Is Nederland imperialistisch? Schaken in het Duitsland van na de oorlog De Scheveningse kotter „Meeuw gaat naar Zuid-Afrika Het slechte weer rondom Prestwick en primitieve organisatie op vliegveld Economische gevolgen der miliiaire actie Naturalisatie van 194 vreemdelingen En daar komtlater misschien Nederlandse kolonie Nieuwe kansen voor een Oorzaken van de onder gang van de Nijmegen Het nieuwe boek onze visserij Hei Parlement van 'n andere kant Het prevelementje van de voorzitter Er blijft veel aan de strijkstok hangen (Van onze economische medewerker) Boze woorden zijn er in het buiten land gevallen over onze militaire actie in Indonesië en van verscheidene kan ten werd ons de uitdrukking „imperia listen" in het gezicht geslingerd. Imperialisten, dat zijn in de geschie denis van na 1880 vooral die staten ge weest, die hun gebied onbepèrkt wilden uitbreiden en daarbij vooral de econo mische voordelen van die nieuwe (in Afrika en Azië liggende) landen te eigen bate wilden gebruiken. Men werpt ons dus voor de voeten, dat wij in Indonesië in de grond van de zaak, door de wederinstelling van het gezag dat wij vóór 1940 hadden, slechts eco nomische profijten trachten te verkrij gen en dat de rest slechts bijzaak is. Uiteraard laten wij in deze rubriek de politieke en morele zijden van de militaire actie buiten beschouwing, wij kijken daarom slechts met economische ogen naar wat in Indonesië in het ver schiet ligt en baseren ons daarbij op de herhaaldelijk door onze regering uitgesproken bedoelingen om tot de opricthing van de Verenigde Staten van indonesië te geraken, waaraan de sou- t vereiniteit zal worden overgedragen. I Welnu, dan krijgen wij de figuur van een groot land, dat onder een B eigen, niet-Nederlands gezag staat en waar de economische bronnen, de cul tures en de fabrieken, voor het over grote deel door buitenlanders worden geëxploiteerd. Wij gaan er namelijk van uit (de toekomst zal leren of wij hier te optimistisch zijn), dat deze buitenlanders niet onteigend zullen worden; zij behouden dus hun eigen dommen. En wie zijn die buitenlan ders? In 1938 hadden de Nederlanders 3850 millioen belegd, hetgeen 75 pCt. i was van de totale buitenlandse beleg gingen. Hierop volgt Engeland met 13,5 pCt. De producten van Indonesië, die voor de gehele wereld van zo groot belang zijn (in 1938 werd 90 pCt. van alle kina, 86 pCt. van de peper, 75 pCt. van de cassave, 64 pCt. van de kapok, 46 pCt. van de palmolie, 33 pCt. van de rubber, 29 pCt. van de cocosproducten, 18 pCt. van de touw- vezels en 17 pCt. van de thee, die in de wereld werd geconsumeerd, gele verd), kunnen dan weer naar alle windrichtingen uitstromen. Doch de opbrengsten zullen hoogstwaarschijn lijk niet meer zoals voorheen voor de volle 100 pCt. overgeheveld worden naar de ondernemingen in het buiten land: alles komt in de Federale de- viezenkas met uitzondering van een bescheiden winst voor de buiten lander. Er blijft niet veel over Ge ziet, van dat imperialisme blijft maar een schimmetje over. Wij gaan echter nog een stapje verder. Was het voornamelijk Republikeins gebied, eco nomisch bekeken, nu zó ongelooflijk belangrijk, dat de militaire actie flier s'door duidelijk een „imperialistisch" B stempel kreeg? Wij geloven het niet. y Op Java toch was, na de eerste politieke actie in 1947, reeds 96 pet. van het thee-, 91 pet. van het kina-, 70 pet. van het rubber-, 59 pet. van het koffie-, 50 m pet. van het vezel- en 50 pet. van het SB tabaksgebied in Nederlandse handen; op Sumatra was 70 pet. van de thee plantages, 80 pet. van het vezelareaal, het gehele Deli-tabaksgebied, 65 pet. van de rubberplantages en 55 pet. van het oliepalmareaal op „Nederlands" gebied gekomen. Natuurlijk moeten wij hieruit niet concluderen, dat het Republikeinse ge bied geen zoden aan de dijk zal zetten. Midden- en Oost-Java leveren suiker, tabak, rubber, koffie, kapok en tapioca maar de capaciteit van deze velden werd de laatste tijd door deskundigen niet hoger aangeslagen dan 1015 pet. van de productiecapaciteit van geheel Indonesië. Veel belangrijker is Suma tra met zijn rubber, palmolie, peper, aardolie, sisal, thee en aluminium: in derdaad legt de militaire actie hier een belangrijk gebied open, waarvan de gehele wereld zal kunnen profiteren: en door het aanbod van grondstoffen én doordat millioenen Indonesische ko pers op de wereldmarkt komen. Wij zeiden in den beginne al, dat het niet te verwachten is, dat een grote stroom geld naar de lage landen zal vloeien. Doch geloven wij, dat Nederland des ondanks iets bevoorrecht blijft boven andere buitenlanders: onze prestaties cp agrarisch en mijnbouwkundig ge bied, onze leiding in handel, verkeer en industrie en onze investeringen, zij geven ons de kans opnieuw een deel van het nationale inkomen uit Indone sië te putten. Het zal echter geen 1416 pet. meer zijn, zoals in de goede jaren voor 1940. Hoeveel het wel zal zijn? Dit hangt van onze activiteit en lust tot investeren envan de sociale en belasting- politiek van de Verenigde Staten van Indonesië af. alsmede van de inter nationale ontwikkeling. (Nadruk verboden). (Van onze parlementaire redacteur) Dezer dagen zullen weer 194 vreem delingen het Nederlanderschap ver werven. De Eerste Kamer keurde na melijk in haar Woensdagmiddag ge houden vergadering een negental na turalisatie-wetsontwerpen goed. Prof. dr. N. A. Donkersloot (P. v. d. A.) toonde enige ongerustheid over de naturalisatie van een aantal per sonen, onder wie Duitsers, die ge dwongen in militaire dienst geweest zijn, nog vóórdat het Nederlanderschap is toegekend aan vreemdelingen, die al veel eerder een naturalisatie-ver zoek hadden ingediend. Hij vond. dat de oudste aanvragen vóór moeten gaan. Ook wenste hij zekerheid, dat de Duit sers, die in krijgsdienst geweest zijn, voor ons land positief goede dingen hebben gedaan. Het is niet voldoende, dat zij niet „verkeerd" geweest zijn. De heer J. van Santen (CPN) maak te er bezwaar tegen, dat nog steeds een aantal oud-Spanjestrijders niet ge naturaliseerd is, hoewel vreemdelin gen, die in Duitse krijgsdienst ge weest zijn, wel voor naturalisatie in aanmerking komen. Er zijn niet veel oud-Spanjestrijders meer, aan wie het Nederlanderschap rog niet is teruggegeven, antwoordde de minister van Justitie, mr. Th R J Wijers. En tot prof. Donkersloot zei hij. dat in het algemeen het eerst voor naturalisatie in aanmerking komen zij, die het eerst hun verzoek daartoe hebben ingediend, al zijn er uiteraard voorrangsgevallen. Wat de Duitsers be treft, die de wapenrok hebben gedra gen, zal de regering erop toezien, dat zij, om voor naturalisatie in aanmer king te komen, goede daden op hun conto hebben staan. A. J. Cronin: „Dokter Finlay assistent". Pi tg. „West-Fries land", Hoorn. Dit nieuwe boek van Cronin (in een uitstekende Nederlandse bewerking van H. P. van den Aardweg) treft in sterke mate door de eenvoudige men selijkheid die er uit spreekt. Het ver telt op boeiende wijze over dokter Fin lay, die in een kleine Schotse provin cieplaats, als assistent van de oude dr. Cameron, zijn eerste ervaringen opdoet als medicus. Die ervaringen zijn zó verscheiden als het leven zelf. Alle deugden en zonden, alle idealisme en zelfzucht, alle schoonheid en verwor ding, die in het bestaan van een klei ne stad zulk een bijzonder perspectief l-kunnen krijgen voor de scherpe ogen van een huisarts, heeft Cronin, knap schrijver als hij is, doen herleven in 1 :sterke afwisseling. Vandaar is het, dat zijn nieuwe roman zich niet beperkt tot de treffende tekening van de twee interessante hoofdfiguren, maar dat 'n veelheid van dramatis personae de aandacht gespannen houden van de eerste tot de laatste bladzijde. Met dit werk heeft Cronin zijn faam als schrij ver van „doktersboeken" opnieuw be vestigd. Olive Higgins Prouty: „Liefdes' tederheid". Uitg. A. J. G. Strengholt, Amsterdam. i Deze Amerikaanse roman (die ons bereikte in de geautoriseerde vertaling van Jet de Boervan Strien) is als een modern Hooglied der liefde en als een doorleefde belijdenis van de waarheid, dat liefde alles overwint. De rijke, maar in wezen doodarme Charlotte Va le, vertoeft aan de rand van een ze nuwziekte als een verstandig psychia ter haar op een zeereis naar de Mid dellandse Zee stuurt. En daar ontwik kelt zich de romance, die tegelijk een strijd voor het leven is, daar komt lief des' tederheid tot haar in de schoonste en nobelste vorm. En dan begint de genezing en de aanvaarding van het leven. Dit boek, dat wij met veel ge noegen lazen, is een boodschap voor ve len in onze over-nerveuze moderne sa menleving, waarin men zich maar al te weinig bezint op de diepste waarden van het mensenleven. Ook gister is het onderzoek naar de ramp van de Nijmegen weer voortgezet. De chef van de vliegdienst van de KLM de heer Snitselaar, sprak over de verkeerde weerberichten, die de „Nij megen" hoogstwaarschijnlijk ten on dergang hebben gevoerd. De wolken hingen om 11.30 uur op de avond van de 20e October niet op 225 meter, zoals aan Parmentier was geseind, maar op 100 meter. Het zicht werd voortdurend slechter. Thuis in een stoel, zei Snitselaar, kan wen nu aan de hand van deze gegevens zonder moeite berekenen, dat de wind zeer sterk was. Parmentier echter zat in een vliegtuig, vloog in de nacht, zijn oog gericht op de vele instrumenten in het toestel, voortdurend in contact met de radarpost. Hij moest blindelings kunnen vertrouwen op de berichten van de meteorlogen. Tijd om berekeningen te maken uit de aanwijzingen van de radarpost had hij niet en waarschijn lijk kwam het zelfs niet in hem op dit te doen, omdat er slechts zelden afwij kingen zijn tussen de rapporten van de radarpost en de meteorologische dienst. De chef van de meteorologische afde ling op Prestwick, Boyden, noemde het belachelijk te zeggen, dat de wind een snelheid had van 80 km. In elk geval, zo zei Snitselaar, als Parmentier had geweten hoe laag de wolken hingen en als hij had geweten dat het zicht voortdurend slechter werd had hij zeker geen poging gedaan op startbaan 26 te landen op zicht, nadat zijn poging om op startbaan 32 te lan den met behulp van radar, was mislukt. De voorschriften van de KLM, die Par mentier zelf gedeeltelijk heeft opgesteld, verboden een landing in deze omstan digheden. Nooit zou hij verschenen zijn boven startbaan 26, op de weg die hem regelrecht naar de noodlottige hoog spanningskabels bracht.' Ook stond Edgar Jessup, de chef van de knaap Simpson, in de getuigenbank. Het was echter jaren geleden, dat hij voor de laatste maal de instructies van het ministerie had gelezen. Hij kende de code niet waarin zijn ondergeschikte Simpson zijn rapporten opstelde. en toen de meedogenloze Cameron, de ad vocaat der KLM, deze voorspeller aan de tand vöelde, bleek, dat het weer op de avond van de 20e October .tussen 11 uur en 11 uur 30 zo slecht was gewor den, dat een landing gevaarlijk was. „Is de organisatie op Prestwick vol maakt in orde voor zover het uw werk betreft?" vroeg advocaat Wilson aan de 18-jarige Simpson. „Ja", zei de jongen. Maar enkele uren na het ongeluk ging de lamp van de schijnwerper, waarmee Simpson de hoogte van de wolkon meest uitrekenen, kapot. Op het gehele vliegveld was geen extra-lamp te vin den en daags daarna moest er een uit Londen worden meegebracht. In de Scheveningse haven ligt een kotter, een vissersvaartuig, zoals de vele andere, die hier geregeld in- en uitvaren. Niet groter en niet kleiner dan de vele scheepjes, die er bedrijvig heid brengen en de haven een pitto- resque bekoring geven. Het is een hou ten boot, ongeveer vijftig ton metende, die reeds menigmaal ter visvangst is uitgetrokken. Maar voor deze kotter, de „Meeuw", hebben de Scheveningse vis- seres, die langs de waterkant dwalen, bijzondere belangstelling. De „Meeuw" is deze aandacht waard, want hij staat op het punt een zeer lange, voor een Schevenings vissersvaartuig ongewone, reis te aanvaarden. Dezer dagen ver trekt hij naar Zuid-Afrika om de mo gelijkheden, die de viswateren in dit verre land voor Scheveningen bieden, te onderzoeken. Schipper van Urk, die pioniersarbeid gaat verrichten, is vol goede moed. Aan de uitrusting voor de „Meeuw" v/ordt alle zorg besteed. Dat is nodig voor de langdurige reis en om in Zuid-Afrika, waar andere vismethoden toegepast worden en andere vissoorten gevangen worden dan in de wateren rondom ons land, goed beslagen ten ijs te komen. Er is voor drie maanden vcedsel aan boord gebracht; het schip voert drie masten om de vaart te ver hogen, er is een reservemotor en vol doende olie en bovendien beschikt de „Meeuw" over een sterke zender, die in tijd van nood gebruikt kan worden. Het touwwerk is vernieuwd en de romp is met koperen platen beslagen om de inwerking van het zoute water tegen te gaan. Men neemt verscheidene netten mee en allerlei vistuig, dat in Zuid- Afrika nodig kan zijn. Schipper Evert van Urk laat zijn wa kend oog over alles gaan en is trots op zijn schip. Zeven duizend mijl zal de „Meeuw" moeten varen voor hij de plaats van bestemming bereikt heeft, maar Van Urk ziet daar niet tegen op. Hij kent zijn schip, hij kent de zee en hij kent ook Zuid-Afrika, waar hij zes v/eken vertoefd heeft, toen aan een van de jagers van de walvisvaarder „Wil. lem Barendsz" waarop hij stuurman was, voor zijn taak in de Zuidelijke IJszee voorzieningen getroffen moesten i worden. Van Urk heeft twee seizoenen op de Willem Barendsz" gevaren en is met de kotter Scheveningen 55 de „Meeuw" de Noordzee op geweest om de visserij door en door te leren kennen. Aan ondernemingslust ontbreekt het hem niet. Hij zal zeker een jaar van huis zijn, doch dat neemt hij op de koop toe. Natuurlijk valt dat niet mee, maar in het verschiet ligt een gelukkige gezinshereniging, niet in Nederland, maar in Zuid-Afrika, want vrouw en kinderen zullen overkomen, wanneer blijkt, dat daar ver in het Zuiden een lonende visvangst voor de Scheveningse vaartuigen mogelijk is. Daaraan twij felt Van Urk eigenlijk niet. Hij heeft in Zuid-Afrika al wat rondgeneusd en be keken, hoe daar gevist wordt. Tot de voornaamste vissoorten behoren de „Pilchards", die een belangrijk, produci leveren voor de visverwerkende indus trie, en de heek, een rondvis, die ook in de Noordzee voorkomt. Ook de kreeftenvangst levert er suc ces op. De belangrijkste aanvoerhavens zijn Kaapstad, East-London, Mossel baai en Port Elisabeth en de belang rijkste visgronden liggen langs de Westkust, van de Walvisbaai in het Noorden tot Kaapstad in het Zuiden. Doch er bevinden zich ook nog uitge- Dean Acheson en John Webb, resp. de Amerikaanse minister van Buiten- landse Zaken en zijn plaatsvervanger. Zij zijn de nieuwe leiders van Amerika's buitenlandse politiek. „ZO IS VADER". Textiel zonder punten. Van 17 tot en met 29 Januari a.s. wordt de textielwinkeliers de gelegen heid geboden een aantal goederen zon der punten af te leveren. Zoals bekend is dit reeds eerder geschied, maar toen kon men niet van een groot succes spreken. Daarom tracht de Detex (vakgroep detailhandel in textielgoederen) deze keer niet alleen de huismoeders maar ook de huisvaders voor de puntenvrije verkoop te interesseren en wel door de slagzin: „Zo is vader". Men heeft de textielhandelaren aangeraden de ver koop geheel op deze „Zo is vader"-ac- tie te baseren. COLLECTERENDE OPLICHTERS GEGREPEN Te Amsterdam zijn de schoenmaker Th. Chr. B. en de kleermaker H. van W., die beiden door de Rotterdamse politie werden gezocht wegens oplich ting, aangehouden en naar Rotterdam overgebracht. De beide mannen door kruisten het gehele land en opereerden met een intekenlijst ten behoeve van de niet bestaande Ned. doofstom- mensportvereniging zij bezochten bij voorkeur grote firma's met het verzoek voor een bedrag van één tot vijf gul den in te tekenen. Van W. voerde het woord, daar B. doofstom was. WARMENHUIZEN, 11 Jan. '49. 122000 kg Rode kool 8.80—12.60; 17800 kg Gele kool 7.408.20; 53000 kg D. witte kool 6.40; 2100 kg Groene kool 7.5012.10; 11800 kg Uien 8.20; 10000 kg Peen II 590 en IH 5.40; 9000 kg Bleten I 6.20. Wij horen niet veel van het leven aan gene zijde van onze Oostgrens en over het algemeen bestaat er hier niet veel belangstelling voor. Wij denken wellicht, dat de Duitsers zozeer gebukt gaan onder hun nederlaag en onder de zorgen om aan voedsel te komen, dat hen op 't ogenblik ook niets anders in teresseert. Ik was daarom zeer ver wonderd in „The British Chess Maga zine" een artikel te lezen van Paul Schmidt, een Estlander, die naar Duits land is uitgeweken, waarin hij schrijft, dat het schaakleven in Duitsland een grote bloei heeft. Er zijn tal van kleine en grote tournooien gehouden, meest gefinancierd door dagbladen. Van de vroegere sterke Duitse schakers zijn de meeste, dikwijls noodgedwongen, omdat zij hun betrekking kwijt waren, beroepsschakers geworden. Tevens heeft een sterke groep schakers uit de Bal- tische landen en de Poolse Oekraïne zijn toevlucht in Duitsland genomen. Door deze tournooien is een sterke be langstelling gewekt bij vele jongeren. Schmidt spreekt als zijn oordeel uit. dat na Sovjet Rusland, Duitsland thaifs beslist het sterkste schaakland is. Bij het kampioenschap 1948, dat in Essen werd gespeeld, trad al winnaar een jonge man Unzicker naar voren met 13punt uit 15. Een partij uit dit tournooi volgt hier: Frans. Wit: Unzicker; Zwart: Czaya. 1. e2e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pblc3, Lf8b4; 4. e4—e5 b7—b6. Een zet, die op de laatste Duitse tour nooien veel gespeeld wordt, met de be doeling de slechte loper c8 via a6 af te ruilen tegen wit's goede loper. Deze partij is geen bewijs voor de juistheid van deze manoeuvre. 5. Ddlg4. Lb4—f8; 6. Pgl—h3, h7— h5; 7. Dg4—f3, c7—c6; 8. Fh3—gó. Dd8 d7; 9. Lel—e3, Lc8—a6: 10. 0—0—0— g7g6; 11. h2—h3, La6xfl; 12. Thlxfl, Lf8h6; 13. g2—g4, Dd7—e7. Er zit in zwart's spel niet veel lijn, alles is zo weifelend. De stand is nu al zeer slecht Het spel is alleen de moeite waard om te zien hoe Unzicker het spel ten einde brengt. 14. h3—h4. h5xg4; 15. Df3—g3!, Lh6 g7. Van wit mooi gespeeld om de f-lijn te openen voor de toren. Toch had zwart nu zijn kans moeten waarnemen met f6. 16. ef6:—Pf6:; 17. f3—Pbd7, fg4: 000. Nu komt hij te laat. 16. f2—f3, g4xf3; 17. Tflxf3, Pg8— h6; 18. Pg5xf7!, Ph6xf7; 19. Dg3Xg6— 00. Na elke andere zet wint wit zijn ge offerd stuk terug door Tdfl; 20. Tdl— gl, Pf7xe5; 21. Tf3xf8+, Kg8xf8; 22 Dg6—h7!, De7—f7; 23. Tglxg7, Df7— f!+. Op Dg7: volgt Lh6. 24. Pc3—dl, Pe5—f7; 25. Dh7—g8+. Zwart geeft op. Op Ke7 volgt 26. Lg4+ Kd6: 27. Df8 KcT* Tf7:+ enz. Als probleem een driezet van de pas overleden Haagse componist Th. de Jong. *+W 'S kfiETf}-9q T. uaijaz ajapue do •+:901 iSPHriPd Z :9PH'I 'z kgeit :+f.sa g -ftj 'Z 'I t+APd 'g :9PH—Lt>a z !£PT— T '*"3 +Aoa 'Z kgja—sid T •auoj? »p -tü ;azajja :8u]ssoyfo strekte visrijke gebieden, die tot op he den vrijwel nog niet bevist zijn. Evert van Urk gaat erop uit, om ze te ont dekken en de weg te bereiden voor de^ Scheveningse vissers, die misschien na hem zullen komen. Er wordt namelijk al gedacht aan de vestiging van een Scheveningse kolonie in Zuid-Afrika. Van de Zuidafrikaanse regering en van particulieren ondervinden de Ne derlanders volop medewerking. Men ziet er de Nederlandse arbeiders graag komen. Er zijn er al heel wat been geëmigreerd ook de vissers zullen welkom zijn. Trouwens er zijn 3l relaties van het Nederlandse visserij bedrijf met Zuid-Afrika. De N.V. Zui delijke Visserijmaatschappij zal in Sal- denha ten Westen van Kaapstad een fabriek vestigen voor de bereiding van visolie, vismeel en visconserven, die vermoedelijk nog in 1949 geopend kan worden. Er is in Zuid-Afrika een doch termaatschappij opgericht, waaraan een bestaande visconservenfabriek deel neemt. De visconservenindustrie in Zuid- Afrika staat nog in haar kinderschoe nen. Het zal van de aanvoer van vis afhangen, of zij zal uitgroeien tot een grote industrie. De toepassing van Wes terse vismethoden kan daartoe bijdra gen. Vandaar, dat Evert van Urk thans op het punt staat om met zijn „Meeuw" te vertrekken, er baanbre kend werk te verrichten en er de mo gelijkheden te onderzoeken voor de vis sers, die misschien zullen volgen. Er moeten nog enkele formaliteiten vervuld worden, doch dan vaart Van Urk uit, zijn verre bestemming en naar men hoopt een nieuw Nederlands suc ces tegemoet. De stenografen zwoegen als Scheps of prof. Romme spreken (Van onze parlementaire redacteur.) CEN HAMERSLAG en de vergadering is geopend. De Tweede Kamerleden drommen om de lesenaar van de voor zitter, die aan zijn rechterhand de grif fier heeft zitten en aan zijn linkerhand de beide commiezen-griffier. De presi dent neust in zijn papieren en leest *n serie mededelingen voor over ingeko men adressen, over ontvangen boek werken die in de bibliotheek van de Kamer opgenomen zullen worden over (de samenstelling van de agen da en over een aantal andere zaken. Met rustige, doch eentonige stem kwijt hij zich van zijn formele plichten. De Kamerleden, die op hun plaatsen zitten, verstaan hem niet. Ook de ministers ontgaat, wat hij aan de cpenbaarheid prijs geeft. En de toehoor ders op de gereserveerde en publieke tribunes zitten een beetje onthutst te kijken, omdat zij van dat vreemde ge doe niets begrijpen. De voorzitter heeft toch een micro foon voor zich en overal in de kamer zijn luidsprekers aangebracht; waarom maakt men daar geen gebruik van? Waarom moeten zovelen verstoken blij ven van wat de president aan de afge vaardigden heeft te zeggen? Waarom yELEN kennen het parlement slechts als het gewichtige col lege, waarin voorname heren 's lands zaken behartigen. Zij kennen het door de verslagen van de Kamerzittingen in de krant doch zij hebben er nimmer een kijkje kunnen nemen en weten niet hoe de wetgevende molen maalt, hoe de ministers en de afgevaardigden zich in de Kamers gedragen, wat zich daar afspeelt en welke gewoonten er ingeburgerd zijn. Daarover zal onze parlementaire redacteur u in enige artikelen alles vertellen, wat de moeite van het weten waard is. Landsdrukkerij gezonden wordt. Er kan dan nog wat aan worden bijgeschaafd, stylistische foutjes kunnen worden verbeterd, doch aan de zin van het ge sprokene wordt niets meer veranderd. ^CHTER DE STENOGRAFEN, langs de wand recht tegenover de zetel van de voorzitter, staat de regerings tafel, waaraan de ministers plaats ne men. Vroeger, toen het aantal bewinds- dwingt hij de leden zich rondom hem lieden zich nog om de tien bewoog, was te scharen als zij iets van zijn gemur mel wilen opvangen? Waarom zitten alle leden niet netjes op hun plaatsen en waarom wordt geen eerbiedige stilte betracht en voor ieder verstaanbaar gesproken? Zo is de Tweede Kamer. Anders dan de velen, die nog nooit een vergadering van dit hoge college van Staat hebben bijgewoond, zich voorstellen. Meestal valt het de leek bitter tegen, wat hij te zien en te horen krijgt, Hij meent, zoals in zijn eigen vergaderingen, die hij nu en dan bezoekt, een zaal met aandachtig luisterende mensen aan te treffen, doch ontdekt tot zijn verwon dering, dat het in ons parlement heel anders toegaat, dan hij gedacht had. pECHT TEGENOVER de voorzitter is in de betrekkelijk kleine zaal, die vroeger als balzaal heeft dienst gedaan en waar eens de paren op de zacht ruisende muziek zwierige menuetten dansten, een vierkante ruimte door middel van een hekje afgeperkt. Daar in staan de tafeltjes van de stenogra fen die elk woord, dat de voorzitter, een Kamerlid of een minister spreekt, naarstig optekenen. In de regel zijn bij een vergadering een stuk of vier, vijf stenografen in touw, die om de beurt tien minuten stenograferen en dan naar hun eigen appartement vertrekken om hun stenogram uit te werken. Dat heeft het grote voordeel, dat bij het uittik ken van de redevoeringen het gespro kene nog vers in hun geheugen ligt en dat maakt tevens mogelijk dat het ver slag onmiddellijk naar de Landsdruk kerij gestuurd kan worden, waar het wordt gedrukt en reeds ongeveer twee dagen later onder de naam van Han delingen" wordt afgeleverd. Als minister Lieftinck spreekt, heb ben de stenografen ,wat men populair noemt „een makkie", want de bewinds man, die op de geldbuidel van de Staat zit, spreekt traag en bedachtzaam en tussen zijn woorden valt nog wel eens een pauze, als hij zoekt naar de beste formulering van zijn gedachten. Doch als bijvoorbeeld de socialistische afge vaardigde Scheps het woord voert, of de leider van de Katholieke Kamerfrac tie, prof. Romme, vooral wanneer deze een beperkte spreektijd heeft, dan val len de woorden als een stortvloed in de zaal, dan houdt de toehoorder zijn hart vast, dat zij over hun eigen woor den struikelen. De arme stenografen schrijven, dat zij er kramp van in hun vingers krijgen. Doch als men later „de Handelingen" onder de ogen krijgt, dan blijkt, dat zij toch maar precies hebben bijgehouden, wat zo rap over de lippen van de welsprekende afge vaardigden vloeide Een klein steuntje hebben zij wel en dat is hun ook van hai-te gegund. Wan neer zij hun stenogram hebben uitge tikt, krijgen de sprekers hun redevoe ring ter inzage, alvorens zij naar de hij kleiner. Maar sinds het aantal raad gevers van de Kroon is uitgebreid tot veertien of vijftien, is de tafel aan weerszijden verlengd met naar de zaal toe omgebogen stukken, zodat nu het gehele kabinet er een plaatsje aan kan vinden, al zitten de heren op elkaar gedrongen als de toeschouwers op een overvolle voetbaltribune. Als alle ministers bij bijzondere ge legenheden aanwezig zijn, zit de mi nister-president in het midden. Wan neer een van hen het woord moet voe ren, neemt hij echter de plaats van Dr. Drees in. Niet vanwege het gewicht dat aan een sprekende minister dient te worden toegekend, doch om de pro zaïsche reden, dat hij dan precies voor de microfoon staat. In de regel is slechts één minister aanwezig, namelijk de bewindsman die een wetsontwerp moet verdedigen. De overigen hebben dan op hun departe ment wel wat anders te doen. In de rechter en linker helft van de zaal zitten de afgevaardigden op hun bankjes achter hun lessenaars. De rijen, die naar achteren schuin oplo pen, zijn rechthoekig op de lessenaar van de voorzitter en de ministerstafel geplaatst, zodat de rechterzijde dus naar de linker kijkt en omgekeerd. De plaatsen worden pas bezet, als de president zich van zijn formele plich ten gekweten heeft en de eigenlijke beraadslagingen aanvangen. Dan komt er pas wat orde in de Kamer, worden de luidsprekers in werking gesteld en kan het publiek volgen, wat zich in 's lands vergaderzaal afspeelt. Distributie onder de loupe Naar wij vernemen, is een studie commissie gevormd onder voorzitter schap van prof. dr. P. Kuin, die een grondig onderzoek zal instellen naar de vele problemen, die zich bij de goede ren-distributie voordoen. Wij zijn met het woord „distributie" in de afgelopen jaren maar al te goed vertrouwd geraakt en verstaan er dan onder de rantsoenering van de schaarse levensbehoeften. Maar ook de versprei ding van de door de fabrieken afgele verde eindproducten over de bevolking, via groothandel, grossier en winkel, noemt men distributie. Opvallend is het dat het gedeelte van de consumptieprijs, dat aan het gehele distributie-apparaat toevalt, vaak zeer hoog is en de vraag is gewettigd of er geen wanverhouding bestaat tussen de productie- en de dis- tributiekosten. Het spreekt vanzelf, dat zich hier tal rijke problemen voordoen. De commis- sie-Kuin zal ze nu gaan bestuderen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 3