4i0U Maandagmiddag 1 uur op hei Haagse Plein: RAAD VAN MINISTERS VERGADERT J. VERHOOGT-BODDEKE Dr Drees houdt van opschieten ZATERDAG 17 DECEMBER 1949 A\ ■iï/: ÏOORN} or een verzorgd ijk en IP TO DATE KAPSEL istraat 89, Alkmaar Telefoon 2486 'ftnJrJh Iffl If- i"Tk fdi A A !ui"uct a!s goud leeuwarden eigen gebruik van urfde de kapitein genover zijn kame- lardiging niet onder vas heus niet de leurd was. Maar de 'an Hitihiti trokken deden zich vorste- hristian liet geen UET TOONBEELD van eenvoud is wel de voorzitter van de Raad van I Ministers. In het Haagse telefoonboek staat op bladzij 81, eerste kolom, Drees, Dr. W., Beeklaan 502. Zo zon der enige aanduiding van zijn beroep. Zijn nummer is niet geheim. Elke Hagenaar kan hem opbellen als hij er een paar centen voor over heeft; me- vrouw Drees is echter verstandig ge- i noeg om niet elk gesprek aan hem door te geven. Een na-oorlogse minis- I ter mag eenvoudiger zijn van levens- stijl dan zijn vroegere ambtgenoten, hij heeft het stellig veel drukker ge kregen. De echtgenote van de eerste die naar der Kroon kan echter niet ver- hinderen, dat duizenden stadgenoten dagelijks een ontmoeting hebben met Belangrijkste besprekingen van het hele land vinden plaats in het departement van Justitie Langste vergadering sinds de bevrijding duurde ruim dertien uren! MINISTERS IN RIJKELIJK GEBORDUURDE AMBTSCOSTUUMs en met bepluimde steken komen in het dagelijks leven alleen nog maar voor i» do verbeelding der politieke earicatuurtekenaars. Zelfs op Prinsjesdag, de galadag van het staatkundig leven in Nederland, zjjn zij de laatste jaren een zeldzaamheid geworden. Vóór de laatste oorlog was de opening van de StatenrGeneraal nog een feest voor het oog der menigte, die zich placht te verdringen langs de afgezette route van de Gouden Koets en op het Binnen hof bjj de Ridderzaal; nadien is het neutrale zwart gaan overheersen. Welis waar is er een kleine opleving waargenomen sedert de inhuldiging van Koningin Juliana in 1948, maar de pronk en praal bleef toch in hoofdzaak beperkt tot de vertegenwoordigers van het hof, dat sterk aan traditie hecht, en aan de gewapende macht. Neen, ministers zijn uiterlijk „gewone manne tjes" geworden. Natuurlijk zegt dat niets ten aanzien van hun bekwaamheid, maar het betekent wel, dat zjj geen opvallende figuren meer zijn in het da gelijkse leven. De meeste Hagenaars kennen hen niet eens van gezicht; ten dele niet eens van naam. Zij gaan onopvallend huns weegs, in de stad maken zij dikwijls niet eens gebruik van de auto's, die hun ten dienste staan. vertellen waar die is en toch kunnen zij er in de zomer maandenlang zo maar van de straat af naar binnen kijken. Ik heb echter nog nooit een stad- of landgenoot zien stil staan voor de villa aan het Plein 1813, num- mero 4, waar de tuindeuren plegen open te staan zolang het mooi weer is. De tuin is maar klein en de mi nisteriële werkkamer ligt aan de straatzijde, parterre. Men zou er zo bij hem kunnen binnenstappen. Er is zelfs geen politieman, die u zou tegen houden als u de onbeschaamdheid zou hebben om het te doen. De brigadier, die belast is met de bewaking van de eerste minister, pleegt in de hal van het gebouw te vertoeven. Nu, erg bezorgd hoeft hij' zich niet te maken, want al heeft dr. Drees vele politieke tegenstanders, het zijn zijn persoonlijke vijanden niet. En wij leven in Den Haag niet in Zd.- Amerika; wij doen er niet aan revol- verstaatkunde. De gemoedelijkheid is zelfs in voor het Koninkrijk zulke dramatische tijden als deze, even groot als de eenvoud. (Dat elders in deze stad de eenvoud soms ver te zoe ken is laat ik hier nu maar buiten beschouwing) MAANDAGS TEGEN 1 UUR. j\LS HET Maandag is en het loopt tegen enen, kan men minister Drees op het Plein tegen komen; hij spoedt zich dan naar 't gebouw num mer S, waar het Ministerie van Jus titie gevestigd is, dat even rjjk aan nutteloze tierelantijnen is als de taal zijner getrouwe ambtenaren. Wie een goed geheugen heeft voor gezichten en zjjjn ogen goed de kost geeft, kan daar omtrent die tijd van alle kanten, te voet en per auto, excellenties zien komen, zich alle begevend naar dat ene punt. Snel na elkaar, bijna tegelijkertijd, glippen zjj naar binnen, altijd een beetje gehaast, meestal met een ern stig gezicht, zoals dat bjj staatszaken behoort. De politieman salueert, de bode staat in de houding, niemand behoeft er aangediend te worden; iedereen weet hier de weg. Want op Maandag namiddag, elke week opnieuw, vergadert in het ge bouw van het Ministerie van Justitie de Raad van Ministers. Er is een prachtige zaal voor ingericht, goed gemeubileerd en gestoffeerd, met gou den leeuwen in de rugleuningen.' Waarom in dit gebouw? Daar zwijgt de geschiedenis over, maar het is nu eenmaal een feit. Zolang er in Neder land een Raad van Ministers bestaat heeft hp in het gebouw van Justitie vergaderd. Traditie EEN STUKJE HISTORIE. „Zolang er een Raad van Ministers bestaat," schrijf ik daar. Hoe lang is dat dan wel? Wel, veel korter dan u denkt. Wij kunnen ons tegenwoordig geen staat zonder ministers voorstel len en toch is Nederland, dat eeuwenlang geweest! Nederland is 'n zelfstandige staat geworden door het simpele feit van de afzwering van Koning Philips II van Spanje in 1581. Voordien was het een wingewest van een andere staat. Die afzwering was geschied door de vergadering der Staten-Generaal, toen te Utrecht bij een. Deze Staten-Generaal waren ver tegenwoordigers der gewesten;' zij be stonden als zodanig al geruime tijd en werden door de landsheer naar ver kiezing geraadpleegd. Veel hadden zij dus niet te vertellen. Op die gedenk waardige dag zegden zijn hun lands heer de gehoorzaamheid op en riepen zichzelf tot souverein uit, d.w.z. zij beschouwden zichzelf als hoofd van de staat. Dat was een heel vreemde figuur. Staatshoofden waren toen keizers, koningen of vorsten van lage re rang, maar nooit een heel gezel schap. Enfin, de geschiedenis heeft nu eenmaal gewild, dat onze voor ouders de zaak een beetje vreema hebben aangepakt. Zij stichtten der halve de Republiek der Verenigde Nederlanden, maar benoemden geen president en geen ministers. Regeren zouden zij zelf wel doen Dat was na tuurlijk zeer omslachtig en het erg ste was wel, dat de leden geregeld „naar huis" moesten om met hun lastgevers overleg te plegen. En dat bij die slechte verbindingen! In 1583 zagen de staten van Hol land, Zeeland en Utrecht in, dat het zo niet langer ging en zij droegen de Raad van State op leiding te nemen over het algemeen bestuur. Die Raad was ook een overblijfsel uit de Minister-President dr. W. Drees, zoals hij er in werke lijkheid uitziet: een gewone man in een gewoon pakje. de man, die geroepen is te waken voor de belangen van tien millioen Neder landers en een veelvoud van rijksge noten (of zijn zij dat niet meer?) overzee. Ik moet er meteen bij ver tellen, dat die ontmoeting wel erg vluchtig is. Voor de meesten van die Hagenaars zó vluchtig, dat zij het niet of nauwelijks door hebben. Dr. Drees heeft n.l. de gewoonte van zijn woning naar zijn ministerie te wandelen. Bij na elke ochtend loopt hij in zijn eentje tussen acht en negen dat stuk Laan van Meerdervoort af van het Valken- hoschplein tot aan de Zeestraat. Op dat uur spoeden velen zich stadwaarts, te voet, per fiets, per tram en ook Wel in de dure „sleeën". Maar slechts zelden hoort men zeggen: „Hé, was dat niet dr. Drees?" De meesten zien hem niet. Hij is eenvoudig, een tikje slordig zelfs, ge kleed. Hij draagt meestal een ver fomfaaide hoed en zijn das zit wel eens scheef. Zijn uiterlijk is nogal melancholiek. Zeer zelden lacht hij en dan nog niet uit volle borst. Dr. Drees is een man, die zijn werkdag systematisch tracht in te delen: om legen uur beginnen, om elf uur kof fie (tussen het werk door), om één uur het noenmaal (vaak ook niet meer dan een paar broodjes in zijn werk kamer) om drie uur thee, om Neen, hoe laat de werkzaamheden van de dag afgelopen zijn hangt te veel su te vaak van onverwachte omstan digheden af dan dat het min of meer nauwkeurig is vast te leggen. Het Wordt wel eens laat. Het ministers- smbt is een zeer vermoeiende baan. Met die werkkamer is het al net als met de minister zelf: de mees ts Hagenaars zouden u niet kunnen De Minister van Financiën, mr. 'P. Lieftinck, wordt deze keer zelf eens uitgekleed. Spaanse dagen; hij was in 1531 inge steld om de Landvoogdes, die hier als vertegenwoordigster van de Spaanse Kroon was gekomen en in feite aan niemand dan haar Koning verant woording schuldig was, geregeld van advies te dienen. Het gezelschap was evenwel rustig bijeen gebleven, nadat de Koning afgezworen was en er dus niets meer te adviseren viel, althans niet aan een landvoogd of landvoog des. Deze regeringsvorm bestond lan ger dan vier jaar. In 1587 kwam de Engelse graaf Leicester en die meende, dat hij het beter alleen kon. Maar Leicester verdween weer spoe dig van het toneel en er ontstond nu een stille strijd om de macht tussen de Staten-Generaal en de Raad van State. De eersten wonnen het; een verdrag met Koningin Elisabeth had de Republiek genoodzaakt twee En gelsen als leden van de Raad van State toe te laten, reden waarom vooral Prins Maurits, dé- opperbevel hebber van land- en zeemacht, dit college links liet liggen. De Raad van State werd en bleef uitsluitend ad viescollege. Daarnaast ontwikkelde zich echter iets, dat op een regering of minister raad begon te lijken. De belangrijkste man daarin was al spoedig de Raad pensionaris van het gewest Holland. Eigenlijk was dit de advocaat van de provincie, maar allengs kreeg hij de rol van eerste minister te vervul len, niet alleen in Holland, maar in heel de Republiek. Nog sterker, vreemde gezanten, die de souvereine Staten-Generaal maar een vreemd ge val vonden, beschouwden en behan delden de Raadpensionaris als het staatshoofd. Hij had beslist meer te betekenen dan de Prins van Oranje, die alleen maar opperbevelhebber was. De Raadpensionaris had de leiding over de buitenlandse zaken, de bin nenlandse zaken, land- en zeemacht, de koloniën, de financiën en de justi tie. Voor het samenstellen van de staatsbegroting had hij een toegewijde (maar ondergeschikte), medewerker aan de thesaurier-generaal. (Een functionaris van die naam en met de zelfde taak is ook nu nog verbonden aan het Ministerie van Financiën). Dan waren er nog de secretaris van de Raad van State en de Griffier der Staten-Generaal. Deze laatste func tie zij is gedurende 125 jaar ach tereen vervuld door een lid van het geslacht Fagel was in die dagen zeer belangrijk. Zij omvatte de leiding over de Algemene Secretarie van Staat, een groot ambtelijk lichaam, dat de wetten enz. uitvoerde; zoiets als alle ministers-onder-één-dak. Een tijdlang zijn er twee griffiers geweest, één voor buiten- en één voor binnen landse zaken. TWEE EEUWEN TWEE SLACHTIGHEID. £)E MACHT van de Raadpensionaris en zijn naaste medewerkers ging op en neer met de ambities van de Prins van Oranje, die als er oor log gevoerd werd vooral een zeer belangrijke functie vervulde, maar formeel nooit meer dan een hoge ambtenaar was met een toegemeten bevoegdheid. Frederik Hendrik ech ter trachtte daar al verandering in te brengen. Hij omringde zich met een aantal „Cabinet-Heeren tot de Secre te Besoigne" en benoemde voorts een Camarilla of Achterraad. De „Raad van Cabinet-Heeren" nam besluiten, die de Prins als bin ehouwd:. Zijn regime was half-monarchaal. Na tuurlijk was dat de Staten Generaal niet naar de zin. Vandaar, dat er tot twee maal toe een stadhouderloos tijd perk is geweest. In 1748 was het ech ter weer zover, dat de Raadpensiona ris te horen kreeg er beter aan te doen niet alles ter kennis van de Staten-Generaal te brengen Wonderlijk genoeg heeft deze twee slachtigheid van een Republiek-zon der-president, waarin de staatsmacht voortdurend als een speelbal heen en weer geslingerd werd tussen de Sta ten-Generaal en het Vorstenhuis, meer dan tweehonderd jaar geduurd. De staatsgreep van 22 Januari 1798 opstand van de burgerij zowel tegen de Staten, die sinds 1581 uitsluitend uit edelen en regenten hadden be staan, als tegen het vorstenhuis, en dit alles naar het voorbeeld der grote en bloedige Franse Revolutie vaag de beide machtsfactoren weg en bracht een (dictatoriaal) Uitvoerend Bewind te voorschijn, dat uit vijf per sonen bestond; een vijfkoppig staats hoofd derhalve. Dit Bewind benoem de zes agenten, die aan het hoofd zouden staan van zes departementen van algemeen bestuur. Er werd ech ter bij bepaald, dat zij nimmer onder Hun taak Blijkens het' Kon. Besluit van 10 November 1945 beraadslaagt en be sluit de Raad van Ministers in het algemeen over alles wat een ge meenschappelijk overleg tussen de Ministers vordert teneinde eenheid in het Regeringsbeleid te verzeke ren. In het bijzonder beraadslaagt en besluit de Raad over wetsont werpen, ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur, verdra gen met buitenlandse mogendhe den, voordrachten aan de Kroon tot benoeming en ontslag van met gewichtige betrekkingen beklede personen en over opneming van personen in een der ridderorden. De wetsontwerpen passeren na behandeling in de Raad van Mi nisters de Raad van State (voor advies) en worden dan ter goed keuring aan de Staten Generaal voorgelegd. Is de toestemming van belde Kamers verkregen, dan kon digt de Kroon de wet af. Benoe ming of ontslag geschiedt door de Kroon op voordracht van de Raad van Ministers. Opneming in een ridderorde geschiedt door de Ministers met machtiging van de Kroon. Maar hoe de vorm ook mag zjjn, in de drie-eenheid Kroon- Raad van Ministers-Staten Gene raal neemt de tweede 'n zeer be langrijke en in feite vaak een be slissende plaats in. Pauze tijdens een der wekelijkse bijeenkomsten van de Raad van Ministers: Minister-President dr. W. Drees maakt een praatje met v.l.n.r. dr. M. J. Prinsen (op de rug gezien), secretaris van de Raad; mr. W. F. Schokking, Minister van Oorlog en Marine; de heer L. Götzent Minister zonder portefeuille, belast met de financiëel-economische aangelegenheden aan het ministerie van Overzeese Gebiedsdelen, en de heer W. Middelburg, adjunct secretaris van de Raad. elkander een afzonderlijke raad moch ten vormen. Zij waren ondergeschikt aan het Bewind, dat het algemeen be leid aan zich wilde trekken. De taak van deze agenten is misschien het best te vergelijken met die der secre tarissen-generaal in de jongste bezet tingstijd, al plachten die wel eens overleg te plegen. In 1801 werd het Staatsbewind tot twaalf leden uitgebreid, die onderling het werk verdeelden. De bewindslie den werden nu min of meer ministers, verantwoordelijk aan het staats hoofd; maar dat waren zij zelf, zodra zij in vergadering bijeen waren. In 1805, toen Napoleon hier te lan de openlijk invloed kreeg, kwam er weer een Raadpensionaris, die werkte met een adviserende staatsraad en uitvoerende staatssecretarissen. Een jaar later kwam Lodewjjk Napoleon, die vier ministers benoemde. Ziehier in 1806! voor het eerst die term gebruikt. Hij zelf trad als minister president op en gaf zijn medewerkers geen enkele bevoegdheid. Schamele ministers derhalve, die niets meer te Alleeh de Minister van Buitenlandse Zaken heeji tegenwoordig nog een ambtswoning in een stijl, overeenkomende met de waar digheid van zijn hoge functie; zij is gelegen aan het Plein 1813 tegenover de Chinese Ambassade. Hier woont derhalve mr D V. Stikker. vertellen hadden dan de agenten van 1798. DE KLOK TERUGGEZET. Slaan wij de droeve jaren, toen Ne derland van Parijs uit geregeerd werd over, dan zien wij Willem I verschij nen; de eerste Oranjevorst, die zich Koning mocht noemen. Een nieuwe tijd brak aan! Werkelijk,? In feite re geerde hij, evenals Lodewijk Napoleon, als een despoot, zonder aan iemand verantwoording af te leggen. Hij had weliswaar een aantal ministers om zich heen, maar die vormden een Ka binetsraad „en stile Louis XIV". De klok was teruggezet. Op 19 Septem ber 1823 scheen er verandering te komen. Toen werd er een Minister raad ingesteld, die echter een nogal wonderlijke samenstelling kreeg. Tot leden werden n.l. benoemd de secreta ris van staat (een functie, die wjj nu niet meer kennen) de vice-president van de Raad van State (de Koning zelf was en is ook nu nog president), de Kommissaris-Generaal van Oorlog, benevens alle in de residentie aanwe zige ministers, die aan het hoofd ston den van één der departementen van algemeen bestuur. Dit college mocht all.egn „delibereren", niet stemmen. Hit het overleg moest elke minister voor zichzelf de conclusie trekken en aan de hand daarvan bij de Koning voordrachten tot bepaalde besluiten indienen. Dit duurde zo tot 31 Maart 1842, toen bepaald werd, dat alleen de hoof den van de departementen van alge meen bestuur gewone leden van de Raad van Ministers zouden zijn. Twee jaar tevoren was de Secretarie van Staat een erfenis uit de jaren der Re publiek afgeschaft en vervangen door het Kabinet des Konings. De di recteur van dit Kabinet werd secre taris van de Ministerraad, waarvan de leden bij toerbeurten als voorzitter moesten optreden. Deze verandering maakte het Koning WiJlem n gemak kelijk de Ministerraad in een hoek te schuiven. Hij deed de zaken liever met zijn Kabinet af: zelfs in begro tingen werden de ministers niet meer gekend. HET JAAR 1848. Dit alles veranderde in 1848, toen de Koning eensklaps onder de drang der omstandigheden van zijn alleen heerschappij afstand deed. Hij kende de sinds lang in ere, maar niet in macht herstelde Staten-Generaal de rechten toe, die zij sedertdien bezit ten: wetten, begrotingen enz. goed te keuren of te verwerpen, initiatieven te nemen, interpellaties en enquêtes te houden en nog het een en ander Dit veranderde ook de positie der ministers, die voortaan hun beleid in de openbare zittingen der Staten- Generaal moesten verdedigen. De Koning werd van machtsfactor bin dend element, onschendbaar rustpunt, men moest voortaan bij de samen stelling en het beleid van de Raad der Ministers rekening houden met de meerderheid van de Staten Gene raal: Er diende een grote mate van homogeniteit, van gelijkgezindheid te zijn. Dit leidde allengs tot meer over leg, tot meer vergaderingen dus van de Raad van Ministers. Hardnekkig bleef men vasthouden aan de idee, dat deze Raad uit gelij ke leden bestond en dus geen vaste voorzitter mocht kiezen. Toen er in 1901 toch zoiets gebeurde, stak er een storm van verontwaardiging op In 1905 werd bepaald, dat de Raad uit zjjn midden een voorzitter en een onder-voorzitter zou kiezen, telkens voor de tijd van een jaar. Dat bleef zo tot na de Tweede Wereldoorlog. Op 10 November 1945 verscheen het Kon. Besluit, houdende de vaststel ling van het thans van kracht zijnde Reglement van Orde voor de Raad van Ministers. Nogmaals is daarin vastgelegd, dat de Raad van Ministers is samenge steld uit alle Ministers (al zijn daar dan de gezante-i en een aantal hoge ambtenaren, lie de rang van „gevol machtigd minister" hebben van uitge sloten). De voorzitter wordt echter sedertdien bij K.B. benoemd en hfl draagt de titel van Minister-Presi dent. Dat is iets nieuws. Nieuw ls niet, maar van belang is wel, dat de raad zjjn eigen secretaris benoemt. Dat is op het ogenblik dr. M. J. Prin sen, die tevens secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken is. Hij maakt alle vergaderingen van de Raad van Ministers mee, telkens vergezeld van één zijner plaatsvervangende secreta rissen. De heer Prinsen (dezelfde, die als secretaris-generaal van de R.T.C. is opgetreden) is de man, die de mees te staatsgeheimen kent. Van de mi nisters d.d. 10 November 1945 zijn alleen de heren Drees, Lieftinck en Mansholt nog over. En het is lang niet uitgesloten, dat de secretaris daar nog altijd zit als ook deze drie de politieke arena vaarwel hebben ge zegd. Parlementaire stormen deren hem niet. Hij staat of valt niet met de gunst der volksvertegenwoordi ging. BELANGRIJKE BESPREKINGEN JTLKE MAANDAG zitten daar dus in het gebouw van het Ministerie van Justitie de ministers bfóeen; een uitgelezen schare excellenties. Slechts twee personen wonen deze vergade ringen bij, die geen minister zijn. Het behoort tot de taak van de adjunct secretaris (die evenals de secretaris een stoel zonder leeuw in de rugleu ning heeft) de notities voor de notu len te maken. Dat is wel een zeer ver trouwelijke taak, want als ergens over gezwegen moet worden is het wel over de beraadslagingen in de Raad van Ministers. Niet, dat de daar genomen besluiten geheim moeten blijven De man, die de meeste stens- geheimen kent en er het minst over praat: dr. M. J. Prinsen, secretaris van de Raad van Ministers. dat kan niet en is ook nooit de be doeling maar wei de beraadslagin gen. De Raad van Ministers wordt ge acht een homogeen gezelschap te zijn, dat en bloc de daadwerkelijke steun geniet van de meerderheid in de Sta ten-Generaal. In grote trekken is dat ook zo, maar uiteraard lopen de in zichten en opvattingen uiteen, Edoch, de Raad doet niet aan Prinzipienreite- rei, maar houdt zich met de practjjk van de dag bezig. Die practijk is door gaans een compromis van verschil lende mogelijkheden en wenselijkhe den. De één meent een vraagstuk zus en een ander dacht het zo op te los sen, maar al pratende over het vóór en het tegen van het één en het an der worden zjj het eens en komen z(j tot een besluit. Dat besluit leidt dan tot een wetsontwerp, tot een voor dracht aan de Kroon om een bepaalde meneer tot een bepaalde functie te benoemen, tot een „stap" bij een "reemde mogendheid, tot een algeme ne maatregel van bestuur of iets der gelijks. Het resultaat mag iedere Ne derlander doorgaans weten, maar 't regeren wordt nu eenmaal onmoge lijk als bovendien iedereen zou weten wat deze en wat die minister ervan heeft gezegd. Openbaar maken van beraadslagingen in de Raad van Mi nisters zou er toe leiden, dat vaak zou worden gezwegen waar gesproken diende te worden. (Zie vervolg pag. II'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 7