Wonderlijke ervaringen in concentratiekamp
Sachsenhausen
Han van Meegerens aardse bezit
komt onder de hamer
Brullende SS-lui worden omgetoverd
tot behulpzame mensen
Oplossing woningnood, evenwicht
tussen lonen en prijzen en
belastingverlaging
Einde van Canadese spoorwegstaking
spoedig in 't zicht
De avonturen van Payne Best na het „Venlo-ineident"
Dom toneelspel
Urgentieprogramma van het publiek:
DE SMARTEN VAN SATAN
Nieuwe grondwet voor
W.-Berlijn goedgekeurd
Epiloog van
drama
Examen doen op
een concert
Gras voeren op stal
WOENSDAG 30 AUGUSTUS 1950
IX.
gTILZWIJGEND zal ik voorbijgaan de eerste dagen van mijn gevangen
schap in het concentratiekamp Sachsenhausen. Ik zal nu beginnen bij het
moment, waarop ik voor de eerste keer hoorde hoe een gevangene geslagen
werd. Het gebeurde aan de andere kant van de gang en ik hoorde het ge
klepper van zijn houten sandalen, toen hij uit zijn cel kwam en aan de mjjne
voorbij liep. Blijkbaar was de hoofdcipier Ettlinger bij hem. Ettlinger was
één van die sadisten, van wie wij na de oorlog zo veel gehoord hebben, maar
die toch naar ik geloof niet zo talrijk waren, als sommigen ons willen
doen geloven. De eerste doffe slag, die ik hoorde, ldonk alsof iemand met
een loden pijp op een karpet sloeg. Het werd iedere paar seconden herhaald.
Er klonk een hees gekreun, een soort gekerm tussen opeengeklemde tanden,
en dan een gegil, dat niets menselijks meer had. De bewaker, die by mij
stond, luisterde. Hij keek naar mij, doch was zelf vrij bleek. Ik glimlachte.
En weer stelde hij mij de vraag, die ik zo vaak in Sachsenhausen en later ook
in Buchenwalde en Dachau gehoord heb: „Hoe voelt u zich?" „Best," zei Ik.
Hij scheen boos te worden. „U kunt zich niet best voelen. U kimt het hier
niet naar uw zin hebben. Het is dat misplaatste gevoel van humor, dat jullie
Engelsen allemaal schijnen te hebben. Men kan geen woord geloven van wat
jullie zeggen."
J-JIJ LIEP de cel uit en smakte1'de
deur dicht. Deze sloot zo luchtdicht
af, dat ik iedere keer, als hij open of
dicht ging, de zuiging in mijn oren
kon voelen. Mijn grootste vrees was,
dat zij door hun manier van doen de
bedoeling hadden mij tot een zacht
eitje te maken voor een intensieve
ondervraging. Maar ik was die Ge-
slapo-lui een stap voor. Soms hoorde ik
iets, wat ik hield voor één van hun
vele methoden om wil en weerstand
te breken. Een celdeur ging open en
tegen de bewoner werd geroepen:
„Maak je klaar om te baden. Nee, al
les uittrekken! Omdraaien en gezicht
tegen de muur!" Dan klonk er een
pistoolschot. En spoedig daarna volg
de een bevel van één van de bewakers-
„Ruim die rommel op in nummer 73
en schrob de cel schoon."
Maar ik wist, dat Hitier mij in le
ven wilde laten. Ik was vijfenvijftig
jaar. Als men iemand op die leeftijd
martelt, kan er van alles gebeuren. Ik
wist, dat zij dat niet durfden te riske
ren. Dat hield er bij snij de moed In
als ik 's nachts alleen in mijn cel was.
Ik had geprobeerd contact te zoe
ken met Duitse samenzweerders om
hun de gunstige vredesvoorwaarden
mede te delen, die Engeland in zekere
omstandigheden zou willen aanbieden.
Zij hadden mij doorzien. Maar wat zij
eigenlijk van mij wilden, was mij niet
duidelijk.
Luisteren, luisteren
JNTUSSEN was het alles bij elkaar
niet zo heel erg slecht in Sachsen
hausen, ook al was ik dan met mijn
handen aan mijn zitbankje geboeid.
Men kan iemand verbieden om te
spreken, maar niet om te luisteren.
De hele dag door waren er geluiden.
Het begon om vijf uur 's morgens met
het geklepper van houten sandalen, als
de andere gevangenen in looppas hun
roestige jamblikjes in de toiletten
gingen leeggooien. Voeten! Ik begon
de verschillende voetstappen te her
kennen. Cipier Schnaars, vroeger een
winkelier in Berlijn. Of de eeuwig
dronken cipier Prochnow.
Ik had met mezelf uitgemaakt, dat
de Duitsers mij alleen maar met een
opgewekt gezicht zouden zien. Ik
oefende mijzelf erin vrolijk te kijken.
Maar ik zou onwaarheid spreken als
ik zei, dat ik mij ook altijd zo voelde.
Soms kon ik de radio in het wacht
lokaal horen. Aan de hand van het
geluidsvolume kon ik raden wie er
dienst had. Want Ettlinger, de sadis
tische hoofdcipier, had hem graag hard
aan. Hij zag er uit als een knappe ke
rel van ongeveer zevenentwintig jaar,
tot hij zijn pet afnam. Dan zag men,
dat zijn voorhoofd twee centimeter
boven zijn ogen eindigde. Ik wilde op
de een of andere manier met hem af
rekenen, maar dat zou drie jaren du
renDe andere bewakers waren
gemakkelijker. Drexl bijvoorbeeld. Hij
was lelijk, zijn lippen waren gespleten
bij één of andere vechtpartij en de
wond was verkeerd genezen. Aanvan
kelijk schreeuwde hij mij zijn bevelen
toe. Maar vanaf de eerste maal, dat
hij dat deed glimlachte ik en 'k be
dankte hem steeds voor het eten ot
voor een handdoek. Ja, ik bedankte
hem zelfs als hij de stalen armbanden
op slot deed, waarmee ik iedere avond
aan de muur geketend werd en ook als
hij ze 's morgens vroeg weer losmaak
te. Ik zei altijd: „Wel te rusten,
Drexl!" Of: „Goeie morgen, Drexl!"
Hij kon mij dan nors maar onzeker
aanstaren. Toen, op een avond, bleef
hij by de deur staan. „Wel te rusten,
Herr Best," mompelde hij en verdween
geruisloos. Hij was een wat zonder
linge dorpsjongen uit Oberammergau,
het door de passiespelen bekend ge
worden dorp. Toen hij begreep, dat ik
niet de spot met hem dreef, wilde hij
maar al te graag leren, hoe hij zich
hoffelijk moest gedragen.
De S.S. wordt getemd.
J-jET WAS met de anderen precies
zo. Ik temde hen allen, één voor
één. De dikke Schnaars kwam een
keer dronken op wacht. Ik liet hem
op mijn schamel bed liggen en hield
zijn officieren in de gaten. Later was
hij er mij dankbaar voor; hij deed al
les om me te helpen. Prochnow een
lange, magere, gemelijke man, die aan
de drank was was altijd platzak.
Ik gaf hem mijn gouden zegelring.
„Verkoop hem maar, Prochnow," zei
ik glimlachend, „en betaal me maar
terug in sigaretten." Weken lang be
taalde hij mij trouw, in totaal voor
tachtig Mark aan sigaretten. Wij
werden vrienden.
Tegenover degenen, die ik niet met
vleierijen kon bewerken trad ik di
plomatiek op. Neem bijvoorbeeld kolo
nel Lohritz, de commandant. Hij was
een kleine, dikke man met uitpuilende
ogen en hij had een mond vol gouden
tanden. Hij liep altijd rond temidden
i
Captain Payne Best in gevangen
schap. Deze foto werd gemaakt
ten behoeve van zijn vrouw
in Engeland.
van een groep pluimstrijkende S.S.-
officieren, die allen correct gekleed
waren. Als ik met hem sprak, tracht
te ik altijd de sfeer te scheppen, die
er heerst bij een conversatie tussen
hogere officieren. Hij voelde zich
hierdoor gevleid. Op een dag zei ik
tot hem: „Herr Commandant, ik zie,
dat u onder uw S.S.-mannen niet zo'n
strenge discipline handhaaft als bij de
Wehrmacht het geval is. Ik zie bij
voorbeeld de cipiers vaak in hun
hemdsmouwen rondlopen. Het zal zeer
zeker veel prettiger voor hen zijn,
maar ik geloof toch, dat de Wehr
macht dit ondisciplinair zou vinden."
Het was een weloverwogen en voor
zichtig toegebrachte staek. Lohritz
vloekte de hoofdbewakers uit, die mij
later zorgvuldig vermeden uit vrees,
dat ik weer één of andere onnauw
keurigheid zou zien of zou voorwenden
te zien. Dus werd ik met rust gelaten
en zag alleen die bewakers, met wie
ik bevriend was.
Goede verzorging.
yOEN DE GESTAPO er genoeg van
kreeg, mij met bezoeken te ver
eren, wat al spoedig het geval was,
werd het cel-bestaan dragelijker. Ik
kreeg een kussen op mijn bank. Eén
van de cipiers maakte een kartonnen
bordje voor mijn zestig watt-lamp, zo
dat het licht niet meer zo over mijn
bed scheen. Het liep tegen de capitu
latie van Frankrijk, toen de comman
dant mij op een dag HitlerS „Mein
Kampf" liet brengen. Dat was een
grapje van hem. Ik stuurde er een be
vriende cipier mee naar de bibliotheek
in de S.S.-cantine om het voor een
ander boek te ruilen. Al spoedig nam
men aan, dat ik toestemming had om
vrij gebruik te maken van de vijfdui
zend boeken, die daar waren. Op een
avond kwam de dienstdoende cipier
zoals gebruikelijk met de boeien, om
mij aan de muur te ketenen. Het wa
ren niet dezelfde als gewoonlijk. „Ze
zijn veel te groot," zei ik. „Geen com
mentaar, Herr Best," gromde hij en
deed ze op slot. Na een ogenblik liet
ik ze van mijn handen glijden en hing
ze aan de ijzeren spijl van mijn bed.
Hij zei niets en glimlachte zelfs niet.
De volgende morgen wekte hij mij met:
„Goeje morgen, Herr Best. Het is tijd
om op te staan." Ik greep de boeien
en liet ze zonder een woord te zeggen
weer om mijn polsen glijden. Zonder
enige uitdrukking op zijn gezicht ont
sloot hij ze toen en nam ze af. Wel
dra volgden de andere cipiers zijn
voorbeeld. Ik begon nu uit mijn klei
ne raampje te kijken, dat erg hoog
was. Niemand hield mij tegen.
QPNIEUW heeft het Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie
aan vele mannen en vrouwen over het gehele land verspreid de
vraag gesteld:
„Wat moet de regering volgens U in het komende jaar het eerste
opknappen?"
Dit zijn de resultaten:
Woningnood oplossen 35%
Lonen en prijzen in evenwicht, levensstandaard aanpassen 17%
Belasting verlagen e.d9%
Werkloosheid oplossen, werkgelegenheid scheppen 8%
Pensioenen verbeteren, staatspensioen, ouderdomspensioen 7%
Goede defensie, reorganisatie van het leger, krachtig leger 3%
Bezuiniging regeringsuitgavenj minder ambtenaren 3%
Emigratie bevorderen 1%
Diverse antwoorden 15%
Geen antwoord 15%
Sommige ondervraagden gaven meer dan één taak aan, waardoor
het totaal der percentages boven 100% ligt.
Evenals vorige keren staat ook nu „woningnood oplossen" en „lonen
en prijzen in evenwicht houden" bovenaan. Begin 1950 werd „woning
nood oplossen" door 33%, „lonen en prijzen in evenwicht brengen"
door 22% als urgentste regeringstaak genoemd.
„Belastingverlaging" nu door 9%, werd begin 1950 door 8%, midden
1949 en begin 1949 slechts door 3 resp. 4% van het publiek als ur
gentste regeringstaak gezien.
„Werkgelegenheid scheppen" in de eerste jaren na de oorlog nauwe
lijks genoemd, is sinds een jaar volgens het publiek een urgente
regeringstaak. Begin 1950 werd dit door 10%, nu door 8% als belang
rijkste regeringstaak gezien.
„De pensioenen herzien" wordt door steeds meer mensen geantwoord.
Begin van dit jaar werd het door 5%, nu reeds door 7% als urgentste
regeringstaak gezien.
Sinds 1945 heeft het NIPO ongeveer twee maal per jaar dezelfde
vraag aan het publiek voorgelegd. Voor het eerst sinds het NIPO
deze vraag aan het publiek stelt, komt „goede defensie, krachtig
leger" voor onder de taken, die het publiek de regering stelt. 3%
van het publiek vindt dat de urgentste regeringstaak in het komende
jaar.
Meer loon voor arbeiders
Het Canadese Huis van Afgevaar
digden heeft in eerste lezing een wets
ontwerp behandeld ter beëindiging
van de Canadese spoorwegstaking. Bij
de tweede lezing werden enkele bij
zonderheden van dit wetsontwerp be
kend: de spoorwegen en de vakbon
den moeten binnen 48 uur na het aan
nemen van deze wet het werk hervat
ten. Hangende een uiteindelijke rege
ling van het geschil zullen de arbei
ders een voorlopige loonsverhoging
van vier dollarcent per uur ontvan
gen. Indien de spoorwegen en de vak
bonden niet binnen 15 dagen zelf hun
geschillen regelen, zal de regering een
bemiddelaar aanwijzen. De werkne
mers wordt gegarandeerd, dat nie
mand wegens het in staking gaan ont
slagen zal worden.
Een vooraanstaande vakverenigings
leider heeft verklaard, dat de staking
niet langer dan vandaag (Woensdag)
voortgezet zou worden, los van de be
sprekingen van het parlement. Een
andere functionaris verklaarde eerder,
dat de staking beëindigd zou worden,
indien de regering zulks gelastte.
Eein of meer inklimmers hebben zich
toegang weten te verschaffen tot een
perceel aan de Ceintuurbaan te Am
sterdam. Een geldkistje met f 5750.
een gouden horloge en een chrono
meter vormden de buit. De politie heeft
nog geen spoor van de daders gevon
den.
AMSTERDAM, Augustus.
TA' DE KEIZERSGRACHT smeulen sintels zonlicht, die al de kleur hebben
van de aansluipende herfst. En er is iets van herfst om dat ene, grote, slank-
op-rijzende patriciërshuis op nummer 321. Het hu is naast dat van de CPN. Het
huis van wijlen de heer H. A. van Meegeren. Van Han van Meegeren. Van de
man, die in de penselen van Vermeer kroop en in diens hart poogde te
kruipen. De man van de grootste schilderijenzwendel aller tijden. Van Mee
geren: geworpen voor de leeuwen in de publieke arena. Oplichter en zwende
laar; bedrieger en vervalser; bankroetier, enzovoorts. Maar vooral: hoofdfiguur
van een grand guignol-drama. Wel, de finale van dat drama is aanstaande. Op
5 en 6 September zal Paul Brandt, makelaar-taxateur-veilinghouder, deze
„hoogst belangrijke kunst-, antiek- en inboedelveiling, uitsluitend afkomstig uit
de nalatenschap van de schilder" houden in zijn huis. Kijkdagen: 31 Augustus,
1, 2 en 3 September van 104. Entreé t.b.v. liefdadige instellingen f 1—, Op
last van de Curator. Zo luiden de advertenties. Zó luidt het affiche, dat vele
aanplakzuilen, -borden en -muren bedekt in Amsterdam.
als Vermeer. Men gaat daar snel
genummerd zijn, juist als de rest.
Nummer 323: het twee-delig bed.
Men bevriest als men dat bed ziet. Is
er iets gruwelijkers, triesters, wee-
moedigers denkbaar dan het publie
kelijk veilen van het eigen bed? En
daar hangt, in die slaapkamer, die
kamer waarin zoveel gehoopt en ge
wanhoopt is, gedroomd en verbeeld,
beraamd en geleden, die kamer waar-
Van Meegeren: gevierd en bejubeld in
het buitenland, doodgezwegen en weg
geveegd in het moederland. Jarenlang
achtervolgd doorstilzwijgen. En
toen dat verzwijgen en wegvagen door
ging, van jaar tot jaartoen, toen
rijpte dat donker plan in dat vreemde,
wilde hart. Het demonische plan voor
een goddelijke komedie. Als hij iets
schiep zo schoon als Vermeer het zou
kunnen scheppenais dan de Groot
meesters der Kritiek zeiden: zie, dat
is Vermeerdanja dan was
het b ewijs geleverd. Het bewijs dat
hij een kunstenaar was, even groot en
hoog en edel als Vermeer. Toen schil
derde hij Vermeer. Hij leende diens
in vaniiit de duistemis van de nacht venselenen benaderde diens hart.
de adders van de zwendel sissend aan
geschoven kwamen, het portret van
Inez, dochter van Van Meegeren. Zit
tend aan het water. Ze was daar aan
de Loosdrechtse plassen, zegt de heer
Paul Brandt zacht. Genummer is dat
doek.
De bibliotheek: bundels boeken,
meest reisverhalen en gidsen en
kunstboeken. Genummerd. Daar ligt
een stapel gramofoonplaten. Ik laat
een voorbij, want een mens huivert als hij ze <j0or m'n handen gaanviool
De Westelijke commandanten van
Berlijn hebben een nieuwe constitutie
voor de stad goedgekeurd, welke haar
de status van een stad zowel als van
een Duitse staat geeft. De commandan
ten hebben nog enig voorbehoud ge
maakt ten aanzien van artikel 1, waar
in Berlijn de twaalfde staat van de
Westduitse federale republiek wordt
genoemd. Berlijn is immers rechtens
nog steeds onderworpen aan het kleine
bezettingsstatuut. Na de komende ver
kiezingen zal Berlijn de wetten van de
federale republiek echter na normaal
debat en stemming kunnen aanvaar
den. De bezetters behouden echter het
recht van veto in belangrijke politieke
kwesties. De burgemeester van West-
Berlijn, prof. Ernst Reuter, noemde de
nieuwe grondwet een belangrijke stap
voorwaarts in de ontwikkeling van de
positie van Berlijn.
]K STA op de blauwe plavuizen van
de hoge stoep van dat riante pa- ve^uMk'jongln knap,' gezeteTin
'miorchine r\r\ nlimmou QOI on oonlr o o i=> l o
die Christus ziet: zo schoon, onwerelds
hoog, zo puur en klaar. En tóch
een leugen. Maar dan een geniale
leugen.
Men ziet Mevrouw Van Meegeren,
concert van Max Bruch. Daaronder:
„Ohby Jingolonestep by La-
nin's Roseland Orchestra. Genummerd.
Hij schilderde, en ze lachten, de ad
ders, de slangen en de schorpioenen.
En ze jubelden, de museumdirecteu
ren en de kunstexperts met wereld
reputatie. Hij jubeldedoctor Bre-
dius, Rembrandt- en Vermeerkenner
van grote allure. Die dingen schilderde
Vermeer!
0AARNA kwam de val. En daarna
het proees. En na het proces de
dood. Hartverlamming, uit vrees voor
de gevangenis. Hij was toen 58 jaar.
In de kamers van dit huis volgen
de koppen, die bedroefde, milde, no-
triciershuis op nummer 321 en zoek
de bel. Er zijn twee bellen. De electri-
sche, waaronder geschreven staat,
getypt op een papiertje: „Mevrouw
Van Meegeren". Onder de andere,
trekbel, staat: „de Veiling'.
De^trekbel brengt de heer Paul
Brandt junior naar voren en hij wijst
me het huis. Al die kamers. Al die
gangen. De keuken beneden, de ver
trekken boven, de salons. Weer an
dere gangen en corridors. Het slaap
vertrek.
Vergis U niet: dit rondgaan in dat
huis, volgestapeld met kunstwerken,
is gans niet plezierig. Want bij al het
tin en al het koper, al die kostbare
doeken, de (echte) Breitners en Ma-
rissen, al dat verzameld schoons, de
tekeningen, doeken en studies, zijn
een paar dingen die óók zeer lijfelijk
aanwezig zijn: de dood, en de haast
tastbare vergankelijkheid. En deze
dingen blijven mij volgen, heel dat
uur, dwalend, dolend door dat huis.
Daar hangt een reusachtige tekening bele Emmaus-koppen, de bezoeker en
ze lyken vol meedogen en begrip. Zo
als er meer vol meedogen en begrip
van Theo van der Pas, vriend van de
schilder, spelend aan de vleugel.
Rondom de meester de geesten van
Beethoven, Mozart, Schubert, Chopin,
Berlioz. Genummerd. Daar hangen de
een loggia te Nice, een witte duif op
haar hand. En dan vraag ik de jonge
heer Paul Brandt: vertelt U mij, waar
is die Mevrouw Van Meegeren toch veriiefde reigers en de verbloeide
vi„„ tp„ 11 a"" chrysanten. Genummerd. Daar is een
wild, sensueel, verdorven, verhard
barmeisje. Genummerd. En daar
leunt, och zo mistroostig, nors en
eenzaam over een grote pul, een ver
dord en schraal skelet. Genummerd.
gebleven? En dan zegt de jonge heer
Brandt: Die woont hier nog steeds
boven, meneer. Men wordt ijskoud als
men zoiets hoort. Daarbovenin
dit huis. Men denkt aan het vage
vuur.
Daar hangt de vriend van de schil
der: als rabbi getooid. Daar staat,
geborgen in een vitrine, het beruchte
Vermeer-kannetje, gebruikt als attri
buut bij het schilderen van het we
reldvermaarde doek
gangers", Daar ligt een bijna twee in het sterfbed,
Gothische meubelen. Genummerd. En
een ongelooflijk mooi olieverfschilde
rij van de cellist Caspar Cassadó, met
zwier er onder gepenseeld: mon ami
Cassadó. Genummerd. Daar is dat
„De Emmaus- gruwelijk beeld van Baron X, zittend hoofdstuk van deze Komedie geschre-
b ven, m dat patriciërshuis aan de
was in een tijd, toen schoonheid en
geloof anscheidbaar waren en omdat
hij, Vermeer, geborgen was in zijn
geloof. Maar Van Meegeren, de be
zetene van adder en slangen, de ver
valser, was alleen in zijn eigen geloof
geborgen en dat was een schamel ge
loof en eigenlijk was hij maar een
arme duivel. Die z'n eigen credo, z'n
eigen „Ik geloof" zocht. Door twee
wereldoorlogen teruggespoeld naar 't
kleine, benauwde, ruimteloze Holland,
dat weigerde, verbeten zelfverzekerd,
hem te erkennen als kunstenaar.
In deze dagen wordt het laatste
"6" telefoon in de hand, Kpi_er„„racht Daar hanat ziin aards
meter lang beulszwaard. Daar liggen verbonden met de onderwereld, Satan r*1 J
achter zich. Het uur der aanzegging bezlt' van welks °Pbren^st slechts
helmen. Daar rijt zich koper en tin
en blauw. En dat al gevangen door 't
uit de koperen kronen aangoudelende
licht.
Trappen op: de slaapkamer. Ik
aarzel. Mag ik daar binnengaan? Ik
Dat is benauwend en onzegbaar triest, herinner me een oude les van mijn
En beangstigend. vader: ga nooit bij vreemden een En overal ziet men
Men gaat van kamer tot kamer, slaapkamer binnen; dat past niet, door Vermeer eerst
Het zanduur van de Dood. De tijd is
gekomen: grotesk en sinister is dat
beeld. Genummerd.
En overal, overal zijn daar maar
die ogen, die vreemde, wonderlijke,
zware ogen van de Emmaüsgangers.
het oude geel,
gebruikt, door
van gang tot gang, door dat verstil- denk daaraan. Maar jaVan Mee- Van Meegeren daarna.
de, versomberde huis, vol schimmen geren i s geen vreemde. Die is bezit
en schaduwen, met naast zich de en prooi der wereldpubliciteit. Zijn t^JELK een vreemde tocht door een
jonge heer Paul Brandt en men ziet slaapvertrek, hun slaapvertrek, is somber, verstorven knekelhuis. En
de wereld van een vreemde man. van allen en iedereen. Ten slotte in dat huis doolt de geest van die wil-
Daar hangt, breed en voornaam, het wordt er straks geveild. Er zullen 800 de, mysterieuze, bezetene: Van Mee-
grote doek „Christus in de Tempel". Zwitsers, Belgen, Britten en Neder- geren. Super-epigoon, dromer, zwende-
Het bewijs! Het bewijs, dat Van Mee- landers komen. Ze zullen dit alles laar. Godzoeker en sadist. Effectjager
geren voor de autoriteiten schilderde, zien, ook deze allerintiemste dingen en artist. Gedrevene, bezetene en ko-
Het bewijs dan hij kón schilderen van het gezin Van Meegeren. Die ook mediant. Verstandsmens en fantast.
een deel der millioenenschuld gedelgd
zal worden. In dat stille, sombere,
hoge huis. Met die vrouw daarboven,
waaraan men maar niet denken moet.
Met die slaapkamer en dat meisjes
portret. Met al die nobele, goede kop
pen van hen, die naar Emmaus gin
gen.
Laat ons maar stil zijn over Van
Meegeren en mild in ons voordeel. Hij
zal het vagevuur hier beneden reeds
gekend hebben. Arme Van Meege
renarme bedriegerdie het
licht uit de zon wilde plukken en de
glans van de sterren. Maar die alleen
verschroeide en verbrandde. En ten-
onderging.
ANTHONY VAN KAMPEN
Het volksconcert in het Kurhaus op
4 September zal êen concert van bij
zondere aard zijn. Dan zal namelijk
een leerling van het koninklijk conser
vatorium voor muziek, Jan Cornells
de Manleerling van Leon Orthel, het
solisten-examen voor piano afleggen.
Jan de man speelt tezamen met het
Residentie-orkest, dat dan onder lei
ding staat van Ignace Neumark, het
Vijfde Pianoconcert van Beethoven en
na de pauze het Concert in E-mineur
van Chopin.
In de jury voor het examen hebben
zitting de directeuren van het Amster
dams Conservatorium en het Konink
lijk Conservatorium voor Muziek, te
weten Willem en Hendrik Andriessen,
voorts de pianisten Stefan Askenase,
mevrouw Nelly SteuerWagenaar en
de gezamenlijke leraren voor piano
aan het Kon. Conservatorium: Simon
Admiraal, Everhard van Beijnum,
Hugo van Dalen, Gerard Hengeveld,
Leon Orthel, Theo van der Pas en
mej. Johanna Wagenaar.
,(Van onze Haagse redacteur).
Op de gemengde bedrijven heeft men
in de herfst steeds groenvoedergewas-
sen of bietenloof tot zijn beschikking.
Sommige weidebedrijven kunnen mis
schien bietenkop en -blad aankopen,
doch lang niet ieder is daartoe in de
gelegenheid. Van bevoegde zijde wijst
men ons erop, dat het voeren van vers
saprijk materiaal gedurende de eerste
stalweken van zeer veel betekenis is,
een pracht overvangsvoer van weide
naar stal enmen bespaart aanzien
lijk op het wintervoer.
Zij, die een perceel willen gaan
maaien in OctoberNovember, moeten
nu een snelwerkende stikstofkunstmest
geven. Bij niet te ongunstig weer zal
men dan een behoorlijke snede kun
nen oogsten.
Daar de kale stoppel zeer slecht
vorst kan verdragen, doet men zeer
verstandig, wanneer men dadelijk na
het maaien de stoppel een behoorlijke
portie ruige stalmest geeft. De even
tuele vorstschade wordt dan wel tot
het uiterste beperkt.
Sedert enige jaren verkeerde de
bijna 100-jarige oude Braakmolen
te Goor in een dusdanige verwaar
loosde toestand, dat hij niet meer
kon worden gebruikt. Door subsidie
van het Rijk, de provincie, en ge
meente en de ANWB is deze molen
gerestaureerd kunnen worden. Bin
nenkort wordt hij in gebruik ge
nomen
i