HET VENSTER
J
Letterkundige verschijningen: Anna Blaman,
Begin en einde
De Oude Kerk was als betoverd
n
AMSTERDAMS PODIUM
II
THRILLER DIE ALLE RECORDS
AAN SPANNING BREEKT
de stem van
een iijdperk
£R IS EEN MERKWAARDIGE WISSELWERKING waar te nemen tus
sen de waardering voor een kunstenaar en de tijd waarin hij leeft. Men
upreekt graag over het eeuwige in de schoonheid, ofschoon het nog nooit
Iemand Is gelukt daarvoor immer-geldende normen aan te geven, maar wie
van ons kan beslissen in hoever b.v. de Max Havelaar ontroert, boeit en
meesleept door zuiver litteraire waarden óf door het morele pathos waarvan
het is vervuld, waardoor het boek als een geweldig vuur in de tijd opsprong
en waardoor het ook nu nog een verbijsterende actualiteit vertoont. En wie
kan zeggen hoeveel werken van schoonheid vergeten zijn omdat ze niet
pasten in de tijd van hun ontstaan? De tijd van ontstaan moet men ook in
aanmerking nemen bjj de beoordeling van het succes waarin op het ogenblik
het werk van Anna Blaman zich koestert. Haar twee boeken „Vrouw en
Vriend" en „Eenzaam Avontuur" beleven druk na druk, worden hevig aan
gevallen en verdedigd en brengen de litteraire wereld in oproer.
DIT IS ALLEEN te verklaren uit het
feit dat de geesten rijp zijn gewor
den voor de problemen die er in wor
den aangeroerd, omdat in de jaren na
de twee wereldoorlogen, onder de in
vloed van Freuds revolutionnaire werk
zaamheden, waardoor tot dusver onbe
kende en diep verborgen gebieden der
menselijke ziel konden worden geanaly
seerd, eeuwenlang heersende sexuele
taboes begonnen te verzwakken, De
mensen werden zich bewust van de
grote rol die de erotiek in hun gedach
ten en gedragingen speelt, ze kregen
inzicht in de diepste motieven waar
door hun naaste werd bewogen, waar
door hun schaamte verminderde en
hun begrip werd vergroot. En nu Anna
Blaman het waagt abnormale sexuele
aandriften te beschrijven, als één der
vele facetten van het menselijk ziele-
leven, is de tijd rijp voor de aanvaar
ding hiervan en is de reactie ertegen
niet te vergelijken met de tegenstand
die schrijvers als D. H. Lawrence in
Engeland en Arthur Miller in Amerika
moesten ondervinden. In Holland
strompelen we nu eenmaal steeds ach
teraan waar het zaken van omwente
lingen in het zedelijk bewustzijn be
treft. Lawrence is in Engeland al klas
siek geworden, Miller is niet meer ver
boden, Anna Blaman schrijft best-sel
lers. En ongeveer veertig jaar geleden
publiceerde Jacob Israël de Haan zijn
Pathologieën", een boek over 't zie-
leleven van abnormaal geaarde mannen
dat, wat litteraire waarde betreft, on
vergelijkelijk veel hoger staat dan het
ontstellend slecht geschreven werk van
Blaman, maar dat vergeten werd, on
opgemerkt in een tijd die er niet rijp
voor was.
Anna Blamans eerste boek „Vrouw
en vriend" is van bescheidener allure
dan „Eenzaam avontuur"; het verhaal
is simpeler gesteld, de figuren zijn een
voudiger getekend en worden dan ook
levendiger voor ons dan die uit het
tweede werk, maar hierin valt ook al
op het luchtledige dat de schrijfster
tussen zichzelf en de lezer schept. We
krijgen het gevoel of tussen de banale
gebeurtenissen die de hoofdpersonen
beleven en de onbeholpen wijze waar
op al dat onbelangrijks wordt beschre
ven, iets ligt van belang, of de roman
mensen in hun platvloersheid meer be
tekenen, of zij onvermoede zielsdiepten
verbergen, maar of de schrijfster dit
niet weet over te brengen.
Dit is voor een belangrijk deel te wij
ten aan een slecht ontwikkeld taalge
voel, waardoor de merkwaardigste on
zinnigheden met grote ernst te berde
worden gebracht, maar waardoor ook
de karakters der figuren niet de gele
genheid krijgen zich te ontwikkelen.
„Vrouw en Vriend" behandelt de lot
gevallen van een jongeman die verliefd
is op een nogal lichtzinnige vrouw. De
ze verlaat hem, keert bij hem terug en
laat hem tenslotte weer in de steek.
Het hele boek is overwoekerd door
het onkruid van verbijsterende stijl
bloempjes, waarvan ik u hier slechts
een klein boeketje kan aanbieden. Op
blz. 4 lezen we: „Het was of hij geen
lichaam had, want zo verzweeg hij het."
En op blz. 29; „Schaamteloos plaatste
ze de schaduw van een derde tussen
ons, een wreed, wellustig spel." Op blz.
90: „De heimwee schroeide bodemloze
gaten in haar ziel."
Dergelijke litteraire meelklonten ken
merken de stijl, maken het boek soms
belachelijk, soms vervelend, soms er
gert men er zich aan en soms ook heeft
men spijt, omdat zo nu en dan in een
gespannen, door werkelijk gevoel ge
dragen beschrijving Anna Blaman het
bewijs levert dat zij iets van belang te
zeggen heeft. Er komen allerlei duiste
re gevoelens en afwijkingen tot ons
over. donkere weemoed om de onver
vuldheid van het bestaan, verminkte
liefde en verknoeide levens, maar dit
alles vermengt zich niet met onze ge
waarwording, er is een kortsluiting
die slechts te verklaren is uit het on
echte, onrijpe en geconstrueerde waar
mee de hoofdpersonen in hun normale
erotiek zijn getekend, kinderlijk en
schimmig. Zolang de schrijfster alge
meen menselijke gevoelens beschrijft
als eenzaamheid, verdriet om een dode,
levensonlust, kan zij soms ontroering
opwekken. Ook al is de uitdrukkings
wijze vaak belachelijk, maar in de uit
beelding der erotiek faalt zij en juist
deze erotiek vormt de ruggegraat van
haar romans.
IN „EENZAAM AVONTUUR" komen
de fouten en mogelijkheden van haar
onevenwichtig talent verscherpt tot ui
ting. De taal is nog onzuiverder, de
psychologie troebeler, de typering der
figuren vager, maar tevens getuigt de
constructie van het verhaal van een
grote scherpzinnigheid en een bewon
derenswaardige bedoeling die we kun
nen navoelen en waarderen ondanks
het feit dat deze opzet niet in schoon
heid werd verwezenlijkt.
Het gegeven is weer een vulgair lief
desverhaaltje. Een man. een schrijver,
wordt door zijn vrouw verlaten om een
kapper, een onbelangrijk iemand, die
haar echter erotisch aantrekt. Zo nu en
dan komt de vrouw bij haar eerste
man terug om hem tenslotte voor goed
te verlaten. De man schrijft in zijn
wanhoop een detective-verhaal, waarin
hij de verhouding tot zijn weggelopen
vrouw symbolisch weergeeft. Verder
treedt er nog een meisje op dat ver
liefd raakt op de vrouwelijke hoofd
persoon en dat waarschijnlijk voor het
succes van dit boek heeft gezorgd.
Dit stelletje vrij onbelangrijke, in hun
gedragingen vervelende mensen wordt
weer beschreven in het onzuivere,
vaag-psychologiserende, gewild-diepzin-
nige proza, waarvan ik reeds enige
voorbeelden heb gegeven, maar waar
van ik u een paar nog sterker uit de
kluiten gegroeide uitwassen niet mag
onthouden.
Op blz. 29 worden de gevolgen van
een telefoongesprek verhaald: „Hun
bloed had elkaar aangeraakt over een
afstand van plus minus veertig kilome
ters." En op blz, 30 staan deze twee
volzinnen: „Yolande was geboren en
getogen in een volksgezin waar de in-
ANNA BLAMAN
stincten als blote zenuwen op het leven
stonden," en: „De conversatie tussen
Berthe en Alide kon nu onbevangen
van ellipsen op de breed genuanceerde
phrasen springen en terug weer op
monosylabisch vragen en bekennen."
Op blz. 43 doet zich het volgende voor:
„En Yolande zong, uitdagend, rauw.
Haar stem was als een tank die zich
door het lunaire landschap stortte en
dwars over mensenlief en -leed heen-
daverde." Op blz. 141 wordt het: „En
dit gaf haar een overwicht alsof ze al
leen maar door haar Stem te verheffen
heel een heelal met voeten trad," ter
wijl we op blz. 187 de volgende anato
mische bijzonderheid aantreffen: „Zijn
toch al kleine mensenhart werd tot een
lege druivenschil geplet."
Opvallend is verder het verschil in
de beschrijving van de gedachten der
hoofdpersonen en de weergave van hun
daden en gesprekken. De mensen ge
dragen zich als vulgaire wezens, grof
en onbelangrijk, maar hun gevoelens
worden heel delicaat beschreven als
zeer ongewone en subtiele verschijnse
len. Dit verschil werjtt vaak belache
lijk, vooral ook omdat Anna Blaman
een slechte dialoog schrijft, die in de
mond van haar figuren niet past.
Daardoor wordt het boek vaag en
zwevend met een soort mistige mystiek
die sterk doet denken aan de sfeer in
Kafka's werk. De invloed van deze in
het Duits schrijvende Tsjech is sterk
merkbaar. Ook hij maakte van een vrij
onbelangrijke werkelijkheid iets
vreemds, verwrongens, alsof de ons
vertrouwde dingen in een lugubere
droomwereld zijn opgenomen en grie
zelig, onwezenlijk worden, symbolen
van ongekende en beangstigende ver
schijnselen in onze ziel, waarvan we de
verwantschap met onze onbewuste aan
doeningen kunnen navoelen, Maar Kaf
ka is steeds simpel, dwingend, noodza
kelijk, de wereld die hij schept aan
vaarden we* dadelijk in alle verwron-
genheid. Anna Blaman blijft machte
loos en vooral onbelangrijk.
EN TOCH, wanneer we haar boeken
hebben gelezen blijft ons iets bij, een
paar goede en gevoelig beschreven dé
tails, een stemming, een rake situatie
tekening en in „Eenzaam Avontuur"
het karakter van het abnormale meisje
Berthe. Zij is zuiver getekend, met me
delijden en begrip, zij is minder schim
mig en chaotisch dan alle andere we
zens die het boek bevolken. In dit
meisje kunnen wij geloven, met begrip
voor haar nood. Soms worden we zelfs
met geestdrift door een paar bladzijden
meegesleept als later de schrijfster zui
ver en eenvoudig blijft, om dan helaas,
even in de ergerlijkste taalmishande-
ling te stranden.
En dan is ook de opzet te waarderen,
het dooreenvlechten van de symboli
sche detectiveroman met het grondge-
geven, waardoor verrassende situaties
ontstaan die de roman soms een belang
rijke compositorische waarde verlenen.
Maar de perioden van eenvoud en
zuiverheid blijven tè geïsoleerd om het
hele boek op te heffen naar hun peil.
In het algemeen blijft de ergernis over
wegen, niet om wat de meeste tegen
standers op het werk hadden aan te
merken, want Anna Blaman is nergens
grof en opwindend in de beschrijving
der erotiek, maar om wat aan psycho
logische kracht en taalkundige echt
heid ontbreekt aan een werk, dat zijn
succes ontleende aan het ogenblik van
ontstaan.
M. VAN LOGGEM.
SEPTEMBER betekent het einde van
het zomerseizoen. De vacantie is
voorbij en de zon gaat alweer bedenke
lijk dalen. De trekvogels zingen hun
afscheidslied en in het gekweel der
spreeuwen en het gekrijs der kieviten
klinkt voor de luisteraar een weemoe
dige toon. Afgelopen is het weer met
de vreugde der vrije dagen, in bos en
veld zorgeloos doorgebracht; droef klot
sen de golven op het nu eenzame
strand, door de zonnebaders verlaten;
gesloten zijn de openluchttheaters, de
festivals en congressen, die uit verre
landen de vreemdeling lokten. Voor de
loketten der toeristen-bureaux behoeft
men niet meer in de rij te staan en de
treinen rumoeren niet langer van het
uitbundig jolijt der kampeerders en
trekkers. Tot- het volgende jaar maar
weer, schoolreisjes
en pensions en voor
de pleizierigste
maand van het jaar
gehuurde zomer
huisjes! Het is alles
voorbij.
Zo komt het herfst-
getij met zijn stilte
en ritselende bladeren ons herinneren
aan het vergankelijke van zorgeloos
heid en vreugd. Wij plukken en eten de
vrucht van wat voor kort geurende en
kleurende bloesem was en dit genot
geeft een bittere bijsmaak. Afscheid
nemen kost altijd moeite en „voorbij"
is een onaangenaam woord. Maar zoet
blijft toch het mijmeren over verloren
paradijzen en over de hoop, daar nog
eenmaal weer binnen te treden. Een
maal, als het opnieuw zomer zal zijn!
Maar eerst nadert de winter. Want
September is ook een begin. De aan
vang van het-nieuwe seizoen: op school,
in de schouwburg, in het bedrijf dat
zich voorbereidt op de werkzaamheden
van het koude getij. Er is niet alleen
weemoed om het verlorene, maar daar
nevens ook opgewektheid bij de ge
dachte aan nieuwe arbeid en nieuwe
interessen. Men is uitgerust in de zo
mer, en lichaam en geest vragen na de
vacantie om inspanning. Rust is
slechts een tijdelijk genot. De gezonde
mens kan maar kort zich aan het werk
zame leven onttrekken. Hij staat klaar
voor nieuwe ondernemingen, die zijn
krachten zullen bezighouden.Hij hun
kert naar wat hem wacht, nu er een
nieuw begin wordt gemaakt. Het be
gin van het winterseizoen, dat ook zijn
bekoring bezit, omdat de frisse tempe
ratuur prikkelt tot daden. En na de
korte werkdag lokt de lange avond met
zijn gezelligheid bij warmte en lamp
licht. Het wordt tijd voor lezen en stu
deren. voor de beoefening van zang en
toneel, voor de vergadering en het
rustige gesprek in bevriende kring.
Reeds verheugt men zich in het voor
uitzicht op de genoeglijke winterfees
ten, op Kerstmis en Sinterklaas. En on
der arbeid en uitspanning vliegen de
weken om, en de bollen, die nu in de
grond gaan, zullen weer bloeien voor
dat men het weet.
September: begin en einde tegelijk.
nE OUDE KERK, IN HET HART DER STAD, is veel méér dan alleen maar
een eeuwenoude tempel, machtig en nobel oprijzend uit de aarde van de
Amsterdamse grond. Te veel eeuwen gingen over deze grijze stenen, te veel
klokke-klanken verwoeien met dat geluid van brons op brons over de stad.
Onder de vierkanten der blauwe plavuizen rusten de doden. En die avond, met
een aarzelende regen ritselend over het dak van de Oude Kerk, en de duisternis
als een muur leunend tegen de grote boogramen, kwam alles in de kerk tot
leven. Een vreemd en mysterieus leven. Dat kwam zo maar niet vanzelf. Dat
werd gedaan door twee tovenaars met elk een eigen instrument, dat hun was
geschonken. De een zegt: door God geschonken. De ander: door de Muze. Weer
een ander noemt het alleen maar talent. De ene tovenaar was een man, een
organist: Anton van der Horst. De andere was een vrouw, een zangeres: Jo
Vincent. Ze zongen en ze speelden en brachten het wonder in die eeuwenoud»
kerk, en alles werd gewekt daar tot een allervreemdste en zeldzame belevenis
Ik zal proberen u daar iets van te vertellen.
7E ZONGEN en speelden een lied van van het koper en het matte zilver van
Sweelinck; aria's, een praeludium en
fuga van Bach, liederen van Brahms,
koraalvariaties van Brahms, drie psal
men van Arthur Honegger en dan ten
slotte: dat onsterfelijke en ongehoord
schone Agnus Dei uit Mozarts Krö
nungsmesse. Op zo'n" avond ervaart een
mens weer dat het een ijdele waan is
te menen dat hij wel buiten muziek
kan in dit leven. Hij beseft ineens weer
dat zo'n avond, zo'n enkel anderhalf
uur, het beste en mooiste anderhalf uur
is dat hij in lange tijd bezat. En dat is
dan precies het wonder.
Eerst, in den beginne, is daar alleen
maar de stilte van de kerk. Die grote,
koele, glazige, haast tastbare stilte van
een oude kerk. Daarna speelt het orgel
en de ruimte gaat zich vullen met
klank, zo maar door een paar mensen
vingers weggetoverd uit een geheim
zinnig samenstel van houten en metalen
pijpen. De klanken stromen uit het
orgel, dat koninklijk en universeel een
ganse muur bedekt. Het orgel, tegelijk
Koning en Moeder der instrumenten.
Dit is maar geen gewone klank van
een gewoon instrument. Die men hoort
en die voorbijgaat. Deze klank is veel
meer. Hij blijft zweven tussen het
hemelhoge dak en de plavuizen op de
aarde. Hij vult alle nissen, krochten en
spelonken in de schemerige tempel. Hij
spoelt en bruist en deint door al dat
licht en al dat duister als iets tastbaars,
iets zeer concreets en delen ervan blij
ven hangen rondom al dat donker
bruine hout, dat zijn kleur kreeg van
vele eeuwen, in de goudige lichtglanzen
Maar is heel 't leven niet een dergelijk
samengaan? Waar men een einde vreest
kondigt zich tevens een begin aan. On
der het neerdwarrelende blad zwelt
reeds het jonge knopje. Onder de be
vroren kluiten kiemen de verse sprui
ten. In voortdurende wisseling voltrekt
zich het bestaan. En elke episode uit
dit rhythmische spel heeft haar eigen
bekoring. Het leven is altijd mooi en
de moeite waard, bij eb en vloed, bij
in- en uitademing. Daarom zien wij ge
troost de zwaluwen vertrekken; ook de
grijze winterkraai kan goed gezelschap
worden. Vaarwel, zomerse vreugde, en
welkom, taak en arbeid in het nieuw-
begonnen duistere seizoen!
H. G. CANNEGIETER
JfET MENSELIJK LEVEN RAAKT MEER EN MEER beheerst door de
superlatief; sterk is niet genoeg, wie mee wil tellen moet de sterkste zijn.
Overal wordt naar records gestreefd, of het nu bewapening, wetenschap,
sport of vliegtuigbouw betreft. De zucht tot overtreffen is een noodzaak ge
worden voor de mens en de wereld van nu. Wij kunnen niet meer buiten schok
ken en emoties en zelfs in onze ontspanning blijven we er nog door bezeten.
De massa zoekt de sensatie, op het sportveld, in zijn lectuur, in de bioscoop:
sensatie als verstrooiing. En de sensatie kan dan nooit sterk genoeg zijn. De
filmproductie met zijn „thrillers" is er een frappant voorbeeld van. Zo om
streeks 1930 kregen we de eerste gangsterfilms te zien; brute kracht, waar
wc koud van werden! Maar vergeleken bij de emoties, die we nu In de bio
scopen kunnen ondergaan, blijkt die gruwelijke sensatie van amper twintig
jaar terug, maar slap. De keiharde gangster is in de loop van die twee de
cenniën over stapels lijken gegaan, hij werd een type met hersens, niet meer
een „big shot", een geduchte revolverknaap, maar veel geraffineerder: de
intelligente misdaad vol sadistische verfijning won het glansrijk van de
brute kracht. De gangsterfilm maakte plaats voor de geperfectionneerde
thriller, die zich zelfs op het gebied der psychologie begaf en daar veel ge
vaarlijker wapens ontdekte dan mes, revolver of machinegeweer. Sensatie
in de overtreffende trap!
HET STERKSTE staaltje op dit ge
bied en we zijn dus nu al bezig met
een superlatief van wat we zelf al
voor een superlatief gehouden hadden
levert Hollywood ons thans met
„The window", „Het venster", een
thriller, die alle records breekt. Het
verhaal is in de film volkomen oor
spronkelijk al is het gegeven eeuwen
oud. Een der fabels van Aesopus, zes
honderd jaar ouder dan onze jaartel
ling, doet het verhaal van een herders
knaap, die zijn dorpsgenoten in pa
niek te hulp iaat snellen op het loos
alarm: „Help! een wolf!" Hij vindt 't
een kostelijke grap, die hij dan ook
nog een paar keer herhaalt. Ten leste
wordt hrj inderdaad eens door een wolf
aangevallen, maar niemand slaat dan
nog acht op zijn hulpgeroep. Deze her
dersknaap van vijf en twintig eeuwen
geleden is ln de film „Het venster"
teuggekeerd als Tommy Woodrey, een
ventje van een jaar of acht uit het
hedendaagse Amerika.
Tommy bewoont met zijn ouders
een bedompte etage in een arbeiders
buurt. Met zijn kameraadjes speelt
hij sensationele spelletjes in enkele
bouwvallige huizen vlakbijrovertje en
oorlog en daarbij gee"t hij zijn ver
beelding de vrije teugel. Hij imponeert
zijn vrindjes met de sterke verhalen,
die hij ten slotte zelf ook gaat gelo
ven. Zijn ouders maken zich zorgen
over Tommy's overspannen fantasie,
slaan op zijn gebazel zo weinig moge
lijk acht, maar kunnen niet verhinde
ren, dat Tommy met zijn wonderlijke
verhalen hen in heel wat vervelende
situaties brengt.
Zo komt Tommy ten slotte midden
in de nacht zÜn moeder wekken met
het verhaal, dat hij een moord heeft
zien plegen. Omdat hij van de hitte
niet slapen kon, was hi) de brandtrap
een vreemde man, die plotseling in
elkaar zakte, neergestoken met een
schaar. Tommy's moeder hecht geen
waarde aan zijn verhaal evenmin als
zijn vader. Tommy weet zich geen
raad, want ditmaal is zijn fantasie
niet aan het werk geweest, hij heeft
inderdaad een moord zien plegen.
Maar niemand gelooft hem, zelfs de
politie niet, waar hij een verward ver
haal komt doen. De moordenaar»
echter komen te weten, wat Tommy
van hen vertelde, en zij trachten het
jongetje onschadelijk te maken. Tom
my maakt de gruwelijkste angsten
door, probeert te ontvluchten, maar
wordt door de moordenaar achter
haald, ontsnapt weer en wordt ach
tervolgd op zijn vlucht door de bouw
vallen, die altijd zijn speelterrein wa-
Fommy' wilde, overspannen fantasieën kennen geen grenzen en zijn oudei
weten zich met het kereltje geen raad, want Tommy vertelt een verzinsel
zolang, dat hij het zelf gelooft.
opgeklommen en had zich te slapen
gelegd op het platform voor het ven
ster van de bovenburen. Van een vaag
geluid uit de kamer was hij weer wak
ker geworden, door een kier van 't
gordijn glurde hij naar binnen en daar
zag hij de bovenburen vechten met
ren. Het botte toeval komt hem ten
slotte te hulp: in zijn waanzinnige
angst vlucht Tommy tot 'n de half
vergane hanebalken, die het gewicht
van zijn achtervolger echter niet
meer torsen kunnen. Tommy blijft
hoog ln de balken veilig, maar de
moordenaar, die hem bedreigde, valt
te pletter.
Het verhaal mag een wat kunst
matig bedenksel zijn, maar het werd
met zo'n uiterst intelligent vakman
schap verfilmd, dat de toeschouwer
het volkomen als een afgrijselijke
werkelijkheid ondergaat. Het realis
me, dat in vele Amerikaanse films van
de laatste'tijd tot ontwikkeling kwam,
is hier op zijn sterkst. Dit blijkt niet
alleen in de gave typering van de fi
guren uit dit dramatische verhaal
doodgewone mensen, knap en raak
uitgebeeld maar ook in het camera
werk, dat zich volkomen aan de rea
liteit houdt, doch de spanning en de
intensiteit ervan weet op te voeren,
door een scherpe keuze uit die ele
menten van de werkelijkheid, die voor
die werkelijkheid het meest van be
tekenis zijn. „Het venster" is weer
galoos geniaal gemaakt met gebruik
making van alle middelen van beeld,
geluid (en ook stilte), die aan de film
de sterkste uitdrukkingskracht kun
nen verlenen.
De tot dusverre nog volkomen on
bekende regisseur Ted Tetzlaff ging
echter nog verder. Met een meester
lijke scherpzinnigheid verdiepte hij
zich hier in de ziel van een kind, dat
aan doodsangst ten prooi is. En zo
gaf hij aan zijn film een veel sterker
geladen inhoud dan welke andere
thriller ooit had. Daarmee heeft de
sensatie een hyper-geraffineerde vorm
aangegomen, die niet vrij is van gees
telijk sadisme en daarmee ook niet
zonder gevaar. De film heeft het ka
rakter van een obsessie, een nacht
merrie, die op de toeschouwer bijna
even sterk inwerkt als op de kleine
hoofdpersoon van het verhaal zelf. De
spanningen worden tot het uiterste
opgevoerd niet alleen met technische
maar meer nog met psychologische
middelen. Regisseur Tetzlaff doet zich
hiermee kennen als een excellent vak
man en een sterke persoonlijkheid. Het
bezwaar, dat men bij deze film voelt
opkomen, richt zich echter tegen het
ontstellende cynisme, dat zijn inspira-
tieve kracht geweest moet zijn. Want
hoeveel waardering men ook mag heb
ben voor zijn genie, de kille harte
loosheid, waarmee hij zijn onderwerp
observeerde en de meedogenloze hard
heid, waarmee h(j de innerlijke ver
scheurdheid van het kind uiteen-
rafelde en blootlegde om deze als mid
del tot sensatie uit te buiten, zfln
moeilijk te aanvaarden.
LONG-SHOT. hort.
de orgelpijpen.
De mensen die gekomen zijn om te
luisteren weten dat er iets gebeurt daar
rondom hen en boven hen. En ieder
mens voelt zich alleen worden, een
zaam. Maar het is niet de trieste een
zaamheid van de andere dagen en nach
ten. Het is de eenzaamheid waarin da
mens zichzelf ontmoet. Dwars door alle
klanken en tonen en melodieën heen
van de kunstenaar die onzichtbaar be
zig is zijn ziel uit te spelen op het in
strument dat daar geweldig groot aan
de muur staat. Van de aarde tot haast
het dak der kerk.
DAARNA zingt Jo Vincent. Men kent
die stem. Van een vroeger concert in
een zaal. Van de zwarte ebonieten schij
ven die in redelijk surrogaat de men
selijke stem conserveren. Van de radio,
die weer een andere vorm is van surro
gaat. Maar hier staat ze voor ons, klein,
timide haast, een beetje verdwaald tus
sen de formidabele afmetingen van het
ontzaglijke orgel. Een donkere schaduw,
gevangen in de helle driehoek van een
electrische lamp.
Het begint met een Abendlied van
Schulz. Ja, dat is die stem! Daar is
geen aarzeling en daar is geen voor
zichtig tasten naar de grenzen der ruim
te die zij te vullen heeft. Die stem is
er. Zo klaar, zo doorzichtig en edel, als
kristal klaar, doorzichtig en edel is. En
ik gebruik het woord kristal, omdat ik
geen materie ken die zich tot een tref
fender symbool laat bezigen. Die stem
wordt omgeven door de andere stem:
die van het orgel. Maar steeds is de
menselijke stem het orgel vóór en het is
aandoenlijk schoon. Het is vol van het
allertederst sentiment maar nooit, nooit
éénmaal sentimenteel. Wie zo kan zin
gen is een gebenedijd, een gezegend
mens. Want een mens die dit talent
bezit heeft de macht, hen die luisteren
weg te rukken uit alle beslommering en
zorg van deze dagen.
Het is niet meer de Jo Vincent van
tien jaar geleden. Het bruist minder. Er
is minder drift, drang en onrust. Maar
daarvoor in de plaats kwam een warm
te, iets van een verstilde weemoed en
een glans die alle tezamen bewijzen dat
iemand die zó zingt dit leven dóór en
dóór, tot in zijn uiterste uithoeken moet
hebben doorleefd, doorproefd en onder
gaan. Zij is werkelijk: onze grootste
zangeres en ik hoop dat God en de
muzen haar ook in een volgend decen
nium voor ons zullen behouden.
WAT ZAL MEN daar nog verder over
schrijven? Zo min iemand de glans van
de zon vermag weer te geven, de tin
teling en rijkdom van een weiland met
pi- :sterbloemen of de majesteit der
oceaan, zo min, ja, nog veel minder,
vermag hij dat met zoiets wonderlijks
en irreëels als de menselijke stem van
deze kunstenares. Laat ik dit zeggen:
dat het mij soms was, alsof de klanken
vorm en gestalte aannamen. Vorm en
gestalte van een kleine, rappe vogel die
wegvloog uit de licht-driehoek op t'
orgel. Die vogel wiekte heen, zichtbaar
en onzichtbaar in de machtige ruimte
van de kerk. Wie hem zag en hoorde
voelde zich gelukkig en deed vertwijfel
de pogingen hem in zijn vlucht vast te
houden. Maar telkens vloog die vogel
heen; hij verborg zich achter de witte
zuilen en in de schaduwige duisternis
van de spelonken tussen de plavuizen
en het dak. Het dak waarboven de he
mel stond. Daar zal die vogel wel heen-
gevlogen zijn, denk ik.
Lied na lied zong zij en de geheim
zinnige betovering bleef. In die betove
ring weekt een mens los van zichzelf.
Hij wordt even, voor nauwelijks een
uur, bevrijd. Alle duisternis glijdt weg,
alle vaalheid, alle ijdelheid, alle waan
van het rennen achter geluk, dat elk
mens zo hopeloos ver zoekt en dat zo
dicht bij huis kan zijn. Bijvoorbeeld in
een oude kerk in het hart van Amster
dam.
Voor één uur staat men buiten de cel
van de zelfgebouwde gevangenis die
elk mens insluit. En even, nauwelijks
dat ene, kostbare, vervliegende uur,
laat men zich gaan naar dat kostelijke,
betoverende, onbeschrijflijke land waar
in onze dromen, wensen en verlangens
zichzelf terugvinden. Daar, in dat land,
zijn we in de beste uren van ons leven;
het is het blauwe land tussen hemel en
aarde, diep onder de sterren en noog
boven de wolken. Daar, waar een mens
los is van alle druk en alle pijn en alle
moordende verveling en óverbodigheid
die de dagen dezer jaren in een nau
welijks nog bewoonbare wereld vullen.
Dat deed Jo Vincent. Samen met Anton
van der Horst in die eeuwenoude kerk,
die avond.
HET LAATSTE dat zij zong was het
Agnus Dei van Mozart. Agnus Dei, qui
tollis peccata mundi: miserere nobis.
Dat is: Lam Gods, dat wegneemt de
zonden der wereld, ontferm U onzer.
Ik geloof dat die eenzame vrouw in
de gele lichtvlek op dat geweldig orgel,
hetzelfde orgel waar eens Sweelinck
zelf op speelde, maar dan drie eeuwen
geleden, die avond uit het hart van
menig mens uit het groot publiek een
deel van de droesem en het bezinksel
wegnam die de onafscheidelijke en on
ontkoombare neerslag vormen in de
schuilhoeken en spelonken van ons
ANTHONY VAN KAMPEN