ERGENS IN EUROPA Nederlands Texas blijft er rustig onder Weinig hoop op gouden dagen De schoonheid van Noord-Holland AMSTERDAMS PODIUM ETEN BIJ DE ITALIANEN n DOOR DE OLIEVELDEN VAN OVERIJSEL Burgemeesters, predikanten en pastoors van Overijsel in verlegenheid om een Napoleontische wet (Van onze reizende redacteur). MARIëNBERG, October. MAG BAN VERBODEN TOEGANG" en nog een heleboel meer op het houten bord staan bij het begin van het weggetje, dat naar de boor toren in het Beerzelveld bij het spoorwegstation Mariënberg onder de ge meente Ommen leidt, dit neemt niet weg, dat er af en toe een boer op het kleine houten kantoortje van de geoloog afstapt om eens te horen of hjj er beter van kan worden als er olie onder zijn land gevonden wordt. Andermaal is het een arbeider uit de veenderijen, die de winter dat is voor hem de werkloosheidsperiode ziet aankomen en liever aan de slag blijft dan weer „in de steun" te gaan lopen. Nu, om het maar meteen te zeggen, zij worden, er voorlopig niet wtijzer van. Die toren trekt wel de aandacht; er staan er trouwens meer in het land schap van Noordelijk Overijsel. Die by Koekange, niet ver van Meppel, heeft een tijdlang in het middelpunt der belangstelling gestaan, want daar kwam vuur uit de grond; des avonds was het een fantastisch schouwspel. Eigenlijk kwam er helemaal geen vuur uit de grond; er was een gasbron aan geboord en het gas, dat uit de pijp ontsnapte, was op de een of andere ma nier in brand geraakt, alle voorzorgen ten spijt. Het brandt nu niet meer; men heeft de brand, die overigens volkomen ongevaarlijk was, onder de knie en er is voor de argeloze toeschouwer weinig te beleven. Dog meer dan de torens trekken de aanplakbiljetten de aandacht, die allerwege zijn aangebracht boven het gebied van het anticlinorium, d.w.z. in de gemeenten Gramsbergen, Harden- berg, Avereest, Dalfsen, Ommen, Nieuw- leuzen, Zwollerkerspel, Staphorst, Zwartsluis, Vollenhove, Wanneperveen, Giethoorn, Steenwijk, Steenwijkerwold en Oldemarkt. Zij zitten aangeplakt aan de gevels van de raadhuizen, op de deuren van de kerken en tegen de bomen. Af en toe blijft er eens iemand staan om te lezen wat dat nu weer is. Men is het ontwend, dat de overheid zich op deze wijze tot de bevolking richt. „Mijpwet" staat er met zware let ters op. Wat hebben de boeren van Overijsel daar nu mee te maken? Zij lebben er nooit enig vermoeden van gehad. Trouwens, zij hadden nog nooit van die wet gehoord. Dit laatste is ook geen wonder. De is gesteld in de Franse taal; immers, zij mijnwet dateert van 21 April 1810 en dateert uit de Napoleontische tijd. Geen der vijftien gemeentebesturen, die daar nu eensklaps mee te maken hebben gekregen, had er een exemplaar van. De provinciale griffie moest eraan te pas komen om een afschrift van de tekst te leveren. Daar, op de griffie te Zwolle, is dezer dagen op grond van die oude wet uit het Bulletin des Lois een aanvrage binnengekomen van de N.V. Nederlandse Aardolie-Maatschap pij ter uitbreiding van de concessie ter exploitatie van petroleumbronnen. Een petroleumbron is, volgens de Neder landse wetgeving, een mijn. En deze maatschappij, die reeds in Drente pe troleum uit de grond haalt, wil dat nu ook in Overijsel gaan doen. Zij mag dat alleen als zij daar vergunning (con cessie) voor heeft en die moet verleend worden door de Kroon na advies van o.a. „Ie préfect du département des bouches de 1' Issel". Zulk een func tionaris bestaat er langer dan honderd jaar niet meer; in zijn plaats is geko men de Commisssris der Koningin in de provincie Overijsel. Geen concurrentie De wet zegt, dat een concessie - aan vraag bekend gemaakt moet worden in het gebied, waarop zij betrekking heeft, en dat elkeen in de gelegenheid moet worden gesteld daar bezwaar te gen te maken of een concurrerende aan vraag in te dienen. Vandaar die aan plakbiljetten. Het loopt echter niet storm naar de griffie en de secreta rieën; er schijnt dus weinig bezwaar tegen te zijn en nog minder animo voor de oprichting van een concurrerende maatschappij. De burgemeester en met hem de predi kanten en de pastoors zitten een beetje met die wet in hun maag. In artikel 24 toch staat letterlijk: „Les publications des demandes en concession de mines auront lieu devant le porte de la mai- son de commune et des églises parois- siales et consistorlales, a la diligence des maines, a l'issue de l'office, un jour de dimanehe, et au moins une fois par mois pendant la durée des affiches". De prov. griffie nu heeft deze tekst uit het Bulletin des Lois vertaald met het verzoek „die bekendmaking tenminste één maal in de maand des Zondags voor de deur van het gemeentehuis en voor die van de hoofdkerken hunner Ge- Kostbare onderzoekingen van wege de N.V. Nederlandse Aard olie-Maatschappij hebben aange toond, dat het olieveld Schoone- beek slechts een klein deel vormt van „een uitgestrekt anticlino rium, dat een oppervlakte be slaat van 93.000 hectares en zich in Westelijke richting tot voor bij Meppel voortzet". Vandaar, dat die Maatschappij een conces sie heeft aangevraagd om in dit gebied ook de bitumina als aard olie en aardgas te exploiteren. Wellicht betekent dit een econor mische structuurverandering voor geheel Noordelijk Overijs sel. Als dat zo is de maat schappij heeft wel de aanwezig heid, maar niet de hoeveelheid der delfstoffen aangetoond zullen er evenwel nog enige ja ren overheen gaan voor de ge volgen zich beginnen af te teke nen. Onze reizende redacteur heeft ondertussen nagegaan hoe de bevolking ter plaatse op de concessie-aanvraag reageert. Er komen nu ook boortorens bij Oostzaan en bij Warmenhui zen. Komt daar het derde Schoo- nebeek? Niemand kan 't zéggen. Het zijn tenslotte niet meer dan proefboringen. Zij kunnen ver rassende resultaten opleveren, maar ookniets! De boor, die van deze toren nabij Mariënberg uit in de grond gedre ven is, heeft nu een diepte van 1450 meter bereikt. Daar bestaat de aard korst uit hard gesteente. Misschien zit daaronder de begeerde aardolie. meente na het uitgaan van de kerk dienst af te kondigen en ook daarvan te zijner tijd de bewijzen te overleg gen". De persfotografen liggen al op de loer om een burgemeester-met-ambts keten, een dominee en een pastoor te vereeuwigen, staande op de stoep van het raadhuis resp. de kerk, de mijncon- cessie-aanvraag afkondigend. Maar zij krijgen vermoedelijk geen kans. „Volmaakt rustig" „Waarom zou ik op een Zondag voor het raadhuis gaan staan om een papier voor te lezen", zegt mr. Johan de Widt, burgemeester van Avereest (Dedems- vaart), als ik hem ernaar vraag: „door de week loopt het er al niet druk, laat staan des Zondags. Dan ravot de jeugd in het plantsoen ervoor en voor zulk 'n gehoor te spreken heeft al heel wei nig nut. Ik heb 't biljet maar tegen een boom in de tuin laten prikken, naast de rijwielstalling. Daar kan iedereen het lezen. Bovendien hebben de kerken er elk een gekre gen met een brief erbij om er één maal per maand tot het eind van 't jaar even de aan dacht op te vesti gen. Dat lijkt mij voldoende, 't Heeft trouwens in alle kranten gestaan, zodat er wel nie mand onkundig zal bljjven. Het kan de mensen overigens weinig schelen. Zij blijven er volmaakt rustig onder. En zij knopen er al lerminst verwach tingen aan vast." „En wat denkt u er zelf van?" „Tja, dat is niet zo eenvoudig te zeggen, 't Is hele maal niet gezegd, dat deze gemeente er als een tweede Schoonebeek zal gaan uitzien. Is dat wel 't geval, dan betekent zoiets natuurlijk meer werkgelegenheid voor de arbei dersbeweging en een groter afzetge bied voor de middenstand en dat kan nooit kwaad. Maar komt hier een in stallatie? Ik weet het niet. De maat schappij laat er zich niet over uit. Mis schien heeft zij nog geen gedetailleer de plannen. Wij zullen het wel zien." „Hebt u deze concessie-aanvraag zien aankomen?" „Neen, het was volkomen een verras sing voor mij en voor al mijn collega's in de omgeving. Wij wisten er niets van. Zeker, er zijn hier een hele tijd geleden seismische proeven genomen, waarvan men op het raadhuis medede ling is komen doen. Daar ben ik wel eens bij wezen kijken. Maar wat kreeg je dan te zien? Een papiertje met een onregelmatige streep erop. Ik kon er niets uit wijs worden. Maar in Den Haag hebben ze er blijkbaar de con clusie uitgetrokken, dat hier olie zit. Ik vindt het best. 't Is nu maar de vraag hoe ze het eruit halen en waar ze dat doen". Zo ongeveer verloopt telkens weer het gesprek met de burgemeester van het ene zowel als van het andere „olie dorp". Ik spreek met boeren-landeige- naren en zelfs die winden zich niet op. Zij weten, dat zij geen eigendomsrech ten kunnen doen gelden op wat diep uit de grond gehaald wordt. Wel zullen zij mettertijd „oliegeld" krijgen, zoals zij dat hier noemen; d.w.z. de maat schappij is na verlening van de con cessie verplicht voor elke hectare een klein bedrag aan de eigenaren van de grond uit te betalen. Maar daar zal niemand rijk van worden. De pachtboe ren op de landerijen der adellijke be zittingen zullen er helemaal niets van te zien krijgen. Er is een gematigd-op timistisch afwachten onder de midden standers, die vinden, dat zij van meer drukte in de buurt altijd beter worden; een simpele wet, die altijd opgaat. De arbeiders hebben uiteraard belangstel ling voor een ruimere werkgelegenheid, maar of die erin zit? Niemand heeft hooggespannen verwachtingen, nergens wordt erop gespeculeerd. Het Nederlandse Texas is niet in op schudding geb"acht Gerrit Klein Assink, een boer uit de omgeving van Ommerschans, verdiept zich in de wettelijke be palingen nopens de bitumina. Hij is niet van plan bezwaren tegen de concessie-aanvraag in te dienen. JJET WAS VANDAAG DONKER IN AMSTERDAM. Het regende en de wereld zag er in „Centrum" maar grimmig en ongastvrij uit. Ik dacht aan Italië. Aan een blauwe kust en een nog blauwer hemel. Aan het Lago Maggiore en Tino Rossi. Aan de zon en het Alpengloeien. En toen ik de regen voelde tussen m'n boordje en m'n nek wist ik het: ik ging eten bij de Italia nen. Restaurant Italien aan de Amstel. Er tegenover, aan de andere oever, hotel de i'Europe. Aan de ene kant van het huis een passagebureau, aan de andere een aannemer-en-ontwerper. Binnen was het eenzaam. Er zat een heer achter een glas donkere wijn. Verderop, in onbestemde verten, waren vrouwenstemmen bezig een Frans gesprek te voeren. De radio stond aan en speelde iets van Bob Scholten. Aan de zolder scheepslantaarns, sommige donkerrood of lichtgeel brandend. Andere gedoofd. Onder de zoldering nog een soort galerij, met flessen wijn als soldaten in 't gelid naast elkaar. Aan de wanden figuren, die Italië en Italiaanse sfeer moeten stimuleren. Een paar beeldjes, meisjeskoppen, die onze grootvader mooi vond. Tussen al deze Italiaanse requisieten dan de Hollandse, zijnde Hollandse tafeltjes en stoe len; Hollandse kleedjes; een stervende Clivia; een opgezette merel, wiens opengesperde snavel moet suggereren, dat hij alsmaar zingt en kwinkeleert. Dóór en dóór Italiaans alleen is het menu op tafel en men kan kiezen tus sen Specialité's La Pergola en spaghetti alia Caruso. Tussen spaghetti alia Bolognaise en minestrone di Ceci alla Romana. En tussen tientallen andere gerechten. J7EN JONG BEDIENDE kwam vra gen „wat het wezen moest", het geen ganselijk niet Romeins klonk. En toen ik, ten einde raad met die Italiaanse menu-kaart, besloot de kerk in het midden te laten door maar spaghetti alla Bolognaise te kiezen (omdat het Hollandse woord spaghetti ten slotte zo veel weg heeft van het Italiaanse woord spagheti), toen keek de eerdergenoemde bediende mij ver wijtend, enigszins bedroefd aan, en lispelde: „En wat zou meneer gedacht hebben van een lekker kanapeetje?" Mijn eerste impuls was een slechte. Ik was dus toch in een verdachte ge legenheid terecht gekomen! In een hol van ontucht, een poel des verderfs. Maar mij schoot te binnen, dat het wellicht hier de gewoonte was zijn spaghetti alla Bolognaise te savoure ren op een- canapé. Net toen ik hals starrig wilde weigeren me te onder werpen aan dergelijke decadente han delingen, lispelde de bediende voort: „Zo'n klein canapeetje, met toast, ge smolten kaas en lever". Het was heerlijk, het canapé-tje, de spaghetti en de koffie na. En boven dien het was anders. Hier bakt men in olijfolie. Hier heeft alles zijn sterke sauzen; hier is gebakken le ver, op ontelbare manieren toebereide kaas, lever-op-ijs. En de spaghetti, die yRIJWEL IEDER LAND heeft tegenwoordig zijn eigen filmindustrie, tot Marokko, India en Hawaii toe. Het behoeft dus geen verwondering te wekken, dat ook Hongarije zich bezig houdt met de productie van films. Wei verwonderlijk is het echter, dat men daar in alle stilte zich tot een uitzon derlijk hoog peil heeft opgewerkt, zoals thans de Hongaarse film „Ergens in Europa" ons komt bewijzen. Voor de meesten onzer is Hongarije zoiets als een openluchtmuseum van romantiek: zigeuners, pustza, czardós. Hon garije als een werkelijkheid kennen we doorgaans niet. De werkelijkheid van het Hongarije tijdens en na de oorlog was hard, liet geen ruimte voor zwijmelende romantische dromerijen, maar kende slechts problemen en ellen de, waardoor verschillende generaties getroffen worden. Met één der be klemmendste problemen van dit Hongarije confronteert ons de film „Ergens in Europa". Hendrik Jan Wesselink, de olie verkoper van Dalfsen, zit al vijf tien jaar in het vak. Hij zal er dtis wel alles van af weten. „De boe ren", zegt hij, „halen het nog niet rel1 uit de grond". Zijn omzet lijdt er dan ook niet onder Geen puszté. met romantische zi geunermelodieën, geen wilde czardas, maar soldatenlaarzen dreunen over Hongarije, sirenes gieren, mensen vluchten in de straten voor het on heilspellend lawaai der dood-brengen- de vliegtuigen. Huizen storten ineen, geluk wordt tot puin geslagen. Een bom treft een gevangenis ergens aan de Donau, twee jongens weten zich uit de puinhopen te redden en vluchten zonder bestemming; geen ouders, geen dak, geen voedsel, geen toekomst. De soldatenlaarzen blijven dreunen heel de oorlog door en vermorzelen wat op hun weg komt. Een kleine meisje mag verbijsterd toezien, hoe haar ouders gefusilleerd worden. Puin, puin, puin. Kinderen blijven achter, door ontzet ting bevangen, doelloos zwervend door de chaos van het leven, dat hun geen enkel houvast meer biedt. Alleen, of in groepjes van twee of drie trek ken ze langs de wegen, andere lot genoten ontmoetend, die zich bij hen aansluiten. Zo groeide in Midden-Europa tijdens de oorlog een ontstellend probleem dat van de verweesde en verwilderde kinderen, die zich tot kleine benden aaneensloten en het land afstroopten, rovend, plunderend en moordend zelfs om zich in leven te houden. Een pro bleem, dat ons volkomen vreemd is. waarvan we ons ternauwernood eer voorstelling kunnen maken, maar da' in Centraal-Europa tot een beklem mende werkelijkheid is geworden. D Hongaarse regering gaf opdracht to een film over dit probleem en dez film is dan „Ergens in Europa" ge worden. Dit nieuwe oorlogsproletariaat, deze door alle ontzetting verharde en ver wilderde kinderen, die in troepen het land onveilig maken om wat veiligheid voor zichzelf te zoeken, deze dakloze sociaal en moreel ontwortelde jeugd, speelt de hoofdrol in „Ergens in Eu ropa". De film concentreert zich op het lot van een bende van vijf en twin tig van deze haveloze en uitgehongei- de zwervertjes, die het slachtoffer ge worden zijn van de demoraliserende verschrikkingen van de oorlog, op de vlucht geslagen zijn uit alle ellende om een kans te redden op een klein beetje leven en nu met strooptochten en plunderingen proberen het hoofd boven water te houden. Overal op het platteland zijn echter burgerwachten gevormd door de boe ren, die zich door de landloperij t.e zeer bedreigd voelen. Bij één der strooptochten wordt een jog uit de bende neergeschoten en het troepje kinderen zoekt een schuilplaats in een kasteelruïne, die bewoond wordt door een oude musicus. De kinderen zien in hem een vijand, maar langzamer hand weet hij toch hun vertrouwen te winnen. Onder zijn invloed verliezen de kinderen wat van hun innerlijke verhardheid, hun beste verdedigings wapen in hun strijd om het naakte be staan. En zij raken gevoelig voor men selijke begrippen: verdraagzaamheid, naastenliefde, menselijkheid. Hun schuwheid en wantrouwen tegenover de wereld leggen zij af, nadat zij nog eenmaal een strijd tegen die vijande lijke wereld hebben moeten voeren en daarna bij het lijkje van een hunner kameraden, die in die strijd gedood, werd, leren beseffen, dat diez'elfde we reld niet alleen maar vijandig is, maar ook mild kan zijn en hen in bescher ming nemen. De musicus heeft dit be sef in hen ontwikkeld, heeft hen zelfs tot nuttige arbeid gebracht en maakt hen ten slotte rechtmatige eigenaars van de kasteelruïne, die zij weer be woonbaar gemaakt hebben. We kunnen gerust erkennen dat dit De oude musicus, die de kasteelruïne tjes een schuiloord hebben gevonden, meer leden van de bewoont, waar de jeugdige zwerver- wint eerst bij een enkele, later bij bende, vertrouwen. Hongaarse film, die tot het hart spreekt slot volkomen misplaatst is, dat eigen lijk heel die romantisch-optimistische kasteel-episode, die een oplossing pro beert te geven waar een oplossing (in de hier gesuggereerde zin althans) onmogelijk is, wel heel weinig be vredigen kan in een film over een zo ernstig en tragisch onderwerp. Dit neemt echter niet weg, dat „Ergens in Europa" door een voortreffelijke eerste helft tot een zo hoog peil ge stegen is, dat een zoetelijk besluit de innerlijke waarde van deze film on aangetast laat. De voor ons geheel onbekende fil mer Géza Radvényi heeft met een zeldzaam realisme een beeld gegeven van de ellende van deze ontwortelde kinderen, met een diepe innerlijke be wogenheid, die ook weer de toeschou wer tot innige ontroering brengt. Het eerste gedeelte van „Ergens in Euro pa", dat alleen het lot en het leed schildert van door de oorlog verwor den kinderen, is intens zuiver van toon, zonder één valse of onoprechte klank en werkelijk aangrijpend. Dit zeldzaam hoge geestelijke peil werd met even voortreffelijke middelen be reikt. De fotografie is krachtig ex pressief; onopgesmukt, eerlijk en so ber zijn de beelden, die indrukwekkend worden door een bijzonder gevoelige, grote spanningen scheppende monta ge, waarin het innerlijke verband der zichtbare feiten naar voren komt, mede ook door een uitmuntende toe passing van het geluid en vooral ook de stilte. Zo is er een beeldenreeks van een jongetje, dat tijdens een hevig bom bardement blindelings vlucht en zon der het te beseffen in een kermistent terecht komt, waar een bomscherf het mechaniek van een draaiorgel in be weging brengt: zelden heeft een film een zo intense, dieptragische sfeer en onheilgeladene spanning bereikt en met zo simpele en oprechte middelen als hier. Door dit werkelijk meesterschap, dat ook het spel even subliem be heerst heeft, en daarnaast door haai oprechte bewogenheid, is „Ergens in Europa" een film geworden, die men ondanks soms zeer zwakke momenten, bijzonder moet hoogachten. Een film, die tot het hart spreekt. LONG-SHOT. ik „alla Bolognaise" pleegde, was net zo eindeloos van draad als we zagen in de eerste films van Charley Chaplin, die óók altijd acrobatiek beoefende met z'n lepel. Net als ik. Ik vergat de regen, duister Amsterdam en de som bere wolken. Ik was in Italië. De Am- stel was de Arno en La Pergola een Florentijns lido. De bediende zag me bij tijden peinzend aan en de eenzame wijndrinker staarde nog steeds in zijn glas. Toen klonk gestommel onder aan het trapje bij de deur. Nieuwe bezoe kers stortten zich binnen. Meisjesstu denten, opgetuigd met vlammend-rode baretten, knalgele dassen en blanke, Egyptisch linnen regenjassen. Ze de den druk en forceerden de indruk, dat ze iedere dag Italiaans aten. Maar m'n oor ving gesprekflarden op in de trant van „je lacht je dood, zeg" en „ja, enig hè?" Waaruit ik opmaakte, dat ook dezulken op etensavontuur uit wa ren. Daarna verscheen een gezin. Def tige mensen. Er werden kip, witte wijn en soortgelijke exclusiviteiten besteld. Geen huis-tuin en-keuken spaghetti „alla Bolognaise" met een kleintje koffie na. Mevrouw riep de bediende na: „Niet zo heet die kip, ober!" en daarna nog: „En niét zo vet!" Ook dat klonk hoegenaamd niet romeins. Toen de deur ten derden male geopend werd verscheen een jongmens, waar mee iets niet in orde was. Hij behoor de tot de categorie, die door nette bur gers onder het standaard-type „schooi er" gerekend wordt. De man zag er gejaagd uit en leek me een kruising van een orgeldraaier, een venter van een anarchistisch weekblad, een ab stract schilder en een voortvluchtig bankbediende. Hij liet spaghetti aan rukken en begon er met z'n lepel woest in te spitten. Hij had het kennelijk eerder gedaan. Er smeulde een vreemd vuur onder z'n borstelige wenkbrau wen. Zo waren wij daar bij elkaar en aten Italiaans. En ik vroeg me af, welke zonderlinge impulsen al deze mensen naar La Pergola hadden gedreven, op deze verregende, ongelukkige dag, zo lelijk en zo grauw en zo ontluisterd, dat je Holland zou kunnen haten. Ik denk, dat het gezin zich eens Italiaans te goed wilde doen. De meisjesstuden ten zochten de sensatie en romantiek van het onbekende. De schooier had honger en zocht bevrediging voor een gekwelde maag. De eenzame man droomde z'n privédromen achter dat glas wijn. Zo zaten wij daar, nogal dicht op elkaar en toch vreemden van elkaar. We wisten niets van elkaar, behalve dat we allemaal iets met Italië te ma ken wilden hebben. Met een herinne ring aan Italië. Of een verlangen naar Italië. Of alleen maar een dagdroom over Italië. Het was daar goed. En het was, het geen belangrijk is in dit tijdsgewricht, niet duur. Geen gard e robej u ffrouw, geen portier, geen toeslag voor mu ziek. Het woord Italië roept allerlei vervelende herinneringen bij allerlei mensen op. Zoals Mussolini, omgekeerd hangend aan een benzinepomp, in ge zelschap van zijn minnares. En Abes- sinie. En 't asgenootschap. En hotels met vlooien in de bedden. Dat zijn allemaal vervelende en onsmakelijke dingen. Maar in La Pergola vindt men de smakelijke, ook al bemint niet een ieder lever-op-ijs en in olijfolie ge bakken kip. ANTHONY VAN KAMPEN. KRUISWOORDPUZZLE (Oplossing) Horizontaal: 1. Bolleboos, 6. Balie, 9. Elf, 11. Anoniem, 13. Larix, 15. Genie, 16. NL. 17. Nu, 18. IX, 19. La, 20. Sawoe, 22. Vught, 23 Badings, 25. Nijl, 26. Turijn, 27. Negen tien, 29. Er, 31. Er, 32. Barcelona, 35 Octet, 67 Oma, 39. Pamflet, 41. April, 43 Chiel, 44. El, 34, De, 46. DK, 47. Ph, 48. ilobijn, 50 Armee, 51. Citroen, 53. Tay, 54. Eelde, 55. Loodglans. Verticaal: 1. Brassen, 2. Leo, 3. Eminent, 4 Oom, 5. Splugen, 6. Bariton, 7. LIX, 8. Lngadin, 9. Een, 10. Fietsen, 12. El, 14. IX, 17. Nu, 19. La, 21. Wolfram, 22. Vermont, 23. Bagatel, 24. Nairobi, 28. Te, 30. RC, 32. Beperkt, 33. Ellende, 34. Anaemie, 35. Oor deel, 36. Tachtig, 40. El, 42. Ik, 45. Dr, 47. ft, 40. Blij, 50. Aal, 51. Coo, 52. Opa.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 5