De Pluimveehouder
Mechanisatie in de mijnbouw betekent een
verlichting voor mijnwerkers
Het beroep eist de gehele mens
Wij wensen alleen samenwerking
met Nederland
Meer kolen voor hei Nederlandse volk
Groter mogelijkheden voor ontginning
Een iaxi snort door Amsterdams siraien
Van zeperisen zuigers"
Nieuwe Bonnen
DE TE VERWACHTEN GRENSWIJZIGINGEN VAN NEDERLAND
BOND—A 6 U MAAST 1949
IN DE LOOP DER JAREN heeft men getracht de handenarbeid op alle onder-
delen van het ondergrondse werk in onze mijnen door gemechaniseerde arbeid
te vervangen. De eerste grote omwenteling bracht de toepassing van het boren
en schieten. Voor de eerste maal werd dit in de practijk gebracht in de zeven
tiende eeuw in de ertsmijnen van Freiburg in Saksen. Daarnaast bleven
enige tientallen jaren hamer, beitel en
koolwinning.
Schraapbak en kolenploeg
TVE INVOERING van boor- en afbouw-
hamers is de eerste stap geweest tot
vervanging van de kolenhak. hl het
Limburgse mijngebied werden deze ha
mers voor de eerste maal toegepast
omstreeks 1906-1907. De afbouwhamer,
die thans voor 100 procent de kolen-
hak heeft vervangen, is het begin ge
weest van de mechanisatie van het ko-
lenfront. Nimmer echter is men met
deze mechanisatie ten volle tevreden
geweest, want voor iedere afbouw
hamer bleef een man nodig, terwijl de
persoonlijke inspanning van die man
door de hamer onvoldoende werd over
genomen.
Men bleef dan ook verder zoeken en
zo ontstonden jn Engeland en Amerika
de snijmachines, die de bedoeling heb
ben een gleuf of snede m de kool aan
te brengen, die het mogelij^.ma,^ol
leen nog maar.de losgemaakte kool te
I verwijderen.
Deze snijmachines aan het kolenfront
betekenden echter niet het einde der
mechanisatie. "Want ook het schepwerk
en het vervoersvraagstuk bleven be
staan. Ook ondergronds is het vervoer
van het massa-product steenkool een
zeer belangrijke zaak. De belangrijk
ste stap naar oplossing van dit pro
bleem was de invoering van de schud-
goot. die in 1909 op de mijn Oranje
Nassau I in gebruik werd genomen.
Jn later jaren is de schudgoot gedeel
telijk aangevuld door transportbanden,
stuwschijftransporteurs, kettingbanden,
enz. enz.
CEN VOLGENDE STAP van beteke-
nis was de invoering van ijzeren on
dersteuning in de pijlers, die het mo
gelijk maakte, tot machines te komen,
die niet alleen de kool losmaakten,
maar die tegelijkertijd het schepwerk
souden verrichten.
Vlak vóór de tweede wereldoorlog
j was in Amerika op dit gebied veel be-
reikt. Doch grote hoeveelheden kool
gingen bij dat systeem verloren. Tij
dens de bezettingsjaren in ons land
ontwikkelden zich in Amerika, Enge
land en ook Duitsland nieuwe wegen,
cjn door mechanisatie te komen tot
verhoging van het man-effect. Men on
derscheidt bij de kolenwinning twee
manieren, de „room and pillar" metho
de. zoals in Amerika en de werkwijze
met lange pijlers (long-wall systeem).
Het verschil is gelegen in de aard van
de mijnen, die bij ons op grote diepte,
in Amerika in ongestoorde lagen op
l geringe diepte zijn gelegen.
In Europese landen ontstond zodoen-
I de de snij-laadmachine waarvan de
Engelse Meco-Moore zaaglader wel
de meest geperfectionneerde uitvoe-
ring is. Deze machine wordt door mid
del van een stalen kabel langs het
front getrokken, waarbij dan uiteraard
"geen stijlen de loop mogen onderbre
ken en het plafond dus op andere wijze
gesteund moet worden. Twee horizon
tale zaagarmen snijden het pand langs
vloer en dak los en een verticale zaag-
arm maakt de achterkant los. Doordat
hak de voornaamste werktuigen bij de
de machine zwaar en omvangrijk is,
kan men haar in de Nederlandse mij
nen niet gebruiken.
Een andere manier is die met
schraapbakken, die langs het front op
en neer worden getrokken en voor
zien zijn van beitels. Deze methode is
al zeer oud en werd zelfs destijds, met
mensen- of paardenkracht bediend, in
de practijk gebracht. Speciaal in Duits
land heeft men deze methode toege
past. Ook kwam daar de kolenploeg of
kolensehaaf tot ontwikkeling, die be
staat uit een snijmes en een ploeg
schaar en door een lier door de kool
wordt getrokken. Het mes snijdt een
strook van 20 tot 30 centimeter weg
over een frontlengte van 100 tot 250
meter en de losgemaakte kool wordt
langs een schuin-oplopend vlak van de
ploeg in een kettin'gtransporteur ge
schoven en afgevoerd.
\IEDERLANDSE mijntechnici, die na
de bevrijding in het Duitse mijn-
gebied vertoefden, brachten het prin
cipe van schraapbak en kolenploeg
naar ons land, waarbij de grote moei
lijkheid was, een kolenfront te schep
pen, dat vrij van stijlen was. In de
enkele jaren, dat men in ons land aan
dit vraagstuk werkte, heeft men grote
vorderingen gemaakt, temeer, daar het
iets geheel nieuws in onze mijnbouw
betekende. Men heeft echter in een
dergelijk tempo gewerkt, dat'thans de
achterstand die ons land bezat op mijn-
bouwkundig gebied geheel is ingelo
pen.
Mechanisatie heeft onschatbare voor
delen. Geen afbouwhamers, geen
schepwerk, geen stof, geen lawaai, de
machine doet het zware werk. Voor de
mannen in de pijler is meer variatie
gekomen in de arbeid. Het eentonige
scheppen is verdwenen, het echte vak
manschap, dat zo lang in de verdruk
king was, treedt weer aan de dag. Daar
komt nog bij dat er wijde perspectie
ven worden geopend door de invoe
ring van een schraapbakken-installatie,
daar tal van kolenlagen, die met hand
pijlers niet konden worden bereikt,
door de machines Jcunnen worden ont
gonnen. Dit betekent een verlenging
van de levensduur van onze mijnen
en een uitbreiding van onze koler.-
voorraad.
QP EEN ANDER PUNT heeft de me
chanisatie ook reeds goede diensten
bewezen, n.l. bij het steenwerk, d.w.z.
het boren van schietgaten en het laden
van de losgeschoten stenen, een zwaar
werk, gepaard gaande met grote stof
ontwikkeling. Het is duidëlijk, dat ook
dit zware werk voor mechanisatie in
aanmerking kwam. Op verschillende
plaatsen is deze dan ook doorgevoerd.
Uit dit alles blijkt wel, dat de Ne
derlandse mijnbouw ook in de oorlog
niet heeft stilgezeten en dat men in
staat is geweest, de ontwikkeling in het
buitenland te volgen. Hiermede zijn
niet alleen de mijnwerkers gebaat,
maar het Nederlandse volk zal daarvan
in de loop van nog vele jaren de vruch
ten kunnen plukken.
RHENUS
PRODUCT
NATUURLIJK EN KUNSTMATIG
BROEDEN.
Bij de keuze van broedhen kieze
men, indien meerdere kippen ter be
schikking zijn, de makste en rustigste
dieren uit. Neem voor broedhennen
nooit buitengewoon zware dieren. Of
schoon ook in dit geval uitzonderin
gen de regel zouden kunnen bevesti
gen, zouden zware beesten eieren, die
zijn aangepikt en dus minder weer
standsvermogen bezitten, kunnen plat
drukken. Het broedsel zou dan ver
loren gaan. Met lichte dieren zal men
daarvan in elk geval minder last heb
ben.
Als men voor de keuze van een
broedplaats komt, mag er op worden
gewezen, dat dit op de grond is. Op
een rustige plaats in een hoekje te
gen muur of schutting moet men een
kuiltje maken of een uitgeholde gras
zode neerleggen. Men legt op die
plaats wat fris stro of hooi, terwijl
men het toekomstige nest tevens dient
te voorzien van tabakszand of insec
tenpoeder. De uitholling is nodig, op
dat de eieren aaneengesloten blijven
liggen. Het gat mag echter niet te
diep zijn. Men plaatse boven^het nest
een kistje, dat aan de voorzijde een
opening heeft, die kan worden afge
sloten. Is de broedplaats te droog, dan
kan men deze een dag van te voren
met water bevochtigen.
HOE zit dat nu precies met die dienst? Zijn al die zeshonderd taxi's, die ae
hoofdstad telt, dag en nacht op straat?" Dat was de volgende vraag, die
Kees van Zeeland te beantwoorden kreeg. Hij kijkt een beetje, alsof hij zeggen
wil: „Hoe kun je nou zoiets vragen", maar z'n antwoord komt vlot genoeg.
Want in de nachtelijke uren zijn er niet meer dan een 35 taxi's bij de weg. De
meeste gaan 's nachts om half twee naar huis en 's morgens om zes uur wordt
het afweer drukker. In zijn boekje kun je alles precies nagaan. De diensttijden
zijn keurig op een rooster gerangschikt, dat voor een lange tijd geldt. De vrije
dagen staan erop en in een bepaalde code de diensten. Nu eens van half zes
tot half twee in de nacht, dan weer van 's morgens vroeg tot in de middag of
van drie uur tot middernacht. „Dat is de roer-avond" zegt Kees, „dan ben je
d'e volgende dag ook vrij". Hij heeft al gauw door, dat ik niet veel snap van
zo'n eigenaardige term. „Roer-avond komt van roeren. In een glaasje. Met
suiker. En nog wat sterkers. Het wodrd is vanzelf gegroeid. Als we om twaalf
uur klaar zijn, is er nog een kans, om er eentje te vatten, vóór we thuis voeten
gaan warmen. Een klare met suiker wil er altijd wel in na een hele dag. En
aider het werken is sterke drank natuurlijk taboe. Niet alleen ben je de sigaar,
als „ze" het ruiken, maar bovendien is het streng verboden in onze reglemen
ten en vooral ik zou het zelf niet willen. Per slot moet je toch je klanten
weten te bedienen. Zo zit dat met die roer-avond, snappu?"
Vijf - vier - drie - twee - één
het magische nummer
3ewoners van West Nieuw Guinea weten wat ze willen
1 Ma»
Gezicht in de schraapbakkenpijler van Staatsmijn Maurits
VOOR HET TIJDVAK VAN 27
MAART T/M 9 APRIL 1949
Elk der volgende bonnen geeft recht op
het kopen van:
Voedingsmiddelenkaarten 903:
061 Vlees (A, B, D) 100 gr. vlees
062 Vlees (A, B) 300 gram vlees
063 vices (D) 100 gram vlees
064 Algemeen (A, B, D) 250 gram rijst
06o Algemeen A. B, D) 250 gramboler.
margarine of vet
066 Algemeen (A. B) 500 gram boter,
margarine of vet
Algemeen (A. B) 200 gram kaas of
250 gram korstioze kaas.
063 A gemeen (A, B) 125 gram koffie
072 Algemeen .B: 200 gram kaas of 250
Bram korstioze kaas
074 Algemeen (D> 250 gram boter, mar-
garine of vet
Algemeen .D) 100 gram kaas of 125
gram Korstioze kaas.
Tabakskaarten 903
70 Tabak (QA2 rantsoenen sigaretten
of kerftabak
72 Taba<c (QC) 2 rantsoenen sigaretten
of kerftabak
Bonkaarten ZA, ZB, ZC, ZD. ZE Mn
MF, MH 901 (bijz. arbeid, a.s. moeders.'
zieken)
Geldig zijn de bonnen, gemerkt met
de letter J.
(De letters achter de bonnummers ge
ven de kaarten aan, waarop de betref
fende bonnen vdorkomen)
Bovenstaande bonnen kunnen reeds
op Vrijdag 25 Maart worden gebruikt.
De bonnen 044, 048, 049, 050, 051, 033^
056. 057. 058 en 059 Algemeen der bon
kaarten voor voedingsmiddelen kunn-n
vernietigd worden.
fjaat Johan Ariks naar Den Haag. Ziedaar de vraag, die meer dan een millioen
Irianen bezig houdt. Van het antjtvoord hangt, menen zij, de toekomst van hun
uitgestrekte land af. Reeds heeft hij de lange reis naar Batavia afgelegd en daar
wacht hij nu op de uitnodiging uit het verre Europese land, waarop al zijn hoop
is gëVestigd. Tot dusver is zulk een uitnodiging niet verzonden en niets wijst
er tot dusver op, dat zij verzonden zal worden. Over het land der Irianen wordt
in Den Haag ternauwernood gesproken. En toch.En toch is het niet alleen
voor Johan Ariks en zijn volgelingen van groot belang, maar ook voor Neder
land. Het is een gebied van 416.000 vierkante kilometers, dat is dertien maal de
oppervlakte van Nederland. Van Oost naar West is het alleen al 1200 km lang,
van Noord naar Zuid 700 km. Het maakt deel uit van het Koninkrijk der Ne
derlanden, maar de status van Irianie in het kader van de Unie is nog niet
vastgesteld. Het valt niet onder het begrip Verenigd Koninkrijk en evenmin
onder de Verenigde Staten van Indonesië. Het zal een plaats moeten krijgen als
derde partner in de Unie, een bescheiden plaats voorlopig misschien, maar dat
zou op den duur wel eens kunnen veranderen, want Irianie telt onmetelijke rijk
dommen en zij liggen er sinds eeuwen voor het oprapen.
„Volhardt in Uw trouw!"
„Is het standpunt van uw volk ten
opzichte van deze kwestie alleen nega
tief?" vroeg hij.
„Zeker niet. Wanneer ik mij op het
ogenblik in negatieve zin uitdruk, komt
dat, omdat ik reageer op een mogelijk
gevaar namelijk dit, dat men een be
slissing zou nemen zonder met >ns
standpunt rekening te houden. Ons
standpunt is in alle opzichten positief
en bestond reeds voordat de conféren
tie te Malino gehouden werd. We heb
ben er toen in een request aan Hare
Majesteit de Koningin op aangedron-
Johan Ariks afgezant van
een millioen Papoea's
Irianie is de naam, die de bewoners
van het Westelijk deel van Nieuw Gui
nea aan hun land wensen te geven. Zij
willen duidelijk tot uitdrukking bren
gen, dat zij niet tot Indonesië behoren
e.i dat zij. Irianen, geen Indonesiërs zijn.
Dc naam Papoea's (klemtoon in het
midden) stellen zij allerminst op prijs,
daar die afgeleid is van het Maleisc
woord poea-poea, dat kroeskop bete
kent. Het is een scheldnaam, die min
achting, uitdrukt. De minachting tussen
Indonesiërs en Irianen is wederzijds.
Johan Ariks is een kroeskop, een
poea-poea; het is zijn trots een Iriaan
te zijn. Hij heeft groot g"zag bij zijn
landgenoten, omdat hij als onderwijzer
voor velen het onbekende gebied van
weten en-kunnen toegankelijk heeft
gemaakt. Zijn volk heeft hem als vraag
baak, als geestelijk leider, als afgezant
naar de Hoge Vertegenwoordiger van
de Kroon te Batavia gezonden om daar
te vertellen, dat de Irianen slechts in
één volk vertrouwen hebben: het Ne
derlandse. Daarmee willen zij samen
werken. (Hun afkeer van de Indone
siërs spruit voort uit het feit, dat de
sultans van Ternate en Tidore eeuwen
lang strooptochten hebben georgani
seerd op Nieuw-Guinea)Zij hebben
het gevoel, dat het contact met Neder
land dreigt te verbreken en daar zij
wel weten en beseffen, dat zij als volk
niet op eigen benen kunnen staan vre
zen zij, dat Indonesiërs de plaatsen der
Nederlanders in het bestuur zullen in-
emen. Om dat te voorkomen verzoekt
de grijze eerbiedwaardige Iriaan om een
plaats aan de Ronde Tafel conferentie
in Den Haag. Een verslaggever van'
„Het Dagblad", een krant te Batavia,
had een uitvoerig gesprek piet hem,
waarvan wij hier een gedeelte weerge
ven.
uit niets is gebleken dat men met onze
wens rekening hield. In October van
het vorige jaar bereikte ons toen het
alarmerende bericht, dat besloten was
het beleid over ons land op te dragen
aan de Federale Interim-regering en de
Kroon. Wij hebben onmiddellijk, toen
wij dit vernamen, een request inge
diend, waarin wij er op aandrongen
deze overeenkomst ongedaan te maken.
Op dat request hebben wij tot nu toe
geen antwoord gekregen".
Samen met de Nederlanders.
„Laten we stellen, dat aan de wens
van uw volk voldaan wordt, dat Irianie
dus als een zelfstandig gebied recht
streeks onder de Kroon komt te staan,"
wie zou dan het bestuur over dat ge
bied moeten voeren?"
„De Nederlanders en wij tezamen.
Wij zouden er op staan, dat de Neder
landse bestuursambtenaren met ons te
zamen het bestuur zouden vormen, ons
zouden leiden en onderwijzen. Maar
dan ook niemand anders dan de Neder
landers, want geen ander volk zou in
staat zijn ons de steun en de leiding te
geven, die wij wensen. En daarom zal
ik dr. Beel ook verzoeken aan de Ne
derlanders het recht te geven grond in
eigendommen te hebben, want zonder
dat recht zullen zij zich niet kunnen
vestigen".
j,U hebt natuurlijk zeer goede rede
nen om dit standpunt in te nemen en
te handhaven".
„De beste die men maar kan hebben:
de ervaringen. Bovendien, wij hebben
met de volken van Indonesië geen enkel
aanrakingspunt. In geen enkel opzicht,
noch cultureel, noch godsdienstig noch
geografisch of anthropologisch. Er is
niet de minste reden waarom wij een
deel van Indonesië zouden moeten zijn
en zoveel redenen te meer om het niet
te zijn".
„Dit is uw standpunt, maar denkt uw
volk er ook'zo over?"
„Wij zijn geen onmondig volk meer,
zoals men in brede kring nog denkt. Eli
men moet niet geloven, dat wij zo heel
gemakkelijk te intimideren zijn, dat wij
maar een natuurvolk zijn, dat gedwee
het hoofd buigt voor de eerste de beste
bullebak. De tijden zijn. voorgoed voor
bij. Ik verzeker u dat mijn volk wel
degelijk weet hoe de zaken er voor
staan en de mogelijkheden die er zijn,
scherp onderkent. En het weet het
uit te buiten ook".
„Hebt u voortdurend contact met de
leiders van uw volk?"
„Bijna dagelijks. De stamhoofden,
die mij als hun afgevaardigde aan
gewezen hebben het zijn er 51, die
ruim een millioen Papoea's vertegen
woordigen staan voortdurend met
gen om Irianie los te maken van Indo- mij in verbinding. AI is het gebied,
nesie en het een plaats te geven recht- waarin zij wonen, nog zo uitgestrekt,
streeks onder de Kroon. En dat stand
punt hebben we steeds gehandhaafd.
Op het request van 1946 hebben wij ant
woord gekregen van de toenmalige gou
verneur-generaal.- dr. Van Mook, waar
in hij ons aanmaande om in onze trouw
aan de Kroon te volharden. Nadien heb
ben wij er niets meer van gehoord en
van Hollandia tot Fak Fak, ik weet
wat er in hen leeft, welke noden zij
hebben en wat hun wensen zijn. En
zjj allen, niet alleen ik, weten, waar
het om gaat. En zij hebben er alles
voor over om hun doei te bereiken.
Los van Indonesië, rechtstreeks onder
de Kroon".
|k snapte het en zat alweer op een
volgende vraag te broeden. Want ik
zou toch eigenlijk wel eens willen
weten, waar al die telefonische oproe
pen vandaan komen, als er op het
Rembrandtsplein, bij het Station of
v/aar ook in de stad een bel om een
taxi schreeuwt, een bel, die opgesloten
zit in een grauw-geschilderd stalen
hekje op een dikke poot.
„Vijf-vier-drie-twee-één", zegt Kees,
alsof hij een „Sesam, open U" uit
spreekt „vijf-vier-drie-twee-één, taxi
centrale. Als U een wagen moet heb
ben, belt U 54321 en de centrale waar
schuwt de standplaats, die het dichtst
bij Uw adres is. Daarom hoeft U nooit
lang te wachten op een taxi, want over
de hele stad verdeeld zijn er een veer
tig van die standplaatsen, die allemaal
telefoon hebben. En als het al eens
voorkomt, dat er op de standplaats
geen wagen beschikbaar is, dan waar
schuwen ze een andere standplaats,
maar de centrale vraagt dan altijd
eerst, of U er geen bezwaar tegen
hebt. Want het komt natuurlijk een
paar dubbeltjes duurder, omdat U be
gint te betalen vanaf het ogenblik, dat
de taxi van haar plaats wegrijdt. De
service is prima, zoals U ziet."
Kees kijkt nèt zo voldaan alsof hij
die service zélf organiseert. En op mijn
vraag, of ik ook op straat een taxi
mag aanhouden, vertelt hij, dat dat in
derdaad mag. Daarom zit er ook een
halve meter blokband boven op de
voorruit, dan kunnen de klanten zien,
dat ze met een taxi te doen hebben.
Dat strookje hebben „ze" uitgevonden
om het stadswapen en het nummer te
vervangen, die er tot nu toe prijkten.
Langzamerhand begint het mij duide
lijk te worden, dat Kees met „ze" de
hoofdstedelijke verkeerspolitie bedoelt
en erg waarderend praat hij niet over
de heilige Hermandad. Alleen de
maatregelen op het Muntplein, die
vindt hij in orde. „Maar een vreemde
ling komt er nooit door" voegt hij
daarbij. Hij natuurlijk wel, want hij is
geen vreemdeling, hij is een Amster
damse taxichauffeur en daarom stalt
hij er een eer in, om alle bepalingen
even goed te kennen als alle straten,
lanen, pleinen, grachten en wegen tn
Groot-Mokum. En zijn werkterrein be
perkt zich bovendien niet eeps tot de
hoofdstad. „Ik kom overal, meneer, in
Hilversum en in Alkmaar, in Gronin
gen, Den Helder, Maastricht. Wij bren
gen onze klanten, waar ze willen zijn".
J)an rijden wij even langs het station.
omdat daar een functionaris zijn
werk doet, die een unicum in Neder
land is. Daar staat hij, bij de brug
naar de Prins Hendrikkade. Aan de
overkant gloeit het neon van het Vic
toria-hotel en achter zijn rug staat het
rode kruis op de St. Nicolaaskerk als
een baken boven een zwarte daken
zee. Maar daarop let hij niet, deze
man. Hij kijkt alleen maar naar de
kant van het station, bij het koffie
huis. „De waterkant" noemen de vak
lui dat plekje. En telkens, als er laar
een taxi wegrijdt naar de standplaats
rechts van de stationsuitgang, kijkt hij
naar de rij wagens om het Damrak en
dan snerpt zijn fluitje en één felokband
rijdt op en verdwijnt naar de water
kant. Die man met de fluit staat daar
ten gerieve van de chauffeurs, die zelf
niet kunnen zien of zij kunnen optrek
ken. Zijn loon wordt door de chauf
feurs onderling betaald en hij is in het
bedrijf een onmisbare fitmur evenals
zijn zoon, die de werktijden en de ver
diensten met hem deelt.
„Kijk", zegt Kees, „als je nou weg-
gefloten wordt en er komt in de verte
net een klant aan, dan moet je niet
blijven staan, maar 'em smeren. Als je
dat niet doet, ben je een onsociaal
clement, omdat je je opvolger een
vrachtje wilt afsnoepen. Zuigen noe
men wij dat en dat is bij onderlinge
afspraak verboden".
In het vorige artikel in deze
serie hebben wij U iets verteld
over het Amsterdamse taxi
bedrijf en over het bijna uitge
storven genus: de snorder.
In dit tweede en laatste artikel
vertelt onze chauffeur Kees van
Zeeland van zijn werk bij de
onderneming en hij toont duide
lijk aan, dat er veel meer aan
vast zit, dan alleen maar voor
komen en passagiers rijden, zo
veel, dat dit gehele artikel er vol
van staat.
J^angzamerhand komt er een eind aan
zijn verhaal. Maar ik wil hem toch
niet laten gaan, voor ik nog een paar
specifieke ervaringen uit zijn loop
baan heb gehoord. „Natuurlijk, groag"
zegt Kees, „ervaringen genoeg. M'n
allereerste klant was een zepert. Een
zepert is een vent, die zich laat rijden
en bij het uitstappen niet kan of niet
wil betalen. Meestal is dat opzet, hoor,
want iedereen weet wel, hoeveel geld
hij in de pokkèt heeft, waar ef niet?
Maar moet je horen".
En dan komt er een verhaal over een
kerel, die naar Hilversum moest en
daar aangekomen, orders begon te ge
ven. „Rechts-af en toen weer rechts-af
cn toen nog eens rechts-af. „Barst, zei
ik", zegt Kees, „dan ben ik precies
v/aar ik vijf minuten geleden ook was.
Vraag ik je wat? zei de vent, ik wil
naar huis. En ten langen leste stond
Kees met zijn vrachtje op een donker
landweggetje. „Moet je hier zijn?"
vroeg Kees. „Welnee, zei de zepert,
hier moet jij zijn, dat zei je toch?" En
fin de man stapte uit en Kees toog
achter hem aan, met voor alle zeker
heid een Engelse sleutel in de hand.
Maar de sleutel had hij niet nodig,
want de kerel, die hij de ene minuut
nog vóór zich hoorde in het helse don
ker, was het volgend moment verdwe
nen tussen de struiken. En Kees heeft
het geld voor deze rit nooit gekregen.
Maar ik wist nu precies wat een ze
pert was.
Geen geld en ruzie op de koop toe.
J7n, o, ja" zegt Kees, „ik heb ook nog
eens een dronken vent naar zijn
huis gebracht ergens in de Rivieren
buurt. Toen ik voor de deur kwam,
sliep-ie en ik had al m'n kracht nodig,
om hem uit mijn wagen te trekken. Ik
heb hem op de stoep gezet en aange
beld. Zijn vrouw deed open en voor
we een halve minuut verder waren,
had ik een knetterende ruzie met het
mens, dat bij kris en bij kras beweerde,
dat ik haar kerel dronken had gevoerd.
En daarom vertikte ze het om me te
betalen. Als hij teveel wil drinken, is
dat zijn zaak, zei ze, maar dan zal-ia
cok zijn eigen gijntjes moeten aftik
ken. En ik kreeg geen cent. Eén-negen-
tig was die rit en ik ben drie maal
teruggeweesf^,om m'n geld. U snapt,
dat er van de verdienste van dat
vrachtje niks is overgebleven
Ik zat te .overpeinzen, dat het leven
eens taxi-chauffeurs oók niet altijd
over rozen gaat, toen een slaande klok
mij eraan herinnerde, dat er een tijd
van komen en een tijd van gaan is. En
dus hjeld Kees zijn hand op en kreeg
zijn geld en het laatste wat ik zag
van de wagen van de Amsterdamse
taxi-chauffeur Kees van Zeeland was
het rode achterlichtje, dat snel kleiner
werd in de donkere avond, tot het om
een hoek van de straat verdween.
Guerilla's belagen U.N.C.I.
De Nieuwsgier heeft een document
gepubliceerd, waarin, in verband niet
het verblijf van leden van de UNCI te
Djokja, op de guerillastrijders een
bc'-oep wordt gedaan aanvallen uit *e
voeren op de stad Djokja en op leden
van de UNCI om te bewijzen, dat ae
rust in genoemde stad niet hersteld is.
Het document is ten zuidwesten van
Djokja door Nederlandse militaire
autoriteiten gevonden. Het was gericht
aan R. A. Sanem en Hendrik Rade en
ondertekend door zekere John Rasj-
raarra, die in verbaxd hiermede te
Djokja gearresteerd en verhoord werd.
liet team van militaire waarnemers is
dringend" en herhaaldelijk" gewaar
schuwd om zich niet buiten Djokja te
begeven zonder Nederlands militair
escorte en zelfs om de zuidelijke wij
ken van de stad te mijden.
Knaapje uit de trein gevallen
Dinsdagavond is een vijfjarig jonge
tje uit Amsterdam uit de electrische
trein AmersfoortAmsterdam geval
len. ongeveer drie minuten voor de
trein het station Bussum bereikte.
Het knaapje stond met de rug tegen
het portier, terwijl zijn vader in ge
sprek was. Het kind kwam naast de
rails terecht en werd met een ernstige
schedelbasisfractuur naar de Majella-
stichting te Bussum overgebracht.