De Pluimveehouder Mechanisatie in de mijnbouw betekent een verlichting voor mijnwerkers Het beroep eist de gehele mens Wij wensen alleen samenwerking met Nederland Meer kolen voor hei Nederlandse volk Groter mogelijkheden voor ontginning Een iaxi snort door Amsterdams siraien Van zeperisen zuigers" Nieuwe Bonnen DE TE VERWACHTEN GRENSWIJZIGINGEN VAN NEDERLAND BOND—A 6 U MAAST 1949 IN DE LOOP DER JAREN heeft men getracht de handenarbeid op alle onder- delen van het ondergrondse werk in onze mijnen door gemechaniseerde arbeid te vervangen. De eerste grote omwenteling bracht de toepassing van het boren en schieten. Voor de eerste maal werd dit in de practijk gebracht in de zeven tiende eeuw in de ertsmijnen van Freiburg in Saksen. Daarnaast bleven enige tientallen jaren hamer, beitel en koolwinning. Schraapbak en kolenploeg TVE INVOERING van boor- en afbouw- hamers is de eerste stap geweest tot vervanging van de kolenhak. hl het Limburgse mijngebied werden deze ha mers voor de eerste maal toegepast omstreeks 1906-1907. De afbouwhamer, die thans voor 100 procent de kolen- hak heeft vervangen, is het begin ge weest van de mechanisatie van het ko- lenfront. Nimmer echter is men met deze mechanisatie ten volle tevreden geweest, want voor iedere afbouw hamer bleef een man nodig, terwijl de persoonlijke inspanning van die man door de hamer onvoldoende werd over genomen. Men bleef dan ook verder zoeken en zo ontstonden jn Engeland en Amerika de snijmachines, die de bedoeling heb ben een gleuf of snede m de kool aan te brengen, die het mogelij^.ma,^ol leen nog maar.de losgemaakte kool te I verwijderen. Deze snijmachines aan het kolenfront betekenden echter niet het einde der mechanisatie. "Want ook het schepwerk en het vervoersvraagstuk bleven be staan. Ook ondergronds is het vervoer van het massa-product steenkool een zeer belangrijke zaak. De belangrijk ste stap naar oplossing van dit pro bleem was de invoering van de schud- goot. die in 1909 op de mijn Oranje Nassau I in gebruik werd genomen. Jn later jaren is de schudgoot gedeel telijk aangevuld door transportbanden, stuwschijftransporteurs, kettingbanden, enz. enz. CEN VOLGENDE STAP van beteke- nis was de invoering van ijzeren on dersteuning in de pijlers, die het mo gelijk maakte, tot machines te komen, die niet alleen de kool losmaakten, maar die tegelijkertijd het schepwerk souden verrichten. Vlak vóór de tweede wereldoorlog j was in Amerika op dit gebied veel be- reikt. Doch grote hoeveelheden kool gingen bij dat systeem verloren. Tij dens de bezettingsjaren in ons land ontwikkelden zich in Amerika, Enge land en ook Duitsland nieuwe wegen, cjn door mechanisatie te komen tot verhoging van het man-effect. Men on derscheidt bij de kolenwinning twee manieren, de „room and pillar" metho de. zoals in Amerika en de werkwijze met lange pijlers (long-wall systeem). Het verschil is gelegen in de aard van de mijnen, die bij ons op grote diepte, in Amerika in ongestoorde lagen op l geringe diepte zijn gelegen. In Europese landen ontstond zodoen- I de de snij-laadmachine waarvan de Engelse Meco-Moore zaaglader wel de meest geperfectionneerde uitvoe- ring is. Deze machine wordt door mid del van een stalen kabel langs het front getrokken, waarbij dan uiteraard "geen stijlen de loop mogen onderbre ken en het plafond dus op andere wijze gesteund moet worden. Twee horizon tale zaagarmen snijden het pand langs vloer en dak los en een verticale zaag- arm maakt de achterkant los. Doordat hak de voornaamste werktuigen bij de de machine zwaar en omvangrijk is, kan men haar in de Nederlandse mij nen niet gebruiken. Een andere manier is die met schraapbakken, die langs het front op en neer worden getrokken en voor zien zijn van beitels. Deze methode is al zeer oud en werd zelfs destijds, met mensen- of paardenkracht bediend, in de practijk gebracht. Speciaal in Duits land heeft men deze methode toege past. Ook kwam daar de kolenploeg of kolensehaaf tot ontwikkeling, die be staat uit een snijmes en een ploeg schaar en door een lier door de kool wordt getrokken. Het mes snijdt een strook van 20 tot 30 centimeter weg over een frontlengte van 100 tot 250 meter en de losgemaakte kool wordt langs een schuin-oplopend vlak van de ploeg in een kettin'gtransporteur ge schoven en afgevoerd. \IEDERLANDSE mijntechnici, die na de bevrijding in het Duitse mijn- gebied vertoefden, brachten het prin cipe van schraapbak en kolenploeg naar ons land, waarbij de grote moei lijkheid was, een kolenfront te schep pen, dat vrij van stijlen was. In de enkele jaren, dat men in ons land aan dit vraagstuk werkte, heeft men grote vorderingen gemaakt, temeer, daar het iets geheel nieuws in onze mijnbouw betekende. Men heeft echter in een dergelijk tempo gewerkt, dat'thans de achterstand die ons land bezat op mijn- bouwkundig gebied geheel is ingelo pen. Mechanisatie heeft onschatbare voor delen. Geen afbouwhamers, geen schepwerk, geen stof, geen lawaai, de machine doet het zware werk. Voor de mannen in de pijler is meer variatie gekomen in de arbeid. Het eentonige scheppen is verdwenen, het echte vak manschap, dat zo lang in de verdruk king was, treedt weer aan de dag. Daar komt nog bij dat er wijde perspectie ven worden geopend door de invoe ring van een schraapbakken-installatie, daar tal van kolenlagen, die met hand pijlers niet konden worden bereikt, door de machines Jcunnen worden ont gonnen. Dit betekent een verlenging van de levensduur van onze mijnen en een uitbreiding van onze koler.- voorraad. QP EEN ANDER PUNT heeft de me chanisatie ook reeds goede diensten bewezen, n.l. bij het steenwerk, d.w.z. het boren van schietgaten en het laden van de losgeschoten stenen, een zwaar werk, gepaard gaande met grote stof ontwikkeling. Het is duidëlijk, dat ook dit zware werk voor mechanisatie in aanmerking kwam. Op verschillende plaatsen is deze dan ook doorgevoerd. Uit dit alles blijkt wel, dat de Ne derlandse mijnbouw ook in de oorlog niet heeft stilgezeten en dat men in staat is geweest, de ontwikkeling in het buitenland te volgen. Hiermede zijn niet alleen de mijnwerkers gebaat, maar het Nederlandse volk zal daarvan in de loop van nog vele jaren de vruch ten kunnen plukken. RHENUS PRODUCT NATUURLIJK EN KUNSTMATIG BROEDEN. Bij de keuze van broedhen kieze men, indien meerdere kippen ter be schikking zijn, de makste en rustigste dieren uit. Neem voor broedhennen nooit buitengewoon zware dieren. Of schoon ook in dit geval uitzonderin gen de regel zouden kunnen bevesti gen, zouden zware beesten eieren, die zijn aangepikt en dus minder weer standsvermogen bezitten, kunnen plat drukken. Het broedsel zou dan ver loren gaan. Met lichte dieren zal men daarvan in elk geval minder last heb ben. Als men voor de keuze van een broedplaats komt, mag er op worden gewezen, dat dit op de grond is. Op een rustige plaats in een hoekje te gen muur of schutting moet men een kuiltje maken of een uitgeholde gras zode neerleggen. Men legt op die plaats wat fris stro of hooi, terwijl men het toekomstige nest tevens dient te voorzien van tabakszand of insec tenpoeder. De uitholling is nodig, op dat de eieren aaneengesloten blijven liggen. Het gat mag echter niet te diep zijn. Men plaatse boven^het nest een kistje, dat aan de voorzijde een opening heeft, die kan worden afge sloten. Is de broedplaats te droog, dan kan men deze een dag van te voren met water bevochtigen. HOE zit dat nu precies met die dienst? Zijn al die zeshonderd taxi's, die ae hoofdstad telt, dag en nacht op straat?" Dat was de volgende vraag, die Kees van Zeeland te beantwoorden kreeg. Hij kijkt een beetje, alsof hij zeggen wil: „Hoe kun je nou zoiets vragen", maar z'n antwoord komt vlot genoeg. Want in de nachtelijke uren zijn er niet meer dan een 35 taxi's bij de weg. De meeste gaan 's nachts om half twee naar huis en 's morgens om zes uur wordt het afweer drukker. In zijn boekje kun je alles precies nagaan. De diensttijden zijn keurig op een rooster gerangschikt, dat voor een lange tijd geldt. De vrije dagen staan erop en in een bepaalde code de diensten. Nu eens van half zes tot half twee in de nacht, dan weer van 's morgens vroeg tot in de middag of van drie uur tot middernacht. „Dat is de roer-avond" zegt Kees, „dan ben je d'e volgende dag ook vrij". Hij heeft al gauw door, dat ik niet veel snap van zo'n eigenaardige term. „Roer-avond komt van roeren. In een glaasje. Met suiker. En nog wat sterkers. Het wodrd is vanzelf gegroeid. Als we om twaalf uur klaar zijn, is er nog een kans, om er eentje te vatten, vóór we thuis voeten gaan warmen. Een klare met suiker wil er altijd wel in na een hele dag. En aider het werken is sterke drank natuurlijk taboe. Niet alleen ben je de sigaar, als „ze" het ruiken, maar bovendien is het streng verboden in onze reglemen ten en vooral ik zou het zelf niet willen. Per slot moet je toch je klanten weten te bedienen. Zo zit dat met die roer-avond, snappu?" Vijf - vier - drie - twee - één het magische nummer 3ewoners van West Nieuw Guinea weten wat ze willen 1 Ma» Gezicht in de schraapbakkenpijler van Staatsmijn Maurits VOOR HET TIJDVAK VAN 27 MAART T/M 9 APRIL 1949 Elk der volgende bonnen geeft recht op het kopen van: Voedingsmiddelenkaarten 903: 061 Vlees (A, B, D) 100 gr. vlees 062 Vlees (A, B) 300 gram vlees 063 vices (D) 100 gram vlees 064 Algemeen (A, B, D) 250 gram rijst 06o Algemeen A. B, D) 250 gramboler. margarine of vet 066 Algemeen (A. B) 500 gram boter, margarine of vet Algemeen (A. B) 200 gram kaas of 250 gram korstioze kaas. 063 A gemeen (A, B) 125 gram koffie 072 Algemeen .B: 200 gram kaas of 250 Bram korstioze kaas 074 Algemeen (D> 250 gram boter, mar- garine of vet Algemeen .D) 100 gram kaas of 125 gram Korstioze kaas. Tabakskaarten 903 70 Tabak (QA2 rantsoenen sigaretten of kerftabak 72 Taba<c (QC) 2 rantsoenen sigaretten of kerftabak Bonkaarten ZA, ZB, ZC, ZD. ZE Mn MF, MH 901 (bijz. arbeid, a.s. moeders.' zieken) Geldig zijn de bonnen, gemerkt met de letter J. (De letters achter de bonnummers ge ven de kaarten aan, waarop de betref fende bonnen vdorkomen) Bovenstaande bonnen kunnen reeds op Vrijdag 25 Maart worden gebruikt. De bonnen 044, 048, 049, 050, 051, 033^ 056. 057. 058 en 059 Algemeen der bon kaarten voor voedingsmiddelen kunn-n vernietigd worden. fjaat Johan Ariks naar Den Haag. Ziedaar de vraag, die meer dan een millioen Irianen bezig houdt. Van het antjtvoord hangt, menen zij, de toekomst van hun uitgestrekte land af. Reeds heeft hij de lange reis naar Batavia afgelegd en daar wacht hij nu op de uitnodiging uit het verre Europese land, waarop al zijn hoop is gëVestigd. Tot dusver is zulk een uitnodiging niet verzonden en niets wijst er tot dusver op, dat zij verzonden zal worden. Over het land der Irianen wordt in Den Haag ternauwernood gesproken. En toch.En toch is het niet alleen voor Johan Ariks en zijn volgelingen van groot belang, maar ook voor Neder land. Het is een gebied van 416.000 vierkante kilometers, dat is dertien maal de oppervlakte van Nederland. Van Oost naar West is het alleen al 1200 km lang, van Noord naar Zuid 700 km. Het maakt deel uit van het Koninkrijk der Ne derlanden, maar de status van Irianie in het kader van de Unie is nog niet vastgesteld. Het valt niet onder het begrip Verenigd Koninkrijk en evenmin onder de Verenigde Staten van Indonesië. Het zal een plaats moeten krijgen als derde partner in de Unie, een bescheiden plaats voorlopig misschien, maar dat zou op den duur wel eens kunnen veranderen, want Irianie telt onmetelijke rijk dommen en zij liggen er sinds eeuwen voor het oprapen. „Volhardt in Uw trouw!" „Is het standpunt van uw volk ten opzichte van deze kwestie alleen nega tief?" vroeg hij. „Zeker niet. Wanneer ik mij op het ogenblik in negatieve zin uitdruk, komt dat, omdat ik reageer op een mogelijk gevaar namelijk dit, dat men een be slissing zou nemen zonder met >ns standpunt rekening te houden. Ons standpunt is in alle opzichten positief en bestond reeds voordat de conféren tie te Malino gehouden werd. We heb ben er toen in een request aan Hare Majesteit de Koningin op aangedron- Johan Ariks afgezant van een millioen Papoea's Irianie is de naam, die de bewoners van het Westelijk deel van Nieuw Gui nea aan hun land wensen te geven. Zij willen duidelijk tot uitdrukking bren gen, dat zij niet tot Indonesië behoren e.i dat zij. Irianen, geen Indonesiërs zijn. Dc naam Papoea's (klemtoon in het midden) stellen zij allerminst op prijs, daar die afgeleid is van het Maleisc woord poea-poea, dat kroeskop bete kent. Het is een scheldnaam, die min achting, uitdrukt. De minachting tussen Indonesiërs en Irianen is wederzijds. Johan Ariks is een kroeskop, een poea-poea; het is zijn trots een Iriaan te zijn. Hij heeft groot g"zag bij zijn landgenoten, omdat hij als onderwijzer voor velen het onbekende gebied van weten en-kunnen toegankelijk heeft gemaakt. Zijn volk heeft hem als vraag baak, als geestelijk leider, als afgezant naar de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon te Batavia gezonden om daar te vertellen, dat de Irianen slechts in één volk vertrouwen hebben: het Ne derlandse. Daarmee willen zij samen werken. (Hun afkeer van de Indone siërs spruit voort uit het feit, dat de sultans van Ternate en Tidore eeuwen lang strooptochten hebben georgani seerd op Nieuw-Guinea)Zij hebben het gevoel, dat het contact met Neder land dreigt te verbreken en daar zij wel weten en beseffen, dat zij als volk niet op eigen benen kunnen staan vre zen zij, dat Indonesiërs de plaatsen der Nederlanders in het bestuur zullen in- emen. Om dat te voorkomen verzoekt de grijze eerbiedwaardige Iriaan om een plaats aan de Ronde Tafel conferentie in Den Haag. Een verslaggever van' „Het Dagblad", een krant te Batavia, had een uitvoerig gesprek piet hem, waarvan wij hier een gedeelte weerge ven. uit niets is gebleken dat men met onze wens rekening hield. In October van het vorige jaar bereikte ons toen het alarmerende bericht, dat besloten was het beleid over ons land op te dragen aan de Federale Interim-regering en de Kroon. Wij hebben onmiddellijk, toen wij dit vernamen, een request inge diend, waarin wij er op aandrongen deze overeenkomst ongedaan te maken. Op dat request hebben wij tot nu toe geen antwoord gekregen". Samen met de Nederlanders. „Laten we stellen, dat aan de wens van uw volk voldaan wordt, dat Irianie dus als een zelfstandig gebied recht streeks onder de Kroon komt te staan," wie zou dan het bestuur over dat ge bied moeten voeren?" „De Nederlanders en wij tezamen. Wij zouden er op staan, dat de Neder landse bestuursambtenaren met ons te zamen het bestuur zouden vormen, ons zouden leiden en onderwijzen. Maar dan ook niemand anders dan de Neder landers, want geen ander volk zou in staat zijn ons de steun en de leiding te geven, die wij wensen. En daarom zal ik dr. Beel ook verzoeken aan de Ne derlanders het recht te geven grond in eigendommen te hebben, want zonder dat recht zullen zij zich niet kunnen vestigen". j,U hebt natuurlijk zeer goede rede nen om dit standpunt in te nemen en te handhaven". „De beste die men maar kan hebben: de ervaringen. Bovendien, wij hebben met de volken van Indonesië geen enkel aanrakingspunt. In geen enkel opzicht, noch cultureel, noch godsdienstig noch geografisch of anthropologisch. Er is niet de minste reden waarom wij een deel van Indonesië zouden moeten zijn en zoveel redenen te meer om het niet te zijn". „Dit is uw standpunt, maar denkt uw volk er ook'zo over?" „Wij zijn geen onmondig volk meer, zoals men in brede kring nog denkt. Eli men moet niet geloven, dat wij zo heel gemakkelijk te intimideren zijn, dat wij maar een natuurvolk zijn, dat gedwee het hoofd buigt voor de eerste de beste bullebak. De tijden zijn. voorgoed voor bij. Ik verzeker u dat mijn volk wel degelijk weet hoe de zaken er voor staan en de mogelijkheden die er zijn, scherp onderkent. En het weet het uit te buiten ook". „Hebt u voortdurend contact met de leiders van uw volk?" „Bijna dagelijks. De stamhoofden, die mij als hun afgevaardigde aan gewezen hebben het zijn er 51, die ruim een millioen Papoea's vertegen woordigen staan voortdurend met gen om Irianie los te maken van Indo- mij in verbinding. AI is het gebied, nesie en het een plaats te geven recht- waarin zij wonen, nog zo uitgestrekt, streeks onder de Kroon. En dat stand punt hebben we steeds gehandhaafd. Op het request van 1946 hebben wij ant woord gekregen van de toenmalige gou verneur-generaal.- dr. Van Mook, waar in hij ons aanmaande om in onze trouw aan de Kroon te volharden. Nadien heb ben wij er niets meer van gehoord en van Hollandia tot Fak Fak, ik weet wat er in hen leeft, welke noden zij hebben en wat hun wensen zijn. En zjj allen, niet alleen ik, weten, waar het om gaat. En zij hebben er alles voor over om hun doei te bereiken. Los van Indonesië, rechtstreeks onder de Kroon". |k snapte het en zat alweer op een volgende vraag te broeden. Want ik zou toch eigenlijk wel eens willen weten, waar al die telefonische oproe pen vandaan komen, als er op het Rembrandtsplein, bij het Station of v/aar ook in de stad een bel om een taxi schreeuwt, een bel, die opgesloten zit in een grauw-geschilderd stalen hekje op een dikke poot. „Vijf-vier-drie-twee-één", zegt Kees, alsof hij een „Sesam, open U" uit spreekt „vijf-vier-drie-twee-één, taxi centrale. Als U een wagen moet heb ben, belt U 54321 en de centrale waar schuwt de standplaats, die het dichtst bij Uw adres is. Daarom hoeft U nooit lang te wachten op een taxi, want over de hele stad verdeeld zijn er een veer tig van die standplaatsen, die allemaal telefoon hebben. En als het al eens voorkomt, dat er op de standplaats geen wagen beschikbaar is, dan waar schuwen ze een andere standplaats, maar de centrale vraagt dan altijd eerst, of U er geen bezwaar tegen hebt. Want het komt natuurlijk een paar dubbeltjes duurder, omdat U be gint te betalen vanaf het ogenblik, dat de taxi van haar plaats wegrijdt. De service is prima, zoals U ziet." Kees kijkt nèt zo voldaan alsof hij die service zélf organiseert. En op mijn vraag, of ik ook op straat een taxi mag aanhouden, vertelt hij, dat dat in derdaad mag. Daarom zit er ook een halve meter blokband boven op de voorruit, dan kunnen de klanten zien, dat ze met een taxi te doen hebben. Dat strookje hebben „ze" uitgevonden om het stadswapen en het nummer te vervangen, die er tot nu toe prijkten. Langzamerhand begint het mij duide lijk te worden, dat Kees met „ze" de hoofdstedelijke verkeerspolitie bedoelt en erg waarderend praat hij niet over de heilige Hermandad. Alleen de maatregelen op het Muntplein, die vindt hij in orde. „Maar een vreemde ling komt er nooit door" voegt hij daarbij. Hij natuurlijk wel, want hij is geen vreemdeling, hij is een Amster damse taxichauffeur en daarom stalt hij er een eer in, om alle bepalingen even goed te kennen als alle straten, lanen, pleinen, grachten en wegen tn Groot-Mokum. En zijn werkterrein be perkt zich bovendien niet eeps tot de hoofdstad. „Ik kom overal, meneer, in Hilversum en in Alkmaar, in Gronin gen, Den Helder, Maastricht. Wij bren gen onze klanten, waar ze willen zijn". J)an rijden wij even langs het station. omdat daar een functionaris zijn werk doet, die een unicum in Neder land is. Daar staat hij, bij de brug naar de Prins Hendrikkade. Aan de overkant gloeit het neon van het Vic toria-hotel en achter zijn rug staat het rode kruis op de St. Nicolaaskerk als een baken boven een zwarte daken zee. Maar daarop let hij niet, deze man. Hij kijkt alleen maar naar de kant van het station, bij het koffie huis. „De waterkant" noemen de vak lui dat plekje. En telkens, als er laar een taxi wegrijdt naar de standplaats rechts van de stationsuitgang, kijkt hij naar de rij wagens om het Damrak en dan snerpt zijn fluitje en één felokband rijdt op en verdwijnt naar de water kant. Die man met de fluit staat daar ten gerieve van de chauffeurs, die zelf niet kunnen zien of zij kunnen optrek ken. Zijn loon wordt door de chauf feurs onderling betaald en hij is in het bedrijf een onmisbare fitmur evenals zijn zoon, die de werktijden en de ver diensten met hem deelt. „Kijk", zegt Kees, „als je nou weg- gefloten wordt en er komt in de verte net een klant aan, dan moet je niet blijven staan, maar 'em smeren. Als je dat niet doet, ben je een onsociaal clement, omdat je je opvolger een vrachtje wilt afsnoepen. Zuigen noe men wij dat en dat is bij onderlinge afspraak verboden". In het vorige artikel in deze serie hebben wij U iets verteld over het Amsterdamse taxi bedrijf en over het bijna uitge storven genus: de snorder. In dit tweede en laatste artikel vertelt onze chauffeur Kees van Zeeland van zijn werk bij de onderneming en hij toont duide lijk aan, dat er veel meer aan vast zit, dan alleen maar voor komen en passagiers rijden, zo veel, dat dit gehele artikel er vol van staat. J^angzamerhand komt er een eind aan zijn verhaal. Maar ik wil hem toch niet laten gaan, voor ik nog een paar specifieke ervaringen uit zijn loop baan heb gehoord. „Natuurlijk, groag" zegt Kees, „ervaringen genoeg. M'n allereerste klant was een zepert. Een zepert is een vent, die zich laat rijden en bij het uitstappen niet kan of niet wil betalen. Meestal is dat opzet, hoor, want iedereen weet wel, hoeveel geld hij in de pokkèt heeft, waar ef niet? Maar moet je horen". En dan komt er een verhaal over een kerel, die naar Hilversum moest en daar aangekomen, orders begon te ge ven. „Rechts-af en toen weer rechts-af cn toen nog eens rechts-af. „Barst, zei ik", zegt Kees, „dan ben ik precies v/aar ik vijf minuten geleden ook was. Vraag ik je wat? zei de vent, ik wil naar huis. En ten langen leste stond Kees met zijn vrachtje op een donker landweggetje. „Moet je hier zijn?" vroeg Kees. „Welnee, zei de zepert, hier moet jij zijn, dat zei je toch?" En fin de man stapte uit en Kees toog achter hem aan, met voor alle zeker heid een Engelse sleutel in de hand. Maar de sleutel had hij niet nodig, want de kerel, die hij de ene minuut nog vóór zich hoorde in het helse don ker, was het volgend moment verdwe nen tussen de struiken. En Kees heeft het geld voor deze rit nooit gekregen. Maar ik wist nu precies wat een ze pert was. Geen geld en ruzie op de koop toe. J7n, o, ja" zegt Kees, „ik heb ook nog eens een dronken vent naar zijn huis gebracht ergens in de Rivieren buurt. Toen ik voor de deur kwam, sliep-ie en ik had al m'n kracht nodig, om hem uit mijn wagen te trekken. Ik heb hem op de stoep gezet en aange beld. Zijn vrouw deed open en voor we een halve minuut verder waren, had ik een knetterende ruzie met het mens, dat bij kris en bij kras beweerde, dat ik haar kerel dronken had gevoerd. En daarom vertikte ze het om me te betalen. Als hij teveel wil drinken, is dat zijn zaak, zei ze, maar dan zal-ia cok zijn eigen gijntjes moeten aftik ken. En ik kreeg geen cent. Eén-negen- tig was die rit en ik ben drie maal teruggeweesf^,om m'n geld. U snapt, dat er van de verdienste van dat vrachtje niks is overgebleven Ik zat te .overpeinzen, dat het leven eens taxi-chauffeurs oók niet altijd over rozen gaat, toen een slaande klok mij eraan herinnerde, dat er een tijd van komen en een tijd van gaan is. En dus hjeld Kees zijn hand op en kreeg zijn geld en het laatste wat ik zag van de wagen van de Amsterdamse taxi-chauffeur Kees van Zeeland was het rode achterlichtje, dat snel kleiner werd in de donkere avond, tot het om een hoek van de straat verdween. Guerilla's belagen U.N.C.I. De Nieuwsgier heeft een document gepubliceerd, waarin, in verband niet het verblijf van leden van de UNCI te Djokja, op de guerillastrijders een bc'-oep wordt gedaan aanvallen uit *e voeren op de stad Djokja en op leden van de UNCI om te bewijzen, dat ae rust in genoemde stad niet hersteld is. Het document is ten zuidwesten van Djokja door Nederlandse militaire autoriteiten gevonden. Het was gericht aan R. A. Sanem en Hendrik Rade en ondertekend door zekere John Rasj- raarra, die in verbaxd hiermede te Djokja gearresteerd en verhoord werd. liet team van militaire waarnemers is dringend" en herhaaldelijk" gewaar schuwd om zich niet buiten Djokja te begeven zonder Nederlands militair escorte en zelfs om de zuidelijke wij ken van de stad te mijden. Knaapje uit de trein gevallen Dinsdagavond is een vijfjarig jonge tje uit Amsterdam uit de electrische trein AmersfoortAmsterdam geval len. ongeveer drie minuten voor de trein het station Bussum bereikte. Het knaapje stond met de rug tegen het portier, terwijl zijn vader in ge sprek was. Het kind kwam naast de rails terecht en werd met een ernstige schedelbasisfractuur naar de Majella- stichting te Bussum overgebracht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 5