DE BOEKENWEEK
/\M5TEPIWli>
De Verguisde Best-seller
w at moet men lezen? Deze vraag is
niet alleen gericht tot de lezers,
maar ook tot de uitgevers en de boek
verkopers. Wijn proeven is een delica
te en alle smaak-talenten in beweging
brengende bezigheid. Maar boeken
proeven is een nog fijnzinniger en be
hoedzamer besogqe. Het boek is geen
massa-artikel, al dromen vele uitgevers
en auteurs van succes-uitgaven. Een
boek is een wezen, dat zich wil aan
passen ,bij een individuele voorkeur
bij een persoonlijkheid. Markt-analyse
van het boek is een bron van vergis
singen. De zolders liggen vol van boe
ken, waarvan de uitgevers een mil-
lionnairschap verwachtten. Het publiek
heeft gebeten in boeken, die door een
reek van uitgevers waren geweigerd,
totdat de laatste die het lusteloos aan
vaardde er de gok van zijn leven mee
deed. Uitgeven is wandelen in de mist
der gissingen. Wij gunnen auteurs en
uitgevers, deze vervuilers van gevaar
lijke en ongekend zware beroepen, dat
bij hen de zon in het water schijnt.
Maar het boek is, in wezen, geen
winst-object.
Het karakter van de Streekroman
Door
Dr. P. H. Ritter Jr.
Jeugdige kunstenaars
in de aanval
Willy Corsari:
J
PODIUM"'
Reisbureau: Het Boek
ZATERDAG 26 FEBRTTARI IMS
M WEEK TAK HET BOEK
Boekenweek behoort tot de zeld
zaamste gebeurtenissen van het le
ven in Nederland. Zelfs de begerens
waardigste aardse goederen hebben het
niet zo ver kunnen brengen, dat regel
matig een twee en vijftigstè deel van
het jaar geheel aan hen wordt gewijd.
Er bestaat geen bloemenweek, geen
vruehtenweek, geen week der juwelen,
geen week van de wijn. Er bestaat wel
een boekenweek. Het mag verwonder
lijk heten, dat een zo nuchter en zake
lijk volk als het
onze een privi
lege heeft toe
gekend aan een
waarde van
geestelijke aard.
En het is mis
schien nog ver
wonderlijker,
dat de Neder
landse bevol
king deze ver
ering van het
boek, die niet
spontaan inhaar
is opgekomen,
maar haar ge
boorte danktaan
de onderne
mingsgeest van
enkelen, tot een
adat heeft ge
maakt. Men is
bezig de boe
kenweek zo lief
te krijgen alsof
men haar zelf
had uitgevon
den.
Ere aan een vereniging met een lan
ge naam, maar met een kloeke daad
en aan de commissie uit haar midden,
die taai en hardnekkig is, die een ar
beid verricht, waarvoor de hoeden-
aragers onder ons hun hoed afnemen
en de niet-hoedéndragers een buiging
maken. Zij, die het boek verzorgen en
verkopen hebben intuïtief begrepen,
dat onze landgenoten een onlosmake
lijke gehechtheid hebben aan het oudst
cultuurbezit, het boek. Zij hebben be
grepen, dat er meer behoefte is aan
lezen dan deze wereld van radio en
bioscopen, van bridge-woede en voet-
bal-delirium vermoedt en dat er op
plaatsen gelezen wordt, waar men dat
niet zou vermoeden.
„schrikkelijk pleit" in hem: zijn ver
antwoordelijkheid tegenover de cul
tuur en zijn verantwoordelijkheid te
genover zijn bedrijf. Boeken van letter
kundige waarde worden veel minder
gekocht dan „gezellige" en „plezierige"
boeken. En men zou bijna kunnen zeg
gen, dat de verkoop van minder mar
kante boeken de economische basis
moet geven, die het mogelijk maakt
voor het boek van letterkundige waar
de te ijveren.
Er komt nog een moeilijkheid bij.
Naar ons door een der vooraanstaande
boekverkopers in Nederland verzekerd
werd, is datgene wat wel genoemd is
de krisis van het boek" niet het ge
volg van geringer belangstelling van
het publiek voor het boek dan vroeger
de boekafzet beheerste, maar van de
ontzagwekkende stijging der exploita
tie-kosten. Daarenboven is het in Ne
derland een ingeworteld gebruik, dat
het boek „op rekening" wordt gekocht,
hetgeen de bedrijfsvoering nog extra
bezwaart.
J-Jet succes van de boekenweek ontheft
haar vrienden eigenlijk van aan
moediging tot haar festijn. Natuurlijk
richten ons aller schreden zich naar de
blijheid der etalages en stillen wij, na
de bezichtiging, ons verlangen naar
een boek, dat ons bizonder dierbaar is.
Maar moge het dan overbodig zijn, het
is toch nuttig, dat wij, ter inleiding
van de boekenweek ons een wijle be
zighouden met de betekenis van het
lezen in deze tijd.
Wat is lezen? Lezen is geestelijke pe
nicilline. Omdat passiviteit de grote
kwaal genoemd kan worden van onze
dagen, daarom is datgene wat activi
teit vraagt, wat aandacht eist, wat re
actie oproept, de grote genezer. Wij
willen hen, die van dit artikel kennis
nemen, niet uit de bioscoop jagen. Ook
de film heeft haar bestaansreden en
wij knappen zelf wel een bioscoopje.
Dit neemt niet weg, dat men een film
vertoning ondergaat, maar dat men
bij het lezen van een boek een arbeid
verricht. Een boek is de ontmoe
ting tussen twee geesten, het is een ge
sprek. Men kan een boek bewonderen
en men kan er tegen in verzet komen
maar lezen is altijd een daadkrachtige
bezigheid.
J_|ier raken wij aan het grote probleem
van de boekverkoper. Als man van
smaak en intelligentie zal hij zich ge
roepen voelen aan zijne klantschap die
boeken aan te prijzen, welke uitmun
ten door letterkundige waarde en door
bizonder uiterlijke verzorging; als be-
ai ijïschef zal hij zich menigmaal de
verkoop moeten getroosten van boe
ken, waarnaar de massa vraagt. Twee
verantwoordelijkheden voeren een
Y^lat is nu de taak van die geheim
zinnige medicijnmeester, van die
geestelijke apotheker, die wij boekver
koper noemen? Hij moet dé diagnose
stellen der menselijke zielsbehoefte.
Hij moet een mensenkennner zijn, in
tuïtiever en vernuftiger dan alle psy
chiaters bij elkaar, omdat hij zich niet
in de eerste plaats heeft bezig te hou
den met de vraag: wat verkoop ik van
dit boek?, maar met de vraag: wat wil
die dame of die mijnheer? En als die
dame of die mijnheer niets wil
wat ook vóórkomt dan heeft hij zich
af te vragen: hoe is die dame of die
mijnheer?- Och, mensenkennis verwerft
men zich wel in de leerschool van het
boekenverkopen. Maar boekenkennis,
dat is een beklemmender vereiste. Wij
lazen eens in een Amerikaans leer
boekje over de kunst der letterkundige
kritiek: „het eerste wat de boekbespre
ker te doen heeft is: het boek te lezen".
Maar die eis, aan de boekbespreker te
stellen, geldt ook voor de boekverko
per. Bij de stortvloed van nieuwe uit
gaven is dit een onvervulbare vorde
ring. Dat de goede boekverkoper niet
temin bijna alles leest en aan wat hij
niet gelezen heeft, tenminste heeft ge
roken, het maakt hem tot een even
beklagenswaardige als eerbiedwaardige
persoonlijkheid.
jyjaar nu wordt de vraag: wat moet
men lezen?, tot de lezer gesteld. Dat
is tot de begenadigde, die de vrije
keuze heeft van zijn lectuur. Ook voor
hem zijn er moeilijkheden. De belang
rijkste daarvan is, voor de litteraire
lezer, de stand der huidige letterkunde.
Er verschijnen eigenlijk maar twee
soorten boeken: de prettig leesbare, die
maar matig beantwoorden aan de eisen
der moderne kritiek en de van psy
chologische problemen doordrenkte en
weinig opwekkende gewrochten van
de avant-garde. Er worden weinig boe
ken geschreven in Nederland, die te
gelijkertijd de massa pakken en aan de
hoogste kritische eisen voldoen. De
band tussen volk en Kunst schijnt hier
in Nederland gebroken. Men kan in
deze uitspraak een verwijt lezen aan
de Nederlandse auteurs.
J?doch, de boekenweek is daar, om het
publiek gelegenheid te geven, deze
problemen nader te onderzoeken. Zij is
een uitnemend instituut, om de nieuws
gierigheid naar het interessante gebied
van het geschreven woord te bevredi
gen. En wie zich afwenden wil van de
uitwassen van de moderne geest, hij
vindt nog gezonde boeken te kust en
te keur. Reeds het bezoeken van een
boekwinkel is een cursus in algemene
ontwikkeling.
Maar men moge zich niet bepalen tot
een bezoek. Willen wij hier in Neder
land de waarde van het boek verdedi
gen en dit kostbaar bezit, dat ons tus
sen vele vervlakkende levensverschijn
selen nog geschonken is behouden,
dan hebben niet alleen boekverkopers
organisatoren en kritici er hun schou
ders onder te zetten, maar dan moet
het publiek de cultuurkruistocht steu
nen. Waardoor? Door ten minste één
boek te kopen: het boek van uw ga
ding.
De Experimentele Groep, gevormd
door jonge kunstenaars, heeft thans
twee nummers van haar orgaan Reflex
uitgegeven. In het laatste nummer staat
een artikel van A. Roland Holst waarin
de dichter zichzelf beschrijft, beneveld
door te sterke drank, en waarin hij een
gesprek hegft met God zelf. Nadat Ro
land Holst wat critiek op de Experi
mentele Groep heeft uitgeoefend zegt
God: „Geloof Mij, Mijn Zoon, je bent
nog niet oud genoeg om die jongens te
begrijpen". En daarmee heeft de dich
terlijke intuïtie van een groot man de
kern geraakt: de mens is eigenlijk niet
oud genoeg door zijn sterfelijkheid om
de kunst die eeuwig is, té begrijpen.
De jongeren van Reflex, waaronder
de in Bergen genoegzaam bekende Con
stant Nieuwenhuys en Gerrit Kouwe-
naar, wensen de kunst vernieuwd te
zien door haar de oude grondslagen ie
hergeven. Die oude grondslagen zijn de
onvertroebelde gevoelens van de een
voudige, onbedorven, kinderlijke men
senziel. Er is van vele zijden scherpe
en ook onsympathieke critiek op deze
groep uitgeoefend, waarbij zelfs gezegd
is dat zij nihilistisch en onmachtig is.
Wie echter het afgebeelde werk in
beide nummers van Reflex bekijkt, Zo
als de vier originele litho's in elk num
mer (waarvan bijzonder fraai het
werk is van Corneille, Constant Nieu
wenhuys en Brands) wordt, indien hij
inderdaad gevoelig is voor kunst, ge
troffen door de vitale kracht die hier
spreekt. Hier zijn jongere kunstenaars
in de aanval. Zeker schilderen en dich.
ten zij beter dan zij hun streven for
muleren (als in het Manifest in num
mer 1). Maar een schilderende schrij
ver zou het er ook niet al te best af
brengen!
Waar het hier om gaat is dat het ge
boden werk (dat ook in het buitenland
geëxposeerd wordt, laatstelijk in Dene
marken) van waarachtige kunst -ge
tuigt. Wat de poëzie betreft: het ge
dicht van Lucebert is vrij zwak, het
mist te zeer de bezielende adem van
het rhythme. De onlangs met een prijs
bekroonde Jan Elburg heeft bijgedra
gen een poëtisch stuk dat de ware dich
ter verraadt. Gerrit Kouwenaar komt
m.i. het sterkst voor de dag met het
gedicht Zeg het Woord, dat in de let
terlijke zin de verwoording is van ster
ke, met elkander strijd voerende, aan
driften. Is bij Jan Elburg van stem
ming sprake, bij Gerrit Kouwenaar
spreke men van effect.
Voorts bevat het tweede nummer nog
een bijdrage van een in Bergen gebo
ren en getogen zevenjarige jongen, de
jongste medewerker die wel ooit aan
een experimenteel blad heeft meege
werkt. THEO v/d WAL.'
PR bestaat tegenwoordig een, door litteraire kringetjes kunstmatig opge-
wekt en zorgvuldig aangekweekt-vooroordeel tegen best-sellers. Met
negatie van het feit, dat de term „publiek" (in deze kringen gewoonlijk op
minachtende wijze gebruikt), tenslotte alle mensen omvat buiten deze
kleine kringetjes, mensen van alle rangen en standen, die toch moeilijk
allen achterlijk kunnen zijn, neemt men bij voorbaat al aan, dat de
auteur, die wordt gekocht en gelezen door het publiek, geen werk van be
tekenis schrijft. Maar de natuurlijke gang van zaken is te allen tijde ge
weest, dat een goed auteur een groot publiek bereikte, althans op het gebied
van romans. Auteurs van betekenis, die er niet in slagen in wijde kring
belangstelling te wekken, veroorzaken dit zelf door de uitzonderlijke of
weinig toegankelijke wijze waarop zij schrijven of de keuze van hun onder
werpen bepalen.
Zij mogen zich zomin beklagen als iemand, die weinig vrienden bezit,
omdat hij weliswaar een hoogst begaafd of zelfs uitmuntend mens is, maar
excentriek, moeilijk of onaangenaam in de omgang. Men kan dat jammer
vinden, maar het is een natuurlijke wisselwerking. En volkomen belache
lijk is het. als men auteurs van één enkel boek of een paar werkjes hoort
afgeven op „best-sellers", die worden verkozen boven hun „geniale boeken
van eeuwigheidswaarde". Of een boek eeuwigheidswaarde bezit, kan nie
mand van de tijdgenoten weten. Hoevelen, hemelhoog geprezen door litte
raire kringetjes, bleken na een kwart eeuw al stoffig en verdroogd.
Het is zeer zeker mogelijk, dat onder de niet verkochte auteurs van heden
zich een geniaal schrijver bevindt, die o.ver vijftig of honderd jaar door een
groot publiek zal worden bewonderd. Maar even goed is het mogelijk, dat
onder de verachte best-sellers zich een auteur bevindt, die nog zal worden
gelezen, als de miskende genieën van heden sinds lang vergeten zijn.
Dickens, Hugo, Dostojewski, Walter Scott en nog hele rijen van namen
kan men opnoemen hebben niet slechts een groot publiek bereikt, maar
ook voor dat publiek geschreven. Dat wil zeggen: zij richtten niet tussen
hun werk en dat publiek een scheidsmuur op, door hun onderwerpen en
schrijfwijze. Hun geheim was, dat zij zichzelf niet tot een soort aparte, uit
verkoren wezens maakten, maar eenvoudig deel bleven van de grote sa
menleving der mensen, en daardoor werk schreven, dat tot het natuurlijke
en innig gewaardeerde bezit van deze samenleving werd.
yyiE SCHRIJVEN GAAT over de
streekroman komt op een terrein
met meer voetangels en klemmen dan
men pleegt te ontmoeten bjj het
scheppen van een zodanige roman zelf.
Bp het schrijven van een streekroman
toch moge men zich gebonden weten
aan de normen, welke in algemene zin
in literair opzicht worden gesteld.
Men heeft nog altijd zowel binnen als
buiten deze normen voor de volle
honderd procent gelegenheid, de on
gebreidelde loop te laten aan zijn fan
tasie. En menige auteur zal op deze
wijze, met volkomen negatie van de
heilige huisjes, door de „autoriteiten"
der letterkunde gebouwd, zijn boek tot
een „best-seller" hebben gemaakt.
Nu het echter gaat over het karak
ter van de streekroman en de eisen,
welke aan een dergelijke roman mo
gen worden gesteld, is de zaak niet
meer zo eenvoudig, omdat men hier
met de geschetste begrenzing wèl te
maken heeft.
Wat bepaalt het karakter van de
streekroman
Fundamenteel gelden hier in het
algemeen dezelfde maatstaven, welke
bij elke andere roman moeten worden
aangelegd en waarbij ik als eerste
voorwaarde zou willen noemen, dat de
roman ook inderdaad karakter heeft,
of om meer in de taal van het volk
JK HAD 'T VAN DE WEEK willen
hebben over een idioot toneelstuk,
dat van gene zijde van 't Atlantische
front naar hier is overgewaaid, maar
de redactie gaf me een zachte wenk
het vandaag over boeken te willen
hebben. Boeken, in het licht van 't
Amsterdamse Podium.
Ik zit met het onderwerp nogal aan
de grond, want ik zie niet in, dat de
boeken van het Tietjerksteradeelgo,
het Vriezenveense of Lutjebroekenezer
Podium ook maar enigermate zouden
verschillen van die van het Amster
damse. Ze zijn natuurlijk allemaal vol
komen gelijk, en er is alleen düt ver
schil, dat de hoofdstedelijke boekver
kopers over het algemeen meer raffi
nement aan de dag leggen bij 't uit
stallen dan hun collega's in de pro
vincie. Waarmee overigens van de
laatsten niets slechts gezegd is.
Leven zonder boeken gaat niet, la
ten we het daar, bij al onze verschil
len van mening, over eens zijn, lezers.
U kent natuurlijk dat afgezaagde
grapje van de man, die op de vraag:
„Moet je een boek voor je verjaardag
hebben?" antwoordde: „Welnee, ik
héb er al een!", maar die man heeft
nooit bestaan, want naast dat éne boek
bezat hij stellig nog wel een trouw
boekje, een zakboekje en een kruide
niersboekje. Nee, leven zonder boeken
gtót niet, net zo min als je in Hol
land zonder kleren, dus op de wijze
van de Kanakas in de Stille Zuidzee,
naakt loopt, net zo min als je langer
dan vijf dagen zonder eten en drinken
kunt, of zonder lucht. Omdat we er
niet buiten kunnen lenen, stelen of
kopen we boeken. De laatste methode
is de sympathiekste, de middelste
komt het meest voor en schijnt vol
gens de jurisprudentie van het Ne
derlandse strafrecht de jiife en de
facto toegestaan.
Over boeken en het lezen van boe
ken kan men zorgvuldige academische
beschouwingen opbouwen. In de trant
van „Het Boek als cultuurbrenger",
„Het Boek als sociale factor in bet
Maatschappelijk Leven", „Het Boek
als literair-historisch bezit", etceatera.
Het kan ook eenvoudiger: het Boek
als vriend. Daarop gaan we voort
borduren.
JN AMSTERDAM zijn vele boekwin
kels en ik heb er, de laatste dagen,
ook voor vele gestaan. Daar lagen ze:
Stalin naast Kravchenko, (de beide
bloedsbroeders), Eva Curie naast
Churchill (wat ook niet bijster klopt).
Anna Blaman (U weet wel, dat rare
boek, onzedelijk en toch helemaal niet
onzedelijk) naast Ciske de Rat. Het
doet denken, zo'n boekverkopers
etalage, aan de ware universele Broe
derschap, aan de grote internationale
conferentie van Goede Wille en Ver
draagzaamheid.
Zo'n etalage rukt plotseling je jeugd
terug. De dag, dat je je eerste boek
kocht, na weken lang alle stuivers en
dubbeltjes bij elkaar gegraaid te heb
ben. Ik had al maandenlang dat boek
zien liggen: een schitterend omslag
had het, van vlammen en demonen. De
titel maakte me wild van verlangen:
„De Hel!" stond er op. Met rossig
vlammende letters. Als ik dèt boek
had! Dan wist ik precies hoe en wat
de hel eigenlijk was. Op Zondagsschool
praatten ze er overheen en thuis zei
den ze: „Bemoei je maar liever met je
breuken en de geheimen van „d" en
„dt" (achter het woord „wordt", weet
(Interne wereldreizen voor
iedere beurs)
waren het die je lostrokken uit de
taaie klei en de kleverige blubber van
de lage landen, die je vleugels aan
bonden en naar alle streken van een
verbijsterende en wonderschone aarde
brachten. Het ideale reisbureu; beter,
grandiozer, maar vooral goedkoper
dan later LissoneLindeman, Cook of
Mitropa. Maar dat tussen haakjes.
Er is natuurlijk in feite hoegenaamd
geen verschil tussen Von Münchausen
en Anna Blaman of tussen Robinson
Crusoë en de Psychoanalyse van Sig-
mund Freud (nog steeds een vrij goed
verkocht boek, als ik me niet vergis).
Reizen doen ze allemaal, maar het
onsterfelijk Juan Fernadez of naar de
even onsterfelijke menselijke ziel. En
wi,, de lezers, reizen mee.
In de etalages der boekverkopers, 't
zij in Amsterdam of in Hoorn, 'tzij in
Nieuwediep, Beverwijk, 't zij langs de
Zaan, in Alkmaar, of in de heerlyck-
heid Schagen, liggen onze dromen te
wachten. U kunt ze kopen voor een
paar gulden of een paar rijksdaalders.
U-) Zo bleef ik lange tijd gespeend
van enige wetenschap over de hel. Na
de boekverkoper echter belogen te
hebben (het was een boek voor m'n
oom, zei ik) ging ik er mee naar bo
ven. En ik was zo stil, dat vader óók
boven kwam en naar de titelpagina
keek. Ik was het op hetzelfde ogen
blik kwijt. Dat was jammer, want ik
begon juist aan 't nogal gepeperde
derde hoofdstuk. Het was „De Hel"
van Barbusse. Twee jaren na dato
roofde ik het boek uit vaders „ver-
gifkast".
Ja, zo'n etalage roept herinneringt.
op! Daar liggen ze weer, helemaal nie'
verouderd, helemaal niet onmodern
Don Quichot en Gulliver. De Kin der ei
van Kapitein Grant en Alleen op df
Wereld. Robinson Crusoe en Prikke-
been. Treasure Island en zelfs Baron
Von Munchausen, die zich ondanks een
Derde Rijk, een bezetting en Adolf
Hitler kon handhaven tot op de huidi
ge dag. Ze liggen daar, met mooiei
omslagen dan in onze tijd. Maar mc;
lang zulke warme, de verbeeldings
kracht wakker makende gravures
niet. Daar kan geen modern illustra
tor meer tegen op! En als je ze zo
ziet liggen, allemaal naast elkaar in
die etalage, ga je je landerig en
weemoedig voelen, omdat de tijd voor
bij, onverbiddelijk voorbij is, dat je
met dit gezelschap op reis ging. Zij
even waar dat U er aan moet, aan die
boeken. Om al die gal, miezerigheid en
dodelijk vervelende eentonigheid van
dit Moderne Leven kwijt te raken. Psy
chometrische séances, de bioscoop en
ouwe klare kosten aanzienlijk meer. En
geven minder.
Wat men moet kopen weet iedereen
van zichzelf het beste De een voelt zich
senang met Ethel Dell en Hedwig
Courts Mahler, de ander voelt zielsver
wantschap met Bordewijk en Simon
Vestdijk. Gun Jan z'n Twee Wezen en
Het Kind der Barbaren, Piet z'n Zane
Grey, de laatste Havank en Sherlock
Holmes. Klaas z'n Anna Blaman, Kafka
en Sartre, en wie er nog meer zijn
waarmee op het ogenblik een lucratie
ve literaire windhandel wordt bedre
ven.
Sinds de Romeinen de (overigens niet
bar indrukwekkende) waarheid uitvon
den dat over de smaak niet te twisten
valt, is er over boeken altijd een hele
boel te doen geweest. Vandaag de dag
worden er nog boeken verbrand (voor
en achter stalen, fluwelen en andere
gordijnen), en dat zal nog wel een
eeuwtje of wat doorgaan ook. Even
lang als de ene mens zegt dat Amber
een onzedelijk boek is, een schande
voor de mensheid, en de andere dat liet
een eerlijk spontaan en pittig geschre
ven relaas is over bepaalde gebruiken
aan een bepaald hof. Er zullen altijd
mensen blijven die Sartre op de Index
Matuurlijk kuil je er niet buiten. Stel zetten (bovenaan) en die hem vereren
TTJ_, TT... T1_ TT, „1„ TIrti iTJ-1
U voor dat ge Uw leven lang ver
plicht was zonder boeken te leven. Dat
betekent: altijd te moeten denken aan
het eerstvolgend aanslagbiljet van de
heer Lieftinck. Aan de duurdere tijden
die komen, aan het slechte rapport van
Uw dochtertje of zoon, aan Uw jeugd
zonden, aan de met wiskundige zeker
heid naderbijkomende salarisverlaging,
aan de vent die de huur wil verhogen
en aan het spaarbankboekje dat een si
nister bewijs is geworden voor de ze-
v'en magere jaren waarin we leven.
Geen boeken... dat wil zeggen: altijd
aenken, peinzen, prakkizeren, piekeren,
aan de dingen van alledag die voor
driekwart stomvervelend en hoogst ir-
Jtant zijn. Het boek haalt U er uit, het
boek is de milde trooster in iedere be
kommernis. Het laaft U gewonde geest
n het staalt Uw ziek zenuwstelsel.
Waarom ons te verliezen in zwaar
wichtig getheoretiseer over het boek en
deszelfs plaats in onze gammele samen
leving! Waarom zwaarwichtig en spits
vondig geleuter over dat schoonst bezit
in ons van ellende en doelloosheid jam
merend bestaan: het boek!
Sta stil, in de zes komende dagen,
voor de etalages der boekverkopers. In
Amsterdam of waar ook in Noord-Hol-
iand. Zeg niet: ik heb die lui wel door,
ze zitten met boeken en ze moeten er
it. Natuurlijk is dat waar. Maar het is
zo als wij in onze jonge jaren Kara ben
Nemsi, de held uit het Avondland.
Dat is allemaal maar een kwestie van
eb, vloed of springtij, in 's mensen be
staan. Hoeveel maal zal Het Kapitaal
van Marx al niet verbrand zijn? En
het Boek der Boeken van onze grote
vriend uit ons meest nabije Oosten Mein
Kampf mo'ge dan sinds vier jaren op
gegaan zijn in as, rook en polver, wie
bewijst dat een toekomstig Teutoons
ütgever er niet op een kwaje dag nog
eens een beste stuiver aan gaat verdie
nen? Dat klinkt boud, maar als men de
laatste berichten leest uit de laatste
''ranten is het helemaal niet zo krank
zinnig als dat het hier staat neerge
schreven, dacht ik zomaar.
Doch laat ik schielijk eindigen. Het
ging om de Boekenweek het boek en
het lezen. Ik herhaal wat ik in het be
gin zei: je kunt er niet buiten! Als ik er
in geslaagd ben U maar van 1 pet. van
die waarheid te overtuigen, zijn al deze
"egels niet verspild geweest.
Terug tot onze dromen, terug tot het
boek als enig bewoonbaar deel van de
korst van een radeloze, redeloze en mis
schien ook wel reddeloze Moeder Aar
de.
Het boek, onze vriend die ons nooit
verraadt, en nooit verlaat.
ANTHONY VAN KAMPEN.
te spreken dat het een boek is,
waar pit in zit. Want wanneer alle
mogelijke schoonschrijverij en alle
mogelijke letterkundige tierelantijntjes
een bedeksel moeten zijn voor de leeg
heid en holheid van het verhaal, dan
moge het boek worden vergeleken met
een swing-nozem met film-snor, die
men wat pommade in het haar heeft
gesmeerd en een lef-pakkie heeft aan
getrokken, maar wiens zieleleven
even arm is als dat vsrn een vetge
meste kip.
Karakter" is en blijft naar mijn
bescheiden mening nummer één. Hier
komen bij de voorwaarden, waaraan
elke roman tot op zekere hoogte dient
te voldoen, die van taal, stjjl, com
positie en uitbeelding. Buiten deze
voorwaarden lijkt het mij echter in 't
bijzonder de milieutekening, waaraan
in de streekroman niet té hoge eisen
kunnen worden gesteld.
De streekroman is het boek met de
omlijnde sfeer, hetzij die van West-
Friesland, waar de stugheid het ken
merk der boeren is, hetzij die van
Limburg of Brabant, waarin het
smeuïge en sappige domineert, in elk
geval dragende het stempel van een
bepaalde provincie, landstreek of ge
west. Met het typische kenmerk ook
van de zeden en gewoonten, van de
tradities, welke overgingen van vader
op zoon, onverschillig of dit betreft
de boeren uit het Groninger land, de
keuteraars van de Veluwe dan wel
het armoe-volk van de Peel of daar
omtrent.
Hierin ligt m.i. de kracht van de
streekroman, dat het verhaal wordt
geborduurd op het stramien van het
milieu, dat de kern blijft, waaraan
elk der figuren afzonderlijk in hoge
mate zijn karakter ontleent.
Zo kan de streekroman vrijwel wor
den vereenzelvigd met het begrip
boerenroman, omdat ons in de streek
roman meestentijds het boerenleven
wordt geschetst, door elke schrijver
op zijn manier. Zijn visie op mensen
en dingen moge beperkt zijn, hem
mogen de kwaliteiten ontbreken van
een allround-romancier, voor zover
zijn visie rijkt, dient deze scherp te
zijn als een lancet, niet slechts ten
dienste van de psychische ontleed
kunde, maar ook en vooral om het te
zetten in de sociale wanverhoudingen,
waardoor maar al te vaak het leven
in een bepaalde streek wordt beheerst.
Het aantal dergenen, die zich ge
roepen achten tot het scheppen van
een streekroman is, vooral na de
oorlog, zo ontstellend vergroot, dat
men het in deze bijna de grote Vondel
zou nazeggen: „Wij groeien vast in
tal en last". De grote vraag, welke
in de laatste jaren naar boeken en in
het bijzonder naar streekromans be
stond, is hieraan niet vreemd, doch
thans met een overvoerde boeken
markt en met de ervaring, dat er veel
kaf onder het koren was selecteert
het publiek weer vrij scherp. Of deze
selectie ook literaire pretenties tot
achtergrond heeft, meen ik te mogen
betwijfelen. Voor het gros der lezers
en dit slaat voornamelijk op het
vrouwelijk gedeelte blijft het ver
haal nummer één en de min of meer
zoetelijk-sentimentele liefdeshistorie,
zo mogelijk overgoten met een scheut
je tragiek, wint het nog altijd van de
letterkundige kwaliteit, tenzij de ro
man is geschreven met het meester
schap van een Anton Coolen of een
Theun de Vries.
Rest mjj nog te wijzen op één op
merkelijk feit: dat de vraag naar en
de belangstelling voor de streekroman
zich in doorsnee niet beperkt tot die
groepering van ons volk, waaraan 't
boek zijn gegevens ontleent. De Friese
boerenroman wordt in Amsterdam
even grif gekocht als in Maastricht
en het Brabantse boek is op Terschel
ling evenzeer gewild als in Maassluis,
waarschijnlijk mede door de bekoring
van h^t ongewone milieu.
Hoe men ook staat tegenover de
boeren- en streekroman, men zal het
in groten dele eens kunnen zijn met
de conclusie, dat deze zich, vooral het
laatste tiental jaren, een belangrijke
plaats heeft verworven in de Neder
landse literatuur. JAC. BïtOERSEN.