscht wordt door invloeden van vreemdsoortige, derhalve rassisch vreemde levenswetten, daar wordt de echte, n.l. nog met haar oorsprong verbonden kuituur ziek en hét ge heele volksehe leven wordt aange tast. Aan dit gevaar is het Griekendom bezweken, kort nadat het zijn hoog ste kultureele prestaties verricht .had. en dezelfde wortel heeft de ziekte, waaraan Europa bijkans sedert eeuwen lijdt en welke het avondland tot ontbinding dreigde te brengen, totdat men ze door het leeren ken nen van haar oorsprong, heeft kun nen overwinnen. Naar mate wij de gemeenschap als den oorsprong van ons leven hebben teruggevonden, ontvangen wij ook haar kracht en sterkte. Deze ontwikkelingsgang moet en zal zich krachtens een reeds heden duidelijk zichtbare levende en histo rische wetmatigheid in het geheele gebied van ons door het Noordsch- Germaansche element bepaalde ras voltrekken, overal waar de wil tot gezond worden en tot het nieuwe leven nog werkzaam is. Een totale revolutie Deze terugkeer tot onzen oor sprong beteekent in verhouding tot ons recent verleden der laatste eeuwen een ommekeer van ontzag gelijken omvang, een werkelijk totale revolutie, daar voor hagr geen gebied afgesloten kan blijven. Het is een kenmerk van deze revolutie, dat zij alles moet vernietigen dn afbre ken, wat als het ware als een ver starde korst de bronnen van ons ge zonde leven afsloot en bijna deed uitdrogen, om juist daardoor deze bronnen weer te doen vloeien. In dezen zin heeft deze revolutie in haar diepsten kern een behoudend, con servatief karakter. Deze ontwikkelingsgang voltrekt •zich volgens de wet der gemeen schap, want deze alleen sluit de grootste mogelijkheden in, maar brengt ook de hoogste verplichting met zich mede, n.l., dat er geen han delen en werkzaamheid bestaan kun nen buiten de gemeenschap en op êen andere wijze als voor deze. Het doorbreken van deze wet kan niet van heden op morgen plaatsvinden. Groote dingen moeten groeien en rijpen en hoe vaster wij van dit groeien en fijpen overtuigd zijn, des te geduldiger mogen wij de vruch ten afwachten. Weliswaar dnt-heft ons dit niet van de verantwoording en de verplichting, zelf dit groeipro^ ces mee te maken, het te bevorderen en texhoeden. Het was absoluut niet altijd zoo vanzelfsprekend, als het ons heden misschjen toeschijnt, dat de staat zich zelf een kultureele taak oplegt en dat hij zich, onafhankelijk daar van, de bevordering en de verzor ging van het kultureele le'ven tot taak stelt. De dragers van het cultuur leven. Dragers van het kultuurleven wa9 fen langen tijd bijna uitsluitend dg kloosters alsmede de adel en later de burgerij; het rijk had in het geheel directen invloed op de ontwikkeling, en indirect slechts in zooverre, als kerk en standen leden van het Rijk waren. Daarmede hangt het samen, dat wij in den overvloed en in de'on metelijke rijkdom der kuituurgoe deren en gedenkteekenen der vroe gere eeuwen nauwelijks getuigenis sen eener echte Tijkskuituur bezit ten. Deze omstandigheid is van groote beteekenis, want zij ken merkt in het algemeen den vorm van dat Rijk, dat weliswaar als de idee van een ordening van het" avondland gropte bindende kracht bezat, maar niet tot de gestalte van een ver plichtende en beslissende werkelijk heid kon komen. Met deze ken schetsing wordt de hedeh voor ons alleen zichtbare kultureele taak van den staat aangegeven. De absolutis tische, zuivere politie- en amibtena- renstaat gaf in kultureele aange legenheden slechts in zooverre van geen verstoring van de rust en de. orde /mochten teweeg brengen.^ De bemoeiingen van den humanistischen welvaartsstaat, om den staatsbur ger zooveel kultuurgcederen toe te kennen en toe te meten als noodig is voor de instandhouding van zijn tevredenheid van zijn levens standaard, kan nog niet als kultu reele taak van dezen staat beschouwd worden. Een veel verder gaande verplichting jegens de kuituur als de eheppende levensuitingen van het volk heeft echter de staat, die als inhoud en doel de organische vor ming der volksgemeenschap na- treeft, slechts, vanuit het wezen van dezen staat kunnen wij ook zijn kul tureele taak begrijpen. De staat is de vorm, die de natie zich geeft, om zichzelf tot de hoogste macht en de in haar sluimerende krachten* tot de grootste vruchtbaarheid en tot een welgeordende inzet voor het ge meenschappelijk welzijn te brengen. Ter voorkoming van misverstand wordt er nogmaals de aandacht op gevestigd, dat -ik hier het begrip staat niet in de beteekenis van het bestuursapparaat gebruik, dat voor bet goed functionneeren van het openbare leven en voor het bewaren van het evenwicht tusschen de hier in werkzame onderling verscheidene krachten en spanningen noodzakelijk is. Staat beteekent veel meer de een heid tusschen de beweging als draagster van de politieke wil in het volk en het bestuursapparaat als het instrument, dat dezen wil uitvoert, om de volksgemeenschap tot werke lijkheid te doen worden. Drie arbeidsgebieden. Als wij het resultaat van alle hier voorgedragen gedachten op dit ge bied samenvatten, nemen wij kennis van in feite drie arbeidsgebieden voor de kultuurpolitiek van den In de eerste plaats heeft hij kul tureele leven van alles te reinigen, wat kennelijk ziekte of ziektekiem of reeds uitwas als gevolg der ont binding en vernietiging van de na tionale kuituur is. Dit is overal het geval, waar zich parasieten van een vreemd ras binnen het lichaam dei- nationale kuituur hebben vastgezet. B.v. is in het bijzonder de uitschake ling der Joden en der typisch Jood- sche kuituurproducten de eerste maatregel, welke den weg voor een positieve kultuurpolitiek vrijmaakt. Veel moeilijker is de vraag daar, waar het gaat om de uitschakeling van zoodanige evenzeer ontbinden de, ziekelijke en vreemdsoortige kui tuurproducten, welke evenwel door hen worden voortgebracht, die tot het eigen volk behooren, maar die op een of andere wijze of Je eeniger tijd door het vreemde vererf geïnfec teerd zijn, zonder dat men dit «nu nog afzonderlijk kan vaststellen en bewijzen. Daar echte kuituur slechts uit -den voedingsbodem van het uit het bloed gegroeide volk kan ont staan en elke vermenging die in strijd met het ras is, ontaarding be teekent, kan ook hier geen sprake zijn van echte kuituurgoederen. Evenmin als 'n Jood, al doet hij nog zoo Duitsch of Nederlandsch, ooit Duitsche of Nederlandsche kuituur kan voortbrengen, evenmin kan een Duitscher of Nederlander onder den invloed van een geest en levens houding, die in strijd is met het ras, werkelijk Duitsche of Nederlandsche kuituur scheppen. Wel echter zal ook hij den weg tot de bronnen der nationale kuituur kunnen terugvin den, wanneer elke vreemde invloed is uitgeschakeld. Op langen termijn beschouwd be staan deze moeilijkheden slechts voor een overgangstijd, zoolang n.l., totdat de scheiding en de waardee ring daardoor onproblematisch zijn geworden, doordat het eigene de bo ventoon heeft gekregen. Aangezien wij echter zeker zijn van de waarde van ons bloed, vertrouwen wij ook op dit bloed. Dit vertrouwen doet ons het gevaar vermijden, door een .Beckmesserhouding" het 'initiatief op het gebied der kunst te dooden. Wanneer ik hierbij praktische voor beelden uit uw omgeving moet ne men, dan verwijs ik naar de maatre gelen tot uitschakeling van het Jo dendom uit het Nederlandsche kul tureele leven, welke op wettige wij ze en met de oprichting der Neder landsche kuituurkamer zijn geno men. Van ons uit zijn deze maatre gelen wel in de eerste plaats als de uitschakeling van onze geboren vijanden uit het gebied der kuituur gedacht, welke uitschakeling in de zen totalen, alle levensgebieden om- vattenden oorlog noodzakelijk is. Voor ons is zij derhalve een politie ke maatregel, aan u geeft zij even wel door haar indirecte uitwerking de mogelijkheid tot een kultuurpoli tiek van staatswege. Het voornaamste middel voor. deze kultuurpolitiek ligt op het tweede gebied van werkzaamheid, n.l. om den kultuurscheppenden, en hier in het bijzonder wederom de jongere generaties, op taken te wijzen, die uit de gemeenschap voortkomen en die voor de gemeenschap moeten worden vervuld. Dit is een gebied, waarop men door ge- en verboden weinig, door werkelijke begunsti ging ook van materiêelen aard, door raad en voorlichting en door begrij pende zorg voor de als echt en vraehtbaar erkende waarden buiten- de voedingsbodem van elke kuituur, l negatief interesse blijk, dat deze gewoon veel hereiken kaa, OP DE WEGEN VAN EN NAAR HET FRONT heerscht, ondanks sneeuw en koude, een druk verkeer. De munitie en de levens middelen voor troepen en gaarden moeten naar het front gebracht worden. (Hoffmann- P.K. Schürer) Een derde gebied van kultuurpoli- tieke werkzaamheid voor den stgat vloeit voort uit het karakter van den staat als nationale opvoedings- irartantie. Hier kan men nauwelijks meer van een „gebied" spreken, hier is sprake van de algeheele functie van den staat: het gaat er om het kultureele scheppen in zijn geheel zooals het uit de gemeenschap van het volk is gegroeid, weer voor de gemeenschap in te zetten, als mid del voor de -opvoeding tot de ge meenschap. Gij zult u misschien de vraag hebben gesteld, of wij heden ten dage in Nederland geen dringen der en belangrijker taken te ver vullen hebben. Zeker is het heden nöodiger dan ooit, dat alle krach ten, die bereid en in staat zijn ver antwoording haar eigen volk en volkskarakter te aanvaarden, deze verantwoording in de eerste plaats op zuiver politiek gebied op zich nemen en hieraan voldoen en dat zij zich niet op de schijnbaar min- der belangrijke „randgebieden" zooals b.v. dat der kultuurpolitiek terugtrekke. Ik zeg schijnbaar: want in werkelijkheid is het zoo, dat de revolutie op het gebied der wereldbeschouwing op alle gebie den van het nationale leven haar uitwerking heeft. Het is derhalve geenszins zoo, dat de kuituurka mer en de kultuurraad nu in een als het ware luchtledige ruimte zijn geplaatst in de verwachting. dat zie» daaruit wel -i'ets zal ont wikkelen, zij hebben integendeel reeds heden en zeker morgen een zeer belangrijken rol te vervullen: zij moeten ertoe bijdragen, dat de Nederlandsche kuituur zonder be langrijk verlies aan haar gezonde substantie den weg tot haar volk- schen oorsprong en haar bronnen en daarmede den weg door de geestelijke en politieke omwente ling van onzen tijd vindt. Naar aanleiding hiervan zou ik als Duitscher u nog het een en ander willen zeggen, want wij hebben op dit gebied een ontwikkeling doorge maakt, die harder en ingrijpender was, maar ons daardoor ook vee] duidelijker en helder deed zien, (jan hier te lande het geval was en is. Met de practische ervaringen bij .de organisaties,, die wij langs verschil lende omwegen verzameld hebben en welke wij u op dit, zoowel als kip elk and'er gebied, gaarne ter be schikking stellen, wil ik u ook essen- tieele ervaringen, welke mij onlangs mede tot de oprichting van dezen Nederlandschen kultuurraad aanlei ding gaven, mededeelen. Hiertoe be hoort in de eerste plaats de kuituur- historisch bescho.uwing van onzen toestand in het algemeen. Wij heb ben een lange en kultureele ontwik keling achter ons van Jroo'g gehalte en dikwijls valt het ons moeilijk te gelooven, dat deze ontwikkeling nu als het ware een einde gevonden heeft en dat wij, al is het dan ook niet juist, dat wij van voren af aan beginnen, toch een nieuw hoofdstuk moeten aanvangen. Niet wij hebben echter aan de achter ons liggende ontwikkeling een eind gemaakt, maaf zij zelf heeft een eindpunt ge vonden. Een noodlottige stemming. Herinneren wij ons slechts die stemming, die haar uitdrukking vond in de meenmg, dat wij nood lottig verdwaald en vastgeloopen waren, die stemming van gebrek aan uitzicht op eenige gezonde verdere ontwikkeling, waarvan tenslotte de geheele Europeesche kuituur door drongen was en welker gemeen schappelijke kenmerk een ziekelijk en nihilistisch pessimisme was ge worden. Daaruit bestond slechts één uitweg: de terugkeer naar den eigen aard. Wanneer ik over het conserva tieve, t.w. het den eigen aard behoe- dnd en ontplooiend karakter cjezer revolutie heb gesproken, dan betee kent dit niet, dat deze revolutie te gen al het vreemde en schadelijke in niet onverbiddelijk verder gaat. Daarbij kan Het niet vermeden wor den, dat zij ook veel waardeloos maakt, hetgeen misschien voor onze vaderen nog waarde had; daarvoor ontdekt zij evenwel weer andere oorspronklijke waarden. Wat iti dit verleden echt en waar devol was, gaat niet verloren, inte gendeel: wij winnen het opnieuw, doordat wij het uit alle onoprecht heid opheffen en aan dit onvergan kelijk kultuurgoed de hem toeko mende plaats en rang. verzekeren. Evenmin als echte kuituur uit de politieke conjunctuur kan groeien, evenmin kan zij ook als. het ware van boven af bevolen worden. Zij moet van onder af groeien. Gij zult telkens opnieuw veel moed en een taaien mqed VERDUISTER GOED! ZON MAAN 12 Febr. onder: 13 Febr. op: 12 Febr. op: onder: 18.47 9.-01 6.38 15.39 15 FebruarilNieuwe Maan moeten betoonen, want deze groei kan slechts langzaam plaats vinden en wij moeten er ons ook bij neerleggen, dat het onkruid sneller groeit dan de "vruchtdragende plant. Voor af zonderlijke takken van kuituur laten zich wel richtlijnen opstel len, volgens welke zij zich moe ten ontwikkelen en ontplooien, maar juist in de kunst kan men geen dogmatische eischen ol zelfs programma's opstellen. De kunstenaar, die niet zooveel scheppende intuitie, d.w.z. diep inzicht in het wezen der dingen en der ontwikkeling heeft, dat hij uit eigen beweging de tee kenen des tijds begrijpt en de toekomst spekt, zal ook niet van buiten af tot het beleven van zijn tijd gebracht kunnen wor den. Zeker wij hebben zeer bepaalde voorstellingen b.v. betreffende het drama of de beeldhouwkunst en in het algemeen van alle kunstuitingen, die bij ons passen en aan onze eischen voldoen. Wij kunnen echter de vervulling van deze voorstel lingen niet afdwingen of ook maar bespoedigen. De regel, dat de kun stenaar zijn tijd altijd vooruit is, heeft geen algemeene geldigheid, hij is zelfs twijfelachtig in een tijd, die als de onze zich dagelijks als het ware zelf vorm geeft en wiens wezen en grootheid zoo duidelijk zijn, dat deze waarschijnlijk in het geheel niet eerst de artistieke vormgeving van noode hebben, om tot het be grijpend bewustzijn van den tijdge noot door te dringen. Wel echter zullen de nabestaanden, die dezen tijd niet zelf medebeleven, zijn we zen en zijn grootheid slechts uit een artistieke vormgeving kunnen na voelen. Dit is de taak, die voor den kunstenaar van heden en morgen is weggelegd. En hier zou ik ook nog een kwes tie willen aanroeren, waardoor wij den toestand vart de kunst in onzen tijd misschien het beste begrijpen. Deze tijd stelt zulke hooge eischen op elk gebied van den strijd om het be staan, in de eerste plaats dus op di rect politiek, op militair en op eco nomisch gebied, hij eischt een zoo enorme inspanning van alle krach ten voor deze zeer dringende taken, dat het nauwelijks denkbaar is, dat ergens nog een overschot aan kracht vrij zou kunnen zijn. Dit overschot is er inderdaad. Wanneer wij het voortbestaan en zelfs de vermeerdering van ons kul tureele leven ondanks den oorlog en juist in den oorlog als een kenmerk van onze kracht en van nog braak liggende krachtreserves aanmerken, dan heeft dit een goede reden. Nieuwe krachten, Ik ^prak daarover, aangezien wij ens er in den huidigen toestand rekenschap van moeten geven, dat een zoo hoog overschot van onge bonden kracht, als voorwaarde en eiSch is voor de groote artistjeke prestatie, voor het "groote kunstwerk misschien niet aanwezig zal zijn en dat wij van onze generatie, die zich in een geweldige spanning bevindt en zich daarin ter wille van de toe komst misschien ook moet opge bruikt. waarschijnlijk in het geheel niet zulke prestaties kunnen ver wachten. Gij zult deze uiting beslist niet verkeerd verstaan als een soort Cultuurpessimisme, wanneer ik te gelijk eraan toevoeg, dat juist deze tijd en zijn buitengewoon en^ diep beleven zelf weer geweldige 'en op het oogenblik in het geheel nog niet te overziene krachten opwekt. Ook geldt dit niet op dezelfde wijze voor alle gebieden der kunst. Zoo zullen de kunstvormen, welke in een direct en elementair verband met de macht ook in politieken zin staan, in bet bijzonder de architectuur, eerder hun gedenkteekenen van dezen tijd kunnen oprichten, doordat zij zijn wezen zichtbaren vorm verleenen, dan dat dit eventueel b.v. in de muziek mogelijk zal zijn, die zich het allerminste van buitenaf laat be- invloeden. De nieuw te vormen gemeen- schapsstaat moet zich met al deze rechten en plichten tot een hooger begrip van verantwoording samen vattende, opgaven bezighouden. Om op het gebied van de kuituur zijn doel te bereiken, moet hij voor de beide bovenbedoelde gebieden van werkzaamheid het groeien van de kuituur uit de gemeenschap en het werken ten behoeve van de ge meenschap van bijzondere midde len gebruik maken. Deze bijzondere instellingen zijn nu ook in Neder land met de oprichting en den op bouw van de Nederlandsche Kul tuurkamer en nu met de inwijding BEKENDMAKING. 's-Gravenhage, 11 Febr. Het Bureau van den Weermachts- beveMie'bber in Nederland deelt mede: „Een laffe overval door vier Nederlanders den tweeden Fe bruari 1942 op een Duitschen soldaat gepleegd waarbij deze laaghartig werd doodgestoken, vond leeds denzelfden dag door een Duitsche militaire recht bank zijn vergelding. Twee der daders werden ter dood veroor deeld, de beide anderen .tot langdurige tuchthuisstraffen. De doodvonnissen werden door den kogel voltrokken. Bovendien werd een coprmu- nistische agitator gefusilleerd', die eveneens door een Duitsche militaire rechtbank ter dood veroordeeld- was." MAX BLOKZIJL SPREEKT. 's-Gravenhage, 12 Febr. Heden avond van 19.4520.00 uur spreekt Max Blokzijl over den zender Hilversum II in de serie brandende kwesties over het ondgrwerp: „De haat is eenzijdig." van den Nederlandschen Kultuurraad gegeven, nadat reeds eerder door de oprichting van het Departement voor Volksvoorlichting en Kunsten de voorwaarde voor het voeren van een kultuurpolitiek van staatswege ver vuld werd. Boven sprak ik van de kuituur- politieke maatregelen van den staat, vgor welke de voorwaarden in zooverre zakelijk vaststaan, als het onderscheid tusschen positief en negatief, tusschen waardevol en schadelijk absoluut vast staat. De Kultuurkamer voert deze maat regelen uit. Zij is daartoe uitge rust met beschikkingsbevoegdheid en zelfs met een beperkte be voegdheid om straffen op te leg gen. Waar het er in het geheele kuituurleven om gaat, te oordeelen over goed en slecht, over de vraag of iets al of niet waard is bevor derd .te worden* kortom overal waar sprake is van een materieele waardeering op het gebied van de kuituur, daar vervult de Kultuur raad zijn tweeledige functie, kritiek en initiatief. Nu is het' niet zoo, dat deze functie in het Neder landsche kultureele leven slechts door den Kultuurraad zal worden. vervuld, deze moet haar slechts als de hoogste instantie en met de hoogste verantwoordelijkheid uit oefenen als het kultureele geweten van de natie. De Kultuurraad heeft geen andere belangen te vertegenwoordigen dan die van het geheele Nederlandsche kultureele leven. In deze positie heeft de Kultuurraad het karakter van een niet onder een bepaald mi nisterie staanden raad van bijstand, die uit hoofde van zijn ervaïing en zijn verantwoordelijkheidsgevoel het geheele staatsbestuur en daarenbo ven alle Nederlandsche kultuurinstel- lingen adviseerend terzijde staat, die van haar kant den Kultuurraad da mogelijkheid van waarneming, ad vies en initiatief hebben te verlee nen. Zijn eigen autoriteit berust evsnwel niet op een bevelende be voegdheid, maar op de persoonlijke en zakelijke autoriteit en prestaties van elk zijner leden. De Kultuurraad is derhalve ook geen lichaam, dat met meerderheid van stemmen be slissingen neemt. De meening van elk lid is evenveel waard en wordt uitsluitend bepaald door haar zake- lijken inhoud. Het is geen verminde ring maar' een verhooging der be teekenis, wanneer ieder zeggen kan, dat zijn meening beslissend kan zijn, niet omdat zij de instemming van meerderen gevonden heeft, maar omdat -zij, ook al is zij misschien alleen gebleven, toch van doorslag gevende beteekenis was. Het inwin nen, - de keuze en de samenvatting van deze Uwe meéning vindt plaats door Uwen president. Deze staat in zijn functie in den rang van een secretaris-generaal 't geheele staats bestuur terzijde. Ik ben er mij van bewust, dat het op zich nemen van een zoodanige verantwoordelijkheid juist heden misschien bijzonderen moed, in elk geval echter een be langrijke zekerheid van zichzelf en een zeer sterk gevoel voor den weg en de toekomstige ontwikkeling van .het Nederlandsche volk en zijn kui tuur vereischt. Ik twijfel er echter niet aan, dat de benoemde mannen deze kracht zullen hebben en hun taak tot het welzijn van hun volk op juiste wijze zullen vervullen, hoewel zij misschien gedurende langen tijd geen dank en misschien ook geen waardeering ervoor zullen oogsten. Ik \^'il mijn uiteenzettingen niet sluiten zonder nog op een vraag in te gaan, die nauw verband houdt 16 V

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1942 | | pagina 1