Sodom en Gomorrah in nieuwe versie
Melkflessen en discipline
In de heksenketel van Berlijn (4)
De ellende in de ruïnenstad heeft vele aspecten -
maar angst en hopeloosheid domineren
Uit de wereld van de film
Zwijgen is goud" brengt een
nieuwe Maurice Chevalier
Een driehonderdvijftig-
jarig juweel
Spanbroek'; oude raadhuis
jubileert
KAN EEN HUISVROUW
NOG RONDKOMEN
Van Vrouw tot Vrouw
Krullen, kleuren, kammen
Zoveel hoofdenzoveel kapsels
Damp-kamp
...VTERDAG SO OCTOBER 1948.
JOEN IK DEZER DAGEN een mijner Duitse kennissen, een bejaarde kinder
specialiste, bezocht, werd ik herinnerd aan de titel van het veelbesproken
boek „Bis zum bitteren Ende". Zij staat voor mij in haar afgedragen kleren en
verwelkomt me met het prettig aandoende „Grüss Gott!" Zij is een magere,
kleine, bijna zielig aandoende figuur, maar levenslustig en energiek. „En, hoe
staat het?" is haar vraag. „Krijgen wjj oorlog of niet? Dat zou verschrikkelijk
zijn". Elke keer vraagt zij hetzelfde. Zij maakt zich ongerust. Zij heeft de ver
schrikkingen van de laatste oorlog nog niet vergeten. „Och", lacht ze, „de Russen
zullen een oude vrouw als ik wel met rust laten, maar toch.Er schuilt een
diepere grond in haar vrees. „Waarom gaat u toch eigenlijk niet naar het
Westen?" vraag ik. „Uw gedrag tijdens de oorlog heeft u veel lof bezorgd, zodat
u ongetwijfeld toestemming zult krijgen. En een kinderarts is overal welkom
zou ik zeggen." Ze zucht eens. „Het Westen zit veel te vol met doktoren. Ik zou
er maar amper mijn brood verdienen". „Maar u zoudt toch uw rust hebben",
werp ik tegen. Ze zwijgt 'n ogenblik en zegt dan: „Het klinkt misschien vreemd
maar ais ik nu uit Berlijn wegtrok, dan zou ik me een lafaard, een deserteur
voelen. Ik ben hier geboren en getogen. Ik ben door en door Berlijnse. Ik heb
hier mijn herinneringen".
IK WEET WAT zij bedoelt. Hier
verloor zij haar man, weggehaald door
de Gestapo. Hier ontving zij het be
richt, dat haar beide zoons gesneuveld
waren. Hier verloor zij haar huis en
bijna alles wat zij bezat. „En dan moet
ik werken om het sanatorium voor
mijn dochter te betalen. Zij is een on
geneeslijk t. b. e.-geval en is in het
Westen. En dat moet in Westmarken
betaald worden. Ik ontvang vrijwel
geen Oostmark. De ziekenfondsen bij
voorbeeld zitten in de Russische sector
en betalen in Oostgeld en veel patiën
ten zijn arm en zeggen dat ze alleen
Oostgeld hebben. Dus voor elke Mark
die ik wegstuur, moet ik er drie of
vier verdienen. En dat valt niet mee".
„Dus u blijft in Berlijn?" vraag ik
nogmaals. „Ja", zegt ze. ..Bis zum bit
teren Ende".
IK BEWONDER haar moed, haar
verknochtheid, haar trouw. Het vereist
moed, om in deze heksenketel te blij
ven. Als ik haar verlaat weet ik, dat
zij die avond in het donker zal zitten,
zonder stroom, want er zijn geen kolen,
zonder kaarsen, want die zijn er niet.
En kaars is alleen zwart tegen West-
geld te verkrijgen de prijs van een
dag sanatoriumverpleging voor haar
dochter. Ze gaat vroeg naar bed en
staat om èèn of twee uur in de nacht
weer op en kookt haar potje. Om tech
nische redenen kan er slechts twee
uur stroom gegeven worden: 's nachts,
van èèn tot drie, of van twee tot vier
IK GA ANDERE kennissen opzoeken,
een gezin van vader, moeder en twee
dochters, een van 19 en een van 21
jaar. Ik bons op de deur (want de
electrische bel gaat niet) op een be
paalde manier. „Er wordt zoveel ge
bedeld", werd mij verklaard, „dat bij
na iedereen zijn eigen klop of belletje
heeft. Dan weet je tenminste dat het
goed volk is. Het spaart je benen en
het is veiliger".
Het gezin heeft twee vertrekken, een
woonkamer en een slaapkamer met een
keukentje. Er brandt een kaars, thuis
gebracht door een van de meisjes, die
bij de Engelsen werkt. „U wilt wel
een kopje Bohnenkaffee. Ik zal even
wat bonen roosteren". En een der doch
ters verdwijnt in het donker, komt te
rug met een braadpan en roostert wat
koffiebonen boven een noodkacheltje.
„Het spijt me, maar ik heb er niets
bij", zegt mijn gastvrouw. Zij zegt dit
elke keer als ik kom.
Het is beangstigend de invloed van
deze woningtoestand overdenken. Er
zijn veel voor de hand liggende nade
len maar één bepaald gevolg is in het
bijzonder de moeite waard om te be
lichten. Het wordt mij door de fami
lie duidelijk gemaakt. Ik had, om ze
uit hun tent te lokken, iets gezegd over
het feit, dat zoveel meisjes zich met
geallieerden afgeven. „Och, waarom
ook niet. De oorlog is voorbij en dan",
zegt de vader plagend, „ze hebben wat
te bieden".
Dit brengt het oudste meisje in het
geweer. „Vertelt u mij maar eens hoe
een meisje aan een Duitse jongen moet
komen! Persoonlijk heb ik liever een
Duitser dan tien geallieerden. Maar
waar moet ik hem ontmoeten? Vroe
ger had je een vriendenkring. Je ging
bij elkaar op visite, er waren verjaar
dagen en andere feestjes. Nu blijf je
thuis. Je kunt geen mensen ontvangen,
want je hebt de ruimte niet en geen
stoel om ze op neer te zetten. Je kunt
ze niets aanbieden. Elke avond kaar
sen is ook te duur. Dus blijft er alleen
een restaurant, een café of een dancing
over. In de eerste plaats schijnt men
aan te nemen, dat je van een bepaald
soort bent als je ergens gaat zitten en
dan welke fatsoenlijke man kan
cafébezoek betalen?
Grosschebier, zwarthandelaren is al
wat je ziet. Een eerlijke Duitse jongen
heeft geen geld. Hij verdient weinigen
kan amper een bioscoopje betalen. En
dan, als ik heel eerlijk moet zijn, valt
het niet mee om op zo'n manier uit te
gaan. De hele avond op één glaasje
slap bier valt niet mee.
Bovendien kan een nette jongen niet
aan trouwen denken. Hij heeft geen
toekomst, geen vaste baan. Hij heeft
zorgen genoeg, ook zonder dat hij een
woning behoeft te zoeken voor een
vrouw en zonder dat hij voor haar le
vensonderhoud moet zorgen".
Dan doet de twee dochter een duit
in het zakje „Hoe moet een jongen je
uitzoeken?" zegt ze „Als je er armoe
dig bijloopt, ziet hij je voor iets an
ders aan, terwijl als je netjes gekleed
gaat, iedereen weet, dat je een geal
lieerd vriendje hebt. Anders kun je er
niet aan komen".
DE KAARS BEGINT te flikkeren
en gaat uit. Er is nog wel een stromp-
je, maar dat is voor vannacht als ze
gaan koken van één tot drie.
Buiten in de donkere straat, omringd
door deze eeuwige vervloekte ruïnes,
deze verschoeide, verbande, afschuwe
lijke geraamten voel ik een machteloos
verzet in mij opkomen. Boven mijn
hoofd dreunen de vliegtuigen. Een
noodzaak, geschapen door hen, die aan
een toch al onmenselijk leven ook nog
het laatste greintje menselijkheid wil
len ontnemen, om hun toneelstuk op te
voeren. Een stuk met de titel „Sodom
en Gomorrah". De coulissen zijn er al.
Maar er lopen nog mensen op het to
neel. Die moeten er „even" af en dan
kan het spel beginnen. Maar dan voel
ik plotseling: Dit stuk wordt een paro
die. Heel het stuk door gaat het goed,
maar in de laatste acte gooit God de
zaak in de war, door de steden toch
te redden, omdat er nog vijf rechtvaar
digen zijn. Ook in de gruwel van
Berlijn!
Roofoverval Sm Amersfoort
Een gemaskerde man is Donderdag
middag tegen etenstijd het kantoor
van de Nederlandse Heide Maatschap
pij te Amersfoort binnengedrongen.
Een kantoorbediende, zekere H., die
juist zijn 12-uurtje nuttigde, was aan
wezig. De indringer bedreigde hem met
een vuurwapen en dwong hem onder
bedreiging in de kast te gaan staan.
De indringer heeft de kast afgesloten
en een zwaar schrijfbureau er voor
geplaatst.
Toen een vrouwelijke kantoorbe
diende om half twee het kantoor bin
nenkwam, ontdekte zij de ravage en
kon H. bevrijd worden.
Een onderzoek wees uit, dat een
geldkistje met ongeveer f 63000 werd
vermist. De Amersfoortse politie stelt
een onderzoek naar de daders in. Tot
nog toe evenwel zonder resultaat.
VERZETSTER OOST-AZIë.
Naar aanleiding van een door de
regering van Indonesië gedaan ver
zoek om. tot koninklijk blijk van
waardering voor degenen, die zich ge
durende de Japanse overheersing in
krijgsgevangenschap, internering of bij
het verzet tegen de vijand, bijzonder
verdienstelijk hebben gemaakt, een on
derscheiding te verlenen, is op voor
dracht van de minister van Over
zeese gebiedsdelen, bij K. B. de onder
scheiding ingesteld: „Verzetster Oost-
Azië 19421945". Dit ereteken kan ook
posthuum verleend worden.
PRINSES WÏLHEUYHNA BIEDT
LEIDSE UNIVERSITEIT
GOBELIN AAN.
De secretaris van prinses Wilhelmi
na meldt ons, dat de Prinses gister
middag aan de president-curator van
de Leidse universiteit een gobelin,
raar een ontwerp, dat zij zelve heeft
gemaakt, ten geschenke zal aanbieden.
De gobelin werd vervaardigd door de
Kon Haagse Weefschool en stelt voor
een landschap, met op de achtergrond
de historische gebouwen van Leiden.
£)ENé CLAIR, schepper van onvergetelijke filmwerken als „Sous les Toits de
Paris", „Le Chapeau de Paille" en „The Ghost goes West", werken die wel
haast te rangschikken zijn onder de klassieken der cinematografie, staat al vele
jaren eenzaam aan de top van de ranglijst van 's werelds beste filmregisseurs.
Elke nieuwe Clair-film, en een Franssprekende in het bijzonder, is daarom een
evenement geworden, door zijn talrijke bewonderaars met ongeduld verbeid. Zij
zullen dit seizoen niet te klagen krijgen. Naast „Zwijgen is goud" komt binnen
kort ook zijn verfilming van Agatha Christie's visie op het overbekende aftel
rijmpje van de tien kleine nikkertjes („And then there were none") in circu
latie. Een mysterie-film van formaat met o.m. Barry Fitzgerald (uit Naked
City").
René Clair heeft een volkomen eigen
genre en munt in ieder van zijn films
uit door originele vondsten. Zijn
vondst hier is Maurice Chevalier. Een
Maurice zonder stroohoed en zonder
liedjes. Een' bezadigder en bejaarder
Maurice, die nog wel schalks naar de
meisjes kijkt, maar niet meer zo kwa
jongensachtig als in zijn vroegere rol
len. Een Maurice die misschien voor
het eerst in zijn filmleven werkelijk
verliefd wordt, doch het veld ruimt
(juister was het te zeggen moet rui
men) voor zijn zoveel jongere rivaal.
F.n daarin wijsgerig berust.
Clair bezit het geheim om in elke
film weer die sfeer te leggen, welke
het gegeven vereist. Zijn technische
kennis is zeer groot, zijn camerawerk
altijd de moeite waard. H13 was één
van de eersten, die een goede twintig
jaar geleden de z.g. stilstaande camera
losliet en haar bewegingsvrijheid ver
schafte.
„ZWIJGEN IS GOUD" speelt zich af
in 1900, in die goeie ouwe tijd, toen
Parijs nog „la Ville lumière" en
Frankrijk nog „la douce France" heet
ten, in diezelfde goeie oude tijd dat de
film nog in haar kinderschoenen stond
en een explicateur als kinderjuffrouw
behoefde. Rond die kinderschoenen is
dit filmverhaal geweven, dat vertelt
van de producer (Maurice Chevalier)
en zijn assistent Jacques (Francois
Perrier), en hun beider liefde voor
Madaleine (Marcelle Derriende star
uit hun voor ons lachwekkende ker-
miskijkspelen.
Het is welhaast onmogelijk om in
enkele zinnen de charme van deze
levensblije film weer te geven, de
charme waarmede een filmster van
eerste grootte tot ondergeschikt foto
materiaal wordt omgevormd in de
honden van een groot regisseur. En
die Maurice Chevalier een van de
kostelijkste prestaties van zijn grootse
carrière deed brengen.
Deze film is niet na te vertellen. U
moet haar zien.
en Mauric
Hij
Zij
Het Westfriese platteland is uitge
zonderd de kerken niet rijk meer aan
gebouwen uit de zestiende en zeven
tiende eeuw. We kennen slechts de boer
derij „De Barmhartige Samaritaan" te
Wester-Blokker en het oude raadhuisje
te Spanbroek als overblijfselen uit die
periode.
Maar beide zijn dan ook juweeltjes
van bouwkunst, die een apart cachet ge
ven aan het dorpsbeeld.
Dit jaar is het drie en een halve eeuw
geleden, dat het Spanbroeker raadhuis
in gebruik genomen werd en het lijkt
ons dienstig het een en ander te ver
tellen over .de totstandkoming, waarhij
we gebruik maken van door de ge
meente-secretaris verstrekte gegevens.
Spanbroek ressorteerde in de veer
tiende eeuw onder het baljuwschap
Medemblik. Dit baljuwschap werd in
1413 door Hertog Willem van Beieren
opgeheven. Het grootste gedeelte van
het platteland werd verdeeld in zeven
schoutambten, ieder meerdere dorpen
omvattende. Eén ervan was Span
broek, dat met Obdam, Hensbroek en
Opmeer voortaan „eene stede" met de
naam Spanbroek zou vormen. Bij
handvest van 2 Februari kreeg het
zijn stadsrechten.
In die tijd betekende het verheffen
van verzamelingen van vrij uitge
breide dorpen tot stad de oprichting
van een zelfstandig bestuurscollege, de
vierschaar.
Spanbroek was echter een stout
stadje, want het nam deel aan de op
standen tegen het gezag van de Her
tog, Philips van Bourgondië, die het
daarom in 1426 strafte met intrekking
van alle privileges, handvesten, vrij
heden en rechten, maar in 1456 her
kreeg Spanbroek zijn rechten.
Het was in 1429, dat Spanbroek een
heerlijkheid werd, wat betekende, dat
men een „ambachtsheer" toegewezen
kreeg, die over het algemeen de in
woners veel geld kostte, omdat ze aan
hem allerlei belastingen moesten be
talen. Als eerste ambachtsheer wordt
vermeld Arent van Gent, Heer van
Giessen. De heerlijkheid is nadien 1»
diverse handen overgegaan, onder
meerdere door verkoop of erflating.
In 1537 fungeerde als ambachtsheer
Georgius van Egmond, bisschop van
Utrecht, die toestemde, dat de keizer
vijf schepenen in Spanbroek zou aan
stellen.
De vierschaar werd gehouden elke
Woensdag te acht uur voormiddags, in
een gebouw bij de kerk, niet ten huize
van de schout of de baljuw.
Een gevolg hiervan is waarschijnlijk
de stichting van het „oude raadhuis'
geweest in 1598.
Het is een alleraardigst gebouwtje
met trapgeveltjes, een stoep aan de
voorzijde, en opgemetseld uit prach
tige rode baksteen.
In het raadhuis bevindt zich boven
de raadzaaldeur een kleine schilde
ring, voorstellende Vrouwe Justitia.
In het laatst van de vorige eeuw
werd het aan zijn bestemming onttrok
ken door de bouw van een nieuw ge
meentehuis, een honderd meter verder
aan de Westkant van de weg.
Dit was tijdens het burgemeester'
schap van de heer Van der Steen.
Veel liet men zich niet meer aan het
oude raadhuis gelegen liggen tot in de
twintiger jaren men ging beseffen, dat
bet juweeltje uit vroeger eeuwen be
waard diende te blijven. In 1930-'31 is
een algehele restauratie uitgevoerd
onder leiding van Ir. Kalff van Mo
numentenzorg.
Thans wordt het raadhuis als wo
ning gebruikt wegens het tekort aan
huizen, anders dient het als opslag
plaats van materialen van het Witte
Kruis.
Het is meestal l hele toer de eindjes
aan elkaar te knopen. Als je hoort wat
een huishouden tegenwoordig kost
Maar toch kunt U wel bezuinigen. Let
allereerst op de kwaliteit. Dat is het
belangrijkste. Koop betere waar en
spaar bovendien geld. U krijgt van elke
tien gulden, die U aan de Gruyter's
artikelen besteedt, één gulden weer te
rug. Week in, week uit. Altijd. Daar
kunt U mee rekenen.
(Ingezonden mededeling)
£R STAAN TOCH nog wel eens
aardige berichten in de krant,
zo tussen de stakingen en de atoom
bommen door. Zo heeft de Franse
mijnheer Paul Ramadier, die zijn
ministerie van Defensie een weekje
op zichzelf heeft laten passen om
in Amsterdam te gaan kijken
die mijnheer Ramadier heeft ons in
't publiek een knaap van een pluim
op de muts gestoken. Hij prees
ik heb mijn ogen uitgewreven
'onze nationale discipline, omdat hij
in een doodgewone sigarenwinkel
nog geen draadje tabak voor zijn
pijp kon krijgen bij gebrek aan
bonnen.
Nu kan ik me dat van die mijn
heer Ramadier best begrijpen. Als
Fransman is hij natuurlijk een
uitermate charmant heer, die nooit
vergeet de gastvrouw een bloe
metje te sturen, ook al heeft ze hem
iets voorgezet, dat hij eenvoudig
niet kan zién. En zo heeft hij ook
de Nederlandse Maagd een bloe
metje aangeboden voor de harte
lijke ontvangst, met een kaartje
er aan: „Hulde aan uw nationale
discipline". Bovendien is de goede
man natuurlijk heel weinig gewend.
De roemruchte Republiek is een
prachtig land met door de bank
alleraardigste lui, maar van disci
pline hebben ze er geen kaas ge
geten. Dat is niet alleen vandaag
de dag zo met die janboel van rel
letjes, stakingen en haasje-over
springende ministeries. Marianne
heeft er altijd al een handje van
gehad, de dingen met een Franse
slag af te doen.
Hoe verwilderd heb ik in een
Parijs postkantoor een paar jaar
voor de oorlog naar het loket voor
pakketpost lopen zoeken een
voudig omdat minstens de helft van
de emaille bordjes voor driekwart
afgesplinterd waren.
Een Parijse taxi-chauffeur rijdt
bij voorkeur met een dodelijke
vaart dwars over de vluchtheuvels
En laat een Parijzenaar niet het
ongeluk van een lekkage krijgen
hij zit er over drie maanden nog
mee. Waarmee ik maar zeggen wil,
dat mijnheer Ramadier het hier
vergelijkenderwijs nog aardig ge
troffen heeft.
MAAR IK HOOP toch niet, dat
hij tijdens zijn bezoek aan Amster
dam zijn neus onder het deksel van
een melkslijterswagen heeft gesto
ken. Want dan zou zijn bewonde
ring voor onze nationale discipline
een lelijke knoei hebben gekregen.
Dan zou hij daar getracieerd zijn
op de zeer onsmakelijke aanblik
van een gelid flessen, waarin de
verzuurde en verdroogde resten
van melk, van pap, van yoghurt op
de bodem gekoekt zaten. Alle even
zovele aanklachten tegen het ge
brek aan discipline van ettelijke
huisvrouwen.
Toen ik de ernstige klacht daar
over in de krant las, ben ik ge
schrokken. Dat zó iets in het open
baar gezegd moet worden van óns,
die in het buitenland de reputatie
hebben van griezelig-zindelijk te
zijn. Stel je voor, in de eerste
wereldoorlog kon je het huis van
het Nederlandse Roode Kruis in
Budapest al van verre herkennen
aan de geschrobde stoep. En nu?
Een melkfles omspoelen is nog te
veel inspanning.
MAAR ER ZIT meer aan vast.
Zo'n vuile fles is niet alleen een
teken van gemakzucht en slordig
heid. Hij verklapt ook, dat menige
huisvrouw zonder enig zelfverwijt
kostelijk voedsel laat bederven,
terwijl millioenen kinderen op de
wereld honger lijden. Wie een pap
fles in een pan heeft leeggegoten,
en hem daarna omgekeerd in een
kopje zet, zal na een paar uur zien,
dat er stellig een half kopje is uit
gelekt. Al is dat maar vijftig gram,
dan geven twintig van die lek-
bakjes toch weer een fles vol, en
hoeveel flessen scheelt dat in één
dag in een grote stad? Zó is het
land niet rijk geworden, zeiden
onze moeders. En dat geldt niet
alleen rijkdom aan geld en mate
rialen.
De rijkdom van een land aan
werklust, aan energie, aan zuinig
heid, aan nationale discipline wordt
gekweekt door de huisvrouwen.
Van haar zelfdiscipline hangt- bij
kans alles af. Als zij te lang op bed
blijft liggen, komt vader op het
nippertje op zijn werk en vliegen
de kinderen halfgewassen met een
stuk brood in de hand naar school.
Als moeder ruw met servies en
huisraad omgaat, vernielen de kin
deren hun schoolboeken en rukken
takken van de struiken in t plant
soen. Als moeder het niet zo nauw
neemt met de hygiëne, hebben de
schoolartsen de handen vol.
Die lege verzuurde papfles staat
daar als een waarschuwing. Die
aangestoken plek in onze nationale
discipline zal verder vreten en
dan halen we zelf de dictatuur in
huis. SASK1A.
VET HOOFDHAAR IS een voornaam en veelbesproken deel van de mens. De
jonge vader vertelt trots bij de geboorte van zijn eerste zoon: „Hij heeft
zwart haar", de jongeling op straat zegt tot zijn vriend: „Kijk eens, wat een
aardig blondje"; de grijzende moeder zucht voor de spiegel: „Nu zie je toch,
dat ik oud wordt'. En Opa zegt schertsend tot zijn kleinkinderen: „Ja, jongens,
wat opa vroeger op zijn hoofd had, groeit nu onder zijn kin".
Geen wonder, dat iedereen zijn haardos in ere houdt en tracht deze door
kunstmiddelen zoveel mogelijk te verfraaien. De heren laten het eens in de
veertien dagen „bijknippen", terwijl de dames zo eens in de drie weken „ge
kruld" van de kapper komen.
Nadat men vroeger aanvankelijk de natuurlijke haardos door een „pruik"
verving natuurlijk met krullen kwam via papillotten, friseerijzer en krul
spelden de eerste „permanent wave" tot stand, op de voet gevolgd door
„cold wave".
Vrouwen en meisjes, die tegenwoordig met steil haar lopen, behoren tot
de uitzonderingen.
WANNEER MEN op straat, in de
schouwburg, in de trein kortom in
elke openbare gelegenheid om zich
heen ziet, wordt het wel duidelijk, dat
het gezegde: „Zoveel hoofden, zoveel
kapsels" zeker niet overdreven is.
Welk kapsel het meest gedragen
wordt? Dat hangt helemaal af van de
leeftijd, het beroep en de smaak van de
eigenaresse. Maar tien tegen een dat zij
tot haar kapper zegt: „Liefst stevig zit
tend en eenvoudig, zodat ik het zelf
LIED VAN DE WEEK
PRIJZEN VAN KOLEN EN ZEEP.
Het. directoraat-generaal van de
prijzen deelt ons mede, dat de ingangs
datum van de in de regeringsverkla
ring aangekondigde prijsverhogingen
van kolen en zeep nog nader zal
worden bekend gemaakt.
Honderd rokers hebben te
Zwolle de strijd met eikaar
aangebonden om de langste
askolom.
In deez' tijd van grote spanning
en gejaagdheid doet het goed,
dat men ook wel eens een blijk van
kalmte en geduld ontmoet.
Zegge honderd candidaten
uit het rokend mannendom
zijn elkaar eens gaan bekampen
om de langste askolom.
Naast de vele kampioenen,
die wij rijk zijn, rijp en groen,
hebben wij nu voortaan ook de
Kamperdampkampkampioen.
Kampen, dat de naam van Kampen
door deez' dampkamp waardig blijkt,
toont, dat het dit ondermaanse
door een goede bril bekijkt.
Waarom al dat jagend jachten,
waarom die nervositeit?
Kampen zegt „vergeet je zorgen,
blaas toch weg die narigheid."
Leg je hoofd eens heel behaag'lijk
op je clubfauteuilrand neer.
Zoek een lekkere sigaar uit.
steek haar aan en inhaleer.
Met die kleine kronkelwolkjes,
die verdwijnen in de lucht,
gaan je sombere gedachten
en je zorgen op de vlucht.
'k Wou wel, dat de diplomaten
in het grote wereldkamp
niet zoveel aan kruitdamp dachten
en méér aan sigarendamp.
Want het zo bekende spreekwoord
slaat nog steeds de plank niet mis,
dat een echt tevreden roker
heus geen onruststoker ie.
JABSON.
goed kan onderhouden". Dus: krullen,
vastgezet met speldjes of „haar op zol
der". Voor dit laatste is echter een onbe
rispelijke achterhoofdvorm en vrij lang
haar vereist, want pieken ontsieren dit
anders zo „geklede" kapsel onmiddellijk.
De vrouwelijke jonge garde geeft de
voorkeur aan kort, loshangend haar,
zonder speldjes en kammetjes, „die je
maar kunt verliezen". En staat het niet
aardig, zo'n krullebol bij de wat non
chalante, uit Amerika overgewaaide
trui en rokdracht? Natuurlijk zijn er
ook dames in de dop, die een stijlvolle
hoofdtooi prefereren, maar de meesten
huldigen het principe: „Een kam erdoor,
klaar!"
De strijd lang of kort haar wordt
thans weer actueel. Hoewel nog be-
tr ekkelijk veel het half-lange haar gang
baar is, merkt men toch een duidelijke
terugkeer naar het korte haar. Van vo
ren en opzij golven, die onderaan even
opkrullen. Er wordt zelfs om deze
eenvoudige kapsels passend te maken
bij avondkleding weer met valse
vlechten gewerkt. Een bof je dus voor
haar, die het gemartel met krulspelden
haten.
Het kantoormeisje draagt het liefst bij
haar new look die langzamerhand
iets van haar lengte inboet nog het
half lange haar, dat bij officiële gele
genheden wordt opgestoken. Het „pon-
ny-haar" ziet men gelukkig! niet
veel; er zijn maar weinig vrouwen, die
zich deze dracht kunnen veroorloven.
Het blonderen of verven in een an
dere kleur dan de natuurlijke tint van
het haar, vindt tegenwoordig minder
toepassing. Men schijnt zich tevreden
te stellen met de oorspronkelijk haar
kleur. Maar het vraagstuk van het grijs
worden is nog steeds even actueel,
envrijwel onoplosbaar.
Verven, ja, dat is de enige remedie,
maar, daar het een regelmatig terug
kerende behandeling vergt, Wordt het
op de duur een kostbare geschiedenis.
De perk"5- -n donker en grijs haar
bij blondines is de overgang minder
opvallend is minder mooi. Maar hebt
U nooit eens een grijze dame gezien,
waarbij U onwillekeurig dacht: „Wat
kan grijs haar mooi zijn?" Het wordt
dan eenvoudig glad langs het hoofd
met een wrong in de nek gedragen. Zon
der krullen, want zomin als de prille
jeugd bedient de ouderdom zich van
krullen om het uiterlijk te verfraaien!