De Nederlandse sport in het jaar 1948
Stille Nacht
Geen stijgende lijn in de kwaliteit
NAAR VASTE GROND
Hij, die komt
van ons voetbalspel
V->
J^OOIT IN MIJN LEVEN ZAL ik die merkwaardige nacht vergeten. Ik was
ruim een half jaar in Indonesië. Ze hadden ons naar de hoogvlakte gediri
geerd, ergens op Sumatra, waar het de eerste tijd bijzonder rustig was. We waren
verbaasd en onder de indruk van de prachtige, grootse natuur: de violette kam
men van de reusachtige bergketens, begroeid met dicht oerwoud, en het uitge
strekte hcuvelgebied, overdekt met wuivende groene alang-alang, een hoog
scherp gras, waarin zich vaak tijgers verbergen. Maar de meeste tijgers zijn schuw
en lopen weg wanneer ze mensen in de nabijheid ruiken. De terroristische benden,
van de andere zijde der status quo-lijn geïnfiltreerd, waren veel gevaarlijker,
en maakten een even gretig gebruik van de natuurlijke dekking die hen het
alang-alang bood. Ze slopen er urenlang doorheen en bevonden zich vlak in je
nabijheid zonder dat je het merkte. Dan sprongen ze plotseling te voorschijn, en
na een bitter gevecht verdwenen ze weer in die geheimzinnige alang-alang-zee,
onzichtbaar en onvindbaar.
nE CHRISTENEN van de eerste eeuw
leefden met him gedachten voor een
groot deel in het verleden. De evange-
lieën waren misschien al wel geschre
ven, maar waren toch nog weinig ver
breid. Men was dus aangewezen op
ooggetuigen, die Jezus' leven hadden
meegemaakt. Of anders op mensen, die
van deze ooggetuigen hun gegevens
hadden ontvangen. De woorden en da
den van Jezus werden daarom monde
ling doorgegeven. Men wilde zoveel
mogelijk weten van hem, die gekomen
was; gekomen als een ergernis en als
vergeving.
Maar evenzeer leefden de oudste
christenen met hun gedachten in de
toekomst. Want ze wisten ook van de
opstanding van hun Heer; zij geloof
den in zijn glorieuze terugkeer. Het
handjevol gelovigen, dat toch eigen
lijk maatschappelijk een uitschot was,
zou zitten naast de troon en eeuwig
heersen.
Zou het heden dan voor deze chris
tenen geen enkele zin gehad hebben?
Zouden zij uitsluitend weten van hem
die kwam en van hem die straks ko
men zou? Zouden zij niet kennen hem
die heden komt? Ja. ook de komst in
het heden kenden zij. Want iedere
avond kwamen de christenen van de
eerste eeuw samen in het huis van één
hunner. Daar spraken zij over het ver
leden, over de toekomst. Maar zij vier
den er ook hun avondmaal. Zij deelden
samen brood en wijn. Bij deze simpele
maaltijd wisten zij hun Heer als de
gastheer. Zij kenden zijn woord: dit is
mijn lichaam; dit is mijn bloed. Zo
voelden zij zich iedere avond in de di
recte nabijheid van hun Meester. Hij
kwam aan het avondmaal. Hij sterkte
de zijnen. Iedere avond opnieuw na
men zij in brood en wijn de Christus
tot zich. Iedere avond weer werd de
Christus in hen geboren. Dat was hun
vreugde. Dat gaf hun de moed de er
gernis van het verleden te dragen en
de spanning van het wachten vol te
houden.
MIJ IS OOK voor 1948 de advent voor-
bij. Voorbij is het zien naar hem die
kwam, of naar hem die komen zal. Nu
is het Kerstfeest. Nu komt de Christus,
in het heden, nu, in dit moment.
Wat voor zin dat heeft, vraagt ge?
Natuurlijk deze zin. dat gij u voor de
ze komst voorbereidt. Ik twijfel er niet
aan, of gij zult dat gedaan hebben. De
meesten van onze lezers zullen een
kerstboom in hun huis hebben. De
kaarsen zullen branden. Met hun kin
deren zullen zij oude en nieuwe kerst
liederen zingen. In ieder huis zal het
een beetje feest zijn. Aan het eten zal
wat meer zorg besteed worden. Vele
prettige plannen zijn of worden ge
maakt. Niet voor niets wensen wij el
kaar goede en prettige kerstdagen.
Waarom? Waarom? Toch alleen, om
dat er een gast komt. Een hoge gast.
En hij komt nu! Nu! De Heer der he
melen komt! Waar? Niet meer in de
stal van Bethlehem; dat is verleden.
Hij komt ook niet „op de wolken des
hemels", zichtbaar voor de ganse we
reld. Dat is de toekomst. Neen, nu
komt hij bij u en mij thuis. Bij uw
kerstboom, bij uw feestdis, in uw hart.
70U DAT NIET een heel belangrijke
kant van het Kerstfeest zijn: Hij
komt bij u, en hij komt nu. Maak u
klaar om deze gast te ontvangen. Ver
sier uw huis en reinig uw hart.
En één ding daarbij: Kijk niet teveel
rondom u. Er zal dit jaar geklaagd
worden, dat de wereld zo weinig van
de kerstvrede laat zien. Dat is een on
weersprekelijk feit. Indonesië, China,
de koude oorlog tussen Oost en West.
Maar och. leest u dagelijks de krant
maar. Dan weet u dat de vrede die in
Mei 1945 als een weldaad over ons
kwam, toch de kerstvrede niet is ge
weest. Het bleek slechts een intermez
zo, een doorvechten op een andere ma
nier en op een andere wijzfe.
Dit is allemaal waar. Het is allemaal
zeer te betreuren. Meer. het is een slag
in het gezicht van Christus, wiens
komst wij nu vieren. Toch blijf ik zeg
gen: Staar u daar niet op blind. Steek
daarom geen kaars minder aan in uw
kersboom Want gij kunt al het we
reldleed niet dra "en Gij kunt en be
hoeft ook geen oplossing te geven van
de problemen, die onze wereld mo
menteel teisteren. Zeker, gij hebt er
uw aandeel in. Gij draagt er uw schuld
aan mee; ook gij hebt er een stukje
verantwoordelijkheid voor. Maar dich-
p|IJ ZWEEG EVEN, wreef zich over
de ogen, en vervolgde: Maar dat
is eigenlijk een ander verhaal. Hoe
welEnfin, ik zou jullie vertellen
van die ene merkwaardige nacht. De
nacht van het wonder, noem ik hem
altijd. Je zult het misschien dwaas vin
den. Of onbelangrijk. Voor mij was dat
niet het geval. Het heeft iets in me
veranderd. Zoals ik al zei was het in
het begin rustig op die hoogvlakte,
waar onze post zich genesteld had.
Vorige troepen hadden die streek, tij
dens de politionele actie van 1947, be
zet zonder veel tegenstand te ontmoe
ten overigens, want de bevolking had
zeer onder de uitbuiting en de terreur
van allerlei benden en duistere lieden
geleden, en verwelkomde onze jongens
dus als ware bevrijders. Ze konden
weer ongehinderd naar hun sawahs
gaan, die als een blinkend juweel met
honderden facetten tegen de hellingen
lagen. Hun buffel en hun huisje waren
veilig. Het leven werd weer een beetje
gelukkig. De zon speelde blijder langs
de bergkammen en door het vrucht
bare dal.
Maar het winnen van de rijstoogst,
die sinds jaren niet zo weelderig was
geweest, en de terugkeer naar een
zekere welvaart in deze streek maak
te de lieden aan de andere kant van
de status quo-lijn1, waar armoede en
honger heersten, onrustig. De terroris
ten, die er over de wapenen beschik
ten, begonnen langzaam maar zeker
te infiltreren, ontvoerden kampongbe
woners, stalen hun rijst en hun vee en
veroorzaakten overal angst en schrik.
Wij trachtten het gebied zo snel moge
lijk weer te zuiveren en joegen de
kwaadwilligen terug, naar hun eigen
gebied, maar er waren hardnekkige
kerels onder, en speciaal één grote,
gevaarlijke bende raakten wij niet ge
makkelijk kwijt. Die kerels trokken
zich van onze acties weinig aan en
probeerden zo nu en dan zelfs onze
militaire post te belagen. Ze waren
grenzenloos brutaal en glad als een aal.
Er waren goede schutters onder. Ze
beschikten zelfs over een Vickers.
Het was juist in de tijd, dat die ben
de zich weer bijzonder actief toonde,
dat ik op een nacht bij een smalle pas
de wacht kreeg. Men had mij bijzon
dere waakzaamheid op het hart ge
drukt. Er waren des daags een paar
verdachte kerels in de omgeving ge
signaleerd.
LIET WAS EEN afschuwelijke nacht.
Er woei een koude, ijzige wind door
de pas. Jullie denkt misschien, dat het
in de tropen altijd heet is, maar dan
heb je het mis. In het gebergte, op de
hoogvlakte, kan het des nachts ijskoud
zijn, de temperatuur daalt wel eens
beneden het vriespunt, een enkele
keer valt er zelfs hagel. Je bent daar
in Indonesië meestal niet zo goed op
gekleed en het is trouwens alsof je in
de tropen er niet zo goed tegen kunt
als in Nederland. Ik denk dat het komt
omdat het overdag dikwijls heet is en
je poriën dan gaan openstaan, door de
veelvuldige transpiratie. Ik rilde dus
over al mijn leden. Maar, eerlijk ge
zegd, niet alleen van de kou. Ik was
bang. Doodsbang. Ik wist dat elk ogen
blik uit het donker plotseling schadu
wen konden opduiken uit de alang-
alang? Vanachter die rots? en dan
rekketekketekketék.Er stonden er al
zoveel van ons op de verlieslijst. Ik rea
liseerde me niet goed welke datum het
was, of liever gezegd: ik trachtte het
me vergeefs te realiseren. In gedach
ten stelde ik mijn overlijdensbericht
al op: ,In de nacht vanJa wat
voor nacht?
Je moet niet vergeten: we zaten daar
met weinig man op een heel eenzame
post, we hadden weinig contact met de
buitenwereld en zware diensten. Het
leven ging eigenlijk voort als een
vreemde droom, als een roes. Alle da
gen waren hetzelfde. Het werd nooit
Zondag, nooit zomer en winter en herfst
en najaar. Je sjokte maar door, tot ]e
op een gegeven ogenblik hoorde, dat je
verlof kreeg, om naar de laagvlakte te
gaan, waar de stad lag. Daar keek je
dan, in de cantine, weer eens voor het
eerst nieuwsgierig op de kalender. Vindt
je het vreemd? Ja, dat kun je hier,
midden in de beschaving van het roeze
moezige Europese leven, waar zoveel
op de dag en het uur aankomt, bijna
niet voorstellen. Bij ons kwam het op
een dag en een uur niet aan. Toen nog
niet, tenminste. Je gaat de dagen pas
tellen tegen de tijd, dat iemand je ge
zegd heeft dat je nu gauw naar huis
mag
Het was een zeer donkere nacht en ik
stond daar heel alleen, hoewel ik wist,
dat op een vijftig meter afstand nog
een kameraad op wacht was. Ik kon
hem niet onderscheiden. Ik staarde met
blinde ogen in het zwart van de nacht.
Vóór mij moesten zich de met alang
begroeide heuvels uitstrekken, zonder
ergens een boom, met hier en daar een
kamponghuisje of een van die kleine
witte gebouwtjes van de zending, of de
missie, ik weet het niet. Op de plaats
waar ik stond bevond zich toevallig één
eenzame boom. Je begreep eigenlijk
niet hoe dat ding er kwam, want ver
der was het heuvelgebied vrijwel
boomloos. Ik ging tegen die boom leu
nen, alleen om een steunpunt te heb
ben in dat enorme zwarte gapende gat
van de nacht. Ik leunde tegen de boom,
ik omarmde hem, ik trachtte hem als
een vriend en lotgenoot te beschouwen,
als een krachtige, oersterke bescher
mer. Die boom was mijn hele bezit,
mijn hele bestaan in die nacht.
•k
UET ZAL ZOWAT het middernachte
lijk uur zijn geweest, toen mijn oog
plotseling door een vreemd lichtschijn
sel getrokken werd. Eerst dacht ik, dat
het vuurvliegjes waren, die komen daar
r.og al eens voor. Maar het licht werd
steeds groter en duidelijker. Brandde
iemand daar een vuur? Nee, het was
gc en vuur. Het was licht.
Ik wreef over mijn ogen en stampte
op de grond, om er zeker van te zijn,
dat ik niet droomde. Ik was klaar wak
ker. Ik voelde de ruwe stam van de
boom hard en vertrouwd in mijn rug.
Leed ik aan hallucinaties? De angst
klopte wild in mijn keel. Hoewel er een
ijskoude wind blies stond het klamme
zweet op mijn voorhoofd. Ik beefde
over al mijn leden en omklemde vast
ntijn geweer. Ik dacht 'er over, wat
vooruit te lopen, naar een kleine hel
ling, die daar moest zijn, en waar ik
een beter uitzicht over de vlakte had.
Maar het was alsof de boom mij vast
hield, alsof ik met ijzeren koorden aan
die boom was vastgebonden. Ik sperde
mijn ogen wijd open. Het licht in de
verte neen, het scheen toch heel
dichtbij nu was groot en glanzend,
stralend en zacht. Het maakte geen
alarmerende indruk. Maar het was iets
vreemds daar, in die eenzaamheid van
de rimboe, en in dat nachtelijk uur.
Was ik krankzinnig geworden? Leed
terbij staat uw eigen leven. Dat hebt
gij wel alleen te leven. Daarvoor zijt
gij wel ten völle verantwoordelijk.
Daar moet gij wel een oplossing en
een goede! voor weten. Nu ktfmt Ct ris-
tus heden bij uw kerstboom, aan »w
tafel, in uw hart. Hij komt voor tl
voor uw gezin. Gezegend hü die Omt.
ik aan waanvoorstellingen? Ik keek
naar het licht en het licht blééf: groot
en glanzend en stralend en zacht.
Nogmaals overwoog ik om in de rich
ting van het licht te gaan,tegen de hel
ling op, om te kunnen nagaan wat dit
zonderling natuurverschijnsel te bete
kenen had. Maar weer was het alsof
ik aan de grond genageld stond en aan
de boom was geketend.
Het lijkt mij achteraf of het uren ge
duurd heeft, maar het zal misschien
maar een kwartier geweest zijn. Toen
gebeurde er weer iets vreemds. Ik
hoorde een zacht geruis. Een geruis
als van zingen en muziek. Zingen en
muziekWas was ikdood,
en was dit de hemel? De meest zonder,
linge gedachten drongen zich aan mij
op. Ik hield de adem in en luisterde. Ik
herkende de muziek, de zang: het wa
ren Kerstliederen, Kerstliederen zoals
ik zelf gezongen had, onder de Kerst
boom, thuis, en in de kerk van ons
dorp.
De zoete muziek, de tere herinnering,
scheen de boeien, waarin ik mij geke
tend voelde, te verbreken. Ik voelde
mij los raken van de boom. Ik liep lang
zaam naar voren. Liep ik? Het was
alsof een hand mij plotseling geleidde.
Alsof ik niet liep, maar zweefde. Ja, ik
zweefde van die boom opwaarts naar
de kleine helling vóór mij. Ik herinner
mij niet meer, dat mijn voeten de grond
raakten. Ik voelde mijn geweer niet.
Ik voelde mijzelf niet. Iets leidde mij
van de boom naar voren, tot ik op de
helling stond en over de vlakte keek.
Het licht was veel groter nu, warmer
en meer dichtbij. Ik hoorde het zingen
en de muziek vlak bij mij
CVEN ZWEEG HIJ, keek onze kring
rond, maar waar niemand de lippen
bewoog of zelfs maar glimlachte ging
hij verder:
Terwijl ik daar zo opgenomen stond,
tussen aarde en hemel, weerklonk plot
seling het gekraak van een schot. Alsof
onverhoeds ergens de bliksem insloeg.
Ik hoorde het, maar ik reageerde niet,
zoals onder normale omstandigheden
het geval geweest zou zijn. Ik zocht
niet eens dekking, ik bleef staan. Meer
verbaasd dan verschrikt. Er volgden
meer schoten! Lichte kreten en geruis
in de alang. Toen een Vickers die rek
ketekketekketék werd leeggeschoten.
Ze schoten als gekken. Ik bleef staan.
Het licht was er nog. Het zingen duur
de voort. De kogels floten om mij heen.
Ze gingen mij niet aan. De beschieting
duurde maar kort, want er was op de
post, verder-weg, reeds alarm gemaakt
en er werd een zoeklicht ontstoken, en
er rukte een patrouille uit, die de ben
de verdreef. Toen de commandant op de
plaats kwam, waar ik wacht hield,
stond ik nog steeds op de helling, op een
paar meter afstand van de boom.
„Geen soesah, geen verwonding?"
vroeg hij snel.
„Kijk eens naar dat licht", antwoordde
ik, „kijk eens naar dat licht. Ziet U
wat? Hoort U niets?"
Hij keek mij vreemd aan. Ik zag het
in het maanlicht, dat nu doorgebroken
was, en glimlachte:
„Het is toch Kerstnacht, jongen. Jn
dat kerkje, van de missie of van de
zending, dat weet ik niet en wat
doet het er toe viert de bevolking
Kerstfeest. Het zijn toch Christenen
hier, —r voor het merendeel tenminste."
Ik liep langzaam terug naar de boom.
die mij had vastgehouden. Plotseling
zag ik. dat de stam op de plek, waar ik
tegen aan had geleund, met kogelgaten
doorzeefd was. WILLEM BRANDT
ER ZIJN ER NOG ALTIJD, die hun
schouders ophalen wanneer zij horen
of lezen van een bijzondere sportpres
tatie, die zich met geen mogelijkheid
de betekenis en waarde van de sport
kunnen realiseren. Bovendien, de Ne
derlander loopt niet spoedig warm
voor een opmerkelijke gebeurtenis,
maar hoewel dit in vele opzichten
misschien een gelukkig verschijnsel
mag heten, aangezien bewondering te
vaak tot overdrijving voert is er toch
ook geen reden om geringschattend aan
sucessen voorbij te gaan, integendeel.
Wij behoren tot degenen, die In een
topprestatie een stimulans willen zien
voor de beoefening van een of andere
tak van sport en die sport zelve be
schouwen als een middel voor een ge
zonde lichamelijke ontwikkeling.
Bij de wisseling van 1948'49 heeft
de sportbeweging in ons land de leef
tijd van bijna 70 jaar bereikt. Welis
waar verhalen de klassieken reeds van
pportvormen, doch omstreeks 1880
kreeg de sport, zoals wij die nu ken
nen, een flinke duw in de rug door de
krachtige injectie, welke zowel de po
litiek als het culturele leven werd toe
gediend. Er kondigde zich in die tijd 'n
vernieuwing aan, die menigeen uit een
zoete slaap wekte en zelfs radicale
koerswijzigingen in literatuur en poli
tiek veroorzaakte.
De sport liet zich meevoeren op de
versnelde stroom van het geestesleven
en het voetbalspel, geimporteerd uit
Engeland, maar nog kort tevoren be
schouwd als een verwildering van ze
den, kreeg zijn kans. 8 December 1949
zal de nu Kon. Ned. Voetbalbond 60
jaren bestaan, wij mogen gerust zeg
gen, dat deze organisatie thans weke
lijks aan niet te schatten duizenden
uren van ontspanning en lichamelijke
ontwikkeling schenkt.
Internationaal heeft ons spel even
eens een goede klank gekregen, al kan
niet ontkend worden, dat wij aan het
einde van dit jaar allerminst kunnen
bogen op vooruitgang in de prestaties.
Het oranje-team boekte weliswaar eni
ge successen, maar het dreef toch te
veel op enige prominenten. Het compe
titievoetbal is, behoudens een enkele
uitzondering, evenmin van dusdanig ge
halte, dat er van een opwaartse lijn ge
sproken kan worden. Het tegendeel is
eerder het geval.
Zonder te willen treden in de op
vattingen van de pro's en contra's t.a.v.
het eveneens uit Engeland geïmpor
teerde stopperspil-systeem komen wij
tot de concluse, dat het s. s. s. in ons
land met zijn amateurisme een lange
weg zal moeten gaan wil het eenmaal
aan de verwachtingen kunnen beant
woorden. j -.
In het afgelopen, jaar heeft de KNVB,
de versterkte degradatie doorgevoerd,
die 't wedstrijdkarakter in vrijwel alle
afdelingen heeft verscherpt, met alle
uitvloeisels van dien.
De vraag kan hier gesteld worden of
de omstandigheden van deze tijd fuit-
zending dienstplichtigen naar Indone
sië) zoveel verschillen met die in de
bezettingstijd, althans t.a.v. de motie
ven welke toen golden voor afschaffing
van degradatie, en of de versterkte de
gradatie nu wel zo urgent was als men
het heeft doen voorkomen.
De Olympische Spelen.
ALS ER OVER ons voetbalspel ge
sproken wordt gaan onze gedachten on
willekeurig terug naar de Olympische
Spelen in Engeland, die behalve voor
voetbal ook als maatstaf kunnen gel
den voor een vergelijking van resulta
ten in andere takken van sport. Er is
reden te veronderstellen en daar
voor gaf het in dit jaar vertoonde
voetbalspel alleszins aanleiding dat
„En zij kwamen met huaete en vonden Maria en Jozef en liet kindeke in de kribbe"
er in het nationale elftal een onvol
doende doorstroming is van jongere
krachten, die de gewenste verfrissing
zouden moeten brengen en het ziet er
voorlopig niet naar uit, dat dit spoe
dig zal gebeuren. Bij de Olympische
Spelen werden de hooggespannen ver
wachtingen na de successen tegen
Zwitserland en Zweden niet ingelost
De laatste ontmoeting met de Belgen
te Antwerpen spreekt trouwens voor
zich zelf.
In de athletiek hebben enige verte
genwoordigers de naam van Nederland
hoog gehouden. Hadden wij in Berlijn
bij de heren echter de sterkste troeven
in de sprint, in Londen was het Fanny
BlankersKoen, die met vier daveren
de overwinningen de belangstelling van
vrijwel de gehele wereld op zich ves
tigde. Ook Slijkhuis deed van zich spre-
ken en veroverde enige medailles,
maar overigens werden we in de mees
te nummers overbluft door andere lan
den.
Hockey en zwemmen hebben bij de
Olympische Spelen triomfen gevierd,
die herinneren aan vroegere Spelen-
Amsterdam en Berlijn.
Ook in internationale wedstrijden
en we denken dan meer speciaal aan
het jubileumtournooi van enige maan
den geleden, toen van Engeland werd
gewonnen bevestigde Nederland zijn
bij de Spelen gevestigde reputatie.
Zoals in Berlijn met een Willy den
Ouden, Rie Mastenbroek, Nida Senff,
en andere sterren en sterretjes, nu bij
na alle mevrouw zus of zo, waren het
in Londen wederom de dames Nel van
Vliet, Marie Louise Vaassen en haar
sportzusjes die bij het zwemmen
voor titels en prijzen zorgden, maar
van een algehele suprematie is toch
geen sprake meer. Gelukkig duiken er
telkens nieuwe, veelbelovende krachten
op en wanneer in de komende jaren
ernstig geoefend wordt, zonder onge
wenste invloeden van crisis rondom
choaches, wel, dan kan Jan de Vries de
Spelen te Helsinki onbezorgd tegemoet
zien.
De wielrenners, boksers en roeiers
ervoeren in Engeland, dat Nederland
één of meer sporten op de ladder is ge
daald. De tijdens van Mathieu Cordang,
jhr. Bosch van Drakestein, Peeters,
v. Kempen, Pijnenburg en van de
„grootste der kampioenen", Piet Moes
kops, zijn voorbij. Nederland neemt
niet langer de voornaamste plaatsen
in, al hebben we dan in Van Vliet
weer een wereldkampioen gekregen en
al is Derksen ook een der snelste
sprinters ter wereld. Onze amateur
baanrenners van klasse zijn zeer dun
gezaaid en zij vermochten bij de Olym
pische Spelen weinig in het midden te
brengen. Met de wegrenners staat het
er wat beter voor en zij deden prach
tig werk, doch daarentegen waren de
wereldkampioenschappen op de weg
voor professionals voor Nederland een
diepe teleurstelling.
Bij de boksers was alle hoop gecon
centreerd op Luc van Dam en Quente-
maijer, wie een kans werd voorspeld
om een Europees resp. Olympisch kam
pioen te behalen, doch zij kwamen niet
zo ver. Hieraan moge echter toege
voegd worden, dat zij toch altijd nog
pugilisten van naam zijn en Van Dam
in staat geacht kan worden bijzondere
successen op zijn naam te brengen. Ook
Giel de Roode zal zeker nog van zich
doen horen.
De bokssport leed dit jaar een ver
lies door het verscheiden van twee na
tionale figuren. Willem Westbroek en
Piet vd Veer, die er niet weinig toe
bijdroegen, dat „the noble art" in ons
land populair werd.
Over de prestaties van de roeiers
hebben we wel eens met mear ent
housiasme kunnen schrijven, evenals
trouwens over die van de zeilers.
Niet uitgesproken slecht, doch even
min uitstekend en in ieder geval on
voldoende om bij de Olympische Spelen
titels weg te dragen.
De kanovaarders bleven eveneens be
neden de grootste maat. Men kan ech
ter de vraag stellen, of de keuze van
sommige deelnemers voor de Spelen
wel de gelukkigste is geweest.
Onze schaatsrijders hebben in het
buitenland laten zien, dat hun verrich
tingen naar die van de beste der we
reld groeien. Op dit ogenblik blijft het
oog speciaal gericht op de coming-man
Kees Broekjman. van wie Nederland
nog veel verwacht.
Korfbal en handbal bleven zich in
1948 gestadig ontwikkelen en namen
een steeds grotere vlucht, vooral het
handbal.
En dan tenslotte onze biljarters, die
wereld- en Europese titels opbrachten,
records verbeterden en een flinke sti
mulans gaven aan de ontwikkeling van
deze mooie sport.
Op 24 December 1818, toen het
orgel in het kerje te Oberndorf
bij Salzburg defect raakte, moes
ten de priester Joseph Moor en
de componist Gruber in allerijl
de zorg voor de muzikale luister
bij de nachtmis op zich nemen.
Binnen enkele uren schiepen zij
een lied, dat zij „Stille Nacht"
noemden en dat zij door een
jongenskoor en met begeleiding
van een guitaar ten gehore brach
ten. Sedert die dag heeft dit een
voudige, ontroerende lied de ge
hele wereld veroverd.
De Oostenrijkse P.T.T. zal dit
jaar het 130-jarig bestaan van dit
Kerstlied en tegelijk de sterfdag
van de dichter Joseph Moor door
de uitgifte van speciale post
zegels herdenken.