4i0U
Maandagmiddag 1 uur op hei Haagse Plein:
RAAD VAN MINISTERS VERGADERT
J. VERHOOGT-BODDEKE
Dr Drees houdt
van opschieten
ZATERDAG 17 DECEMBER 1949
A\
■iï/:
ÏOORN}
or een verzorgd
ijk en
IP TO DATE
KAPSEL
istraat 89, Alkmaar
Telefoon 2486
'ftnJrJh Iffl If- i"Tk fdi A A
!ui"uct a!s goud
leeuwarden
eigen gebruik van
urfde de kapitein
genover zijn kame-
lardiging niet onder
vas heus niet de
leurd was. Maar de
'an Hitihiti trokken
deden zich vorste-
hristian liet geen
UET TOONBEELD van eenvoud is
wel de voorzitter van de Raad van
I Ministers. In het Haagse telefoonboek
staat op bladzij 81, eerste kolom,
Drees, Dr. W., Beeklaan 502. Zo zon
der enige aanduiding van zijn beroep.
Zijn nummer is niet geheim. Elke
Hagenaar kan hem opbellen als hij er
een paar centen voor over heeft; me-
vrouw Drees is echter verstandig ge-
i noeg om niet elk gesprek aan hem
door te geven. Een na-oorlogse minis-
I ter mag eenvoudiger zijn van levens-
stijl dan zijn vroegere ambtgenoten,
hij heeft het stellig veel drukker ge
kregen.
De echtgenote van de eerste die
naar der Kroon kan echter niet ver-
hinderen, dat duizenden stadgenoten
dagelijks een ontmoeting hebben met
Belangrijkste besprekingen van het hele land
vinden plaats in het departement van Justitie
Langste vergadering sinds de bevrijding duurde
ruim dertien uren!
MINISTERS IN RIJKELIJK GEBORDUURDE AMBTSCOSTUUMs en met
bepluimde steken komen in het dagelijks leven alleen nog maar voor i»
do verbeelding der politieke earicatuurtekenaars. Zelfs op Prinsjesdag, de
galadag van het staatkundig leven in Nederland, zjjn zij de laatste jaren
een zeldzaamheid geworden. Vóór de laatste oorlog was de opening van de
StatenrGeneraal nog een feest voor het oog der menigte, die zich placht te
verdringen langs de afgezette route van de Gouden Koets en op het Binnen
hof bjj de Ridderzaal; nadien is het neutrale zwart gaan overheersen. Welis
waar is er een kleine opleving waargenomen sedert de inhuldiging van
Koningin Juliana in 1948, maar de pronk en praal bleef toch in hoofdzaak
beperkt tot de vertegenwoordigers van het hof, dat sterk aan traditie hecht,
en aan de gewapende macht. Neen, ministers zijn uiterlijk „gewone manne
tjes" geworden. Natuurlijk zegt dat niets ten aanzien van hun bekwaamheid,
maar het betekent wel, dat zjj geen opvallende figuren meer zijn in het da
gelijkse leven. De meeste Hagenaars kennen hen niet eens van gezicht; ten
dele niet eens van naam. Zij gaan onopvallend huns weegs, in de stad maken
zij dikwijls niet eens gebruik van de auto's, die hun ten dienste staan.
vertellen waar die is en toch kunnen
zij er in de zomer maandenlang zo
maar van de straat af naar binnen
kijken. Ik heb echter nog nooit een
stad- of landgenoot zien stil staan
voor de villa aan het Plein 1813, num-
mero 4, waar de tuindeuren plegen
open te staan zolang het mooi weer
is. De tuin is maar klein en de mi
nisteriële werkkamer ligt aan de
straatzijde, parterre. Men zou er zo
bij hem kunnen binnenstappen. Er is
zelfs geen politieman, die u zou tegen
houden als u de onbeschaamdheid zou
hebben om het te doen.
De brigadier, die belast is met de
bewaking van de eerste minister,
pleegt in de hal van het gebouw te
vertoeven. Nu, erg bezorgd hoeft hij'
zich niet te maken, want al heeft dr.
Drees vele politieke tegenstanders,
het zijn zijn persoonlijke vijanden niet.
En wij leven in Den Haag niet in Zd.-
Amerika; wij doen er niet aan revol-
verstaatkunde. De gemoedelijkheid is
zelfs in voor het Koninkrijk zulke
dramatische tijden als deze, even
groot als de eenvoud. (Dat elders in
deze stad de eenvoud soms ver te zoe
ken is laat ik hier nu maar buiten
beschouwing)
MAANDAGS TEGEN 1 UUR.
j\LS HET Maandag is en het loopt
tegen enen, kan men minister
Drees op het Plein tegen komen; hij
spoedt zich dan naar 't gebouw num
mer S, waar het Ministerie van Jus
titie gevestigd is, dat even rjjk aan
nutteloze tierelantijnen is als de taal
zijner getrouwe ambtenaren. Wie een
goed geheugen heeft voor gezichten
en zjjjn ogen goed de kost geeft, kan
daar omtrent die tijd van alle kanten,
te voet en per auto, excellenties zien
komen, zich alle begevend naar dat
ene punt.
Snel na elkaar, bijna tegelijkertijd,
glippen zjj naar binnen, altijd een
beetje gehaast, meestal met een ern
stig gezicht, zoals dat bjj staatszaken
behoort. De politieman salueert, de
bode staat in de houding, niemand
behoeft er aangediend te worden;
iedereen weet hier de weg.
Want op Maandag namiddag, elke
week opnieuw, vergadert in het ge
bouw van het Ministerie van Justitie
de Raad van Ministers. Er is een
prachtige zaal voor ingericht, goed
gemeubileerd en gestoffeerd, met gou
den leeuwen in de rugleuningen.'
Waarom in dit gebouw? Daar zwijgt
de geschiedenis over, maar het is nu
eenmaal een feit. Zolang er in Neder
land een Raad van Ministers bestaat
heeft hp in het gebouw van Justitie
vergaderd. Traditie
EEN STUKJE HISTORIE.
„Zolang er een Raad van Ministers
bestaat," schrijf ik daar. Hoe lang is
dat dan wel? Wel, veel korter dan u
denkt. Wij kunnen ons tegenwoordig
geen staat zonder ministers voorstel
len en toch is Nederland, dat
eeuwenlang geweest! Nederland is 'n
zelfstandige staat geworden door het
simpele feit van de afzwering van
Koning Philips II van Spanje in 1581.
Voordien was het een wingewest van
een andere staat. Die afzwering was
geschied door de vergadering der
Staten-Generaal, toen te Utrecht bij
een. Deze Staten-Generaal waren ver
tegenwoordigers der gewesten;' zij be
stonden als zodanig al geruime tijd en
werden door de landsheer naar ver
kiezing geraadpleegd. Veel hadden zij
dus niet te vertellen. Op die gedenk
waardige dag zegden zijn hun lands
heer de gehoorzaamheid op en riepen
zichzelf tot souverein uit, d.w.z. zij
beschouwden zichzelf als hoofd van
de staat. Dat was een heel vreemde
figuur. Staatshoofden waren toen
keizers, koningen of vorsten van lage
re rang, maar nooit een heel gezel
schap. Enfin, de geschiedenis heeft
nu eenmaal gewild, dat onze voor
ouders de zaak een beetje vreema
hebben aangepakt. Zij stichtten der
halve de Republiek der Verenigde
Nederlanden, maar benoemden geen
president en geen ministers. Regeren
zouden zij zelf wel doen Dat was na
tuurlijk zeer omslachtig en het erg
ste was wel, dat de leden geregeld
„naar huis" moesten om met hun
lastgevers overleg te plegen. En dat
bij die slechte verbindingen!
In 1583 zagen de staten van Hol
land, Zeeland en Utrecht in, dat het
zo niet langer ging en zij droegen de
Raad van State op leiding te nemen
over het algemeen bestuur. Die Raad
was ook een overblijfsel uit de
Minister-President dr. W.
Drees, zoals hij er in werke
lijkheid uitziet: een gewone
man in een gewoon pakje.
de man, die geroepen is te waken voor
de belangen van tien millioen Neder
landers en een veelvoud van rijksge
noten (of zijn zij dat niet meer?)
overzee. Ik moet er meteen bij ver
tellen, dat die ontmoeting wel erg
vluchtig is. Voor de meesten van die
Hagenaars zó vluchtig, dat zij het niet
of nauwelijks door hebben. Dr. Drees
heeft n.l. de gewoonte van zijn woning
naar zijn ministerie te wandelen. Bij
na elke ochtend loopt hij in zijn eentje
tussen acht en negen dat stuk Laan
van Meerdervoort af van het Valken-
hoschplein tot aan de Zeestraat. Op
dat uur spoeden velen zich stadwaarts,
te voet, per fiets, per tram en ook
Wel in de dure „sleeën". Maar slechts
zelden hoort men zeggen: „Hé, was
dat niet dr. Drees?"
De meesten zien hem niet. Hij is
eenvoudig, een tikje slordig zelfs, ge
kleed. Hij draagt meestal een ver
fomfaaide hoed en zijn das zit wel
eens scheef. Zijn uiterlijk is nogal
melancholiek. Zeer zelden lacht hij en
dan nog niet uit volle borst. Dr.
Drees is een man, die zijn werkdag
systematisch tracht in te delen: om
legen uur beginnen, om elf uur kof
fie (tussen het werk door), om één
uur het noenmaal (vaak ook niet meer
dan een paar broodjes in zijn werk
kamer) om drie uur thee, om
Neen, hoe laat de werkzaamheden van
de dag afgelopen zijn hangt te veel
su te vaak van onverwachte omstan
digheden af dan dat het min of meer
nauwkeurig is vast te leggen. Het
Wordt wel eens laat. Het ministers-
smbt is een zeer vermoeiende baan.
Met die werkkamer is het al net
als met de minister zelf: de mees
ts Hagenaars zouden u niet kunnen
De Minister van Financiën,
mr. 'P. Lieftinck, wordt deze
keer zelf eens uitgekleed.
Spaanse dagen; hij was in 1531 inge
steld om de Landvoogdes, die hier als
vertegenwoordigster van de Spaanse
Kroon was gekomen en in feite aan
niemand dan haar Koning verant
woording schuldig was, geregeld van
advies te dienen. Het gezelschap was
evenwel rustig bijeen gebleven, nadat
de Koning afgezworen was en er dus
niets meer te adviseren viel, althans
niet aan een landvoogd of landvoog
des.
Deze regeringsvorm bestond lan
ger dan vier jaar. In 1587 kwam
de Engelse graaf Leicester en die
meende, dat hij het beter alleen kon.
Maar Leicester verdween weer spoe
dig van het toneel en er ontstond nu
een stille strijd om de macht tussen
de Staten-Generaal en de Raad van
State. De eersten wonnen het; een
verdrag met Koningin Elisabeth had
de Republiek genoodzaakt twee En
gelsen als leden van de Raad van
State toe te laten, reden waarom
vooral Prins Maurits, dé- opperbevel
hebber van land- en zeemacht, dit
college links liet liggen. De Raad van
State werd en bleef uitsluitend ad
viescollege.
Daarnaast ontwikkelde zich echter
iets, dat op een regering of minister
raad begon te lijken. De belangrijkste
man daarin was al spoedig de Raad
pensionaris van het gewest Holland.
Eigenlijk was dit de advocaat van
de provincie, maar allengs kreeg hij
de rol van eerste minister te vervul
len, niet alleen in Holland, maar in
heel de Republiek. Nog sterker,
vreemde gezanten, die de souvereine
Staten-Generaal maar een vreemd ge
val vonden, beschouwden en behan
delden de Raadpensionaris als het
staatshoofd. Hij had beslist meer te
betekenen dan de Prins van Oranje,
die alleen maar opperbevelhebber was.
De Raadpensionaris had de leiding
over de buitenlandse zaken, de bin
nenlandse zaken, land- en zeemacht,
de koloniën, de financiën en de justi
tie. Voor het samenstellen van de
staatsbegroting had hij een toegewijde
(maar ondergeschikte), medewerker
aan de thesaurier-generaal. (Een
functionaris van die naam en met de
zelfde taak is ook nu nog verbonden
aan het Ministerie van Financiën).
Dan waren er nog de secretaris van
de Raad van State en de Griffier der
Staten-Generaal. Deze laatste func
tie zij is gedurende 125 jaar ach
tereen vervuld door een lid van het
geslacht Fagel was in die dagen
zeer belangrijk. Zij omvatte de leiding
over de Algemene Secretarie van
Staat, een groot ambtelijk lichaam,
dat de wetten enz. uitvoerde; zoiets
als alle ministers-onder-één-dak. Een
tijdlang zijn er twee griffiers geweest,
één voor buiten- en één voor binnen
landse zaken.
TWEE EEUWEN TWEE
SLACHTIGHEID.
£)E MACHT van de Raadpensionaris
en zijn naaste medewerkers ging
op en neer met de ambities van de
Prins van Oranje, die als er oor
log gevoerd werd vooral een zeer
belangrijke functie vervulde, maar
formeel nooit meer dan een hoge
ambtenaar was met een toegemeten
bevoegdheid. Frederik Hendrik ech
ter trachtte daar al verandering in te
brengen. Hij omringde zich met een
aantal „Cabinet-Heeren tot de Secre
te Besoigne" en benoemde voorts een
Camarilla of Achterraad. De „Raad
van Cabinet-Heeren" nam besluiten,
die de Prins als bin ehouwd:.
Zijn regime was half-monarchaal. Na
tuurlijk was dat de Staten Generaal
niet naar de zin. Vandaar, dat er tot
twee maal toe een stadhouderloos tijd
perk is geweest. In 1748 was het ech
ter weer zover, dat de Raadpensiona
ris te horen kreeg er beter aan te
doen niet alles ter kennis van de
Staten-Generaal te brengen
Wonderlijk genoeg heeft deze twee
slachtigheid van een Republiek-zon
der-president, waarin de staatsmacht
voortdurend als een speelbal heen en
weer geslingerd werd tussen de Sta
ten-Generaal en het Vorstenhuis, meer
dan tweehonderd jaar geduurd. De
staatsgreep van 22 Januari 1798
opstand van de burgerij zowel tegen
de Staten, die sinds 1581 uitsluitend
uit edelen en regenten hadden be
staan, als tegen het vorstenhuis, en
dit alles naar het voorbeeld der grote
en bloedige Franse Revolutie vaag
de beide machtsfactoren weg en
bracht een (dictatoriaal) Uitvoerend
Bewind te voorschijn, dat uit vijf per
sonen bestond; een vijfkoppig staats
hoofd derhalve. Dit Bewind benoem
de zes agenten, die aan het hoofd
zouden staan van zes departementen
van algemeen bestuur. Er werd ech
ter bij bepaald, dat zij nimmer onder
Hun taak
Blijkens het' Kon. Besluit van 10
November 1945 beraadslaagt en be
sluit de Raad van Ministers in het
algemeen over alles wat een ge
meenschappelijk overleg tussen de
Ministers vordert teneinde eenheid
in het Regeringsbeleid te verzeke
ren. In het bijzonder beraadslaagt
en besluit de Raad over wetsont
werpen, ontwerpen van algemene
maatregelen van bestuur, verdra
gen met buitenlandse mogendhe
den, voordrachten aan de Kroon
tot benoeming en ontslag van met
gewichtige betrekkingen beklede
personen en over opneming van
personen in een der ridderorden.
De wetsontwerpen passeren na
behandeling in de Raad van Mi
nisters de Raad van State (voor
advies) en worden dan ter goed
keuring aan de Staten Generaal
voorgelegd. Is de toestemming van
belde Kamers verkregen, dan kon
digt de Kroon de wet af. Benoe
ming of ontslag geschiedt door
de Kroon op voordracht van de
Raad van Ministers. Opneming in
een ridderorde geschiedt door de
Ministers met machtiging van de
Kroon. Maar hoe de vorm ook mag
zjjn, in de drie-eenheid Kroon-
Raad van Ministers-Staten Gene
raal neemt de tweede 'n zeer be
langrijke en in feite vaak een be
slissende plaats in.
Pauze tijdens een der wekelijkse bijeenkomsten van de Raad van
Ministers: Minister-President dr. W. Drees maakt een praatje
met v.l.n.r. dr. M. J. Prinsen (op de rug gezien), secretaris van
de Raad; mr. W. F. Schokking, Minister van Oorlog en Marine;
de heer L. Götzent Minister zonder portefeuille, belast met de
financiëel-economische aangelegenheden aan het ministerie van
Overzeese Gebiedsdelen, en de heer W. Middelburg, adjunct
secretaris van de Raad.
elkander een afzonderlijke raad moch
ten vormen. Zij waren ondergeschikt
aan het Bewind, dat het algemeen be
leid aan zich wilde trekken. De taak
van deze agenten is misschien het
best te vergelijken met die der secre
tarissen-generaal in de jongste bezet
tingstijd, al plachten die wel eens
overleg te plegen.
In 1801 werd het Staatsbewind tot
twaalf leden uitgebreid, die onderling
het werk verdeelden. De bewindslie
den werden nu min of meer ministers,
verantwoordelijk aan het staats
hoofd; maar dat waren zij zelf, zodra
zij in vergadering bijeen waren.
In 1805, toen Napoleon hier te lan
de openlijk invloed kreeg, kwam er
weer een Raadpensionaris, die werkte
met een adviserende staatsraad en
uitvoerende staatssecretarissen. Een
jaar later kwam Lodewjjk Napoleon,
die vier ministers benoemde. Ziehier
in 1806! voor het eerst die term
gebruikt. Hij zelf trad als minister
president op en gaf zijn medewerkers
geen enkele bevoegdheid. Schamele
ministers derhalve, die niets meer te
Alleeh de Minister van Buitenlandse Zaken heeji tegenwoordig
nog een ambtswoning in een stijl, overeenkomende met de waar
digheid van zijn hoge functie; zij is gelegen aan het Plein 1813
tegenover de Chinese Ambassade. Hier woont derhalve mr D
V. Stikker.
vertellen hadden dan de agenten van
1798.
DE KLOK TERUGGEZET.
Slaan wij de droeve jaren, toen Ne
derland van Parijs uit geregeerd werd
over, dan zien wij Willem I verschij
nen; de eerste Oranjevorst, die zich
Koning mocht noemen. Een nieuwe
tijd brak aan! Werkelijk,? In feite re
geerde hij, evenals Lodewijk Napoleon,
als een despoot, zonder aan iemand
verantwoording af te leggen. Hij had
weliswaar een aantal ministers om
zich heen, maar die vormden een Ka
binetsraad „en stile Louis XIV". De
klok was teruggezet. Op 19 Septem
ber 1823 scheen er verandering te
komen. Toen werd er een Minister
raad ingesteld, die echter een nogal
wonderlijke samenstelling kreeg. Tot
leden werden n.l. benoemd de secreta
ris van staat (een functie, die wjj nu
niet meer kennen) de vice-president
van de Raad van State (de Koning
zelf was en is ook nu nog president),
de Kommissaris-Generaal van Oorlog,
benevens alle in de residentie aanwe
zige ministers, die aan het hoofd ston
den van één der departementen van
algemeen bestuur. Dit college mocht
all.egn „delibereren", niet stemmen.
Hit het overleg moest elke minister
voor zichzelf de conclusie trekken en
aan de hand daarvan bij de Koning
voordrachten tot bepaalde besluiten
indienen.
Dit duurde zo tot 31 Maart 1842,
toen bepaald werd, dat alleen de hoof
den van de departementen van alge
meen bestuur gewone leden van de
Raad van Ministers zouden zijn. Twee
jaar tevoren was de Secretarie van
Staat een erfenis uit de jaren der Re
publiek afgeschaft en vervangen
door het Kabinet des Konings. De di
recteur van dit Kabinet werd secre
taris van de Ministerraad, waarvan
de leden bij toerbeurten als voorzitter
moesten optreden. Deze verandering
maakte het Koning WiJlem n gemak
kelijk de Ministerraad in een hoek te
schuiven. Hij deed de zaken liever
met zijn Kabinet af: zelfs in begro
tingen werden de ministers niet meer
gekend.
HET JAAR 1848.
Dit alles veranderde in 1848, toen
de Koning eensklaps onder de drang
der omstandigheden van zijn alleen
heerschappij afstand deed. Hij kende
de sinds lang in ere, maar niet in
macht herstelde Staten-Generaal de
rechten toe, die zij sedertdien bezit
ten: wetten, begrotingen enz. goed te
keuren of te verwerpen, initiatieven
te nemen, interpellaties en enquêtes
te houden en nog het een en ander
Dit veranderde ook de positie der
ministers, die voortaan hun beleid
in de openbare zittingen der Staten-
Generaal moesten verdedigen. De
Koning werd van machtsfactor bin
dend element, onschendbaar rustpunt,
men moest voortaan bij de samen
stelling en het beleid van de Raad
der Ministers rekening houden met
de meerderheid van de Staten Gene
raal: Er diende een grote mate van
homogeniteit, van gelijkgezindheid te
zijn. Dit leidde allengs tot meer over
leg, tot meer vergaderingen dus van
de Raad van Ministers.
Hardnekkig bleef men vasthouden
aan de idee, dat deze Raad uit gelij
ke leden bestond en dus geen vaste
voorzitter mocht kiezen. Toen er in
1901 toch zoiets gebeurde, stak er
een storm van verontwaardiging op
In 1905 werd bepaald, dat de Raad
uit zjjn midden een voorzitter en een
onder-voorzitter zou kiezen, telkens
voor de tijd van een jaar. Dat bleef
zo tot na de Tweede Wereldoorlog.
Op 10 November 1945 verscheen het
Kon. Besluit, houdende de vaststel
ling van het thans van kracht zijnde
Reglement van Orde voor de Raad
van Ministers.
Nogmaals is daarin vastgelegd, dat
de Raad van Ministers is samenge
steld uit alle Ministers (al zijn daar
dan de gezante-i en een aantal hoge
ambtenaren, lie de rang van „gevol
machtigd minister" hebben van uitge
sloten). De voorzitter wordt echter
sedertdien bij K.B. benoemd en hfl
draagt de titel van Minister-Presi
dent. Dat is iets nieuws. Nieuw ls
niet, maar van belang is wel, dat de
raad zjjn eigen secretaris benoemt.
Dat is op het ogenblik dr. M. J. Prin
sen, die tevens secretaris-generaal
van Binnenlandse Zaken is. Hij maakt
alle vergaderingen van de Raad van
Ministers mee, telkens vergezeld van
één zijner plaatsvervangende secreta
rissen. De heer Prinsen (dezelfde, die
als secretaris-generaal van de R.T.C.
is opgetreden) is de man, die de mees
te staatsgeheimen kent. Van de mi
nisters d.d. 10 November 1945 zijn
alleen de heren Drees, Lieftinck en
Mansholt nog over. En het is lang
niet uitgesloten, dat de secretaris
daar nog altijd zit als ook deze drie
de politieke arena vaarwel hebben ge
zegd. Parlementaire stormen deren
hem niet. Hij staat of valt niet met
de gunst der volksvertegenwoordi
ging.
BELANGRIJKE BESPREKINGEN
JTLKE MAANDAG zitten daar dus
in het gebouw van het Ministerie
van Justitie de ministers bfóeen; een
uitgelezen schare excellenties. Slechts
twee personen wonen deze vergade
ringen bij, die geen minister zijn. Het
behoort tot de taak van de adjunct
secretaris (die evenals de secretaris
een stoel zonder leeuw in de rugleu
ning heeft) de notities voor de notu
len te maken. Dat is wel een zeer ver
trouwelijke taak, want als ergens over
gezwegen moet worden is het wel over
de beraadslagingen in de Raad van
Ministers. Niet, dat de daar genomen
besluiten geheim moeten blijven
De man, die de meeste stens-
geheimen kent en er het minst
over praat: dr. M. J. Prinsen,
secretaris van de Raad van
Ministers.
dat kan niet en is ook nooit de be
doeling maar wei de beraadslagin
gen.
De Raad van Ministers wordt ge
acht een homogeen gezelschap te zijn,
dat en bloc de daadwerkelijke steun
geniet van de meerderheid in de Sta
ten-Generaal. In grote trekken is dat
ook zo, maar uiteraard lopen de in
zichten en opvattingen uiteen, Edoch,
de Raad doet niet aan Prinzipienreite-
rei, maar houdt zich met de practjjk
van de dag bezig. Die practijk is door
gaans een compromis van verschil
lende mogelijkheden en wenselijkhe
den. De één meent een vraagstuk zus
en een ander dacht het zo op te los
sen, maar al pratende over het vóór
en het tegen van het één en het an
der worden zjj het eens en komen z(j
tot een besluit. Dat besluit leidt dan
tot een wetsontwerp, tot een voor
dracht aan de Kroon om een bepaalde
meneer tot een bepaalde functie te
benoemen, tot een „stap" bij een
"reemde mogendheid, tot een algeme
ne maatregel van bestuur of iets der
gelijks. Het resultaat mag iedere Ne
derlander doorgaans weten, maar 't
regeren wordt nu eenmaal onmoge
lijk als bovendien iedereen zou weten
wat deze en wat die minister ervan
heeft gezegd. Openbaar maken van
beraadslagingen in de Raad van Mi
nisters zou er toe leiden, dat vaak zou
worden gezwegen waar gesproken
diende te worden.
(Zie vervolg pag. II'