OVERWINTERING Annunciatie Wanneer het eerste kievietsei? KARS0TERUB Vijf maanden hoogspanning Schoorl. wils Castricum Schagen. Van Boek toi Boek op een zolderkamertje Doe wel en zie niet om Ook in 1942 was het laat 333 zelfmoorden te Berlijn Een kaasje voor den rechter x Verzorging van onze Cyclamen DINSDAG 25 MAART MB, 4*1 9 anghen", nog zou het caba- „Elck wat en vereerders liedjes en De Staande plaatsje be- deze afscheids- bracht al gauw zaal en het hengelaarsliedje uit volle borst ssen in een Kattenidylle ran de lach Itje bood het de molen op voorgrond in hun die daar hun dansjes dansten toneeltje met groep cowboys en toen kreeg even op aaem twee akkerpilo- regionen en vanuit hun Met Slaap- ogramma be- rondel was van duizend man demons treer- é£n vxouw Alvorens dit „Elck wat toe te roepen, Iden dat mevr Alkmaar de de muze cking bracht Nocturne erenmeisje, dat STAND. Willem, z. Siene Mar en M. Zan- z. v. F. de Gerardus Jo- E. E. Witte- Zandvliet aulowna) en Spaansen, 62 M. Roskam SN SONEN. dorp, C 112 C 149 van A 145 naar 12 naar Eg- van Driest, de Waarn Th. J. de A. van. K. A. Amsterdam, naar Zwaag. Assen. M. felsen. F. khout. A. A. Meijer, G. C. de ar. irt 1947 60» kool f 17,50; >900 kg D witte igde keuring ld op Maan- het kermis- op Tweede wandeltocht ing „Viribui unct-commies benoemd tot steld als lel- lkstelling op ADEREN de de vere en secreta- orderkwar- ïeenten be- deze verga- lerzoek in :id van een imenlijk te -actie. Met commissie, sters van Hoogwoud, og. eveneens zal trach- elijkheden het onder- ïiet-renda- iciale ver- ervallen. wegen zal Noord en. Mocht zal er op etere bus- ie dorpen bevorde- e gewenst openbare comt het Ikaar de het leg al de ver- Ie instan- door MAURITS UYLDERT Amor Fati", door mr. Abel J. Herzberg (Moussault's Uitgeverij, Amsterdam) is een prachtig, een aan grijpend boek. Niet om .de verschrik kingen uit het Joden-kamp Bergen- Felsen die hier in zeven hoofdstukken worden beschreven, met de objectivi teit van een scherp, ik zou haast wil len zeggen belangeloos waarnemer, maar om de nobele geest waarmede S beschreven zijn, om het diep-men- «Iijk begrip waarvan deze sahrijver, zelf eens weerloos gevangene in dit kamp, op Iedere bladzijde blijk gege ven heeft. Het is niet zonder belang hoe ov'ér de kampen geschreven wordt," zegt hij In het laatste hoofdstuk, „en het is van groot belang, dat men niet alleen weet, wat er gebeurd is, maar ook probeert het te begrijpen." Dit nu, dit trachten naar begrip, treft men in ieder dezer zeven op stellen aan, ja, het hele boekje schijnt vooral d&drom geschreven te zijn. O, zeker, de auteur is niet boven menselijk en er Is soms bitterheid ln zjjn relaas, nauwelijks verholen schamperheid en Ironie, die naar sar casme zweemt, maar deze richt zich niet in hoofdzaak tegen de misdadig- wreede individuen waarvan hij ver telt, maar tegen het oerwezen, dat ln Iedere mens in kiem bestaat en dai alleen in een oorlog als deze en onder een régime als dat van de Nazi's zo onversluierd aan de dag treden kan Herzberg ziet ln het „heidendom", dat nog altfld in de mens, onder het kleed der cultuur verborgen, leeft, de oorzaak van de wreedheden en ver volgelingen, die onder Hitiers leiding zijn begaan. Zfl zijn ook in andere tijden en b{j andere volken voorgeko men, maar zelden zo systematiscn uitgevoerd. „Het zijn geen schurken, misdadi gers en krankzinnigen geweest, maar gewone mensen, die door het natio- naal-socialisme zijn meegesleept en soms tot de gruwelijkste wreedheid vervielen. Er was een beroep gedaan op het heidendom in hen, dat in ons allen leeft, het bandeloze barbarisme, en, toen dat strookte met hun belang, zongen bijna allen: „Heil, Sieg Heil!" Dat „heidendom" ligt in onze aard, het is verdrongen, maar vernietigd is het niet. In ons allen, zegt Herz berg, leeft de heiden onuitroeibaar, „en in ons allen leeft naast alle lief de de haat tegen de cultuur. Wij zjjn gesticht door prachtige kathedralen, maar als zij ln elkaar donderen, is er iets in ons hart, dat juicht. Wij heb ben zo lang geleerd, dat de voorzich tigheid de moeder van de poreelein- hast is, dat wij gelukkig zijn, als wfl op de kermis in de „vrolijke" keuken de boel kort en klein mogen slaan. Wfl zjjn verzot op ongelukken en bal dadigheid. Alleen de ruïnes kunnen de meeste mensen slecht verdragen. Zij zfln het symbool van het berouw. Wfl mensen bouwen graag, maar als we breken kunnen, zfln we opge lucht." Aldus mr. Abel Herzberg. Men kan het met hem eens zfln of niet, ln ieder geval zoekt hfl met objectivi teit naar een psychologische verkla ring van het verschijnsel der haat- epidemie waarvan hfl zelf slachtoffer Is geweest, en dit is een schonere le venshouding dan die van den man, die haat met haat vergeldt. In het najaar van 1941 debuteerde Agaath van Ree met haar veelbelo vende roman „De Inzet". De schrijf ster gaf blflk van subtiel psycholo gisch begrip, van een zeer gevoelige intuïtie en van een onmiskenbaar ta lent wat karaktertekening en na tuurbeschrijving betreft. Na de oorlog, in 1945, heeft zij een tweede boek voltooid, „Land zonder Einder" (U. M. „Holland", Amster dam), waarin men al deze eigenschap pen terugvindt. Maar wat ditmaal ontbreekt isde roman. „Land zonder Einder" is een oor logsboek, een relaas van oorlogser varingen, in een periode van onder gedoken zfln tfldens de bezetting, van doelloos en troosteloos zoeken tij dens de periode van bevrijding, welke daarop gevolgd is. De ontwrichting van het na-oorlogse leven ln zekere artistenkrlngen wordt op levendige, schrijnende wijze weergegeven en bij herhaling wordt de lezer getroffen door kleine trekjes, waaruit de on miskenbaar li terair-artistieke zin der schrijfster blijkt. Toch bevredigt dit boek allerminst, want het is de ontboezeming van een want 't is de ontboezeming van 'n ont goochelde, maatschappelijk ontwrich te ziel, die geen enkel perspectief waren gekneld geweest en wilden vrij zfln. We zouden teleurgesteld worden, want niemand Is vrij geworden. Van die vrijheid hebben we illusies gehad, wfl zagen een azuur en gouden para- dfls, maar niemand kwam vrij van zichzelf, van zijn demonen, van zfln geweten, van zijn nachten. En allengs hebben we elkaar onze desillusie ver weten en het kibbelen kwam en de chaos en de na-oorlog-poel." Zeker, zo is het voor velen geweest; arme stakkers, die niet verder zagen dan de poel; die niet de kracht had den zich op te heffen uit de poel. Maar voor de meesten was het geluk kig toch wel anders en deze hebben zich aan de herinneringen, door hun leed en verlies achtergelaten, opge richt. Vermoedelijk heeft Agaath van Ree dit ook pogen te doen, door het schrij ven van dit boek. Maar de lezer voelt zich slechts matig voldaan, om niet te zeggen diep teleurgesteld, als hfl door dit land zonder einder dwaalt. „De man in de tang" is de titel van een roman uit de Amsterdamse krantenwereld, zoals die omstreeks 1920 aan en in de buurt van de N.Z. Voorburgwal waargenomen kon wor den, een roman door A. P. M. Mous- sault Moussault's Uitgeverfl, Amster dam) en de man ln de tang is de journalist, die voor zfln vak voelt, zfln vak verstaat, er met hart en ziel aan overgegeven Is en dus aan de eisen, die door het vak worden gesteld, niet meer ontkomen kan. De heer Moussault heeft zfln erva ringen, als journalist opgedaan, ae vorm gegeven van een roman, maar dit romantisch gewaad hangt er een beetje losjes bfl. Van een roman kar men eigenlijk niet spreken. Wij vin den hier een relaas van hetgeen er op het bureau van een groot Amster dams dagblad pleegt te gebeuren of ook wel eens wordt verzuimd; wij krijgen een beeld van de bedrijfs organisatie, tenminste wat het redac tionele betreft, en een indruk van de zware eisen, welke aan de reportage worden gesteld. En dat alles is leven dig en overtuigend verteld. De held van het verhaal, oorspronkelijk ver bonden aan een verzekeringsmaat- schappfl en zeer gelukkig gehuwd, voelt zich meer tot de journalistiek aangetrokken, wordt verbonden aan de redactie van de krant, maakt car rière, maar zfln werk eist hem zo zeer op dat zfln vrouw zich verwaar loosd voelt en hem verlaat. Dit is dan de roman, maar men doet beter die maar buiten bespreking te laten. Wat overblflft is, zoals ik reeds heb gezegd, de schildering van het bedrijf, en menig aankomend journalist kan met de lezing van dit boek zfln voor deel doen. Hfl kan er uit leren hoe een journalist zfln taak behoort op te vatten en dat die taak allerminst licht genoemd kan worden. Hfl kan eruit leren, dat men geen journalist wor den moet noch blijven kan als men het offer van zfln persoonlflke vrij heid niet brengen wil en dag en nacht „plichtsbetrachting" tot zfln wachtwoord maakt. De journalist heeft flit met den huisarts gemeen. R!«l HEEFT DE -STRyb moeten opgeven., het MONSTER HEEFT HAAR LUCHT TOEVOER. L0S>GERjJt<T?! Op een zonnige middag na de jongste Westerstorm liepen we over de dijk, die er zo geheel anders uitzag dan nauwe lijks een week tevoren. Ditmaal 'geen onafzienbaar ijsveld van voorbijschuivende schotsen, waarover een stralende zon verwachtingen wekte van de naderende lente. Het ijs was weg, verdwenen naar onbekende ver ten. Het Marsdiep vertoonde zich weer, zoals het voor de winter was: als een brede vlakte van licht-bewogen water. En het was alsof er nooit IJsschotsen op deze golven gedreven hadden, alsof dat schone schilderij maar in onze verbeel ding had bestaan. Halverwege de glooiing en het strand van Texel ploegden zich weer een paar kottertjes in de richting van de open zee: kleine zwarte stipjes in een veld van gehamerd zilver. Ook waren de meeuwen gebleven; rusteloos bewogen ze zich boven dijk en water, speurend naar prooi die nu zoveel gemakkelijker te vinden was. Kinderen speelden op de glooiing, waagden zich zo «dicht mogelijk bij de uitlopende golven. Een enkele dartele breker dreigde hun voetjes te over spoelen, en dan deinsden ze lachend te rug, of ze bleven staan, zonder eraan te denken, dat ze zuinig op hun schoenen LUCHTVAART-POLITIE. Overal ter wereld hebben de luchtvaartmaatschap pijen hun eigen politie, die waken over passagiers, haar bagage en hun kost. baarheden. Op het vliegveld te Cairo staan de mannen van de Egyptische luchtdienst aangetreden. Deze winter schijnt het voorbeeld van die van 1941'42 te willen volgen. K Op 1 Maart 1942 was het nog steeds bar koud. De wind kwam nog steeds uit de oostelijke richting onder nul. In de nacht van 5 op 6 en nacht na nacht daalde het kwik Maart vroor het nog 12 graden en de sneeuw stoof door het lucht ruim. 6 Maart bracht een koude winterdag. Op 11 Maart viel ein delijk de dooi in en langzaam maar zeker verdween het witte kleed. Dat het eerste kievitsei laat zou zijn was te verwachten. Het was op 24 Maart toen in het Gelderse het eerste gespikkelde el werd geraapt. De lentebode werd geen Hofleveran cier. Het ei werd voor 1 100 afgeleverd aan een poelier te Sneek. Wij hopen, dat de vorstperiode nu werkelijk voorbij zal zijn. Maar hoe aanhoudend deze winter ook is. wij be speuren toch reeds de schuchtere te kenen van het aanstaande voorjaar. Ook de kieviten zullen weer spoedig de weiden gaan bevolken. Nauwelijks zal de dooi zijn ingevallen of zij zullen de koolmees. present zijn. Deze pieren- en slakken- jagers liggen als het ware op de loer. Zij houden zich juist buiten de vorst- zone. Vorst kunnen ze niet verdragen en de weilanden leveren in wintertijd ook niets op. Maar aanstonds zullen ze zich tegoed kunnen doen. De dras sige gronden leveren binnenkort een luilekkerland. Omsteeks 20 Maart. Regel is, dat het eerste kievitsei op of nabij de 20ste Maart wordt geraapt. Dit jaar zal het er van afhangen welke dagen de lentemaand zal brengen. Kunnen wij ons voorstellen, dat na enkele weken het eerste kievitsei zal worden gevonden? En toch.. Een boeiend schouwspel. Het is een boeiend schouwspel, de terugkeer der eerste troepen kieviten. Meestal ontgaat hef ns en pag wan neer deze lenteboden reeds weer in de weiden staan en in het luchtruim tui melen. constateren we dat ze er weer zijn. Van de eigenlijke terugkeer hebben we niets bemerkt. Wie er op let, zal bemerken, dat aanstonds grote troepen kieviten in Noordelijke richting trek ken. Maart brengt het eerste kievitsei De winter zal door het voorjaar over wonnen worden en spoedig zullen wij luisteren naar het voorjaarslied van moesten zijn. Ze scharrelden daar maar wat op de bonkige stenen, genietend van de zon en de wind, met een half oor luisterend naar het geruis van het water. Ergens onderaan de dijk, vlak bij het water, stonden een man en twee jon gens. Tussen hen in een grote mand, met tien vogels erin. Het waren topper eenden. die in een Helders zolderkamer tje overwinterd hadden. Drie maanden geleden moesten ze door hun soortge noten hier achtergelaten worden, omdat ze door de geleden kou niet meer in staat waren naar andere streken te ver trekken. Goedwillende burgers hadden ze gevonden, en de dieren hadden zich niet verzet, want ze konden niet meer. Die man en die jongens hadden ze al die weken lang goed verzorgd. Zestien vogels bij elkaar op een zolderkamertje waar een teil water stond, en waar hun op gezette tijden brood en vis werd ge bracht. Het was een hele zorg voor de ze mensen, om de vogels in het leven te houden. In het begin stierf er tel kens één, waarvan de oorzaak na goed observeren eindelijk gevonden was: de vogels zagen zelf geen kans in het wa ter te gaai», zodat zij van dorst omkwa men. Zodoende waren er maar tien ln het leven gebleven. Op déze zonnige middag kwam aan hun overwintering een einde. We wa ren er getuige van, hoe het deksel van de mand openging. De .mand werd op één kant gezet en daar stapte de eerste toppereend op het blauwe bazalt. Stuk voor stuk volgden de andere eenden Ze waggelden naar het water, zonder om te zien, en waren even later in hun element. Verder en verder gingen ze van de kant, ze namen af en toe een duik die zolang duurde, dat het leek of ze nooit meer boven zouden komen. Maar even later dobberden ze toch weer op de golfjes van het Marsdiep, steeds verder weg. Na een kwartier waren het tien kleine witte puntjes geworden, haast onvindbaar in de wijde ruimte. Wanneer zouden ze gaan vliegen? We hebben daarop niet gewacht. We zagen andere vogels; meeuwen en zaag- bekken, en misschien waren er ook wel toppereenden bij Met zijn vieren keerden we naar de stad terug. De twee jongens droegen de lege mand. ALEX OVANSA. bestrijd! hardnekkige kou van forse kanten Iegelijk v' - V' Verkrijgbaar fcty Apoth, ea Drogisten AUeenve*itoöp voor Ncderiaads K.V. JRowntree Handeismtf. Amifcterfl&in:' Te Berlijn hebben gedurende Januari en Februari totaal 333 personen zelf moord gepleegd. Hiervan komen er 186 op naam van de voedselnood, 88 op naam van ongeneeslijke ziekten, terwijl 14 vrouwen en 5 mannen uit liefdesmoeilijkheden een eind aan hun leven maakten. Onder de zelfmoorde naars bevinden zich 6 kinderen K Op 14 November 1944 werd bij mr. J. J. Plugge. rechter aan de Ar rondissementsrechtbank te Utrecht, een kaasje bezorgd, afkomstig van den 31-jarigen landbouwer J. C. de J. uit Polsbroek, die voor het Amsterdamse gerechtshof ver scheen, ervan beschuldigd gepoogd te hebben invloed uit te oefenen op een rechterlijke beslissing. De broer van J. C. de J. moest in No vember voor den rechter verschij nen wegens het vervoer vai» big gen en daar de gezondheidstoestand van den broer niet al te best was, had J. gemeend aldus de verde diger door het schenken van een kaasje een „prettige sfeer" te scheppen. Mr. Plugge had dit niet zeer geapprecieerd en het kaasje verontwaardigd afgewezen. De procureur-generaal, mr. Aalf van Dullemen zeide, dat hij in zijn dertigjarig praktijk bij het O.M. nog nooit een dergelijke po ging tot omkoping had meege maakt en requireerde derhalve een gevangenisstraf van zes maanden. Van de conferentie der Grote Vier te Moskou. Molotof, de minister van Buitenlandse Zaken der Sovjet-Unie, In gesprek met generaal Marshall, de minister van Buitenlandse Zaken der Ver. Staten, tfldens een receptie ln het „Huls der Vliegers" te Moskou. Vrouwen In de laatste donkere maan den van het jaar wordt menig huis opgevroolijkt door planten en daarbij neemt de cydame een groote plaats ln. En geen won der, het ls een decoratieve plant met haar fijne witte of rose bloe. men boven ronde grijsgroene bladeren. Hoe komt het nu, dat de cyclamen het bfl de een reel beter doen dan bij de ander? Voor sommige vensters zien we ze weken en weken staan, altijd even frisch en vol kleurige blpemen, terwfll een andere huis vrouw, hoeveel moeite ze ook doet, maar miflt kan voorkomen, dat de bladeren verleppen, ja dat bladeren en bloemen als sneeuw voor de zon verdwflnen. Dit ligt meestal aan de verzorging. Wij moeten er in de eerste plaats voor zorgen, dat de aarde steeds vochtig gehouden wordt, niet té voch tig echter, daar de bol dan nat zou worden en daardoor beschimmelen. Hierdoor worden de stengels van bla deren, bloemen en knoppen week en dan sterven ze af. Het komt er dus ln hoofdzaak op aan hoe en hoeveel water men zoo'n plant geeft. Men diene rekening te houden met de grootere of minder groote warmte, die in het vertrek heerscht. Het beste is bovendien de plant water te geven op de schotel, en dit water op tem peratuur te brengen. Te koud water is niet goed voor de plant en als we haar begieten wordt de bol onher roepelijk vochtig. Als de plant is uitgebloeid. Het is een aardig werkje, als de plant uitgebloeid ls, te trachten haar zoo te verzorgen, dat ze het volgend jaar weer bloemen geeft. Hiervoor moeten we op de volgende wijze te werk gaan. Na de bloei draaien we voorzichtig alle bladen af en dan zetten we de plant in een lichte, koele kamer. Ze heeft na haar lange en volle bloei beslist rust noodig. Tot ongeveer half Mei geven we onze cyclaime slechts héél weinig water. Indien noodig, pdanten we haar na de rusttijd in een grootere pot over. We kunnen dan tevens een beetje nieuwe grond toevoegen. Deze moet gemengd worden uit bladaarde met ■wat kleigrond, oude stalmest en grof zand. Zoig er voor, dat de oude kluit niet uiteen valt, want daarvan zou de plant te veel lflden. Slechts eoo- veel aarde wordt er verwijdend, dat er wat nieuwe toegevoegd kan wor den. Vegan September moet de pisnA weer volop ij tflfid zfln en nsoetea de knoppen zich b^ürnen te ontwikkelen, Zfl krijgt haar oudé plaatsje weer ia oase kamer en va verheugen oog gedurende de donkere maanden, die dan komen gaan, in de heldere Meur van deae bloemen. We kunnen de cyclamen ook at* snijbloemen gébruiken. Vooral als w« «en ertra rflkbüoeiende plant hebben. We moeten de Uoeman en ook de bladeren dan echter voorzichtig plukken, De «enige gpede manier is ge even boven de knol voorzichtig af te draaien. Toen de engel weer van haar nu cpgeraeeat „Het heiige wordt aan uw schotst tosvartrotjWÜ" kwam zfl van wiekgeruisnh nauw tot bedaren die zilverwitte schlttrtng had geschouwd. Zfl bleef alleen ln een zeer groote stRte, een kleed van xwflgen werd haar omgelégfl, en toen zfl uittrad ln de avondkilte heeft zfl het zelfs aan Jozef niet gezegd. De menschen die haar na dit Uur ontmoetten speurden een weerglans doch verstanden niet wel vroeg soms een van hen, die ipr begroette: wat mag toch aan Maria zfln gaacwëdf Maar achter haar van lioht geloken oogen en in den glimlach om haar zulvren mond bewaarde zfl 't geiieimnia uit den booge het overleggend ln baars harten grond. Soms schoot haar wel een heugenis te binnen aan Saul, nadat zfln zalving ls geschied: hfl keert en spreekt slechts van de ezelinnen doch van het koningschap gewaagt hfl niet Waartoe ln middernachtelijke stonde men wordt verkoren voor zflns levens duur dat geeft men nooit zonder onheelbre wonde prfls aan een wereld blind voor hemelsch vuur. Die ls gezegend onder alle vrouwen omhult schroomvallig liefde'# laats ten schat voor geen zal zfl het englenwoord ontvouwen de wereM hoort slechts haar Magnificat. f. M. I door TJEERD N. ADF.MA 22 Het was een vorstelijke maaltijd en na afloop haalde Hans twee heipalen van sigaren voor den dag en staken ze er samen den brand in, waarna Dirk van der Heyden verklaarde, dat hfl sinds den dood van zfln vroegeren patroon, den apothe ker toen hfl op het begrafenismaal was genoo- digd niet meer zoo veel en zoo smakelijk had gegeten. Het tweede glas bier bracht hem ln een ro mantische stemming en hfl begon herinneringen op te halen aan een meisje uit een wasch- en strijkinrichting zekere Mlentje die hfl als jonge man eens op een avond, na een muziek uitvoering in een park, naar huis gebracht had en die, toen ze In een donker laantje langs een leeg bankje kwamen, „zoo ineenen ln z'n arme gelege had." Hfl was toen nog te jong aa te stom geweest om er goea beset van te nebben wat nem ge presenteerd werd en hfl had hi z'n onnoozelhetd alleen maar gevraagd, „of ze daar wel eens meer last van had". Toen was ze spinnfldig geworden en had hem „flskoud" laten staan. Hij had haar nooit meer terug gezien en vanaf dien dag hadden de vrouw en niet veel meer naar hem omgekeken. Toen hfl nog bfl de barones was, had er eens een keu kenmeisje werk van hem gemaakt en die had hem ook wel eens, door extra hapjes laten mer ken, dat ze 'm graag mocht, want hfl was vroe ger „een knappe knul" met dien hoogen hoed op, maar de paarden hadden 'm altfld meer ge- geïnteresaeerd dan de vrouwen. Hfl was nadien nooit meer met de andere sexe ln aanraking ge komen of 't most met ouwe Slentje van de Dia conie wezen, maar dat was een zuiver platonishe liefde omdat 't Sientjedie vflf centen per dag kreeg—meer om zjjn kapotte sokken dan om hem zelf te doen was. „Tja", zei Dirk, terwijl hfl welvoldaan aan zfln sigaar zoog en een blauw rookwolkje naar het plafond blies, „en aoo kea je wat beleve." „Of niet beleven," daobt terwfll nfl met een vriendschappelijk gevoel naar zfln ouwen makker keek. Hfl dacht Ineens aan de raadselachtige enve loppe, haalde ze uit zfln zak en zag, dat ln blauwzwarten offsetdruk aan de achterzijde het adres „Prlncessegracht 852" gedrukt was. Met de punt van zfln vork maakte hfl voor zichtig een hoekje los, scheurde de enveloppe open en zag tot zfln verbazing, dat de linker bovenhoek het opschrift: „Mrs. Van der Dusse en Garsthouwer, Advocaten en Procureurs" droeg. De inhoud was als volgt:' „WelEdelgeboren Heer, „Het zou ons aangenaam zfln Indien u gelegenheid kon vinden ons Donderdagmor gen om tien uur op ons kantoor te bezoeken, teneinde een particuliere aangelegenheid te bespreken. Mocht u verhinderd zfln, dan zouden wfl gaarne vernemen wanneef u ons op een ander tfldstlp met uw bezoek zult kunnen veroereo. wfl u Donderdagmorgen mogen verwachten. Hoogachtend, Uw Dw. Dnr. J. H. VAN DER DUSBE." Hfl las het epistel tweemaal over voor hfl er lets van begon te begrflpen en keek toen ver« baaad naar zfln tafelgenoot, die een stoel bijge trokken had om er zfln beenen over te leggen. „Hebbie wat bijzonders?" vroeg Dirk. „Ik ben een princesseboontje als ik er wat van begrflp", zei Hans. „Nou moet u eens luis teren." Hfl las het briefje voor en Dirk schudde ener giek het hoofd. „Da's verkeerd bezorgd", verklaarde hfl. „Maar hier staat 't bovenaan", zei Hans. „Den WelEdelgeboren Heer H. van Llnschoten, Jan Steenstraat 35 I, Amsterdam. Dat ben ik toch zeker en dat was m'n adres." Ouwe Dtrk nam den brief over en las hem langzaam en nadrukkelijk. Wordt vervolgd^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1947 | | pagina 3