Wij zijn nu op weg naar Oslo „Zeg, luister 'ns even!" Orpheus in de Onderwereld Concentratiekamp Amersfoort als doorgangshuis Demobilisatie-molen verwerkte reeds 20.000 jongens Aan de echte Hollandse jongen AMSTERDAMS PODIUM ROLLEND RALLYE RELAAS (2) ft WONDER OP DONDERDAGAVOND ZATERDAG 81 JANUARI 1950 Soldaien keren terug in burgerleven |J[ET OUDE, BERUCHTE CONCENTRATIEKAMP aan Laan 1914 te Amersfoort, dat enige jaren terug voor velen van onze beste vaderlanders een doorgangshuis betekende naar de ellende, is een doorgangshuis gebleven. Want opnieuw verkeren hier mensen, die pal stonden voor him land in een tijd, toen dit land hen nodig had. Drie jaar of langer verrichtten zij him taak ln het verre Indonesië onder de moeilijkste omstandigheden. Nu zijn of komen deze mannen terug, terug in Holland envoor velen terug in het oude Amersfoortse kamp: het Demobilisatie-Centrum: doorgangshuis naar de Vrijheid! Waarom het Demobilisatie-Centrum en het Medisch Kamp, tot voor kort nog gehuisvest resp. in Huis ter Heide en Woerden, op deze eens zo wrede plaats saamgetrokken? Het was deze vraag, die de directeur van de Demobilisatie, kolonel G. Pruis, nog al eens gesteld was. En het was tijdens de Vrijdag voor de gehele Nederlandse pers gehouden bezichtiging van genoemd Centrum, dat kol. Pruis zijn antwoord op deze vraag gaf. „Huis ter Heide was te klein ge worden en waar kon men een meer centraal gelegen punt vinden, waar zowel het eigenlijke Demobilisatie- Centrum als het Medisch Kamp tegenwoordig de Afd. Medische Ge vallen geheten als één geheel kon worden saamgetrokken, dan juist hier? Alles, dat aan de achterliggende verschrikkelijke jaren herinnerde, werd radicaal afgebroken. Slechts de oude kampbei bleef zijn plaats be houden En kolonel Pruis vervolgde: „er is een Bijbelwoord, dat zegt: „Overwint het kwade door het goede". Zo zou ik willen de mentaliteit van de mensen, die hier werken, kennende dat het kwade van eens, zal mogen worden overwonnen door het goede, dat er thans wordt verricht. Ik ben ervan overtuigd, dat dit doel ook met de medewerking van ons ge hele volk waarbij ik uiteraard de steun van de vaderlandse pers niet kan ontberen zal kunnen worden bereikt." Dat dit geen ijdele woorden waren, hebben wij persoonlijk op deze Januari-dag kunnen zien en ervaren. Luitenant-kolonel B. Klomp, de commandant van het Demobilisatie- Centrum, had het des morgens in de onderofficiers-cantine nog met klem gezegd: „ik wil in geen geval heb ben, dat er ook maar één terugge keerde op zijn vragen geen antwoord kan krijgen, kortom van 't kastje naar de muur wordt gestuurd." De algemene regel is deze: Alle militairen uit Indonesië, zowel man nelijk als vrouwelijk, passeren het Demobilisatie-Centrum. De naar lichaam en geest gezond teruggekeerden worden ontvangen door het Demobilisatie-Centrum. Het zijn zij, die in de meeste gevallen ca. 4 weken na thuis komst in het vaderland aan het station Amersfoort arriveren, van welke plaats de bussen van de fa. Nefkens, een soort pendel dienst onderhouden naar het Lied van de week Flinkeferme, fiere jongen, Nu een weeklied eens voor jou. 't Zij Je Jan of Piet of Klaas heet, Arie, Teunis, Jaap of Lou. Zeg, wanneer je 's morgens opstaat, En de haard zo lekker brandt, Staat je boterham te wachten, Dank zij moeders nijv're hand. En je jas hangt aan de kapstok, Wachtend tot bet schooltijd is, Om je lekker te beschermen Tegen regen, kou of mist. 's Middags, 's avonds is 't net eender, En als einde van de pret, Kruip je op bevel van vader, In je fijne warme bed. Stel je voor zeg, als dit alles Nu toch eens géén waarheid was. Zonder eten naar je bed toe En naar school toe zonder jas. Brrr, je mag er niet aan denken, Aan zo'n vreselijk verdriet, Ieder heeft met evenveel, hoor, Maar verhongeren doet men niet. Ménsen niet, nee, maar de dieren. Dacht je daar wel aan, m'n vrind? Niet? Hoe kon je dat vergeten, Leef JIJ dan soms van de wind? Daarom jongen, is uersje Juist aan jouw adres gericht, Juist door jou ook moet het leven Van de vogels wat verlicht. Wees een flinke, ferme kerel Niet één die ze vangt of schiet, Maar een, die uit dierenliefde Hen van 't nodige voorziet. Strooi wat brood of etensre f.jes, Geef ze water, liefst wat lauw, Help op zo'n manier de vogels Deze winter door de kou. JABSON vroegere Kamp aan de Laan 1914. De jongens krijgen reeds direct na hun komst het z.g. demobili satieboekje, waarin opgenomen het programma, dat moet worden afgewerkt. Uitgebreid programma. Een uitgebreid programma! Het be gint met het z.g. „doorlichten", een lelijk woord voor het fotograferen van de borstkas. Per uur kunnen zo'n 150 man met ontbloot bovenlichaam op de „weegschaal" plaats nemen! De 3e etappe voert naar de Her- keuringsraad, waar 6 doktoren ter beschikking staan, daarna de tand arts. Zeer belangrijk is de 4e phase in de demobilisatie-molen, waar de ge zonde jonge man doorheen moet: de Sociale Dienst. Hier wordt o.a. het sociaal paspoort verstrekt, oftewel het bewijsstuk, waarop de man zjjn wachtgeld kan krjjgen. Dit wachtgeld dient te wor den beschouwd als een overbrugging tussen het militair zijn en de weder tewerkstelling in de burgermaat- schappjj. Verder kunnen zij, die z.g. dienst reizen hebben gemaakt, mits zij „vol" hebben betaald, de gemaakte kosten op het eveneens aanwezige Reisbureau vergoed krijgen. De kleding en uitrus ting worden ingeleverd, verrekening van tractement, soldij en naar huis gezonden gelden (delegaties) vinden plaats, terwijl wat betreft de geeste lijke verzorging zowel een veldpredi ker als een aalmoezenier voor de man nen gereed staan. En dit alles kan door de normale mem, d.w.z. hij, die niet te veel moeilijkheden heeft in drie(!) uur tijds worden afgewerkt. Zo worden er momenteel 5 S, 600 man per dag door de demobilisatiemolen „gedraaid". Afd. medische gevallen. Maarnu de anderen! En dan doelen wij op hen, die niet zo geluk kig waren, gezond naar lichaam en geest te repatriëren; de zieken, de ge wonden, de invali den. De ernstige ge vallen vertrekken Het „draaien" door de demobilisatie molen is een lo pende band pro ces, links ziet men een jongeman de dokter passeren. In de op landhuis jes gelijkende ge bouwtjes zorgt een staf van ad ministratief perso neel er voor, dat de eigenlijke de mobilisatie van onze jongens zon der haperen kan verlopen. onmiddellijk na aankomst *n het Moe derland naar de ziekenhuizen, de hos pitalen, inrichtingen etc. De minder ernstigen, zij die thuis kunnen verblijven, komen van tijd tot tijd in het kamp bij de Afd. Medische Gevallen voor controle door de spe cialisten. Deze afdeling Medische Gevallen, 't vroegere Medische kamp te Woerden o.l.v. kapitein L. Schmelzer is alzo een zeer belangrijk onderdeel van het Cen trum. Immers eerst hij, die medisch is vrijgegeven, wordt aan de afd. De mobilisatie van het Centrum overge geven. Zolang een gerepatrieerde niet medisch is vrijgegeven men is hier begrijpelijk uiterst voorzichtig mee blijft militair. „Het is hier niet meer zo als voor heen, toen men op het ziekenrapport met een aspirientje weggetrapt werd," aldus kap. Schmelzer. Een woord, dat gestalte kreeg, toen wij de keurig deels herstelde, deels vernieuwde barakken eens nader op hun „inhoud" hadden getest en de gang van zaken aldaar bekeken. Twintigduizend jongeren in de kracht van hun leven gingen reeds door de molen, 80.000 moeten nog worden „doorge draaid". Dat kan, daarvoor staan mannen als kol. Pruis, overste MENTHO-REX Verkoudheidszali bestrijdt de kou, van buitenaf langs twee wegen: inademen en inwrijven Klomp, kapitein J. Polman en vele anderen borg. Aan de slag. Maar met „doordraaien" alleen zijn we er nog niet. Deze mensen moeten weer aan de slag, in 't belang van hun zelf envan ons. De Arbeidsbureaux zijn ingescha keld, adviezen de thans nog in Ede gevestigde Afd. Beroepskeuze wordt vermoedelijk ook naar Amersfoort overgebracht worden verstrekt, kortom alle krachten worden inge spannen dit doel te verwezenlijken. Doch wanneer we over de gehele linie uitzonderingen daargelaten met het volbrengen van deze taak willen slagen, dan zullen wij allen, u zowel als wjj, daartoe een steentje hoe klein ook moeten bijdragen! Zeiden we niet, dat de oude kamp- bel is gebleven? Welnu, moge deze bel, daterend uit een vreselijke periode, thans ons allen steeds weer helpen herinneren aan onze taak, die niets anders is dan een plicht! Dat de leuze: „Wij leven mee met de jongens over zee", ook in deze veranderde omstan digheden niet zonder „inhoud" blijve! De jongens, ónze jongens, rekenen op uw hulp! £EN DER ZINVOLSTE, SCHOONSTE LEGENDEN uit de Griekse mythologie heb ik altijd de geschiedenis van Orpheus, zoon van Apollo, gevonden, waar in wordt beschreven hoe de jonge Orpheus, in de onderwereld op zoek naar zijn verloren geliefde, Euridice, door zijn wonderlijk schoon spel op de zeven- snarige lier bomen en mensen in beweging brengt en zelfs de wilde dieren, die hem belagen, temt. Want zó lieflijk speelde Orpheus. Men kan zo'n verhaal rustig naar het rijk verwijzen waar het thuishoort: dat der fabels en legenden- Maar als het dan slechts de vrucht is van de verbeelding, dan is het in elk geval een rijpe vrucht, en heel die geschiedenis, van tijgers en van draken, van leeuwen en ander wild en mensvijandig gedierte, bedwongen door de muziek van Orpheus, kwam mij voor de geest, toen ik vorige week de uitvoering van „Die Nacht" van Diepenbrock en Haydns „Symphonie concertante" door het Concertgebouworkest, onder leiding van Rafael Kubelik, mocht beluisteren. Y^ANT DAAR zaten wij, met dui zend tesaam, in de grote zaal. Mannen en vrouwen, oude mensen en jonge mensen. En bijna elk gezicht van ieder mens droeg, het één duide lijker, helderder, zichtbaarder dan 't andere, de sporen en lidtekens van deze tijd. Daar waren harde koppen en daar waren verbeten koppen. Daar zat de bankdirecteur, en hij droeg het triest signatuur van zijn problemen zichtbaar mee! Er waren er velen, als die bankdirecteur. Daar zaten vermoeide vrouwen, en hun ver moeidheid was zichtbaar, ondanks de smaakvol geklede japon, ondanks de deskundige opmaak van haar en ge zicht. Er waren duizend verschillen de gezichten, maar ik zag er nauwe lijks één, waarvan men kon zeggen: kijk, deze mens is gelukkig. Onze rijdende reporter meldt uit Oslo: EIGENLIJK IS ZO'N RALLYE toch maar een bar vreemd ding! Om 4 dagen stoer en onverschrokken in een auto te rijden, gaat ge 6 dagen tevoren al met pracht en statie bij Uw bloedverwanten vandaan, alsof het een afscheid-voor-het-leven ware en pas 6 dagen na afloop van het „feest" keert ge weer met nagenoeg hetzelfde cere monieel in de familieboezem terug! Zij zien U gaan met het uiterlijk van een blozende en „hallelujah"-blazende bazuin-engel en zien U terug-komen als een half-verweerde landloper, wie wei nig fraais en héél veel lelijks van het gelaat valt af te lezen. Het is daarom ook, dat de meeste fa milieleden evenveel en evenweinig ver trouwen in Uw Rallye-avontuur aan de dag leggen als bij de vrjj geregelde mededeling na de avond-boterham, dat ge „nog even naar de vergadering" moet. En toch:zonder die uurtjes voor af en naderhand zou menige vergade ring waardeloos en iedere Rallye vol slagen onmogelijk zijn Puin en nog eens puin. Stel U voor, dat ge in 2 dagen tijds „haps-snaps" van huis-uit naar Uw startplaats (Oslo) zoudt gaan, om daar vermoeid en met de deining van de Sont nog in Uw maagstreek aan de start te verschijnen! Belachelijk! En tracht U even in te denken, wat het zeggen zou, onmiddellijk na aan komst in het vurig-verlangde verzanggl- punt (Monte Carlo) met Uw vrienden, waarmede ge het Rallye-wee hebt ge deeld en nu het „wel" niet zult mogen Dankbetuiging voor „Almdijk" Admiraal Moore, „commander in chief of the Nore", binnen wiens res sort enige dagen geleden in de mon ding van de Theems de Britse onder zeeboot „Truculent" verging, heeft in een telegrafische boodschap aan de ka pitein van het Nederlandse stoomschip „Almdijk" zijn grote dankbaarheid uit gesproken voor de actieve steun die onmiddellijk nadat de „Truculent" was aangevaren, door hem en zijn beman ning werd geboden. Grandioze filmhumor van Noël-Noël j nE FILMINDUSTRIE SPECULEERT voor een groot deel op de lach, we- nierde heer te blijven, die hij als keu- u rig Fransman wil zijn; een ontmoe tend, dat het leven met zo opgewekt vrolijk is en beseffend dies, dat er ting met een babbelziek mannetje, dat te verdienen valt aan de behoefte des mensen nu toch eens wat vrolijks te eens ferm demonstreren wil, hoe flink beleven. Vandaar dus een stroom van amusement in de bioscopen: luchtig hij wel een snoodaard de les heeft ge- vermaak, blijspelletjes, kluchten, kolder, komiekerigheid. Maar al wordt er ^zemjn daarbij overeenkomstig de opzet betaald en geschaterd, goede humor en werkelijk kunnen concluderen, dat Noël-Noël originele fantasie is in de film nog schaars. Een idee, dat succes had, wordt zelf die laaghartige snoodaard in le- voor ettelijke films gebruikt; men levert lach-waar aan de lopende band eni vende lijve is. Noël-Noël doet allerlei volgens beproefd recept: een goed gegeven pleegt men tot in den treure te drhaTd^Ztzfhlnde^llfktkMTen^n herhalen en amusante vondsten verliezen hun charme, omdat ze dikwijls babbelaars te ontwijken, maar hoe ver- al in de film, waarin ze voor 't eerst te zien zijn tot cliché's worden. Slechts nuftig de methodes ook mogen zijn, weinig films in dit amusementsgenre nemen een eigen plaats in, hebben iets ze bieden geen oplossing, want het persoonlijks, een verkwikkend origineel karakter, dat hen wezenlijk onder-! scheidt van de grote massa. En daarom is het een bijzonder genoegen kennis te maken met Noël-Noël. E HUMOR, die Noël-Noël in zijn averechtse uitwerking heeft, neemt hinderlijke mensenslag is onuitroei baar en onvermijdelijk. Alleen op een onbewoond eiland of onder een graf zerk ben je er veilig voor, constateert Noël-Noël, maar in dat geval is hei middel nog erger dan de kwaal. De humor van deze tafereeltjes en de om lijstende conference is onweerstaan baar en het slot van de film is een weet te geven, is zo oorspronkelijk en Hij laat ons een parade van de ver- zo rjjk aan fantasie, dat deze film be- loren tijd zien: als een professor, die kroond werd met de grote prijs van college geeft, illustreert hij zijn be- vondst op zichzelf, die het geheel de Franse filmcritici en door de Ne- toog met allerlei toestellen. Foto's, plotseling diepte geeft en de schijn derlandse Filmclub uitgeroepen werd die levend worden, poppekast, tele- van oppervlakkigheid wegneemt: dan tot Film van de Maand. „Les casse- visie-apparaat, schimmentheater, een onthult Noël-Noël namelijk hoe hij en pieds", in Nederland uitgebracht on- magisch tekenbord en een buitennis- wij allen al zijn we, ieder voor zich. der de titel „Zeg, luister 'ns even!", sig filmtoestel. Allerlei filmtrucs ge- afkerig van de klitten, leukerds en is die onderscheidingen waard. Noël- bruikt hij om zijn ideeën te verwer- ratels bij tijd en wijle al even hin- Noël een naar de geest aan Chaplin kelijken. Zeer wetenschappelijk stelt derlijk voor onze medemensen zijn verwante figuur, die voor deze film hij een indeling op, die het ons mak- Om de film in Nederland voor een ook het scénario schreef treedt kelijk maakt de hinderlijke mens te groot publiek begrijpelijk te maken hier op als conferencier, die een on- onderscheiden en met zijn apparaten heeft men de conferences van Noël- zichtbaar publiek de bioscoopgan- demonstreert hij dan de verschillende Noël nagesynchroniseerd. Zo zien we gers dus anderhalf uur lang onder- soorten situaties, waarin dit hinderlijke op het doek de Fransman Noël-Noël, houdt met een semi-wetenschappelijk mensenslag ons brengen kan. Zelf is maar hij spreekt Nederlands met de betoog over benarde situaties in het hij doorgaans de trieste held van het stem van Cor Ruys. Deze heeft hier dagelijkse leven. verhaal. En zo stapt hij geregeld van een meesterlijke prestatie ten beste Reeds Molière kende de „raseurs" de conferentietafel weg en het pro- en de „facheux", de mensen die, dik- jectie-apparaat binnen, om daar de wijls zonder het zelf te beseffen, door klitters en leukerds en ratels op zich hun hinderlijk optreden hun mede- af te laten komen. Kostelijk zijn de taferelen, die hij dan op het witte doek brengt: een autoritje met een sjiek vrouwtje, dat beslist nooit een rijbewijs gehaald mensen ergeren. En deze raseurs en facheux modernes, de nader klitten, de ratels en babbelaars, de laatkomers, die in een schouwburg hele rijen toe schouwers hinderen, de leukerds, die heeft en in wier gezelschap Noël-Noël met hun grapjes altijd op verkeerde momenten klaar staan en het behulp- temidden van het drukke Parijse ver keer duizend angsten uitstaat, zich zame mensenslag, wier hulp altjjd een op de tong bijtend om de welgema- gegeven. Hij spréékt de vertaling niet maar hij acteert de tekst ten volle, elke stembuiging sluit vol Franse zwier aan bij de mimiek en gebaren van de beweeglijke Fransman op het witte doek. „Zeg, luister 'ns even!' is zo voor ieder ten volle te genieten, een werkelijk luisterrijke film, een prachtig staaltje filmkunst en in zijn luchthartige ernst een typisch Frans product vol grandioze humor. LONG-SHOT. beleven, Uw retourtje-vaderland te gaan nemen! Waanzinnig! En zo heeft het ons dan behaagd, en kele dagen vóórdat het daverend Ral- lye-startschot zal vallen, onze goede vaderstad te verlaten en (nóg ver legen om het ons daar geboden af scheid) koers te zetten naar het hoge Noorden. Het was toen al avond en al de schoonheid van het Nederlandse land schap ging aan ons voorbij. Eerst in Duitsland begon het te klaren, zonder dat wij er intussen veel plezier van hebben beleefd. Want in Hamburg was alles inmiddels al pot-dicht en voor het overige kon men er ons weinig meer laten zien dan wat griezelige puinho pen. Ook elders in het „derde rijk" heb ben wij méér dan voldoende puinhopen ontwaard voor een héél mensen-leven lang! Wie eenmaal de troosteloosheid van zo'n zwaar-gehavende stad heeft ervaren, schrikt beslist niet meer op, wanneer straks de halve Dom van Utrecht op z'n motor-kap terecht be lieft te komen Intussen kan deze nare ervaring ons hoogstens ten goede komen, over en kele dagen bij de klassementsproeven in de bergen rondom Monte Carlo, om dat we dan vermoedelijk op wat puin meer of minder niet meer zullen kij ken. Scandinavië. EN DAARNA ZIJN we het vriende lijke Scandinavië binnengekoerst en hebben hardop herademd bij alle rust en blankheid, die hier door alles en iedereen ten toon wordt gespreid! Ge moet het ons maar goedwillend vergeven, dat we de drie-maal-vijf woorden Deens, Zweeds en Noors, die we ons juist voor de start nog hadden eigen gemaakt, hier doorheen gehas peld hebben en ogenblikkelijk (nauwe lijks over de Deense grens) de flater van ons leven hebben geslagen door dat wij meenden, dat „Vackkere flic- kör" nu toevallig „juffrouw" beteken deEn ge moet ons maar liever niet vragen, welk een blik U in het Noor den wordt toegeslingerd, wanneer ge een „juffrouw" met „liefje" betiteld.. Er zijn nog geen baarden van for maat, nog geen extra-vagante behande lingen van de meer-genoemde gas pedaal; we zijn er eenvoudigweg nog niet toe gekomen, het weldadig ge pruttel van onze „Ford" op enigerlei wijze te verstoren;' de Scandinavische verkeerspolitie heeft waarschijnlijk nimmer waardiger en bedaarder toe risme op de weg gezien en we hebben alles bijeen reeds nu zoveel verkwik kende slaap genoten, dat we deze Ral- lye-krachtpatserij zijn gaan beschou wen als iets, waar een echte Holland se knaap toch bezwaarlijk voor mag terugschrikken. Dat we er vermoedelijk over 3 dagen heel anders over zullen denken, mag'm volmaakt niet hinderen en dat de vele geniepigheidjes, die alsdan voor ons op deze Rallye zullen blijken te zijn uit gestrooid, ons tot een waarschijnlijk ongepast gebruik van een aantal krachttermen zal verleiden, moet ge er dan maar op-de-koop-toe bij-nemen. En dan de start. ZONDAGAVOND tien-uur-twaalf knalt het startschot „ergens-in-Oslo". Ge zult daar niet bij tegenwoordig zijn. En dus ook niet beseffen, dat dat knalletje betekent, dat wij ons leven en gezondheid vanaf dat moment af voor het vaderland veil hebben. Het moge dan al waar zijn, dat treu rende en niet-begrijpende bloedverwan ten vér in het vaderland deze avon turen met meelijkwekkende blik be schouwen: het schot hééft geknald en de tocht is begonnen. In Denemarken en Zweden hebben wij de sneeuw bij kilo's tegelijk op ons dak gekregen: de Duitse herders zijn sedert het moment van onze doortocht volledig in hun schulp gekropen; de deining en de Deense wateren mogen ons dan al min of meer op de knieën gebracht hebben: de Rallye begint en van morgen af staan wij voor niets meer. De tijd ligt inmiddels ver achter ons, dat wij ons om zulke dingen als de viezen, inklaringen en allerlei inge wikkelde „inklaringen" zorgen plach ten te maken. Men heeft het er dan ook niet naar gemaakt.- En toen begon het. Daar stond de jonge Kubelik, uitdagend jong en slank, opvallend lang en lenig. Een groot artist, telg uit een indrukwek kend kunstenaarsgeslacht. En deze jonge Tsjech, thans naast Van Bei- num als vaste dirigent aan dat or" kest verbonden, voerde ons mee naar dat vreemde, magische, betoverde land van de muziek. Rafael Kubelik zal waarschijnlijk spoedig tot de grootsten onder de groten behoren, want hij bezit dat ön-aardse element om honderd muzikanten saam te bun delen tot één organisme dat muziek maakt. Kubeliks grootheid bestaat uit zijn macht om honderd instrumen ten te laten versmelten, onder te la ten gaan, tot één instrument. En dat ene, machtige, ontzaglijke, intens- geladen, jubelende, wonderlijk-geïn spireerde instrument bespeelt dez« ene, jonge Tsjech: Kubelik. Natuurlijk kan men geen muziek beschrijven. Daarvoor is het medium, dat „taal" heet, het woord dus, te grof en te stomp, te plomp en te aards. Muziek is ön-beschrijfelijk, zo als iedere verrukking van 't mensen hart onbeschrijfelijk is. Men kan er al leen naar luisteren, er in onder gaan en er, voor een paar momenten, diep- gelukkig door worden. Het is het won der van Davids spel voor Koning Sa lomo. Het is het wonder van Orpheus, die de dieren in Hades, de onderwe reld, temde. Het is het wonder van een Mattheus-passie van Bach, die de inspiratie voor zijn koren en ko ralen uitsluitend van engelen, of van de Heer God zelf, ontvangen moet hebben. Het is het wonder van de mu ziek van Albert Schweitzer, gespeeld in een bamboehut, ergens in de be- dompte jungle van midden-Afrika, met in de duisternis van het oerwoud de negers, naakt en barbaars, sprakeloos, bevend en hijgend van emotie luiste rend. Want deze dingen gebeuren daar, in Lambarene. Zonder applaus, zonder podium en zonder program ma's. |K GELOOF, dat wij een jong mees ter als Kubelik tot in de uiterste diepten van ons hart dankbaar moe ten zijn, dat hij ons dit geluk is komen brengen. In deze dagen is er veel ge rucht over leed, droefenis, onderdruk king en martelaarschap in het land van Kubelik, gescheiden van ons door een berucht „gordijn". Wat dat land, Tsjechoslowakije, de wereld nu geeft, heeft met geluk niet zoveel te maken. Maar het ëat ons ten slotte, hier in Nederland, óók Rafael Kubelik: am bassadeur van het beste uit Bohemen, dat oud en nobel muziekland, en apos tel van een kunst, die wij niet ont beren kunnen. De jonge dirigent, de man met dis overrompelende lange, doorschijnende vingers, die dat ene instrument, ge speeld door de honderd-eenheid van het Amsterdamse Concertgebouw orkest, hanteerde, was bewonderens waardig zoals hij ons die Symphonie concertante bracht. En toen de stilte intrad, nadat de laatste klanken ver storven waren in de ruimte van de hoge zaal, dus nog net een onderdeel van een seconde vóór de explosie van een jubelend publiek, toen was daar dat andere wonder, dat aanleiding werd tot dit „Amsterdams Podium". Dat waren de gezichten van de men sen. De harde, ingekorven lijnen van egoïsme en zelfverzekerdheid, de koor den en groeven van verdriet, zorg en verloren illusies, het barre, bittere stempel van het jaar 1950, dat leder mens; de een zichtbaarder dan de an der, op zijn gezicht (dat altijd een goed deel is van de spiegel der ziel) mee draagt, was verdwenen. Er waren duizend gelukkige mensen. En er wa ren duizend goede mensen. Duizend mensen waren getemd en gebreideld. Ze waren, ieder alleen met zichzelf en ook allen tezamen, even geweest in dat verre, vreemde rijk, waarheen al leen de muziek ons kan voeren. Naar El Dorado en Elysium. Wij waren te zamen: mens onder de mensen. Dat was het wonder van Orpheus, die op nieuw in de onderwereld was afge daald en in de gedaante van Rafael Kubelik leeuwen en tijgers, draken en andere dieren der Hades, die in deze tijden zoveel op mensen gelijken, in zijn ban had betoverd. Zoiets is een wonderlijke ervaring, in het koud en mistig Amsterdam van een doordeweekse avond. Wie ver wacht haar, als men is gekomen over donkere, gure grachten, langs mod derige kanalen met wegsluipende rat ten onder de drek en het vuil van een wereldstad? Men verwacht geen won deren op Donderdagavond, in de arena die Amsterdam heet. ANTHONY VAN KAMPEN. DE DAKOTA VAN PRINS BERNHARD De regeringsdakota is voorlopig her steld op het vliegveld Hato te Curacao geland. Wij vernemen, dat de volledige reparatie omstreeks een week zal ver gen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1950 | | pagina 5