Sodom en Gomorrah in nieuwe versie Melkflessen en discipline In de heksenketel van Berlijn (4) De ellende in de ruïnenstad heeft vele aspecten - maar angst en hopeloosheid domineren Uit de wereld van de film Zwijgen is goud" brengt een nieuwe Maurice Chevalier Een driehonderdvijftig- jarig juweel Spanbroek'; oude raadhuis jubileert KAN EEN HUISVROUW NOG RONDKOMEN Van Vrouw tot Vrouw Krullen, kleuren, kammen Zoveel hoofdenzoveel kapsels Damp-kamp ...VTERDAG SO OCTOBER 1948. JOEN IK DEZER DAGEN een mijner Duitse kennissen, een bejaarde kinder specialiste, bezocht, werd ik herinnerd aan de titel van het veelbesproken boek „Bis zum bitteren Ende". Zij staat voor mij in haar afgedragen kleren en verwelkomt me met het prettig aandoende „Grüss Gott!" Zij is een magere, kleine, bijna zielig aandoende figuur, maar levenslustig en energiek. „En, hoe staat het?" is haar vraag. „Krijgen wjj oorlog of niet? Dat zou verschrikkelijk zijn". Elke keer vraagt zij hetzelfde. Zij maakt zich ongerust. Zij heeft de ver schrikkingen van de laatste oorlog nog niet vergeten. „Och", lacht ze, „de Russen zullen een oude vrouw als ik wel met rust laten, maar toch.Er schuilt een diepere grond in haar vrees. „Waarom gaat u toch eigenlijk niet naar het Westen?" vraag ik. „Uw gedrag tijdens de oorlog heeft u veel lof bezorgd, zodat u ongetwijfeld toestemming zult krijgen. En een kinderarts is overal welkom zou ik zeggen." Ze zucht eens. „Het Westen zit veel te vol met doktoren. Ik zou er maar amper mijn brood verdienen". „Maar u zoudt toch uw rust hebben", werp ik tegen. Ze zwijgt 'n ogenblik en zegt dan: „Het klinkt misschien vreemd maar ais ik nu uit Berlijn wegtrok, dan zou ik me een lafaard, een deserteur voelen. Ik ben hier geboren en getogen. Ik ben door en door Berlijnse. Ik heb hier mijn herinneringen". IK WEET WAT zij bedoelt. Hier verloor zij haar man, weggehaald door de Gestapo. Hier ontving zij het be richt, dat haar beide zoons gesneuveld waren. Hier verloor zij haar huis en bijna alles wat zij bezat. „En dan moet ik werken om het sanatorium voor mijn dochter te betalen. Zij is een on geneeslijk t. b. e.-geval en is in het Westen. En dat moet in Westmarken betaald worden. Ik ontvang vrijwel geen Oostmark. De ziekenfondsen bij voorbeeld zitten in de Russische sector en betalen in Oostgeld en veel patiën ten zijn arm en zeggen dat ze alleen Oostgeld hebben. Dus voor elke Mark die ik wegstuur, moet ik er drie of vier verdienen. En dat valt niet mee". „Dus u blijft in Berlijn?" vraag ik nogmaals. „Ja", zegt ze. ..Bis zum bit teren Ende". IK BEWONDER haar moed, haar verknochtheid, haar trouw. Het vereist moed, om in deze heksenketel te blij ven. Als ik haar verlaat weet ik, dat zij die avond in het donker zal zitten, zonder stroom, want er zijn geen kolen, zonder kaarsen, want die zijn er niet. En kaars is alleen zwart tegen West- geld te verkrijgen de prijs van een dag sanatoriumverpleging voor haar dochter. Ze gaat vroeg naar bed en staat om èèn of twee uur in de nacht weer op en kookt haar potje. Om tech nische redenen kan er slechts twee uur stroom gegeven worden: 's nachts, van èèn tot drie, of van twee tot vier IK GA ANDERE kennissen opzoeken, een gezin van vader, moeder en twee dochters, een van 19 en een van 21 jaar. Ik bons op de deur (want de electrische bel gaat niet) op een be paalde manier. „Er wordt zoveel ge bedeld", werd mij verklaard, „dat bij na iedereen zijn eigen klop of belletje heeft. Dan weet je tenminste dat het goed volk is. Het spaart je benen en het is veiliger". Het gezin heeft twee vertrekken, een woonkamer en een slaapkamer met een keukentje. Er brandt een kaars, thuis gebracht door een van de meisjes, die bij de Engelsen werkt. „U wilt wel een kopje Bohnenkaffee. Ik zal even wat bonen roosteren". En een der doch ters verdwijnt in het donker, komt te rug met een braadpan en roostert wat koffiebonen boven een noodkacheltje. „Het spijt me, maar ik heb er niets bij", zegt mijn gastvrouw. Zij zegt dit elke keer als ik kom. Het is beangstigend de invloed van deze woningtoestand overdenken. Er zijn veel voor de hand liggende nade len maar één bepaald gevolg is in het bijzonder de moeite waard om te be lichten. Het wordt mij door de fami lie duidelijk gemaakt. Ik had, om ze uit hun tent te lokken, iets gezegd over het feit, dat zoveel meisjes zich met geallieerden afgeven. „Och, waarom ook niet. De oorlog is voorbij en dan", zegt de vader plagend, „ze hebben wat te bieden". Dit brengt het oudste meisje in het geweer. „Vertelt u mij maar eens hoe een meisje aan een Duitse jongen moet komen! Persoonlijk heb ik liever een Duitser dan tien geallieerden. Maar waar moet ik hem ontmoeten? Vroe ger had je een vriendenkring. Je ging bij elkaar op visite, er waren verjaar dagen en andere feestjes. Nu blijf je thuis. Je kunt geen mensen ontvangen, want je hebt de ruimte niet en geen stoel om ze op neer te zetten. Je kunt ze niets aanbieden. Elke avond kaar sen is ook te duur. Dus blijft er alleen een restaurant, een café of een dancing over. In de eerste plaats schijnt men aan te nemen, dat je van een bepaald soort bent als je ergens gaat zitten en dan welke fatsoenlijke man kan cafébezoek betalen? Grosschebier, zwarthandelaren is al wat je ziet. Een eerlijke Duitse jongen heeft geen geld. Hij verdient weinigen kan amper een bioscoopje betalen. En dan, als ik heel eerlijk moet zijn, valt het niet mee om op zo'n manier uit te gaan. De hele avond op één glaasje slap bier valt niet mee. Bovendien kan een nette jongen niet aan trouwen denken. Hij heeft geen toekomst, geen vaste baan. Hij heeft zorgen genoeg, ook zonder dat hij een woning behoeft te zoeken voor een vrouw en zonder dat hij voor haar le vensonderhoud moet zorgen". Dan doet de twee dochter een duit in het zakje „Hoe moet een jongen je uitzoeken?" zegt ze „Als je er armoe dig bijloopt, ziet hij je voor iets an ders aan, terwijl als je netjes gekleed gaat, iedereen weet, dat je een geal lieerd vriendje hebt. Anders kun je er niet aan komen". DE KAARS BEGINT te flikkeren en gaat uit. Er is nog wel een stromp- je, maar dat is voor vannacht als ze gaan koken van één tot drie. Buiten in de donkere straat, omringd door deze eeuwige vervloekte ruïnes, deze verschoeide, verbande, afschuwe lijke geraamten voel ik een machteloos verzet in mij opkomen. Boven mijn hoofd dreunen de vliegtuigen. Een noodzaak, geschapen door hen, die aan een toch al onmenselijk leven ook nog het laatste greintje menselijkheid wil len ontnemen, om hun toneelstuk op te voeren. Een stuk met de titel „Sodom en Gomorrah". De coulissen zijn er al. Maar er lopen nog mensen op het to neel. Die moeten er „even" af en dan kan het spel beginnen. Maar dan voel ik plotseling: Dit stuk wordt een paro die. Heel het stuk door gaat het goed, maar in de laatste acte gooit God de zaak in de war, door de steden toch te redden, omdat er nog vijf rechtvaar digen zijn. Ook in de gruwel van Berlijn! Roofoverval Sm Amersfoort Een gemaskerde man is Donderdag middag tegen etenstijd het kantoor van de Nederlandse Heide Maatschap pij te Amersfoort binnengedrongen. Een kantoorbediende, zekere H., die juist zijn 12-uurtje nuttigde, was aan wezig. De indringer bedreigde hem met een vuurwapen en dwong hem onder bedreiging in de kast te gaan staan. De indringer heeft de kast afgesloten en een zwaar schrijfbureau er voor geplaatst. Toen een vrouwelijke kantoorbe diende om half twee het kantoor bin nenkwam, ontdekte zij de ravage en kon H. bevrijd worden. Een onderzoek wees uit, dat een geldkistje met ongeveer f 63000 werd vermist. De Amersfoortse politie stelt een onderzoek naar de daders in. Tot nog toe evenwel zonder resultaat. VERZETSTER OOST-AZIë. Naar aanleiding van een door de regering van Indonesië gedaan ver zoek om. tot koninklijk blijk van waardering voor degenen, die zich ge durende de Japanse overheersing in krijgsgevangenschap, internering of bij het verzet tegen de vijand, bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt, een on derscheiding te verlenen, is op voor dracht van de minister van Over zeese gebiedsdelen, bij K. B. de onder scheiding ingesteld: „Verzetster Oost- Azië 19421945". Dit ereteken kan ook posthuum verleend worden. PRINSES WÏLHEUYHNA BIEDT LEIDSE UNIVERSITEIT GOBELIN AAN. De secretaris van prinses Wilhelmi na meldt ons, dat de Prinses gister middag aan de president-curator van de Leidse universiteit een gobelin, raar een ontwerp, dat zij zelve heeft gemaakt, ten geschenke zal aanbieden. De gobelin werd vervaardigd door de Kon Haagse Weefschool en stelt voor een landschap, met op de achtergrond de historische gebouwen van Leiden. £)ENé CLAIR, schepper van onvergetelijke filmwerken als „Sous les Toits de Paris", „Le Chapeau de Paille" en „The Ghost goes West", werken die wel haast te rangschikken zijn onder de klassieken der cinematografie, staat al vele jaren eenzaam aan de top van de ranglijst van 's werelds beste filmregisseurs. Elke nieuwe Clair-film, en een Franssprekende in het bijzonder, is daarom een evenement geworden, door zijn talrijke bewonderaars met ongeduld verbeid. Zij zullen dit seizoen niet te klagen krijgen. Naast „Zwijgen is goud" komt binnen kort ook zijn verfilming van Agatha Christie's visie op het overbekende aftel rijmpje van de tien kleine nikkertjes („And then there were none") in circu latie. Een mysterie-film van formaat met o.m. Barry Fitzgerald (uit Naked City"). René Clair heeft een volkomen eigen genre en munt in ieder van zijn films uit door originele vondsten. Zijn vondst hier is Maurice Chevalier. Een Maurice zonder stroohoed en zonder liedjes. Een' bezadigder en bejaarder Maurice, die nog wel schalks naar de meisjes kijkt, maar niet meer zo kwa jongensachtig als in zijn vroegere rol len. Een Maurice die misschien voor het eerst in zijn filmleven werkelijk verliefd wordt, doch het veld ruimt (juister was het te zeggen moet rui men) voor zijn zoveel jongere rivaal. F.n daarin wijsgerig berust. Clair bezit het geheim om in elke film weer die sfeer te leggen, welke het gegeven vereist. Zijn technische kennis is zeer groot, zijn camerawerk altijd de moeite waard. H13 was één van de eersten, die een goede twintig jaar geleden de z.g. stilstaande camera losliet en haar bewegingsvrijheid ver schafte. „ZWIJGEN IS GOUD" speelt zich af in 1900, in die goeie ouwe tijd, toen Parijs nog „la Ville lumière" en Frankrijk nog „la douce France" heet ten, in diezelfde goeie oude tijd dat de film nog in haar kinderschoenen stond en een explicateur als kinderjuffrouw behoefde. Rond die kinderschoenen is dit filmverhaal geweven, dat vertelt van de producer (Maurice Chevalier) en zijn assistent Jacques (Francois Perrier), en hun beider liefde voor Madaleine (Marcelle Derriende star uit hun voor ons lachwekkende ker- miskijkspelen. Het is welhaast onmogelijk om in enkele zinnen de charme van deze levensblije film weer te geven, de charme waarmede een filmster van eerste grootte tot ondergeschikt foto materiaal wordt omgevormd in de honden van een groot regisseur. En die Maurice Chevalier een van de kostelijkste prestaties van zijn grootse carrière deed brengen. Deze film is niet na te vertellen. U moet haar zien. en Mauric Hij Zij Het Westfriese platteland is uitge zonderd de kerken niet rijk meer aan gebouwen uit de zestiende en zeven tiende eeuw. We kennen slechts de boer derij „De Barmhartige Samaritaan" te Wester-Blokker en het oude raadhuisje te Spanbroek als overblijfselen uit die periode. Maar beide zijn dan ook juweeltjes van bouwkunst, die een apart cachet ge ven aan het dorpsbeeld. Dit jaar is het drie en een halve eeuw geleden, dat het Spanbroeker raadhuis in gebruik genomen werd en het lijkt ons dienstig het een en ander te ver tellen over .de totstandkoming, waarhij we gebruik maken van door de ge meente-secretaris verstrekte gegevens. Spanbroek ressorteerde in de veer tiende eeuw onder het baljuwschap Medemblik. Dit baljuwschap werd in 1413 door Hertog Willem van Beieren opgeheven. Het grootste gedeelte van het platteland werd verdeeld in zeven schoutambten, ieder meerdere dorpen omvattende. Eén ervan was Span broek, dat met Obdam, Hensbroek en Opmeer voortaan „eene stede" met de naam Spanbroek zou vormen. Bij handvest van 2 Februari kreeg het zijn stadsrechten. In die tijd betekende het verheffen van verzamelingen van vrij uitge breide dorpen tot stad de oprichting van een zelfstandig bestuurscollege, de vierschaar. Spanbroek was echter een stout stadje, want het nam deel aan de op standen tegen het gezag van de Her tog, Philips van Bourgondië, die het daarom in 1426 strafte met intrekking van alle privileges, handvesten, vrij heden en rechten, maar in 1456 her kreeg Spanbroek zijn rechten. Het was in 1429, dat Spanbroek een heerlijkheid werd, wat betekende, dat men een „ambachtsheer" toegewezen kreeg, die over het algemeen de in woners veel geld kostte, omdat ze aan hem allerlei belastingen moesten be talen. Als eerste ambachtsheer wordt vermeld Arent van Gent, Heer van Giessen. De heerlijkheid is nadien 1» diverse handen overgegaan, onder meerdere door verkoop of erflating. In 1537 fungeerde als ambachtsheer Georgius van Egmond, bisschop van Utrecht, die toestemde, dat de keizer vijf schepenen in Spanbroek zou aan stellen. De vierschaar werd gehouden elke Woensdag te acht uur voormiddags, in een gebouw bij de kerk, niet ten huize van de schout of de baljuw. Een gevolg hiervan is waarschijnlijk de stichting van het „oude raadhuis' geweest in 1598. Het is een alleraardigst gebouwtje met trapgeveltjes, een stoep aan de voorzijde, en opgemetseld uit prach tige rode baksteen. In het raadhuis bevindt zich boven de raadzaaldeur een kleine schilde ring, voorstellende Vrouwe Justitia. In het laatst van de vorige eeuw werd het aan zijn bestemming onttrok ken door de bouw van een nieuw ge meentehuis, een honderd meter verder aan de Westkant van de weg. Dit was tijdens het burgemeester' schap van de heer Van der Steen. Veel liet men zich niet meer aan het oude raadhuis gelegen liggen tot in de twintiger jaren men ging beseffen, dat bet juweeltje uit vroeger eeuwen be waard diende te blijven. In 1930-'31 is een algehele restauratie uitgevoerd onder leiding van Ir. Kalff van Mo numentenzorg. Thans wordt het raadhuis als wo ning gebruikt wegens het tekort aan huizen, anders dient het als opslag plaats van materialen van het Witte Kruis. Het is meestal l hele toer de eindjes aan elkaar te knopen. Als je hoort wat een huishouden tegenwoordig kost Maar toch kunt U wel bezuinigen. Let allereerst op de kwaliteit. Dat is het belangrijkste. Koop betere waar en spaar bovendien geld. U krijgt van elke tien gulden, die U aan de Gruyter's artikelen besteedt, één gulden weer te rug. Week in, week uit. Altijd. Daar kunt U mee rekenen. (Ingezonden mededeling) £R STAAN TOCH nog wel eens aardige berichten in de krant, zo tussen de stakingen en de atoom bommen door. Zo heeft de Franse mijnheer Paul Ramadier, die zijn ministerie van Defensie een weekje op zichzelf heeft laten passen om in Amsterdam te gaan kijken die mijnheer Ramadier heeft ons in 't publiek een knaap van een pluim op de muts gestoken. Hij prees ik heb mijn ogen uitgewreven 'onze nationale discipline, omdat hij in een doodgewone sigarenwinkel nog geen draadje tabak voor zijn pijp kon krijgen bij gebrek aan bonnen. Nu kan ik me dat van die mijn heer Ramadier best begrijpen. Als Fransman is hij natuurlijk een uitermate charmant heer, die nooit vergeet de gastvrouw een bloe metje te sturen, ook al heeft ze hem iets voorgezet, dat hij eenvoudig niet kan zién. En zo heeft hij ook de Nederlandse Maagd een bloe metje aangeboden voor de harte lijke ontvangst, met een kaartje er aan: „Hulde aan uw nationale discipline". Bovendien is de goede man natuurlijk heel weinig gewend. De roemruchte Republiek is een prachtig land met door de bank alleraardigste lui, maar van disci pline hebben ze er geen kaas ge geten. Dat is niet alleen vandaag de dag zo met die janboel van rel letjes, stakingen en haasje-over springende ministeries. Marianne heeft er altijd al een handje van gehad, de dingen met een Franse slag af te doen. Hoe verwilderd heb ik in een Parijs postkantoor een paar jaar voor de oorlog naar het loket voor pakketpost lopen zoeken een voudig omdat minstens de helft van de emaille bordjes voor driekwart afgesplinterd waren. Een Parijse taxi-chauffeur rijdt bij voorkeur met een dodelijke vaart dwars over de vluchtheuvels En laat een Parijzenaar niet het ongeluk van een lekkage krijgen hij zit er over drie maanden nog mee. Waarmee ik maar zeggen wil, dat mijnheer Ramadier het hier vergelijkenderwijs nog aardig ge troffen heeft. MAAR IK HOOP toch niet, dat hij tijdens zijn bezoek aan Amster dam zijn neus onder het deksel van een melkslijterswagen heeft gesto ken. Want dan zou zijn bewonde ring voor onze nationale discipline een lelijke knoei hebben gekregen. Dan zou hij daar getracieerd zijn op de zeer onsmakelijke aanblik van een gelid flessen, waarin de verzuurde en verdroogde resten van melk, van pap, van yoghurt op de bodem gekoekt zaten. Alle even zovele aanklachten tegen het ge brek aan discipline van ettelijke huisvrouwen. Toen ik de ernstige klacht daar over in de krant las, ben ik ge schrokken. Dat zó iets in het open baar gezegd moet worden van óns, die in het buitenland de reputatie hebben van griezelig-zindelijk te zijn. Stel je voor, in de eerste wereldoorlog kon je het huis van het Nederlandse Roode Kruis in Budapest al van verre herkennen aan de geschrobde stoep. En nu? Een melkfles omspoelen is nog te veel inspanning. MAAR ER ZIT meer aan vast. Zo'n vuile fles is niet alleen een teken van gemakzucht en slordig heid. Hij verklapt ook, dat menige huisvrouw zonder enig zelfverwijt kostelijk voedsel laat bederven, terwijl millioenen kinderen op de wereld honger lijden. Wie een pap fles in een pan heeft leeggegoten, en hem daarna omgekeerd in een kopje zet, zal na een paar uur zien, dat er stellig een half kopje is uit gelekt. Al is dat maar vijftig gram, dan geven twintig van die lek- bakjes toch weer een fles vol, en hoeveel flessen scheelt dat in één dag in een grote stad? Zó is het land niet rijk geworden, zeiden onze moeders. En dat geldt niet alleen rijkdom aan geld en mate rialen. De rijkdom van een land aan werklust, aan energie, aan zuinig heid, aan nationale discipline wordt gekweekt door de huisvrouwen. Van haar zelfdiscipline hangt- bij kans alles af. Als zij te lang op bed blijft liggen, komt vader op het nippertje op zijn werk en vliegen de kinderen halfgewassen met een stuk brood in de hand naar school. Als moeder ruw met servies en huisraad omgaat, vernielen de kin deren hun schoolboeken en rukken takken van de struiken in t plant soen. Als moeder het niet zo nauw neemt met de hygiëne, hebben de schoolartsen de handen vol. Die lege verzuurde papfles staat daar als een waarschuwing. Die aangestoken plek in onze nationale discipline zal verder vreten en dan halen we zelf de dictatuur in huis. SASK1A. VET HOOFDHAAR IS een voornaam en veelbesproken deel van de mens. De jonge vader vertelt trots bij de geboorte van zijn eerste zoon: „Hij heeft zwart haar", de jongeling op straat zegt tot zijn vriend: „Kijk eens, wat een aardig blondje"; de grijzende moeder zucht voor de spiegel: „Nu zie je toch, dat ik oud wordt'. En Opa zegt schertsend tot zijn kleinkinderen: „Ja, jongens, wat opa vroeger op zijn hoofd had, groeit nu onder zijn kin". Geen wonder, dat iedereen zijn haardos in ere houdt en tracht deze door kunstmiddelen zoveel mogelijk te verfraaien. De heren laten het eens in de veertien dagen „bijknippen", terwijl de dames zo eens in de drie weken „ge kruld" van de kapper komen. Nadat men vroeger aanvankelijk de natuurlijke haardos door een „pruik" verving natuurlijk met krullen kwam via papillotten, friseerijzer en krul spelden de eerste „permanent wave" tot stand, op de voet gevolgd door „cold wave". Vrouwen en meisjes, die tegenwoordig met steil haar lopen, behoren tot de uitzonderingen. WANNEER MEN op straat, in de schouwburg, in de trein kortom in elke openbare gelegenheid om zich heen ziet, wordt het wel duidelijk, dat het gezegde: „Zoveel hoofden, zoveel kapsels" zeker niet overdreven is. Welk kapsel het meest gedragen wordt? Dat hangt helemaal af van de leeftijd, het beroep en de smaak van de eigenaresse. Maar tien tegen een dat zij tot haar kapper zegt: „Liefst stevig zit tend en eenvoudig, zodat ik het zelf LIED VAN DE WEEK PRIJZEN VAN KOLEN EN ZEEP. Het. directoraat-generaal van de prijzen deelt ons mede, dat de ingangs datum van de in de regeringsverkla ring aangekondigde prijsverhogingen van kolen en zeep nog nader zal worden bekend gemaakt. Honderd rokers hebben te Zwolle de strijd met eikaar aangebonden om de langste askolom. In deez' tijd van grote spanning en gejaagdheid doet het goed, dat men ook wel eens een blijk van kalmte en geduld ontmoet. Zegge honderd candidaten uit het rokend mannendom zijn elkaar eens gaan bekampen om de langste askolom. Naast de vele kampioenen, die wij rijk zijn, rijp en groen, hebben wij nu voortaan ook de Kamperdampkampkampioen. Kampen, dat de naam van Kampen door deez' dampkamp waardig blijkt, toont, dat het dit ondermaanse door een goede bril bekijkt. Waarom al dat jagend jachten, waarom die nervositeit? Kampen zegt „vergeet je zorgen, blaas toch weg die narigheid." Leg je hoofd eens heel behaag'lijk op je clubfauteuilrand neer. Zoek een lekkere sigaar uit. steek haar aan en inhaleer. Met die kleine kronkelwolkjes, die verdwijnen in de lucht, gaan je sombere gedachten en je zorgen op de vlucht. 'k Wou wel, dat de diplomaten in het grote wereldkamp niet zoveel aan kruitdamp dachten en méér aan sigarendamp. Want het zo bekende spreekwoord slaat nog steeds de plank niet mis, dat een echt tevreden roker heus geen onruststoker ie. JABSON. goed kan onderhouden". Dus: krullen, vastgezet met speldjes of „haar op zol der". Voor dit laatste is echter een onbe rispelijke achterhoofdvorm en vrij lang haar vereist, want pieken ontsieren dit anders zo „geklede" kapsel onmiddellijk. De vrouwelijke jonge garde geeft de voorkeur aan kort, loshangend haar, zonder speldjes en kammetjes, „die je maar kunt verliezen". En staat het niet aardig, zo'n krullebol bij de wat non chalante, uit Amerika overgewaaide trui en rokdracht? Natuurlijk zijn er ook dames in de dop, die een stijlvolle hoofdtooi prefereren, maar de meesten huldigen het principe: „Een kam erdoor, klaar!" De strijd lang of kort haar wordt thans weer actueel. Hoewel nog be- tr ekkelijk veel het half-lange haar gang baar is, merkt men toch een duidelijke terugkeer naar het korte haar. Van vo ren en opzij golven, die onderaan even opkrullen. Er wordt zelfs om deze eenvoudige kapsels passend te maken bij avondkleding weer met valse vlechten gewerkt. Een bof je dus voor haar, die het gemartel met krulspelden haten. Het kantoormeisje draagt het liefst bij haar new look die langzamerhand iets van haar lengte inboet nog het half lange haar, dat bij officiële gele genheden wordt opgestoken. Het „pon- ny-haar" ziet men gelukkig! niet veel; er zijn maar weinig vrouwen, die zich deze dracht kunnen veroorloven. Het blonderen of verven in een an dere kleur dan de natuurlijke tint van het haar, vindt tegenwoordig minder toepassing. Men schijnt zich tevreden te stellen met de oorspronkelijk haar kleur. Maar het vraagstuk van het grijs worden is nog steeds even actueel, envrijwel onoplosbaar. Verven, ja, dat is de enige remedie, maar, daar het een regelmatig terug kerende behandeling vergt, Wordt het op de duur een kostbare geschiedenis. De perk"5- -n donker en grijs haar bij blondines is de overgang minder opvallend is minder mooi. Maar hebt U nooit eens een grijze dame gezien, waarbij U onwillekeurig dacht: „Wat kan grijs haar mooi zijn?" Het wordt dan eenvoudig glad langs het hoofd met een wrong in de nek gedragen. Zon der krullen, want zomin als de prille jeugd bedient de ouderdom zich van krullen om het uiterlijk te verfraaien!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1948 | | pagina 5