/J'STI H/l">
Vrij - na zestien maanden gevangenschap!
„Niet tevergeefs" mislukt, maar toch een belofte
Bewaker noemde me „Oberleutnant"
en de Amerikanen waren al „Herren
Ik was geheim agent in oorlogstijd (XXXIV)
Alsof het gisteren
gebeurd was
De tofo mei April in werking
Organisatie op nieuwe
leest geschoeid
Aanslag op Gaullist'
LIED VAN DE WEEK
Haal de dokier
Eerste na-oorlogse Nederlandse film
mmm PODIUM®
ZATERDAG 22 JANUARI 1949
QE VOLGENDE MORGEN kunnen we wat zien van onze gevangenis in
Hannover. De cel is een meter of vflftien lang en ongeveer drie meter
breed. We zijn met z'n twee-en-dertigen, doch er staan slechts zes-en-twintig
kribben. Het toilet in de hoek is onherstelbaar verstopt en buiten gebruik.
Ongelukkigerwijs gebruiken de mensen boven ons het hunne, zodat aan het
einde van de cel het water tien centimeter hoog staat. We horen, dat er
geen dekens of matrassen uitgereikt worden, omdat we slechts „op door
reis" zijn. We zijn op weg naar een concentratiekamp. Alwéér een concen
tratiekamp Onze kribben zijn planken op lage pootjes, ongeveer zestig
centimeter breed met een houten verhoging als kussen. Eten krijgen we uit
de centrale keuken in de stad. Maartijdens luchtalarm mag er niemand
op straat, zodat we bijna iedere dag van 's morgens zes tot 's avonds zes
zonder eten zitten.
hem de lelijke wonden op mijn benen
te laten zien. Om te bewijzen, dat hij
medelijden met me heeft, noemt hij
me Herr Oberleutnant (wanneer er
niemand in de buurt is). Hij deelt zijn
brood met me, vertelt iedere morgen
het nieuws en iedere avond op de te
rugweg naar de gevangenis de orders,
die hij op het politiebureau ontvangt.
Hg belooft me direct te zullen inlich
ten als er een transport gaat, maar
hij twijfelt aan de mogelijkheid.
„Ach, Herr Oberleutnant," zegt hij
steeds, „wat heeft dat voor nut? De
Herren Amerikanen kunnen morgen
hier zijn en dan is die hele verschrik
kelijke oorlog voorbij. Gott sei Dank!"
Hij is niet de enige, die bij de na
dering der Amerikanen een nieuwe
bladzijde omslaat.
MIJN OUDE VRIEND Stokman lijdt
vreselijk. Zijn gezwollen benen zijn
opengegaan en uit de gapende won
den druppelt vocht. Ze moeten ver
bonden worden met stukken krant en
toiletpapier; verband is er niet. Hij
komt in het stadium, dat hij het ge
wone gevangenis-eten niet meer ver
dragen kan en leeft alleen maar op de
hoop, dat hfl met Pasen thuis zal zijn.
Het is hem in een droom beloofd en
hij gelooft daarin onvoorwaardelijk. Is
hg niet uit Haaren overgeplaatst,
toen hij gebeden had om verandering
van gevangenis? Zijn wij niet allen
uit Lahde gekomen op het ogenblik,
dat hfl een gebed uitsprak? Op Paas
maandag moet hfl echter alle hoop op
een wonder opgeven en hfl sterft vre
dig en toevallig geheel alleen. Wfl
werken buiten en we vinden hem dood,
met die fflne glimlach vol humor, die
hem nooit verlaten heeft, op zfln lip
pen. De oude Stokman wka met Pasen
Thuis.
QP DE DERDE OCHTEND van ons
- verblflf in Hannover wordt om vflf
uur de deur geopend en roept een
slaperige Wachtmeister: „Arbeiten!"
Hfl bedoelt blijkbaar een bepaalde
groep, maar niemand antwoordt. De
mensen, die hfl zoekt zfln al weg en
hfl weet dat niet. Dus neemt hfl vflf
anderen. Al gauw horen we, dat wer
ken voordelen oplevert. Ten eerste
ontvangt men in de gevangenis dub
bele rantsoenen (als er tenmnste eten
komt!) en ten tweede is er „buiten"
altfld wel kans om iets te organiseren.
De volgende morgen sta ik als num
mer één bfl de deur.
„Was bist Du?"
„Leraar!" zeg ik in de hoop een
baantje als tolk of iets dergelijks te
krijgen.
„Ach was! Dan kan je helemaal niet
werken. Op zfl!"
Ik leer snel. De volgende morgen
komt er een andere Wachtmeister.
Weer ben ik de eerste.
„Was bist Du?"
„Metselaar!"
„Goed, kom maar mee!"
Ik moet puin ruimen bfl een gebom
bardeerd officieel gebouw. Het be
hoort aan de Partei en moet weer be
woonbaar gemaakt worden. Weer is
het geluk met mij. De Oberregierungs-
rat, de baas daar, komt naar het werk
kflken en wanneer hij me ziet, zegt
hfl: „Wat doet u in de gevangenis?
U bent geen arbeder."
Ik vertel hem het schone verhaal
van voormalig officier, op valse gron
den gearresteerd. De zaak is naar
Berlijn geweest en te mijnen gunste
uitgevallen. Ongelukkigerwijze zfln de
papieren in de chaos verloren gegaan
en daarom moet ik in de gevangenis
blijven.
Hij schijnt mfln verhaal te geloven.
Hoe bestaat het! Ik moet zfln privé-
bureau opnieuw inrichten en het ge
reed maken om de volgende week
weer in gebruik genomen te worden.
Dit betekent, dat ik van de vier an
dere gevangenen afgescheiden word
en slechts af en toe bezoek krijg van
de oude politieman, die ons contro
leert. Het kost me één morgen om 'n
bureau en een gemakkelijke leren stoel
te vinden en de vloer te vegen. Daar
na zit ik met mijn voeten op het bu
reau Nazi-literatuur te lezen, die ik
in de boekenkast gevonden heb. Wan
neer de Wachtmeister in de buurt
komt, ben ik druk bezig met een
raam, dat niet passen wil en ik vraag
hem om raad. Na veertien dagen past
het raam nog niet.
Het kon de politieman niets sche
len. Hij heeft de Amerikanen in zfln
hoofd, die volgens de berichten nog
maar vijftig kilometer van de stad
staan. Ik heb hem bang gemaakt door
ANNEER WE OP EEN AVOND
terugkeren, gaat hfl als gewoonlijk
naar het politiebureau om de orders
in te zien, terwfll wfl op de stoeprand
op hem zitten te wachten.
„Nog nieuws?" vroeg ik als hij
terugkomt.
„Iedereen verwacht morgen de Ame
rikanen. Ze zfln nog slechts dertig
kilometer hier vandaan."
„Enige aanwijzing voor een trans
port?"
„Neen, helemaal niet Ik zou me
daarover maar geen zorgen meer ma
ken. Morgen bent u vrfl man!"
„Laten we hopen!" spot ik.
In de gevangenis leveren we onze
hduwelen en schoppen in en gaan naar
gewoonte in de rij staan om ingesloten
te worden.
„Van Leflden?"
„Hier!"
„Daar gaan staan!"
Er schiet een kramp door mfln
maag. Töch transport! Wéér ben ik
voor de gek gehouden. Wéér word ik
weggevoerd. De Fransman van de
groep komt bfl me staan, de anderen
worden ingesloten. De Wachtmeister
komt terug.
„Hoe heet U?"
„Van Leflden."
„Gut. Entlassen!"
Ik zal me dat ogenblik steeds her-
nneren alsof het vandaag gebeurd is.
„Vreemd," denk ik bfl mezelf. „Je
vleit je met de gedachte, dat je je
talen kent. Ik dacht, dat ik Duits
kende. Vreemd, dat een woord als
entlassen", dat „ontslagen" betekent,
ook nog een heel andere betekenis
heeft!" Ik heb geleerd geen risico's te
nemen.
„Jawohl, Herr Wachtmeister!" ant
woord ik benepen. Ik verzet geen voet
m kijk hem aan om hem de bedoeling
van het gezicht te lezen
„Je bent entlassen, man!" schreeuwt
hij ongeduldig.
„Jawohl, Herr Wachtmeister!" her
haal ik, nog steeds niet begrijpend.
Wie zou na zestien maanden opgeslo-
en te zfln geweest, dat woord begrfl-
pen?
„Schiet op, schooier!" brult de be
waker, woedend over mfln sloomheid.
,Heb je geen bagage?"
Ik glimlach.
„Ik bagage? Nee, Herr Wachtmeis
ter!"
„In orde. Naar buiten!" Hfl loopt
naar de hoofddeur en steekt zfln sleu
tel in het slot om deze te openen.
Eerst nu besef ik, dat ik op vrfle voe
ten kom. Ontslagen, ik, een geheim
agent, die in een Duitse stad de straat
op wordt gestuurd, met Wehrmacht en
SS, overal op de straten in een stad,
die nog niet door de geallieerden be
zet is.
„En eten dan, Herr Wachtmeister?
Krijg ik geen Marken?"
„D'r uit! Du frecher Hund!"
schreeuwt hfl en schopt me letterlijk
de straat op. En daar ga ik. Vrfl man!
Er wordt naar gestreefd om de to-
talisator bfl harddraverijen en paar
denrennen in de loop van April a.s. in
werking te stellen, en dit betekent dat
nog hard aangepakt zal moeten wor
den om het zover te krijgen, al is er
reeds veel bereikt. Zoals bekend is de
mogelijkheid tot invoering van de toto,
na een periode van 37 jaren, onlangs
bij de wet wederom geopend. Tijdens
de behandeling van het desbetreffende
wetsontwerp in de Staten-Generaal
heeft de minister van landbouw als
zfln mening te kennen gegeven dat de
organisatie van de totalisator zoveel
mogelijk gescheiden moet worden van
die van het draf en renwezen, waar
door de belangen van de paardensport
en van alle daarbij betrokkenen het
best kan worden gediend.
De bedoeling is voor de totalisator
een speciale stichting in het leven te
roepen onder een gezaghebbende voor
zitter en met een sterke vertegenwoor
diging van de overheid in het bestuur.
Secretaresse gedood
Etienne de Raulin -Laboureur, Frans
Gaullistisch parlementslid, is Donder
dag, toen hij in gezelschap van zijn
zoon, kleindochter en secretaresse uit
een restaurant komende, in zijn auto
stapte, door twee mannen met kleine
machinegeweren beschoten.
Zijn secretaresse, die ernstig gewond
werd, overleed Vrijdagochtend in het
ziekenhuis. De Raulin zelf kreeg een
schot in zijn been en de andere inzit
tenden van de auto liepen lichte ver
wondingen van de kapotgeschoten rui
ter, op.
De Raulin, die tijdens de oorlog gene
raal de Gaulle te Londen ontmoette,
sprong per. parachute boven Frankrijk
naar beneden en leidde daar een ver
zetsgroep onder de naam Laboureur,
welke hij later aan zfln eigen naam
toevoegde
Later op de avond werden twee ge
waande mannen in een taxi door de
politie aangehouden.
Deze stichting zal de algemene leiding
over de totalisator hebben. Zij zal de
ze zelf kunnen organiseren, maar het
is ook mogelijk, en zelfs waarschijn
lijk, dat de uitvoering geheel of ge
deeltelijk zal worden uitbesteed.
Voorts is de eis gesteld dat de orga
nisatie zodanig wordt opgezet dat op
een dag twee courses, een grote en
een kleine, kunnen worden gehouden
waarbij de toto werkt. Meer dan twee
courses- zullen in geen geval op een
dag kunnen plaats hebben.
Wat het bfl de weddenschappen te
volgen systeem aangaat is men nog
niet tot een besluit gekomen.
Het systeem van de bezettingstijd
zal in elk geval niet worden gekozen.
Naast de stichting voor de totalisator
zal een nieuwe top-organisatie worden
gevormd voor het draf en renwezen
die het coursewezen in het gehele
land zal coördineren en leiden. Zij
komt in de plaats van het centraal
bestuur voor het draf en renwezen.
Een bepaalde datum voor de inwer
kingtreding van de totalisator, waar
mee de opening van het nieuwe sei
zoen moet samenvallen, kan niet wor
den aangegeven.
COhTBASTtTl.
MO DRINKT..
Vnanneer een mens eens wat mankeert,
Of zich maar iets heeft geblesseerd,
Dan wordt direct geteel'foneerd
Om dokter. Hoe bestaat 't.
En komt de dokter dan niet prompt,
Dan wordt gemopperd, en men bromt:
„Hé, of die „pil" nou nooit eens
komt.,..".
Warempel waar, zo gddt 't.
Als pa eens niet de oude is,
Of moeder wat verkouden is,
Of Jantje niet te houden is
En steeds maar loopt te dreinen.
Als Loes wat over hoofdpijn klaagt
En Keet door buikpijn wordt geplaagd,
Geloof maar niet dat men dit draagt.
Nee, dokter moet verschijnen.
Dat door de artsen dag en nacht
Hun zware taak meest wordt
volbracht,
Daar wordt nieteens bij nagedacht
Door deze groep patiënten.
Die hebben dat gewoon niet door!
Maar zeggen: ('t is geen gekheid,
hoor!)
,jDaar zijn de dokters immers voor?
Tc Betaal toch ook mijn centen?
Vooral nu de beruchte griep
Onder ons rond gaat in 't geniep,
(Geluk gewenst zo g' hem ontliep)
Is 't druk bij de doktoren.
Als gij uw dagtaak hebt verricht
En languit in de koffer ligt,
Doen zij nog altijd trouw hun plicht,
Is hun géén rust beschoren.
Vandaar dat ik thans in dit lied
De artsen graag mijn hulde bied
Voor alles wat z' op hun gebied
Bij dag en nacht presteren.
En 'k wil besluiten met de wens,
Dat in t vervolg de doorsnee mens
Oók eens zal weten van een grens.
Dat zij 1 nu toch eens leren.
Nadr. verb. JABSON
QF HET DE ERFZONDE van een of
andere duistere en dubieuze voor
vader is, weet ik niet, maar in de da
gen dat fatsoenlijke kinderen zich nog
onledig houden met boeken als „De
laatste der Mohikanen" en „Stuurman
Flink", genoot ik al tomeloos van het
heimelijk bezit van twee deeltjes der
beroemde Nieuwe Flower-serie; als ik
me niet vergis „Persoonlijk Magnetis
me" en „De macht der suggestie". Ik
geloof niet dat de lectuur ten volle
helder voor me was, maar ik troostte
me dan maar met de gedachte, dat ik
deelgenoot werd in een soort magische
broederschap en dat het naarstiglijk
bestuderen van de wonderen van het
occultisme ongekende werelden voor
me zou openen. Later beziet men deze
jeugdzonden in een ander licht, of
schoon ik altijd een zekere nieuwsgie
righeid bleef behouden naar heel of
semi-occulte curiosa, rariteiten en ho-
kus pokus zoals daar zfln: heksensab
batten en zwarte missen, dansende der-
wischen en fakirs, demonenjagers en
spookhuizen, golems, magiërs en dui
velskunstenaars, wichelroedelopers en
speurders naar Atlantis, de Ku Klux
Klan en de alchimisten, robots en de
grafgeheimen der Egyptische pharao's,
stille kracht en gifmengerfl, voedoe-
dienstgn en de zoekers naar de stof des
levens, geheime kabinetten en doden
de stralen, 't Griekse vuur, 't Levende
Lijk en de Dode Hand van de Graaff
de Monte Christo, de Wandele: Je Jood
en het Monster van Frankenstein, de
Duivel in de fles, Siamese tweelingen
en de Man met de wassen beelden, ver
zonken schatten en de eeuwige lucifer,
de kwadratuur van de cirkel en het
perpetuum mobile. Mitsgaders naar su
perzwendelaars cn reizigers naar de
maan, de zeeslang, zeemeerminnen,
klopgeesten en het doorgezaagde wees
meisje. En gezwegen van helhonden,
vampiers, schorpioenen, weerwolven en
zwarte katers. Tenslotte: naar 't zwe
vende tapijt en het getal 666.
Kunt ge u, lezer, na het kennisnemen
van deze lintwormachtige opsomming,
voorstellen dat ik Woensdagavond met
schuchtere tred en kloppend hart naar
Bellevue toog, alwaar de Nederlandse
Werkgroep voor Practische Toepassing
van Paranormale Begaafdheid (NWP)
een Grote Occulte Experimenten-séance
gaf? Opnieuw doorhuiverde me het ko
mend genot om blikken te slaan in
andere werelden, werelden die aanzien
lijk romantischer zouden zfln dan die
van ons, waarin men wee en akelig
wordt van nolitieke conferenties, kou
de oorlogen en belastingverhoging. Ik
zou geconfronteerd worden met won
deren en manifestaties „van de over
zijde" en de deur van Bellevue alleen
scheidde me nog van het occult para
dijs.
Er waren een kleine duizend men
sen, en de prijs was (naar vrije keuze)
een gulden, éénvflftig of twee gulden.
Ik koos de middenprfls en kwam op
drie na de achterste rij te zitten. Het
publiek viel me, om de waarheid te
zeggen, tegen. Er waren boeren, bur
gers en buitenlui. Oude dames met
voiles en heren op leeftijd. Lieden in
kennelijke welstand en sjofelingen.
Jonge moeders en grootvaders. Het ge
heel had iets van een politieke mee
ting of een propaganda-bijeenkomst
van de Bond ter Verhoging van Pen
sioenen. Het bleek dat de beroemde
Enschedese Magnetiseur Gerard Croi-
set optrad. To^p ik de dame links van
m:" vroeg wie dat was, bleek ik een
ernstige blunder te slaan. Ze wees op
een heer met gewatergolfde haren en
zei: „Hij natuurlijk". „O ja", zei ik,
om me niet verder bloot te geven aan
ernstige onwetendheid. De heer Croiset
hield een rede die niet mis was en
J^A de periode van films als „Bleke Bet", „Feest in de Jordaan", „Malle
Gevallen" en „De Jantjes" heeft de Nederlandse filmindustrie nu een
nieuwe stadium bereikt. De eerste grote Nederlandse speelfilm van na
de oorlog is thans uitgekomen. En hoe dan ook zij bewijst, dat men in
ieder geval van de buitenlandse concurrentie geleerd heeft, er ernstig naar
streeft de eigen filmindustrie in goede banen te leiden en de kwaliteit van
haar product op te voeren tot een aanvaardbaar minimum, dat althans niet
beneden de middelmaat zal liggen van hetgeen op de internationale filmmarkt
verschijnt. Zo bezien valt deze eerste poging, „Niet tevergeefs", zeker te waar
deren, hoeveel critiek bij deze film verder ook gerechtvaardigd mag zijn.
HET toneelstuk, dat Ben van Eyssel-
steijn in opdracht van de regering
schreef, leverde de stof voor het sce
nario, dat door de auteur zelf in sa
menwerking met Edmond T. Gréville
en Martie Verdenius gecomponeerd
werd. Het plaatst in Augustus 1949 een
student, een bankier en een arbeider
op een boerderij ergens in Neder
land, zoals de film zegt. En het film
verhaal ontwikkelt zich dan uit het
leven op deze onderduikersboerderij,
met zijn spanningen tussen de bewo
ners onderling en tussen hen en de
buitenwereld. Zij vormen een kleine
gemeenschap, die slechts door een ne
gatief doel bijeengehouden wordt, het
zich onttrekken aan de bezetter. In
zichzelf vindt deze gemeenschap geen
rust, omdat haar leden elk voor zich
in een andere sfeer leeft, uit een an
der milieu stamt en een andere le
vens- en maatschappijbeschouwing
heeft. Hoe verdeeld in zichzelf ook,
tegenover het gevaar, dat hen van bui
tenaf bedreigt, vormen zij echter een
eenheid, waarbij de een de ander tot
steun is. Zo symboliseert de film in
enkele personen de gedragingen van
een geheel volk gedurende de bezet
ting.
Emotionele hoogtepunten in deze
film over de bezettingstijd vormen de
arrestatie en later de bevrijding van
een der onderduikers, die tenslotte
weer het slachtoffer wordt van de be-
vrijdingsroes van Dolle Dinsdag. De
haal echter vindt een dramatische op
lossing, wanneer de zoon van de boer
terugkeert van het Oostfront en eist
dat zijn vader de onderduikers zal
buitensluiten. De gelovige boer ziet
zich dan voor de keuze geplaatst de
mensen, die bij hem bescherming zoch
ten, over te leveren aan het gevaar, of
zijn zoon, die de personificatie is van
dit gevaar, te doden.
Het scenario blijft in zijn probleem
stelling erg simpel en gaat weinig
diep. Het raakt maar amper aan de
werkelijke problemen, die wij in de
bezettingstijd ondergingen. Het bedient
zich maar al te vaak van gemeenplaat
sen en legt een gemakkelijke opper
vlakkigheid aan de dag. die graag ge
noegen neemt met zwart-wit tegen
stellingen (de rechtschapen boer en de
verdorven zoon) zonder subtielere,
meer psychologisch verantwoorde nu
ancering. De film lijdt zo onder een
goedkope en conventionele contrast
werking, waarin juist zelfs de middel
matige buitenlandse film met haar
streven naar psychologisch verant
woorde situaties en karaktertyperingen
al meer en meer gaat ontgroeien.
REGISSEUR Gréville heeft ontegen
zeggelijk met deze nieuwe Nederland
se film al heel wat bereikt. In zuiver
filmtechnisch opzicht blijkt er veel
gewonnen te zijn, vergeleken bij vroe
ger. Maar dat kon dan ook gemakke
lijk. Het camarawerk draagt nu ten
minste het stempel van goede verzor-
innerlflke spanning van het filmver-ging, zoals ook trouwens uit de gehele
film een kundige toewijding en ook
een gedegen voorbereiding spreekt.
Maar men had toch de Nederlandse
filmindustrie, juist bij deze eerste po
ging zichzelf op te heffen, een krach
tiger en gevoeliger leiding kunnen
toewensen, niet alleen technisch be
kwaam, maar vooral met meer oog
voor de artistieke mogelijkheden,
waaraan de film zo rijk is. Want „Niet
tevergeefs" werd, hoeveel men er ook
in waarderen kan, toch een film van
gemiste kansen. Men mist in deze film
een werkelijke bezieling. Er ontstond
een glad product, dat met raffinement
gemaakt werd, maar werkelijk groot
se elementen ontbeert. Nergens laat de
filmer even het verhaal los om een
persoonlijke visie te lanceren of eens
onder de oppervlakte door te dringen,
een karakteristiek te geven van het
leven en de mensen in de bezettings
tijd. Ja toch, de film heeft een paar
momenten, waarin het verhaal op de
achtergrond geschoven wordt om met
enkele beelden de hongerwinter te ty
peren. Maar deze beelden, die'de film
zelf een ogenblik op een hoger plan
brengen, hadden met de vervaardi
ging van de speelfilm niets van doen:
ze zijn authentieke documentaire op
namen van de Nederlandse cineast
Rudi Hornecker. Wanneer de speel
film zelf een hoogtepunt zoekt in de
bovengeschetste tweestrijd van de
boer. krijgt men even de sensatie, dat
ze werkelijk betekenis zal gaan krij
gen door een indringende uitbeel
dingskracht. Maar de camera glijdt
naar een close-up van de Bijbel en het
scenario weet deze tweestrijd niet an
ders voelbaar te maken dan door de
boer over zijn Bijbel gebogen pathe
tisch het Onze Vader te latenvoor
dragen. Een grofheid in de eerste
plaats, maar ook een psychologische
mistasting en een tekortschieten in
doorleefd kunstzinnig gevoel.
NIET alleen door haar inhoud, maar
ook door haar vorm mist men in „Niet
tevergeefs" betrouwbaarheid. Daar is
de opgesmukte schijnwereld van de
boerderij, die met haar monumentale
gangen, haar kunstmatig-schilderach-
tige hoekjes en haar kostbare inrich
ting allerminst aanvaardbaar is als
het prototype van „een boerderij er
gens in Nederland". Daar is de boeren
dochter, die door haar gecultiveerde
uiterlijk en bewegingen als zodanig
niet geloofwaardig is. En daar is voor
al ook de gedragen boekentaal die
iedere figuur in deze film spreekt. De
acteurs in „Niet tevergeefs" Hans
van Ees in de rol van de boer, Fran-
goise Flore als zijn dochter en Jan
Teulings als zijn zoon, de onderdui
kers Jack Gimberg, Jan Retèl enMat-
thieu van Eysden, Jopie Koopman als
de vrouw van de bankier en de schrij
ver Ben van Eysselsteijn in de rol van
een Feldwebel ontkomen niet steeds
aan het bezwaar dat de Nederlandse
film steeds aankleefde. Hun spel heeft
over het algemeen te zware accenten
is zo meer gericht op het toneel,
dan op de film en is (maar hier ligt
de schuld vooral ook aan de tekst)
niet vrij van kwalijke rederijkerij.
Maar men treft soms toch ook gave en
beheerste momenten in indivduele cre
aties, zoals bij Van Ees, Van Eysden en
vooral Teulings.
Na al deze aanmerkingen rest zo de
conclusie dat „Niet tevergeefs" eigen
lijk mislukt is. Maar de mislukking is
toch niet van dié aard dat men zijn
vertrouwen in de Nederlandse film
behoeft te verliezen. Want ondanks
het goedkope pathos van het filmver
haaltje, ondanks de geringe beheersing
van de taal die het filmbeeld spreken
kan en ondanks het tekortschieten der
acteurs, houdt „Niet tevergeefs" toch 'n
belofte in. Want vergeleken, bij vroe
gere producten toont deze film een
aanzienlijke winst, die bewijst, dat de
Nederlandse filmindustrie onder een
goede leiding zeker uit het moeras kan
komen. Nu bereikte men het peil van
de vlakke middelmaat. Maar dit is al
een grote winst, die vertrouwen
schenkt, dat een volgende keer een
nog grotere winst niet bij voorbaat uit
gesloten behoeft te worden geacht.
LONG-SHOT.
waaruit bleek dat de Wettelijke Erken
ning van de Werkgroep een niet meer
te stuiten noodzakelijkheid was, die in
de lucht hing. Voort* wees hij er met
bittere ernst op, dat het thans de hoog
ste tijd is dat de Nederlandse Medici
de Werkgroep aanvaarden als een so
ciale noodzakelijkheid en dat het niet
meer dan billijk is, dat het Magnetisme
zfl aan zij met de doktoren de strijd
opneemt tegen het Leed der Mensheid.
(Waarop donderend handgeklap). De
dame naast me gaf me een duwtje en
zei: „O zo!"
Toen kwamen de demonstraties en
experimenten en ik stapte de wonder
wereld van het Occulte binnen. Eerst
was er een smalfilm, waarop men de
heer Croiset bezig zag met het mani
puleren aan verlamde ledematen van
kinderen die aan kinderverlamming le
den. Opwekkend waren de opnamen
niet, en nog minder opwekkend wag
het daarop volgende verschijnen van
de verlamde kinderen zélf op het to
neel. Eigenlijk was het ongehoord sma
keloos, ondanks alle wetenschappelijke
rimram van de heer Croiset. Wat te
zeggen van het meisje Annie en de
jongeman Nanne, die, op stoeltjes aan
gereden, hun benen ontblootten en de
aard van hun verlamming lieten zien.
Het was naargeestig en triest, maar
vooral was het onsmakelijk en grof om
dit in een openbare bijeenkomst te
doen. Het was als op de kermis met
de Vrouw zonder' Hoofd en de Man
zonder Benen. En hoewel de woordkeus
van de heer Croiset beter was dan die
van 'de Directeur van de Wondertent
op de kermis, in wezen was er geen
enkel verschil. Behalve dat gezegd
werd dat zij die de demonstraties niet
konden verdragen het recht hadden
heen te gaan.
Daarna kwamen wichelroedelopers.
Vroeger gebeurde dit met hazelaar
takjes, maar ten dienste van het toneel
geschiedde het in Bellevue met chroom-
stalen Roeden. Terwille van bezoekers
als ik waarschijnlijk, die zo ver achter
aan zaten..Toen gevraagd werd of en
kele personen uit het publiek wilden
assisteren, stond driekwart van de zaal
op, waaruit moge blijken, dat het Ne
derlandse volk aanzienlijk Wichelroede-
minded is. Overigens deden de Roeden
hun best en er moeten zich onder Bel
levue legio krachten schuilhouden.
Vflf sterke kerels konden tenminste
nog niet één Roede in bedwang hou
den!
Het volgende Wonder bracht het op
treden van de Aardstralen, die al even
min verstek deden gaan. Ik hoorde dat
men via de Werkgroep kastjes kan be
stellen om zelf, in eigen huis en haard,
te kunnen aardstralen. Ik geloof dat
men voor de kleinigheid van honderd
vijftig gulden zo'n aardstraler in huur
koop kan ontvangen, waarmee u dan
precies kunt uitzoeken, waar uw bed
moet staan, en hoe het komt dat u al
tijd maar een koude rug hebt. Gezwe
gen van mogelijke verdwijning van
luttelheden als kanker, rheumatiek en
soortgelijke plagen.
En zo volgde het ene wonder op het
andere. We genoten van de Stoelen-
proef en de Detectiveproef; de ene
stille kracht had zich nauwelijks gema
nifesteerd of de andere verscheen al
weer. De heer Croiset bleek onver
moeid en lachte, om zo te zeggen, om
de gezamenlijke kracht van de dui
zend mensen in de zaal. Heel alleen in
z'n eentje zag hij kans ons onder zijn
ban te brengen. Waarlijk, hfl is een
groot Magnetiseur! Kijkjes in de ande
re werelden werden me onthouden en
dat was een misrekening. Toen ik ech
ter aan m'n buurvrouw vroeg of er ook
nog échte „wonderen" op het program
ma zouden staan, siste ze: „Zijn dèt
dan geen wonderen, mijnheer?" En ze
voegde er fluisterend aan toe: „Het
barst hier van de dokters, maar ze hou
den d'r eigen in cognito..
Na het ondergaan van enkele uren
Practische Toepassing van Paranormale
Begaafdheid ben ik heengegaan, één
vflftig armer, een illusie rijker. Maar
dat ligt uitsluitend aan mij zelf, want
ik kan niet ontkennen, dat het publiek
somwijlen kreunde van verbazing.
Maar dat waren dan ook de rijpe, rfl-
pere en overrijpe Paranormalisten.
Bij het verlaten van Bellevue drukte
een knaapje me iets in de hand. Het
bleek geen restitutie op de entréeprijs
te zijn, maar wel een reclame van Mi-
rado, Bureau voor practische toepas
sing van paranormale vermogens en
begaafdheid, terzake „Kaartleggen
thans binnen ieders bereik". „Ons bu
reau beoogt geen com lercieel doel en
heeft er daarom naar gestreefd de kos
ten der uitgave „Het Kaartleggen vol
gens systeem Tourmand" thans binnen
ieders bereik te brengen. Na ontvangst
van postwissel ad 3.65 ten name van
Bureau Mirado, postbus..te Amster
dam, volgt omgaande toezending van
het gehele systeem, compleet met ta
bellen en afbeeldingen, franco in blan
co couvert. Desverlangd kan eveneens
toezending onder rembours geschie
den".
Het belangrijkste vergat ik nog. De
heer Croiset heeft op een gegeven
ogenblik gezegd, dat als de totale
mensheid alleen maar in gedachten
wil dat er* geen oorlog meer zal ont
staan, deze er ook inderdaad niet meer
zal komen. Het is slechts een kwestie
van denkend-willen. Deze opmerking
was niet alleen bij het uitspreken
reeds gevleugeld, doch gegarandeerd
klassiek. Alleen reeds met deze woor
den, even geniaal als Universeel, heeft
de heer Gerard Croiset uit Enschede'
zich op het eigenste moment een plaats
verzekerd in de Galerij der Onsterfe-
lijken. Dat moment te beleven was
méér dan éénvflftig waard!
En tenslotte: nu wachten wfl op de
rivier ingezonden stukken van allen
die direct of indirect behoren tot de
Nederlandse Werkgroep voor P.T.v.P.B.
Want met dezulken valt niet te gek
scheren! ANTHONY VAN KAMPEN