LA TRAVIATA" opera en f,lm büjven moeilijk te verenigen^
The Old Curiosity Shop
Er zijn rare Canadezen en er zijn
beste Canadezen
VIJF MENSEN GINGEN NAAR CANADA (10)
Culiureel Nieuws
Lied van de week
Een nachtelijke rit per auto en een wonderlijk
verhaal over de Ogopogo
JJE CANADEZEN ZIJN IN GELDZAKEN nogal gemakkelijk aangelegd, ten
minste voorzover het in hun eigen voordeel is. Misschien hebben wij het in
dit opzicht niet al te best getroffen, maar h.t Is dan toch maar regelmatig
voorgekomen dat wü te weinig geld ontvingen. Afronden" noemen ze dat hier,
maar ze ronden altijd af naar beneden. Denk nu niet, dat men dat hier als
diefstal beschouwt; neen, niemand schaamt zich daarvoor en als men er wat van
zegt blijft men toch de beste vrienden. Men glimlacht eens en probeert het een
volgende keer weer. Het leven is hier in alle opzichten vrij, dus ook in de ver
houding tussen werkgever en werknemer. De baas is vrij, maar de arbeiders
zijn het ook. Daarom is het in Canada gewenst, altijd wat reserve te hebben
en de beste reserve is geld. Voor geld is hier alles te koop.
HET IS daarom
dubbel vervelend,
dat geld zo moei
lijk te krijgen is.
Zaterdagavond
hadden Dirk en ik
samen precies drie
en vijftig cents op
zak en daar moes
ten we mee naar
de stad. Moeder en
Artje waren juist
in hun „dierentuin"
bezig. Een eek
hoorn zat op een
hekpaaltje op een
stukje appel te
knabbelen terwijl
een andere uit een
leeg sardienblikje
wat water dronk;
de shipmunkfamilie had zichzelf maar
van het nodige voorzien. Uit de pan,
waarin moeder de appels jn plakjes
snijdt om ze later te drogen, hadden
ze ieder een plakje gehaald en zaten
dat nu genoeglijk op de stapel brand
hout op te eten. Het was een alleraar
digst gezicht, maar we willen ook wel
eens wat anders zien.
Ons rijbewijs hebben we nog niet en
al hebben we al heel wat mijlen afge
legd, de stad blijft toch nog te ge
vaarlijk. Daarom blijven de anderen
thuis en gaan wij „uit". Er stopt al
gauw een pracht van een luxe wagen
en een vriendelijke meisjesstem vraagt
ons of we willen meerijden. Wat een
idee! De chauffeur is een aardige stu
dent, die „vaders car even gebruikt",
he. meisje is z'n „girl-friend" en even
eens studente. We rijden met een
pracht van een vaartje en er ontspint
zich onderwijl een levendig gesprek.
Als ze horen dat we uit Holland ko
men, nodigen ze ons direct uit om er
gens iets te gebruiken. We zetten eerst
een vragend gezicht, maar dan wordt
een voet op de gaspedaal gedrukt en
we stuiven in de richting van Vernon.
't Schemert al als we de hoofdstraat
doorrijden en ergens voor een helder
verlicht eethuis stilhouden. Het is er
druk bezet en met moeite vinden we
een plaatsje. Er wordt ons daarop een
hoeveelheid lekkernijen voorgezet die
we ons, ondanks de wat vreemde
samenstelling, toch goed laten smaken.
Tot besluit nemen we allemaal nog een
flesje coca-cola met een rietje in de
auto mee.
We starten opnieuw en een nachte
lijk berglandschap glijdt ons voorbij,
totdat we opeens een zacht glinsteren
de vlakte recht voor ons uit zien. Het
is het Okanaganmeer waarin de prach
tige sterrenhemel zich met haar mil-
lioenen lichtjes weerkaatst.
Het is er in dit nachtelijk uur won
derlijk mooi. De maan komt als een
grote, goudglanzende schijf juist boven
de bergen uit en verhoogt de geheim
zinnige sfeer welke er in deze volko
men stille nacht heerst, Aan het einde
van de steiger, welke ver in het water
steekt, staan nog een paar zwemmers
en zwemsters; op de top van de hoge
springplank hangt een man op de leu
ning en staart een beetje voor zich uit.
Als we bij hem komen blijkt het de
badmeester te zijn die „even stond uit
te rusten".
Onze vriendelijke gastheer knoopt 'n
praatje met de man aan en al gauw zijn
ook wij een-en-al oor voor de verha
len, die al gauw los komen. „Zeker",
beweert de verteller, „zowaar als ik
hier sta: ik zag het met m'n eigen
ogen; grote brede sporen in het zand,
VADER AAN HET OOGSTEN PER TRACTOR
en vraag het de mensen maar die daar
wonen; ze hebben 's nachts veel lawaai
gehoord en het is ook al voorgekomen
dat er bij verschillende boeren een
kalf en de volgende keer weer wat an
ders werd weggehaald. En trouwens,
lees het zelf maar, hier".
Ik krijg een krantenknipsel van het
plaatsèlijk blad in handen waarin een
oud-kapitein van de meerboot ver
klaart dat hij zelf deze week de Ogo
pogo neeft gezien, het grote bijna 20
meter lange monster, dat in dit bodem
loze meer moet leven, 't Is een zwart
beest met een grote kop en lange nek
en een aantal stekels op zijn rug; het
heeft de vorm van een log reptiel en
menigeen beweert het gezien te heb
ben. „Ik zag", verklaart de zeeman te
genover de verslaggever opeens het
water hevig bewegen en een grote
paarden-vormige kop kwam boven wa
ter om dan weer te verdwijnen".
Ik kijk Dirk eens aan en hij mij en
de stilte valt ons dubbel op. De berg
wanden rijzen steiler uit het water op
en het is of het water in het sterren
licht begint te leven. Als we enige
tijd later weer vlak bij huis uitstappen
en het vriendelijke jonge paar hebben
bedankt, zit dat monster ons nog in het
hoofd. Vóór we naar binnen gaan eten
we nog een paar appels en praten nog
wat na over dat bewegende water
Zo'n Ogopogo toch!
GOVERT J. DE JONG.
Ons t.b.c.-sterftecijfer
laagste ter wereld
In de memorie van toelichting op
de begroting van Sociale Zaken
zegt de minister, dat het sterfte-
cijfer in Nederland nog steeds
uitzonderlijk laag is. Dit geldt
zowel voor de algemene als de
t.b.c.-sterfte. Zelfs is op dit punt
het wereldlaagterecord bereikt.
Het ziektecijfer aan t.b.c. staat
tot dit goede bericht echter in
schrille tegenstelling. In 1948 zijn
18.000 nieuwe actieve gevallen
van t.b.c. bekend geworden of
wel het dubbele van vóór de
oorlog.
Bij het massa-onderzoek van de
gezonde bevolking in de bedrij
ven blijkt, dat op duizend ar
beiders er twee a drie gevonden
werden, die aan actieve t.b.c.
lijden, zonder dat zij er iets van
af weten. Het is dus noodzake
lijk om de gehele bevolking syste
matisch te onderzoeken ten ein
de de bronnen op te sporen en de
ziekte effectief te bestrijden. Wat
het tekort aan consultatie-
bureaux, medisch personeel en
apparaten betreft, moet zo spoe
dig mogelijk een ernstige ach
terstand worden ingehaald. Daar
toe is een bedrag van 1.5 mil-
Koen gulden uitgetrokken.
QP HET OGENBLIK wordt in Parijs
de vierde algemene conferentie der
UNESCO (Organisatie voor opvoeding,
wetenschap en cultuur der Ver. Naties)
gehouden. Verschillende plannen ko
men ter tafel ter verbetering van het
internationaal begrip tussen de volke
ren en van het kennisnemen van kunst
en wetenschap uit andere landen. Ter
sprake komt de culturele ontsluiting
van Japan en Duitsland, waarmede
reeds door de UNESCO een bescheiden
begin is gemaakt. Enkele internationale
congressenop wetenschappelijk gebied
en uitwisseling van publicaties op het
gebied van kunst en onderwijs staan
op het programma. Een uitgebreide
delegatie van Nederlandse deskundigen
onder voorzitterschap van prof. dr. F.
J. Th. Rutten, minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen woont de
conferentie bij.
In de gotische zaal van het stadhuis
te Brugge is men aan het werk getogen
ter voorbereiding van het College van
Europa, dat zich ten doel stelt de geest
van eenheid in Europa te doen groeien.
„Het is de taak van deze Europese
Universiteit in de harten der Europea
nen een Europees bewustzijn wakker
te maken", aldus de hoogleraar prof.
De Madariaga van Oxford. Als deze
bijeenkomst slaagt, zullen de geregel
de colleges in November 1950 begin
nen.
0E TACHTIGJARIGE in Ouderkerk
aan de Amstel wonende componist
Johan C. Berghout droeg zijn laatste
compositie een ouverture voor sym-
phonieorkest over motieven van het
lied: „Hoe schittert weer de morgen
ster" - op aan H.M. Koningin Juliana, die
deze opdracht in dank heeft aanvaard.
In Hilversum werd Woensdag het
stoffelijk overschot ter aarde besteld
van de schrijfster mevr. G. Wilbrink
HoitsemaKok, die onder haar meis
jesnaam Truida Kok een groot aantal
werken publiceerde. Over enkele
maanden zal het laatste werk van de
schrijfster, die de leeftijd van tachtig
jaar bereikt, het licht zien. Het is een
meisjesroman „Sylvia onder de men
sen". die thans bij de uitgeverij „De
driehoek" te 's Graveland in bewerking
is voor de serie Pyramide Jeugdro
mans.
De Franse zangeres Noemie Perugia
zal onder auspiciën van het „Muziek-
lyceum" te Amsterdam een cursus ge
ven over het Franse lied op 3. 10 en 14
October. Behandeld worden de compo
nisten Gounod, Chausson, Chabrier,
Duparck en Faure. De laatste avond is
gewijd aan het werk van tijdgenoten.
Toestand in Zuid-Borneo
nog niet veranderd
Naar Aneta verneemt, zijn in de sta
kingen in Zuid-Borneo nog geen ver
anderingen gekomen. In de Ulu Sungai
duurt de druk op de bevolking voort
en zijn de plaatsen Buntok, Rantau en
Kandangan verlaten. Ook uit Kandan-
gan zijn de reeds teruggekeerde inwo
ners ongeveer een derde deel van
de bevolking weer vertrokken.
Te Bandjermasin is de toestand even
min gewijzigd. Het aantal diefstallen
is niet verminderd.
Gulden-gedachten
Nu dan de gulden is gekelderd,
Beseffen wij eerst goed hoezeer
Het geld een plaats inneemt in
't leven,
Dat merk je telkens, telkens weer.
Gewis, op dit ons ondermaanse
Speelt 't geld nog steeds een grote
rol;
Als ik de loop van ene gulden
Beschrijven moest, de krant kwam
- vol
Wat vingers hebben hem beduimeld,
Van millionnair tot bedelaar.
In sloppen kwam hij en paleizen,
d' Eén woog hij licht, de ander
zwaar,
Deez' heeft er nog moog'lijk .om
gebeden,
Doch gene heeft hem weer
vervloekt.
De een hem lallend weggesmeten,
De ander serieus geboekt.
Hij was een uitkomst, een
verlossing,
Een koninkrijk voor menigeen.
Hij was een ondergang en oordeel,
Een oorzaak vaak van veel geween.
De één heeft er voor krom gelegen,
De ander rold' hij in de schoot,
Die heeft hij uit de nood geholpen,
Maar weer een ander in de nood.
Hij was tot zegen en genezing,
Maar ook tot bloed en rouw
bestemd,
d' Een gleed hij acht'loos door
de vingers,
De ander hield hem stijf omklemd.
Hij wordt „het aardse slijk" geheten
En is de spil waar 't al om draait,
Hij heeft een legioen van slaven
Waarover hij zijn scepter zwaait.
Hij isvul zelf maar aan,
m'n vrinden,
Dit is hij u, dat is hij mij.
Hij rolt met ons tot aan de groeve,
Dan valt hij, waggelend, op zij.
JABSON
Amsterdams Podium
]K WEET NIET, HOE VAAK Ik de laatste jaren al langs dat kleine, tussen
de andere, grotere, zaken haast schuchter teruggetrokken, winkeltje in
antiek ben gekomen. Misschien wel honderd keer. Misschien nóg meer. En
iedere keer bleef ik er even voor staan. Soms 'n halve minuut, soms een paar
seconden, en soms hield ik alleen maar 'n moment mijn pas in.
Het stond er altijd en het staat er
nog. Ik kan me niet voorstellen, dat
het er ooit wel eens niét zal staan,
dat kleine, bronzen miniatuur, een
zeemeermin, die in gehurkte houding
zo maar wat in de verte wegstaart,
in de richting van de straat. Ik geloof
dat er, lange tijd geleden, wel eens een prijskaartje tegen dat bronzen minia
tuur heeft gestaan en dat die prijs toen niet in overeenstemming was met
mijn financiële mogelijkheden. Nu is dat kaartje weg en ik heb zo het gevoel,
dat de kleine zeemeermin eigenlijk helemaal niet te koop is. Soms denk ik,
dat de antiquair, die ik alleen ken als een donkere, figuurloze schaduw
achter al die andere schaduwen van het antiquariaat, vreemd zou oplqjken
en verontwaardigd zjjn als iemand hem in ernst vroeg dat zeemeerminnetje
te verkopen.
DE BRONZEN
ZEEMEERMIN
Twee minderjarige meisjes
te Waubach vermist
Buiten weten van haar ouders heb
ben Dinsdag j.l. twee meisjes uit Wau
bach (L.), de 15-jarige Cornelia Johan
na van Rijzewijk en de 14-jarige Ge-
rarda Anna Jongen de ouderlijke wo
ning verlaten en zij zijn sindsdien
spoorloos verdwenen.
De ouders hebben intussen van een
jongen, die Maandag nog met de meis
jes heeft gesproken, gehoord, dat een
onbekende man, die zich uitgaf voor
hotelhouder, de meisjes heeft beloofd
baar aan een mooie betrekking te hel
pen. Men acht het niet onmogelijk, dat
de meisjes met deze man op stap zijn
gegaan. De rijkspolitie van Waubach
heeft een onderzoek ingesteld.
MASSAGRAVEN BIJ DACHAU
ONTDEKT
Duitse arbeiders, uitgerust met gas
maskers, hebben te Etzenhausen, nabij
het concentratiekamp Dachau, twee
nieuwe massagraven blootgelegd, waar
in een straal van 33 meter 4000 lijken
begraven liggen.
EEN PAAR WEKEN geleden kwam
ik 's nachts door die straat Al het ru
moer en lawijt van de lange dag en de
avond waren weggespoeld. Er waren
alleen duisternis, stilte en schaduwen.
Met wat gele lichtglanzen van de elec-
trische lantaarns. Alle mensen in alle
huizen sliepen. De gevels stonden, recht
en krom, nog zwarter dan de nacht te
gen de hemel. Iets als een aarzelende,
nauwelijks zichtbare mist hing tussen
hemel en aarde.
En daar stond ze in de étalage, die
k.eine zeemeermin van brons. Op de
zelfde plaats, zacht-glanzend, een beet
je apart van de Sèvres porceleinen
poppetjes, de oude tinnen kannen en
de in placide rust op zichzelf neerzien
de Boeddha, die in al zijn logheid,
traagheid en vleselijkheid het lijfelijk
contrast was van de pure gratie, lief
lijkheid en vlinderachtige lichtheid van
het bronzen miniatuur.
Ik bleef staan en stak een sigaret
aan. En ik dacht dat ik dat beeldje toch
wel heel graag zou willen bezitten. Er
gens op een schoorsteenmantel. Of als
presse-papier op m'n bureau of zomaar
1--: in miin kamer Het was zó stil
in de straat dat die stilte wel te hijgen
leek. Een balk maanlicht filterde door
de zware wolken die over Amsterdam
schoven en 'n deel van dat licht viel, als
uit een gouden trechter, in die étalage
en omvatte het miniatuur.
Het was alsof het tot een allerver-
wonderlijkst en onverwacht leven
kwam en voor de eerste maal begreep
ik dat dit een kunstwerk was. Niet zo
maar een bronzen beeldje, maar een
voorwerp, dat gemaakt was minder
met de handen dan met het hart en de
ziel van een mens. Wie dat beeldje had
gemaakt moest de geweldige vreugde
hebben gekend van het bedwingen van.
de dode stof. Want uit dood en onbe
zield materiaal boetseerde hij een eigen
droom, zijn eigen ideaal en illusie. Wat
daar stond was de essentie van een
mensenhart, het beste wat die mens
had kunnen geven. Zijn droom was
werkelijkheid geworden. Zoals,in de
legende van Pygmalion.
Nieuwe pijpen maneglans vielen over
de donkere straat en het licht ervan
deinde en golfde rondom de kleine
meermin achter glas, die het stralend
middelpunt van de étalage werd. En
fRAAF LEO TOLSTOï HEEFT EENS VERKLAARD, dat hij de opera volslagen
onzin vond en een jammerlijk verknoeien van tijd en geld. Tolstoi's tijd is
voorbij en al heeft hij dan werken nagelaten, die tot de wereldliteratuur be
horen, de opera heeft zich beter staande gehouden: zij heeft inderdaad de wereld
veroverd ondanks haar onzinnigheid. Ze stelt bijzondere eisen aan het publiek
dat een drama gezongen wordt en dat de toneelhandeling volkomen bijzaak
is en slechts als een zichtbare versiering van de muziek dient, zijn zaken die
men eenvoudigweg moet accepteren evenals het feit, dat alle actie soms geheel
te niet gedaan wordt door ettelijke herhalingen van teksten of doordat de
werkelijkheid doorgaans tot in het absurde genegeerd wordt, wanneer een ster
vende in een lange aria afscheid neemt of een in een vlucht op leven en dood
opgejaagd man rustig midden op het toneel komt zingen, hoe erg hij wel op
gejaagd wordt en hoe snel hij wel moet riachto Maar dit ®"es systeem van opnemen en machinale stem" van het dagboek, die enkele
weg dat de opera bij zeer velen favorie is. a ie reproductie soms zeer sterk zelfs ver- fragmenten voorleest ter inleiding van
nt-irptinino- on «raar der in tr vond. En orofiterend van dit c A u
grote verdienste van de operafilm is een tragische liefde, dat op zijn beurt
dat zij aan de grote groep mensen, weer geïnspireerd was door het leven
die zich het bijwonen van een opera- van de jonggestorven Alphonsine
uitvoering niet kunnen veroorloven, Plessis. De film begint met een scène,
de mogelijkheid biedt toch kennis te waarin Dumas en Verdi voor het graf
maken met enkele werken uit de ope- van deze dame aux camélias, staan,
ra-literatuur. En al mag het resultaat Dumas vertelt het aangrijpende lot
dan te wensen over laten, zowel wat van deze vrouw en geeft aan Verdi
de filmische als wat de muzikale kwa- haar dagboek te lezen. En terwijl deze
liteiten betreft de huidige geluids- begint te lezen, gaat het beeld over in
techniek, die zich overigens reusach- de eerste acte van de opera. Tussen de
tig snel ontwikkeld heeft, kan nog niet opera-beelden door horen we af en
voorkomen, dat het geluid, bij het foe een vrouwenstem, de „inwendige
over de hele wereld erkenning en waardering vond. En profiterend van dit
succes begon Italië met een enerzijds waardeerbare, doch aan de andere kant
ozijn minst hachelijk te noemen onder neming: de operafilm.
Bij de opera-film zijn er twee mo- derbreken van een actie de spanning
gelijkheden: de eerste is dat men een
aantal camera's opstelt in de toe- - -
schouwersruimte van een schouwburg opera kent geen beweging, is volko-
vormd wordt dit maakt nog
dat de opera-film absoluut uit
niet
den
een nieuwe acte van de opera. Op deze
wijze heeft men getracht te breken
UCIUICKCU VetII ecu ctv-nc Lie öjjcuumi6 - 1
opvangen en tot een climax voeren, men tegenover een rolprentensoort
Bij de opera mist men dit alles, de waarbij de voornaamste eisen van de
boze moet zijn. Men kan als filmlief- althans met de cliché-aehtige trant
hebber een afwijzend standpunt inne- Van opera-verfilmingen. Voor het ove
rige is „La Traviata" als film even wei
nig geslaagd als haar voorgangsters.
film volkomen genegeerd worden, doch Ook hier Wordt het beeld vrijwel
Bu.uuwa.iui,™ n statisch en eerder nog anti-dyna- men moet ook het sociale belang blij- steeds geremd door het geluid, dat nu
en al het gebeuren op het toneel op ™n„hSt™ h°ndeüng met ven zien en dat is hier toch altijd nog eenmaal de voorrang onontkoombaar
het celluloid vastlegt. Het resultaat is onderbroken niet om daar- van betekenis, omdat de operafilm moet hebben. De camera probeert voor
dan een natuurgetrouwe copie van een
opera-uitvoering, verfilmd toneel. In
deze trant werden verschillende ope
ra's gefilmd, maar het resultaat bleef
ver beneden een redelijk peil. Bij de
opera immers is het toneelbeeld ten
hoogste een aanvulling van de mu
ziek, die hier nu eenmaal de eerste
rechten heeft. Maar bij de film is van
nature het omgekeerde het geval. Bij
de film is het beeld de hoofdzaak en
dient het geluid hoogstens om de dra
matische kracht van het beeld te ver
sterken. Zo zijn opera en film eikaars
tegengestelden: Wat voor de een
slechts een bijzaak is, geldt voor de
ander bij uitstek als hoofdzaak en om
gekeerd. Zo is het in feite ondoenlijk
opera en film met elkaar te verenigen.
De andere mogelijkheid om een ope
ra te verfilmen is dat er volgens het
opera-libretto een filmscénario ge
schreven wordt, m.a.w. de idee van
het verfilmen van een toneelhande
ling wordt losgelaten, de camera be
weegt zich met en tussen de artisten
Het zichtbare beeld krijgt daardoor
een grotere levendigheid en een meer
zelfstandige functie naast de muziek,
die overigens al haar rechten behoudt.
Volgens dit systeem is het merendeel
der opera-verfilmingen tot stand ge
komen. Maar ook hier blijkt, dat ope
ra en film niet te verenigen zijn. Want
ook in ander opzicht zijn opera en
film eikaars tegengestelden. De film
namelijk heeft een uitgesproken dyna
misch karakter:'zij is een en al bewe
ging. die beweging begint al in de
beelden afzonderlijk en zij wordt nog
versterkt door de montage, de wijze
waarop deze beelden aan elkaar ge
voegd worden of ook ondérbroken
door andere beelden, die door het on
genoegen onderbroken, niet om daar
door nieuwe spanningen te bereiken,
doch zonder enige theatrale noodzaak,
enkel op muzikale gronden. Deze te
genstelling blijkt in een opera-film
steeds te constateren: door een aria
of een duet wordt de handeling vrij-
bijdraagt tot de verspreiding en de
waardering van een belangrijk cul
tuurgoed, wat de opera is.
wel lamgelegd en de film zelf" moet verfilming van Verdi's „La Traviata"
hierbij aan het geluid de voorrang waarderen. Verdi werd tot_ deze dra
geven boven het beeld, dat zo 'tot le
venloosheid is gedoemd.
zich zoveel mogelijk vrijheden te be
houden, maar waar een rhythmische
samengang van beeld en geluid nood
zakelijk is, kon men hier toch amper
Om deze reden kan men een der iets bereiken in de zin van een eigen
een beeldtaal.
Hoofdzaak is hier de muziek. De be
zetting in de hoofdrollen met Nelly
matische opera geïnspireerd door het corradi als Violetta en Gino Mattera
nieuwste werken op dit gebied,
boek van Alexandre Dumas fils „La
De enige en inderdaad ook zeer dame aux camélia's", een verhaal van
Nelly Corradi en Gino Mattera als Violetta en Alfred, de twee hoofd
rollen in „La Traviata", een film naar Verdi's opera.
als Alfred, is gaaf afgewogen en le
vert een bijzondere zangprestatie, die
krachtig en gevoelig ondersteund
wordt door het orkest en het koor van
de opera te Rome onder leiding van
Hector Panizza. De reproductie overi
gens van de zang is aanmerkelijk be
ter dan die van de orkestrale gedeel
ten.
Uiteraard heeft men de opera moe
ten bewerken voor de film, die een zo
veel kortére tijdsduur heeft, maar de
belangrijkste ensemble's en aria's
worden onverkort gegeven. De uit
voering staat op een nobel peil. De
sfeer wordt echter enigszins verstoord
doordat men midden tussen de in het
Italiaans gezongen opera-gedeelten,
telkens het dagboek van Violetta in
het Nederlands hoort voorlezen (Ennv
Mols-de Leeuwe doet het overigens
voortreffelijk). Het is nu eenmaal
noodzakelijk wil de film voor een
groot publiek toegankelijk zijn. Het
zelfde geldt voor de overigens zeer
zwak gespeelde prdloog en epiloog
met Verdi en Dumas, die in de Neder
landse spreekstemmen erg buiten de
sfeer blijven van deze door Car
mine Gallone met veel gevoel voor de
opera, maar toch ook niet helemaal
zonder gevoel voor de film geregis
seerde rolprent.
LONG-SHOT
opnieuw bedacht ik welk een tomeloos
geluk de kunstenaar moet hebben ge
kend die haar schiep uit hard, dood,
onbewogen materiaal. Het geluk dat
voor zo weinigen is weggelegd. Het ge
luk, dat nooit ondergaan, nooit ge
proefd werd door de duizenden en tien
duizenden die elke dag van elke week
langs dat oude antiek-winkeltje schui
ven. De gehaasten, de gedrevenen, de
renners achter een ijdel, doelloos doel.
De knechten, en de meesters die óók
knechten zijn. Van zichzelf, him illusies
en de Tijd, met wie ze in voortdurend
gevecht zijn. En altijd stond daar die
kleine zeemeermin, lieflijk en mild in
haar bronzen onaantastbaarheid, bij
dag en bij nacht. Hoeveel maanlicht
stortte zich in al die jaren niet over
dat irons uit en niemand die het zag.
Er is één man geweest, die het ge
heim van die kleine meermin kende en
dat was haar maker, de grote architect
van zo'n kleine vrouw. En hij heeft er
zijn uiterste en opperste vreugde aan
beleefd. De vreugde van de schilder die
ineens, met één onverwachte, tover
achtige penseelstreek het leven in zijn
schilderij doet aanbranden en op
gloeien. De vreugde van de man, die
heel zijn leven van het geheim in het
Verre Oosten heeft gedroomd en wiens
schip het Oosten invaart. De vreugde
van de moeder, die na zoveel zorg en
zoveel pijn, haar eerstgeborene naast
zich ziet liggen. De vreugde van de uit
vinder die na jaren van hopeloze op
offering, slapeloosheid en wanhoop ein
delijk de formule vindt voor een nieu
we stof. De vreugde van Columbus toen
hij het vasteland in het verst gedroom
de Westen zag aanrijpen op de kim. De
vreugde die de Curies moeten hebben
gekend, de Edisons en de Einsteins.
Want, zij allen beleefden de dronken
schap, de koorts en de ón-menselijke
verrukking van het triomferen over
de dode stof. En ook de vreugde van
de eenzame oorlogsvlieger, die wijd
wegzwalkt over de woeste verlatenheid
van een brok rotswoestijn en een stuk
aarde ziet, zó groots, wild en kosmisch,
dat voor één zo'n moment alle angst,
gevaar en pijn tienvoudig waard ge
maakt worden.
IN DE HOOGHEID van de stille
nacht in die Amsterdamse straat, voor
de half beslagen ruit van een klein
antiquariaat, staat een door de maan
omglansde zeemeermin. Niemand let
op haar gedurende de uren van de dag,
omdat iedereen op zichzelf alleen let,
om het op maximum-toeren draaiende
leven bij te houden. Men heeft het veel
te druk. Met zijn werk en met zijn
toekomst. Met geld en goederen. Met
de jacht naar succes en de race naar
welstand. Mannen lopen, op nieuwe
plannen broedend, voorbij en zien al
leen cijfers. Vrouwen gaan er langs,
zorgelijk over hun uiterlijk en de toe
komst der kinderen. En de kinderen
gaan voorbij, naar school en naar huis,
en fluiten en zingen Mariandel. Maar
als de laatste mannen, vrouwen en kin-
oeren weg zijn, als de nacht zich wijd
en diep over Amsterdam buigt, dan
staat daar in die donkere étalage het
kleine miniatuur dat niemand zag. En
het komt tot leven, iedere nacht op
nieuw, en als het maanlicht neertrech-
tert op haar bronzen lijfje, wordt ze
elke nacht gewekt tot een nieuw en
stralend en verrukkelijk leven. En ze
is alleen jong en stralend en verrukke
lijk voor hen, die van de nacht zijn en
tot de nacht behoren. Zoals de gevel
poppen en de luifeltritons. De zand
mannetjes, de dwergen en de kabou
ters. En de ganse rest van al wat leeft
en aanst door de nacht, als de horde
der mensheid zich te slapen heeft ge
legd en de nachtwind zachtjes suizelt
over de daken, langs de gevels en in
de straat-ravijnen van dat oud en no
bel Amsterdam.
De andere dag stond de bronzen zee
meermin op haar zelfde plaats en ze
staarde zoals alle dagen de straat in,
met haar vreemde, menselijke bronzen
ogen. ANTHONY VAN KAMPEN.
19 meer elecfricifeif
in Noord-Holland
Aan het verslag over 1948 van het
Provinciaal Electrieiteitsbedrijf van
Noord-Holland te Bloemendaal is het
volgende ontleend:
Het verslagjaar was tevredenstel
lend, het bracht wederom een be
langrijke vermeerdering van het aan
tal verkochte kWh, evenals van de in
komsten. Eerstgenoemde stegen van
rond 340 millioen in 1947 tot rond 405
millioen 1948 (19 pet.). De inkomsten
uit het stroomleveringsbedrijf namen
toe van f 17.830.000 tot f 20.910.000. De
stroomverkoop nam, in procenten uit
gedrukt, het meest toe bij de Hoog
ovens en de grote verbruikers. Aan de
uitbreiding van het ketelvermogen
wordt voortgewerkt. Naar verwacht
wordt, komen deze werkzaamheden
vóór de winter van 1949 gereed. Na
afboeking van onkosten en afschrij
vingen wordt f 241.418 toegevoegd aan
de reserve.