LDT
HERMANN heeft moeilijkheden
KAAL
J
.rood
r
Moedertje Praag
REALISME
as doen
it onze
:OLLECTIE
PRIJZEN
serslaan 11.
g verzekerd.
zoals:
-vorken
nz. enz.
gEM
ichstraat
\MDSCHE
vtBOLLEN
Göring confereert Narigheden over de
financiële toestand München was niet
anders dan een grote blufv. Brauchitsch
wil trouwen Kanonnen voor boter
Uit het dagboek
van Göring
K.
EEUWIG SCHOON EN JONG
TSJECHO-SLOWAKIJE wil wel
maar kan niet kiezen
PODIUM®
f
j onze kleine
d bij het in
treden der
komen wij
iet verlaagde
doch bren-
n geheel
i de
U5KAMERS
sloten. Prima
de uit: 2 fau-
en, dressoir,
boekenkast,
grote fau-
ZAANDAM
7, ALKMAAR
amilie of vrïen-
et buitenland?
AN EEN PAKKET
aar ALLE LANDEN.
Pakketten voor
el ijk Halfrond.
YiNoeN a£ti
,ERlJ8.£*pORT
EFOON5396^
op het electrisch
ratie.
uur.
UT
TELtfF. 43":.
VELDMAARSCHALK GOERING ging
1 in 't middencvan Juni 1938 een paar
dagen met vacantie op zijn jacht „Ka
rin" en gedurende die tijd plaatste hij
geen enkele aantekening in zijn parti
culier notitieboek. Zijn vacantie duur
de blijkbaar van 15 Juli tot 8 Augus
tus d.a.v., drie weken waarin Hermann
eens heerlijk kon uitrusten van de
drukke bezigheden, die het verzame
len van medailles en ridderorden hem
veroorzaakten. Op 8 Augustus echter
liet hij de minister van financiën Graaf
Schwerin Krosigk bij zich komen en
had met hem een langdurige bespre
king over prijzen, landbouw en de al
gemene financiële toestand. Zijn be
zorgdheid over deze dingen verraadt
zich in aantekeningen als: „Stijging
van de melkprijzen phychologisch
probleem. Rijksbank verhoogt circula
tie van bankbiljetten. Rijks-obligaties
worden voortdurend te koop aangebo
den. Te wijten aan algemene oorzaak:
oorlogs-psychoseGrote moeilijkhe
den gedurende de komende dagen".
HET VOLK MOET ZOET
GEHOUDEN WOKDEN.
ALS LEIDER VAN HET VIERJAREN
PLAN had Goering alles te zeggen in
financiële en economische aangelegen
heden. De minister van financiën, de
minister van voedselvoorziening, de
minister van economische zaken en de
president van de Rijksbank, zij allen
waren aan hem ondergeschikt.
Schwerin-Krosigk, die het geld moest
verstrekb voor de wederopbouw van
het leger en niettemin voor een eniger
mate sluitende begroting moest zorgen,
verduidelijkte Goering bepaalde ge
zichtspunten ten aanzien van de land
bouwpolitiek, die deze begroting in ge
vaar brachten. Hij klaagde over de
verlaging der belastingen en schimpte
over gemaakte fouten door zijn collega
Darre op het ministerie van Voedsel
voorziening. Van veel meer belang is
evenwel Schwerin-Krosigk's verslag
over de „algemene financiële toestand"
die zeer critiek was geworden door de
verhoogde uitgaven voor het leger. Hij
stippelt in zijn verslag de financiële
acrobatische toeren uit, door welke hij
zich voorstelt hogere revenuen te ver
krijgen: nieuwe belastingen en nieuwe
rijks-leningen. Goering vreest daarte
genover, dat hun plannen in duigen
kunnen vallen door een panische vrees
voor een oorlog. Na aldus de algemene
en politieke toestand besproken te heb
ben besluiten zij dat er iets gedaan
moet worden om het eigen volk weer
gerust te stellen. „Geef ze brood en
spelen, het gebruikelijke recept", zo
overwogen de twee, „dan zullen zij
onze kanonnen voor boter zeker aan
vaarden." Klaarblijkelijk^ kan de ver
breiding van de oorlogspaniek in het
buitenland voortgang vinden, dat is
een der onderdelen van de oorlogsDluf
van München.
Tenslotte beklaagt de minister van
Financiën zich over de kostbare over-
organisatie in partij, rijks- en economi
sche aangelegenheden en Goering kon
digt aan, dat hij pogingen zal doen om
deze „aanwas" te beteugelen.
Hier volgen enkele uittreksels uit
zijn wijdlopige aantekeningen over dit
gesprek.
GOERING SCHRIJFT
„8 AUGUSTUS. Landbouw: voor
stel om de melkprijzen te verhogen.
Afschaffing van de belastingen op de
slachtingen en vermindering van de
belasting op de suiker te dragen door
de consumenten (verlies 380 millioen
Fout om boter en suiker aaneen te
schakelen. Vet kan alleen vervangen
worden door andere vetten. Dus ver
vangen door margarine. Meer vetten
importeren dan tarwe, te danken aan
de goede oogst. Sttijging der melkprij
zen, een psychologisch probleem.
Algemene financiële toestand: toe
stand veranderd door bewapening.
Meer obligaties.Reichsbank verhoogt
de circulatie van bankbiljetten. De ge
bruikelijke leningen. Deze berekening
ii
nu mislukt, want op het ogenblik wor
den aandelen voortdurend te koop aan
geboden. Te wijten aan de algemene
opvatting: er komt oorlog. Iedereen
tracht van zijn rijks-aandelen af te
komen. September: schatkist-toestand
moeilijk; grote moeilijkheden voor de
komende tijd.
Besprekingen over algemene situatie:
rust in het binnenland bevorderen.
Order aan de Wehrmacht de bewape
ning voort te zetten in de diepte en
niet in de breedte. Overorganisatie van
de partij, van het rijk en in het econo
mische leven. Aanwas".
De bewapening in de diepte en niet
in de breedte betekent, zoals wij na
derhand in zijn dagboek zullen zien,
dat Goering had besloten zich intern
siever te bepalen tot het laten ver
vaardigen van een groot aantal weinige
essentiële bewapeningsonderdelen lie
ver dan het doen aanmaken van kleine
hoeveelheden van vele verschillende
types.
HET BEWAPENINGS-
^„rprogramma.
JWAALF DAGEN LATER had Goe-
rig een conferentie met generaal Kei
tel die het hoofd was van het opper
commando van het Duitse leger (een
soort militaire minister van oorlog)
Keitel overleefde de oorlog in deze
functie en op 8 Mei 1945 tekende hij in
Berlijn de overeenkomst tot onvoor
waardelijke overgave van Duitsland
aan de Geallieerden.
In de dagen van zijn gesprek met
Goering is hij druk bezig aan een wet
ter verdediging van het Reich. Zij stel
len voor bepaalde zinnen te laten ver
vallen. bepaalde clausules .weg te wer
ken (het is nu onmogelijk om vast te
stellen welke). Voor een en ander was
Hess nodig en hieruit kan men opma
ken dat er nauwe betrekkingen beston
den tussen de Wehrmacht en de Nazi
partij, waarvan Hess in die tijd nog
het hoofd was.
Keitel waarschuwde Goering daj ge
neraal von Brauchitsch het plan had
om te trouwen en hem spoedig zou
komen opzoeken om deze zaak te be
spreken. Dit alarmeert Goering die
zich de moeilijkheden herinnert bij
veldmaarschalk von Blomberg's huwe
lijk in Januari van dat jaar met een
meisje van 24, welk huwelijk tot re
sultaat had gehad, dat Blomberg van
zijn functie als Minister van Oorlog was
ontheven. Goering's dagboek zegt
woordelijk:
„Generaal Keitel, 20 Augustus.
Rijksverdedigingswet: Keitel geeft
zin na zin verslag. Zin 10 valt af. Zin
7 ook afvallen (toestemming van Hess
nog altijd niet verkregen.) De uitein
delijke bepaling omtrent de verwijde
ring van oude wetten moet blijven be
staan.
Luchtverdediging (civiel) zeer zwak
in Berlijn. Hlmmler moet verster
kingen laten aanrukken van de S. S.
Volk moet oefenen. Over 14 dagen.
Brauchitsch (persoonlijke zaak)huwe
lijk. Blomberg-geval. Brief van Blom
berg dat hij terugkeert naar Wiessee in
de herfst. Gaat de Führer hiermede ac-
coord?"
Na zijn huwelijk ging Blomberg
naar Capri om daar zijn wittebroods
weken door te brengen, later ging hij
naar Ceylon en naar Ned. Oost-Indië.
Nu- gaf hij klaarblijkelijk te kennen,
dat hij de bedoeling had terug te ke
ren. Hierover maakte Goering een no
titie, die luidde: „Ik moet 'ns kijken
of de Führer z'n toestemming geeft
voor Blomberg's terugkeer naar zijn
huis te Wiessee".
Later op de dag arriveert Brauchitsch
zelf om Goering te spreken over zijn
huwelijk. Er rijzen verschillende vra
gen over de afstamming van de toe
komstige bruid. En dan, geheel los van
de besprekingen over deze persoon
lijke zaak, maakt von Brauchitsch een
opmerking die van wereldomvattende
betekenis geweest zou zijn, indien de
ze in die dagen bekend was gewor
den. Precies op de avond, toen er zo
veel vrees en opwinding in de wereld
heerste over Tsjecho-Slowakije, deelt
hij Goering mee, dat als er oorlog
ipocht komen „de grote zaak" de
Duitse Wehrmacht daar niet op voor
bereid was en geen kansen op een
overwinning maakte. Dus.... Mün
chen was niet anders dan een grote
bluf.
huweiijksbeslommeringen
Hier volgt weer Hermann Goering:
„20 Augustus, kolonel-generaal von
Brauchitsch. Gesprek over voorgeno
men huwelijk. Voorgelegd moet wor
den bewijs van arische afstamming
en twee vertrouwelijke verklaringen
onder ede van de ouders van de bruid.
Gesprek over de politieke toestand.
Als het komt tot de grote zaak bestaat
er geen kans om er goed doorheen te
komen. Het leger is er niet klaar voor
(tekort aan munitie)".
Von Brauchitsch's aanstaande lief
tallige bruid. Frau Charlotte Schmidt,
kon klaarblijkelijk genade vinden in
de ogen van de Nazi-heersers. Hij
trouwde met haar op 24 Sept.T938.
In het volgende artikel: de over
eenkomst van MünchenTsjecho
Slowakije. Goering ontvangt de
Franse ambassadeur Francois
Poncet en bespreekt de verhou
ding tot Frankrijk en de Franse
politieke toestand. Hij ont
moet de Tsjechische minister
Mastny, „zeer neerslachtig", en
openbaart Duitsland's politieke
verlangens ten opzichte van dat
land.
A
Praag is een wereldstad, zoals Londen en
Parijs. Eeuwenlang al ligt de stad als de
voorpost van het Westen aan de Moldau,
die 's zomers lui onder de bruggen door
vloeit en 's winters verstijfd is van keu,
totdat zij zicll in het voorjaar met veel ge
kraak uit de verstarring losmaakt. Dan
stroomt het bruine water Weer rustig ver
der, alleen wat ruisend bij de stuwen. En
zo rustig als de rivier is de oude stadskern
„Staré M'ésto, die zij omspoelt aan twee
van de drie zijden. „Staré M'éstro, waar
monumentale Gothische gebouwen staan
rond de door steegjes verbonden pleintjes,
is nu vergeten; er komen slechts wat toe
risten, evenals in de straatjes die leiden
naar de burcht aan de overzijde van de
rivier op de heuvels. De burcht, waarin de
prachtige St. Vituskathedraal staat, date
rend uit de tiende eeuw; sinds de Habs-
burgse monarchen haar verlieten zetelt er
de regering van de jonge republiek.
Ja, „Matka Praha", moedertje Praag is
schoon, en ze blijft eeuwig jong en ver
leidelijk. Alleen, ze is wat terughoudend;
slechts met moeite kan men haar veroveren
en dan nóg. ..Als men in het nieuwe stads
deel, de „wereldstad" Praag, wandelt over
de boulevard Vaciavské Namésti merkt
men van die terughoudendheid niet zo veel.
Daar is het zoals in iedere wereldstad:
auto's snellen voorbij, trams ratelen af en
aan en vele elegant geklede mensen gaan
er langs winkels en café's, waarvan 's
avonds het licht der neonhuizen af
straalt. Maar het eigenlijke Praag leeft
achter de voorgevels, in huizen rond
duistere binnenplaatsen, waar het al
tijd naar knoflook ruikt. Daar is het
anders.
Dat hele land Tsjecho-Slowakije is
anders: het heeft een andere sfeer, die
wij, West-Europeanen, niet begrijpen
maar wel voelen. Dat is al dadelijk als
men het land binnenkomt mis
schien zijn het die onverstaanbare taal
en die afwijkende gewoonten', mis
schien is het wat anders.
TUSSEN OOST EN WEST
Tsjecho-Slowakije ligt tussen twee
werelden, tussen Oost en West. En de
tragiek van het land is dat men er wil
kiezen, maar niet kan kiezen De
Tsjech meer dan de Slowaak is
cultureel gericht op West-Europa; toch
voelt hij ook iets voor lotsverbonden
heid met de andere Slavische landen
en contact met deze landen vooral
met Rusland is een economisch be
lang sedert het vacuum Duitsland tus
sen de republiek van Masaryk en
West-Europa ligt. Wat moet men kie
zen: de Slavische broedervolken of
West-Europa, waarvan de cultuur sinds
eeuwen in het centrum Praag leeft?
De exponenten van deze gevoelens
vindt men terug in de politieke ver
houdingen. Een grote groep de com
munisten, kijkt naar het Oosten; een
andere groep ziet naar de Westelijke
horizon. Het is dan ook niet te ver
wonderen, dat de politiek het leven
beheerst in kantoren, fabrieken en
werkplaatsen. Overal wordt gedebat
teerd en voor de bureaux der partijen
zijn op ieder uur van de dag wel enige
de toestemming van Rudolftientallen mensen te vinden> die het
PRAAG STAD DER VELE
TORENS
met een politieke tegenstander willen
opnemen.
Zo is er de laatste tijd nogal veel
gedebatteerd over de verkiezing van
de inmiddels als minister van industrie
afgetreden Bohumil Hausjman tot
voorzitter van de sociaal-democrati
sche partij. Evenals elders in Oost-
Europa bestaat in Tsjecho-Slowakije 'n
coalitie tusen deze partij en de com
munistische. Deze coalitie is tot stand
gekomen op instigatie van de vorige
voorzitter, Fierlinger, tegen wie gedu-
In Neurenberg staan thans terecht Hans Lammers en 18 hoge Nazi-ambte
naren. Van 1937 tot 1945 was Lammers Rijksminister, Chef van de Rijks
kanselarij en lid van het kabinet. Vanzelfsprekend verklaart hij zich vol
komen onschuldig en weet hij niets van de nazi-misdaden.
Ik heb het altijd als een uitzonder
lijk privilege beschouwd dat mijn va
der mij de liefde voor boeken en eér-
bied voor boekverkopers met de pap
lepel heeft ingegoten en nu, zo vele
jaren daarna, besef ik welk een on
schatbare erfenis hij mij daarmee
heeft nagelaten.
In Amsterdam zijn vele boekverko
pers voor wie het verkopen van een
boek iets méér is dan het uit een kast
cf van een plank halen van een kilo
bedrukt papier, dat inpakken, over
handigen en daarna het bedrag tou
cheren. Er zijn er die beseffen dat
hun ambacht een verheven ambacht
is, dat zij behoren tot de groep men
sen, die het mogelijk maakt cultuur
door te geven, die hun taak begrijpen,
welke er een is van het overgeven
der fakkel van kennis en schoonheid.
En dat het verkopen van een boek al
tijd iets meer is dan het verkopen van
een doosje schoensmeer, een rol fru-
jetta of een belegd broodje.
In de dagen voor Kerstmis droeg
de bekende voordrachtskunstenares
Annie Schuitema voor uit Joost Berk-
hout's zojuist (bij Contact) versche
nen boek „De Madonna van Brugge"
en zij deed dit in een nieuwe zaak in
de stokoude Kalverstraat: de Hoofd
stadboekhandel. Er was grote belang
stelling voor Annie Schuitema en
JoostBerkhout's werk beide, zodat
vastgesteld mag warden dat deze lit
teraire wijdingsavond (één der vele
tientallen in Amsterdam) ten volle
slaagde. Er is echter nog een ding,
waarop ik de aandacht zou willen
vestigen. De leider van deze Hoofd
stadboekhandel sprak een zeer kort,
doch even zinvol woord toen hij er op
wees dat het zijns inziens de taak van
IN DE OUDE STAD
EEN DER VELE FRAAIE PLEINEN
rende de laatste tijd nogal geageerd is.
Op het laatste partijcongres te Brno is
gebleken, dat de meeste partijgenoten
van Fierlinger het met diens politiek
niet eens waren, want hij moest zijn
plaats inruimen voor Hausjman, die
283 tegen Fierlinger 182 stemmen kreeg.
Hoewel deze gebeurtenis ir. de par
lementaire verhoudingen nog niet di
rect gevolgen heeft, is zij toch belang
rijk. De banden tussen de oemmunisti-
sche en de sociaal-democratische partij
zullen nu veel minder hecht worden,
wat de positie van de eerste partij min
der stevig maakt. In dit vernand is ook
tekenend, dat bij de verkiezing van
een studentenparlement aan de Praag
se universiteiten de communisten er
heel wat slechter afkwamen dan een
vorige keer. Er valt dus een neiging
om zich van het communisme af te
keren waar te nemen.
Inmiddels blijft de communistische
partij een belangrijke plaatsinnemen
en de propagandamachine draait op
volle toeren: nu reeds bereidt men zich
voor op de verkiezingen, die in Mei
van het komende jaar zullen worden
gehouden.
OOK HIER: VOEDSEL...
Op het ogenblik is echter het voor
naamste de zorg om de voedselpositie.
Tot het eind van deze zomer leek
Tsjecho-Slowakije er nogal goed voor
te staan. Nu de hulp van de UNRRA
echter is opgehou
den en de oogst
zoals in heel Eu
ropa door de
aanhoudende
droogte slecht is
geweest, blijkt het
er somber uit te
zien. Vooral in het
voorjaar zal de
toestand kritiek
zijn.
De Tsjechen zul
len de buikriemen
wat strakker aan
halen en wellicht
nog meer politiek
bedrijven. Dat de
toestand van het
land, politiek en
economisch, steeds
slechter wordt,
wast al het water
van de Moldau
niet af. Maar de
Moldau zal wel
even rustig als
altijd langs het
Parijs van Oost-
Europa blijven
stromen.
de boekverkoper was de sfeer van 'n
zekere tijd aan te voelen en zich daar
naar te richten. En ook dat een boek
verkoper te allen tijde open moet
staan om een idee uit te dragen, die
te helpen bevorderen. Aldus de heer
A. van der Vlies.
Ziehier, een man die begreep medi
um te zijn tussen de twee groepen:
enerzijds de scheppende kunstenaars,
anderzijds de naar kennis en schoon
heid hunkerende mensheid, die alleen
bij brood niet leven kan. Juist in het
midden staat de boekverkoper. En ik
geloof dat zijn taak 'n uiterst belang
rijke is. Niet in 't minst deze apoca
lyptische dagen na Wereldoorlog II,
O—
Jan de Hartog heeft kans gezien
zich in het brandpunt te plaatsen van
de belangstelling van lezend Neder
land. Wie Hollands Glorie, het roman
tische relaas van de zeesleepvaart,
niet ias, heeft er toch stellig wel eens
over gehoord en ik hoop geen indis
cretie te begaan door te vertellen dat
er van dat boek zo om en nabij een
240.000 exemplaren over de lage lan
den verspreid zijn. Dat is voor een
boek niet alleen veel, maar ontzaglijk
veel. Dat beleefde nog geen boek,
zelfs de Camera Obscura, met ai z'n
tientallen drukken bij elkaar niet. En
er zal weer een oorlog en weer een
bezetting moeten komen (wat God
overigens verhoede) om iets derge
lijks mee te maken in een land, waar
van de bevolking lezen altijd toch
nog meer als 'n tijdverdrijvende luxe
dan als een noodzakelijke levens
behoefte aanvoelt. Maar hoe dan ook..
Jan de Hartog beleefde zijn legenda
risch succes. Nu is Nederland tenslot
te veel te klein, te burgerlijk en te
bekrompen om iemand zoietc breed
uit en gul te gunnen. Natuurlijk bleek
al spoedig dat de Hartog een scheve
schaats sloeg in z'n particuliere leven
(zei men), natuurlijk 'zou er wel een
kultuurkamerhandigheidje achterzit-
ten (zei men), natuurlijk was het niet
eens zo'n best boek (zeiden de nauti
sche deskundigen) en stonden er
schrikbarend veel fouten in. Dat alles
zei men, en terwijl de ene druk na de
andere de persen verliet, zeurde en
roddelde en kwebbelde en fluisterde
men verder, volmaakt op z'n Hollands,
volmaakt als de hoofdschuddende
kudde, die maar met een scheef oog
keek naar die ene solitair, die dan
toch maar kans had gezien een Zon
dagskind te zijn. Na Hollands Glorie
is nu „Gods Geuzen" gekomen, manna
voor de geest van de tienduizenden
De Hartog aanhangers, koren op de
molen der monkelende en roddelende
burgers, die deze Geuzen als bewijs
aanvoeren van De Hartog's onkunde
een roman te schrijven. Ik geloof niet
dat het nodig is op deze plaats het
vakmanschap van Jan de Hartog als
auteur aan te tonen. Maar wél rijst de
vraag waarom zovelen het De Hartog
niet vergeven dat hij niet „litterair"
doet, dat hij zich niet met een cultu
rele nimbus omhuift, dat hij het en
fant terrible bleef in de rijen der pro
docenten van vaderlandse letteren.
Die vraag rijst omdat Jan de Hartog
thans in Amsterdam met zijn toneel
stuk „Schipper naast God", dat in het
Theater de la Mar wordt opgevoerd,
bewezen heeft niet alleen een toneel
stuk te kunnen schrijven maar zelfs
een voortreffelijk toneelstuk. Dat er
kent het publiek en dat erkent de
pers.
Een prachig stuk, rauw en volks en
(alweer niet) helemaal niet litterair.
En omdat het zo volks is, daarom zal
men vandaag of morgen stellig ont
dekken dat het een draak is.... dat
het een effectstuk iseen prul, dat
niets om het lijf heeft. Weer-zo'n-echt-
Jan-de-Hartog-stuk.
Dat zal men ontdekken omdat Jan
de Hartog gedoemd is te blijven leven
in de schaduw van die 240.000 Hol
lands Glories, omdat hij succes had,
omdat dit toneelstuk (Skipper next to
God) op Broadway eveneens een da
verend succes had en omdat hij, de
„linke jongen", ook nog kans zag de
dochter van de wereldberoemde Brit
se dramaturg Priestley ais wettige
echtgenote aan zich te binden.
Wij zijn te klein in Holland voor 'n
zó groot succes!
En daarom zullen we voortgaan
nurkse en bitse opmerkingen te ma
ken over Jan de Hartog. Omdat „lin
ke jongens" niet in de litteraire kraam
van dit land te pas komen en omdat
er met iemand, die zoveel succes toe-
CR IS een spreekwoord, dat zegt „de
geschiedenis herhaalt zich", maar er
is reden, om aan te nemen, dat zij ge
lijk hebben, die zeggen, dat de geschie
denis zich nooit herhaalt. Wij zijn al
thans van mening, dat er zich mis
schien toestanden voordoen, die in zeer
grote trekken enige overeenkomst ver
tonen met toestanden uit het verleden,
maar in bijzonderheden zijn er altijd
grote verschillen aan te tonen.
In de vorige eeuw en indeze eeuw
tot het jaar 1914 toe heerste er alge
meen een vast geloof in de vooruit
gang. Die vooruitgang was er inder
daad op het gebied van de techniek,
maar de optimistische mensheid ge
loofde, dat daarmee gepaard ging een
verhoging van de morele en culturele
standaard. Dat geloof kreeg in 1914 'n
geduchte knak. Het bleek, dat ook de
moderne mens, die het zo heerlijk ver
gebracht had, om met de assistent van
doctor Faust te spreken, nog geneigd
was tot alle kwaad. Maar na de eerste
wereldoorlog kwam 't optimisme toch
weer snel boven en velen van ons zul
len zich herinneren met welk een rots
vast vertrouwen in zichzelf en in de
toekomst men plannen smeedde, in de
twintiger jaren.
Dit na-oorlogs optimisme nu herhaalt
zich stellig niet. Integendeel, een diep
geworteld en noodlottig pessimisme
dreigt zich van het oude Europa mees
ter te maken. Hier kan de vraag 'ge
steld worden wat gevaarlijker is: op
timisme of pessimisme. Optimisme is
het voorrecht van de dommen, heeft
men wel eens gezegd en ontegenzegge
lijk geeft en gaf de wereld voor de
koele en critisch gêzinde beschouwer
niet veel reden om te menen, dat alles
wel terecht zal komen zonder nood en
pijn. De optimisten dreigen met een
vriendelijke glimlach en 'n veerkrach
tige tred in het ongeluk te lopen, al
leen omdat zij onmachtig zijn de geva
ren van deze boze wereld te onder
kennen.
Dit wil echter allerminst' zeggen, dat
pessimisme nu het voorrecht van de
scherpzinnigen zou zijn.
Het is namelijk helemaal niet zo
scherpzinnig alles van de zwarte kant
te bekijken en heel vaak is het pessi
misme een vorm van levensangst, die
dc pessimist regelrecht met een zwart
gallig gezicht en slepende gang naar
de afgrond voert, waar hij dan met
een zekere zelfvoldoening in zal stor
ten. En tussen hemel en aarde zal hij
nog mopperen, dat hij het altijd wel
gezegd heeft. Het pad echter, dat hem,
zij het met enige moeite langs de af
grond had kunnen voeren, zag hij niet,
omdat hij niet in paden langs afgron
den geloofde en meende, dat hij vroeg
of laat zijn leven in het ravijn zou
eindigen. De .mensheid van na de
tweede wereldoorlóg is niet ongelijk
aan deze ongelovige.
Op het gevaar af, dat men ons cri
tisch vermogen nie', hoog aanslaat zou
den wij hier willen pleiten voor een
derde weg, de weg van het realisme.
Het heeft geen zin te ontkennen, dat
wij door veel gevaren omringd wor
den, dat de vooruitgang niet zo groot
is als onze vaders gemeend hebben, dat
het leven ongemakkelijk en ongewis
is en dat er ontzaglijk veel puin ge
ruimd moet worden in geestelijke en
stoffelijke zin.
Maar wij zouden even dwaas zijn, als
wij ontkenden, dat er in de tijd van
een mensenleven heel wat verbeterd is.
Nog maar kort ligt de tijd achter
ons, dat men het heel normaal vond,
dat een groot deel van het volk twaalf
en meer uur werkte voor een loon,
waarbij een tafelkleed, een slaapkamer
en honderd andere dingen, die wij nu
als normaal en noodzakelijk aanvaar
den, een onbereikbare weelde beteken
den; dat het heel normaal was, dat het
ene volk voor het andere werkte; dat
een hongersnood als een natuurver
schijnsel, betreurenswaardig, maar on
vermijdelijk werd beoordeeld. Ook nu
hoort dit alles nog niet tot 't verleden.
Maar allerwege is het inzicht doorge
broken, dat wie werkt ook eten zal en
de mensen en de volkeren, die leven
ten koste van anderen, tonen een on
verontrust geweten.
Er is wel degelijk vooruitgang, zo
wel in stoffelijk als in geestelijk op
zicht. En als het puin geruimd is, be
staat de kans op de plaats van het
oude krot een nieuw, geriefelijk huis
te bouwen.
De optimist zal een zomerhuisje op
trekken, dat alleen berekend is op
zonneschijn en zomer weer. De pessi
mist laat het puin liggen, want straks
zal een nieuwe ramp al het werk nut
teloos maken. Hoogstens lapt hij van
oude planken een triest en tochtig hok
in elkaar.
Maar de realist maakt wat er van
te maken is. Hij getroost zich het har
de en onaangename karwei van het
puinruimen en bouwt voor zich en zijn
gezin een stevig, weldoortimmerd huis,
waarin hij zijn vrienden kan ontvangen
en waar hij zijn vijanden buiten kan
sluiten.
Met deze beeldspraak zijn de moei
lijkheden niet allemaal tegelijk over
wonnen, maar wij menen, dat er hier
en daar nog wel een pessimist is, ook,
zelfs onder onze lezers, die zich na
een bespiegeling, waartoe de lange
winteravonden zo geschikt zijn, kan
bekeren tot het gilde van realistische
bouwers. H. VAN HULST.
geworpen krijgt, stellig iets niet pluis
moet zijn.
Overigens leveren de boekverkopers
nog steeds Hollands Glorie en Gods
Geuzen af en stroomt het Theater de
la Mar avond aan avond vol.
En Jan de Hartog zélfdie lacht
en schrijft onder de wuivende palmen
van het arcadische Whight aan Enge-
lands zuidkust en komt natuurlijk
niet meer terug naar dat kleine land
van mist en mest, dat te klein werd
voor zijn „Stunts".
En op Piccadilly flitsen de neonhui
zen de naam Jan de Harog en dat is
d-7-1f4e naam die vurig vlamt aan de
r -1 van Broadway.
ANTHONY VAN KAMPF"