Wonderlijke ervaringen in concentratiekamp Sachsenhausen Han van Meegerens aardse bezit komt onder de hamer Brullende SS-lui worden omgetoverd tot behulpzame mensen Oplossing woningnood, evenwicht tussen lonen en prijzen en belastingverlaging Einde van Canadese spoorwegstaking spoedig in 't zicht De avonturen van Payne Best na het „Venlo-ineident" Dom toneelspel Urgentieprogramma van het publiek: DE SMARTEN VAN SATAN Nieuwe grondwet voor W.-Berlijn goedgekeurd Epiloog van drama Examen doen op een concert Gras voeren op stal WOENSDAG 30 AUGUSTUS 1950 IX. gTILZWIJGEND zal ik voorbijgaan de eerste dagen van mijn gevangen schap in het concentratiekamp Sachsenhausen. Ik zal nu beginnen bij het moment, waarop ik voor de eerste keer hoorde hoe een gevangene geslagen werd. Het gebeurde aan de andere kant van de gang en ik hoorde het ge klepper van zijn houten sandalen, toen hij uit zijn cel kwam en aan de mjjne voorbij liep. Blijkbaar was de hoofdcipier Ettlinger bij hem. Ettlinger was één van die sadisten, van wie wij na de oorlog zo veel gehoord hebben, maar die toch naar ik geloof niet zo talrijk waren, als sommigen ons willen doen geloven. De eerste doffe slag, die ik hoorde, ldonk alsof iemand met een loden pijp op een karpet sloeg. Het werd iedere paar seconden herhaald. Er klonk een hees gekreun, een soort gekerm tussen opeengeklemde tanden, en dan een gegil, dat niets menselijks meer had. De bewaker, die by mij stond, luisterde. Hij keek naar mij, doch was zelf vrij bleek. Ik glimlachte. En weer stelde hij mij de vraag, die ik zo vaak in Sachsenhausen en later ook in Buchenwalde en Dachau gehoord heb: „Hoe voelt u zich?" „Best," zei Ik. Hij scheen boos te worden. „U kunt zich niet best voelen. U kimt het hier niet naar uw zin hebben. Het is dat misplaatste gevoel van humor, dat jullie Engelsen allemaal schijnen te hebben. Men kan geen woord geloven van wat jullie zeggen." J-JIJ LIEP de cel uit en smakte1'de deur dicht. Deze sloot zo luchtdicht af, dat ik iedere keer, als hij open of dicht ging, de zuiging in mijn oren kon voelen. Mijn grootste vrees was, dat zij door hun manier van doen de bedoeling hadden mij tot een zacht eitje te maken voor een intensieve ondervraging. Maar ik was die Ge- slapo-lui een stap voor. Soms hoorde ik iets, wat ik hield voor één van hun vele methoden om wil en weerstand te breken. Een celdeur ging open en tegen de bewoner werd geroepen: „Maak je klaar om te baden. Nee, al les uittrekken! Omdraaien en gezicht tegen de muur!" Dan klonk er een pistoolschot. En spoedig daarna volg de een bevel van één van de bewakers- „Ruim die rommel op in nummer 73 en schrob de cel schoon." Maar ik wist, dat Hitier mij in le ven wilde laten. Ik was vijfenvijftig jaar. Als men iemand op die leeftijd martelt, kan er van alles gebeuren. Ik wist, dat zij dat niet durfden te riske ren. Dat hield er bij snij de moed In als ik 's nachts alleen in mijn cel was. Ik had geprobeerd contact te zoe ken met Duitse samenzweerders om hun de gunstige vredesvoorwaarden mede te delen, die Engeland in zekere omstandigheden zou willen aanbieden. Zij hadden mij doorzien. Maar wat zij eigenlijk van mij wilden, was mij niet duidelijk. Luisteren, luisteren JNTUSSEN was het alles bij elkaar niet zo heel erg slecht in Sachsen hausen, ook al was ik dan met mijn handen aan mijn zitbankje geboeid. Men kan iemand verbieden om te spreken, maar niet om te luisteren. De hele dag door waren er geluiden. Het begon om vijf uur 's morgens met het geklepper van houten sandalen, als de andere gevangenen in looppas hun roestige jamblikjes in de toiletten gingen leeggooien. Voeten! Ik begon de verschillende voetstappen te her kennen. Cipier Schnaars, vroeger een winkelier in Berlijn. Of de eeuwig dronken cipier Prochnow. Ik had met mezelf uitgemaakt, dat de Duitsers mij alleen maar met een opgewekt gezicht zouden zien. Ik oefende mijzelf erin vrolijk te kijken. Maar ik zou onwaarheid spreken als ik zei, dat ik mij ook altijd zo voelde. Soms kon ik de radio in het wacht lokaal horen. Aan de hand van het geluidsvolume kon ik raden wie er dienst had. Want Ettlinger, de sadis tische hoofdcipier, had hem graag hard aan. Hij zag er uit als een knappe ke rel van ongeveer zevenentwintig jaar, tot hij zijn pet afnam. Dan zag men, dat zijn voorhoofd twee centimeter boven zijn ogen eindigde. Ik wilde op de een of andere manier met hem af rekenen, maar dat zou drie jaren du renDe andere bewakers waren gemakkelijker. Drexl bijvoorbeeld. Hij was lelijk, zijn lippen waren gespleten bij één of andere vechtpartij en de wond was verkeerd genezen. Aanvan kelijk schreeuwde hij mij zijn bevelen toe. Maar vanaf de eerste maal, dat hij dat deed glimlachte ik en 'k be dankte hem steeds voor het eten ot voor een handdoek. Ja, ik bedankte hem zelfs als hij de stalen armbanden op slot deed, waarmee ik iedere avond aan de muur geketend werd en ook als hij ze 's morgens vroeg weer losmaak te. Ik zei altijd: „Wel te rusten, Drexl!" Of: „Goeie morgen, Drexl!" Hij kon mij dan nors maar onzeker aanstaren. Toen, op een avond, bleef hij by de deur staan. „Wel te rusten, Herr Best," mompelde hij en verdween geruisloos. Hij was een wat zonder linge dorpsjongen uit Oberammergau, het door de passiespelen bekend ge worden dorp. Toen hij begreep, dat ik niet de spot met hem dreef, wilde hij maar al te graag leren, hoe hij zich hoffelijk moest gedragen. De S.S. wordt getemd. J-jET WAS met de anderen precies zo. Ik temde hen allen, één voor één. De dikke Schnaars kwam een keer dronken op wacht. Ik liet hem op mijn schamel bed liggen en hield zijn officieren in de gaten. Later was hij er mij dankbaar voor; hij deed al les om me te helpen. Prochnow een lange, magere, gemelijke man, die aan de drank was was altijd platzak. Ik gaf hem mijn gouden zegelring. „Verkoop hem maar, Prochnow," zei ik glimlachend, „en betaal me maar terug in sigaretten." Weken lang be taalde hij mij trouw, in totaal voor tachtig Mark aan sigaretten. Wij werden vrienden. Tegenover degenen, die ik niet met vleierijen kon bewerken trad ik di plomatiek op. Neem bijvoorbeeld kolo nel Lohritz, de commandant. Hij was een kleine, dikke man met uitpuilende ogen en hij had een mond vol gouden tanden. Hij liep altijd rond temidden i Captain Payne Best in gevangen schap. Deze foto werd gemaakt ten behoeve van zijn vrouw in Engeland. van een groep pluimstrijkende S.S.- officieren, die allen correct gekleed waren. Als ik met hem sprak, tracht te ik altijd de sfeer te scheppen, die er heerst bij een conversatie tussen hogere officieren. Hij voelde zich hierdoor gevleid. Op een dag zei ik tot hem: „Herr Commandant, ik zie, dat u onder uw S.S.-mannen niet zo'n strenge discipline handhaaft als bij de Wehrmacht het geval is. Ik zie bij voorbeeld de cipiers vaak in hun hemdsmouwen rondlopen. Het zal zeer zeker veel prettiger voor hen zijn, maar ik geloof toch, dat de Wehr macht dit ondisciplinair zou vinden." Het was een weloverwogen en voor zichtig toegebrachte staek. Lohritz vloekte de hoofdbewakers uit, die mij later zorgvuldig vermeden uit vrees, dat ik weer één of andere onnauw keurigheid zou zien of zou voorwenden te zien. Dus werd ik met rust gelaten en zag alleen die bewakers, met wie ik bevriend was. Goede verzorging. yOEN DE GESTAPO er genoeg van kreeg, mij met bezoeken te ver eren, wat al spoedig het geval was, werd het cel-bestaan dragelijker. Ik kreeg een kussen op mijn bank. Eén van de cipiers maakte een kartonnen bordje voor mijn zestig watt-lamp, zo dat het licht niet meer zo over mijn bed scheen. Het liep tegen de capitu latie van Frankrijk, toen de comman dant mij op een dag HitlerS „Mein Kampf" liet brengen. Dat was een grapje van hem. Ik stuurde er een be vriende cipier mee naar de bibliotheek in de S.S.-cantine om het voor een ander boek te ruilen. Al spoedig nam men aan, dat ik toestemming had om vrij gebruik te maken van de vijfdui zend boeken, die daar waren. Op een avond kwam de dienstdoende cipier zoals gebruikelijk met de boeien, om mij aan de muur te ketenen. Het wa ren niet dezelfde als gewoonlijk. „Ze zijn veel te groot," zei ik. „Geen com mentaar, Herr Best," gromde hij en deed ze op slot. Na een ogenblik liet ik ze van mijn handen glijden en hing ze aan de ijzeren spijl van mijn bed. Hij zei niets en glimlachte zelfs niet. De volgende morgen wekte hij mij met: „Goeje morgen, Herr Best. Het is tijd om op te staan." Ik greep de boeien en liet ze zonder een woord te zeggen weer om mijn polsen glijden. Zonder enige uitdrukking op zijn gezicht ont sloot hij ze toen en nam ze af. Wel dra volgden de andere cipiers zijn voorbeeld. Ik begon nu uit mijn klei ne raampje te kijken, dat erg hoog was. Niemand hield mij tegen. QPNIEUW heeft het Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie aan vele mannen en vrouwen over het gehele land verspreid de vraag gesteld: „Wat moet de regering volgens U in het komende jaar het eerste opknappen?" Dit zijn de resultaten: Woningnood oplossen 35% Lonen en prijzen in evenwicht, levensstandaard aanpassen 17% Belasting verlagen e.d9% Werkloosheid oplossen, werkgelegenheid scheppen 8% Pensioenen verbeteren, staatspensioen, ouderdomspensioen 7% Goede defensie, reorganisatie van het leger, krachtig leger 3% Bezuiniging regeringsuitgavenj minder ambtenaren 3% Emigratie bevorderen 1% Diverse antwoorden 15% Geen antwoord 15% Sommige ondervraagden gaven meer dan één taak aan, waardoor het totaal der percentages boven 100% ligt. Evenals vorige keren staat ook nu „woningnood oplossen" en „lonen en prijzen in evenwicht houden" bovenaan. Begin 1950 werd „woning nood oplossen" door 33%, „lonen en prijzen in evenwicht brengen" door 22% als urgentste regeringstaak genoemd. „Belastingverlaging" nu door 9%, werd begin 1950 door 8%, midden 1949 en begin 1949 slechts door 3 resp. 4% van het publiek als ur gentste regeringstaak gezien. „Werkgelegenheid scheppen" in de eerste jaren na de oorlog nauwe lijks genoemd, is sinds een jaar volgens het publiek een urgente regeringstaak. Begin 1950 werd dit door 10%, nu door 8% als belang rijkste regeringstaak gezien. „De pensioenen herzien" wordt door steeds meer mensen geantwoord. Begin van dit jaar werd het door 5%, nu reeds door 7% als urgentste regeringstaak gezien. Sinds 1945 heeft het NIPO ongeveer twee maal per jaar dezelfde vraag aan het publiek voorgelegd. Voor het eerst sinds het NIPO deze vraag aan het publiek stelt, komt „goede defensie, krachtig leger" voor onder de taken, die het publiek de regering stelt. 3% van het publiek vindt dat de urgentste regeringstaak in het komende jaar. Meer loon voor arbeiders Het Canadese Huis van Afgevaar digden heeft in eerste lezing een wets ontwerp behandeld ter beëindiging van de Canadese spoorwegstaking. Bij de tweede lezing werden enkele bij zonderheden van dit wetsontwerp be kend: de spoorwegen en de vakbon den moeten binnen 48 uur na het aan nemen van deze wet het werk hervat ten. Hangende een uiteindelijke rege ling van het geschil zullen de arbei ders een voorlopige loonsverhoging van vier dollarcent per uur ontvan gen. Indien de spoorwegen en de vak bonden niet binnen 15 dagen zelf hun geschillen regelen, zal de regering een bemiddelaar aanwijzen. De werkne mers wordt gegarandeerd, dat nie mand wegens het in staking gaan ont slagen zal worden. Een vooraanstaande vakverenigings leider heeft verklaard, dat de staking niet langer dan vandaag (Woensdag) voortgezet zou worden, los van de be sprekingen van het parlement. Een andere functionaris verklaarde eerder, dat de staking beëindigd zou worden, indien de regering zulks gelastte. Eein of meer inklimmers hebben zich toegang weten te verschaffen tot een perceel aan de Ceintuurbaan te Am sterdam. Een geldkistje met f 5750. een gouden horloge en een chrono meter vormden de buit. De politie heeft nog geen spoor van de daders gevon den. AMSTERDAM, Augustus. TA' DE KEIZERSGRACHT smeulen sintels zonlicht, die al de kleur hebben van de aansluipende herfst. En er is iets van herfst om dat ene, grote, slank- op-rijzende patriciërshuis op nummer 321. Het hu is naast dat van de CPN. Het huis van wijlen de heer H. A. van Meegeren. Van Han van Meegeren. Van de man, die in de penselen van Vermeer kroop en in diens hart poogde te kruipen. De man van de grootste schilderijenzwendel aller tijden. Van Mee geren: geworpen voor de leeuwen in de publieke arena. Oplichter en zwende laar; bedrieger en vervalser; bankroetier, enzovoorts. Maar vooral: hoofdfiguur van een grand guignol-drama. Wel, de finale van dat drama is aanstaande. Op 5 en 6 September zal Paul Brandt, makelaar-taxateur-veilinghouder, deze „hoogst belangrijke kunst-, antiek- en inboedelveiling, uitsluitend afkomstig uit de nalatenschap van de schilder" houden in zijn huis. Kijkdagen: 31 Augustus, 1, 2 en 3 September van 104. Entreé t.b.v. liefdadige instellingen f 1—, Op last van de Curator. Zo luiden de advertenties. Zó luidt het affiche, dat vele aanplakzuilen, -borden en -muren bedekt in Amsterdam. als Vermeer. Men gaat daar snel genummerd zijn, juist als de rest. Nummer 323: het twee-delig bed. Men bevriest als men dat bed ziet. Is er iets gruwelijkers, triesters, wee- moedigers denkbaar dan het publie kelijk veilen van het eigen bed? En daar hangt, in die slaapkamer, die kamer waarin zoveel gehoopt en ge wanhoopt is, gedroomd en verbeeld, beraamd en geleden, die kamer waar- Van Meegeren: gevierd en bejubeld in het buitenland, doodgezwegen en weg geveegd in het moederland. Jarenlang achtervolgd doorstilzwijgen. En toen dat verzwijgen en wegvagen door ging, van jaar tot jaartoen, toen rijpte dat donker plan in dat vreemde, wilde hart. Het demonische plan voor een goddelijke komedie. Als hij iets schiep zo schoon als Vermeer het zou kunnen scheppenais dan de Groot meesters der Kritiek zeiden: zie, dat is Vermeerdanja dan was het b ewijs geleverd. Het bewijs dat hij een kunstenaar was, even groot en hoog en edel als Vermeer. Toen schil derde hij Vermeer. Hij leende diens in vaniiit de duistemis van de nacht venselenen benaderde diens hart. de adders van de zwendel sissend aan geschoven kwamen, het portret van Inez, dochter van Van Meegeren. Zit tend aan het water. Ze was daar aan de Loosdrechtse plassen, zegt de heer Paul Brandt zacht. Genummer is dat doek. De bibliotheek: bundels boeken, meest reisverhalen en gidsen en kunstboeken. Genummerd. Daar ligt een stapel gramofoonplaten. Ik laat een voorbij, want een mens huivert als hij ze <j0or m'n handen gaanviool De Westelijke commandanten van Berlijn hebben een nieuwe constitutie voor de stad goedgekeurd, welke haar de status van een stad zowel als van een Duitse staat geeft. De commandan ten hebben nog enig voorbehoud ge maakt ten aanzien van artikel 1, waar in Berlijn de twaalfde staat van de Westduitse federale republiek wordt genoemd. Berlijn is immers rechtens nog steeds onderworpen aan het kleine bezettingsstatuut. Na de komende ver kiezingen zal Berlijn de wetten van de federale republiek echter na normaal debat en stemming kunnen aanvaar den. De bezetters behouden echter het recht van veto in belangrijke politieke kwesties. De burgemeester van West- Berlijn, prof. Ernst Reuter, noemde de nieuwe grondwet een belangrijke stap voorwaarts in de ontwikkeling van de positie van Berlijn. ]K STA op de blauwe plavuizen van de hoge stoep van dat riante pa- ve^uMk'jongln knap,' gezeteTin 'miorchine r\r\ nlimmou QOI on oonlr o o i=> l o die Christus ziet: zo schoon, onwerelds hoog, zo puur en klaar. En tóch een leugen. Maar dan een geniale leugen. Men ziet Mevrouw Van Meegeren, concert van Max Bruch. Daaronder: „Ohby Jingolonestep by La- nin's Roseland Orchestra. Genummerd. Hij schilderde, en ze lachten, de ad ders, de slangen en de schorpioenen. En ze jubelden, de museumdirecteu ren en de kunstexperts met wereld reputatie. Hij jubeldedoctor Bre- dius, Rembrandt- en Vermeerkenner van grote allure. Die dingen schilderde Vermeer! 0AARNA kwam de val. En daarna het proees. En na het proces de dood. Hartverlamming, uit vrees voor de gevangenis. Hij was toen 58 jaar. In de kamers van dit huis volgen de koppen, die bedroefde, milde, no- triciershuis op nummer 321 en zoek de bel. Er zijn twee bellen. De electri- sche, waaronder geschreven staat, getypt op een papiertje: „Mevrouw Van Meegeren". Onder de andere, trekbel, staat: „de Veiling'. De^trekbel brengt de heer Paul Brandt junior naar voren en hij wijst me het huis. Al die kamers. Al die gangen. De keuken beneden, de ver trekken boven, de salons. Weer an dere gangen en corridors. Het slaap vertrek. Vergis U niet: dit rondgaan in dat huis, volgestapeld met kunstwerken, is gans niet plezierig. Want bij al het tin en al het koper, al die kostbare doeken, de (echte) Breitners en Ma- rissen, al dat verzameld schoons, de tekeningen, doeken en studies, zijn een paar dingen die óók zeer lijfelijk aanwezig zijn: de dood, en de haast tastbare vergankelijkheid. En deze dingen blijven mij volgen, heel dat uur, dwalend, dolend door dat huis. Daar hangt een reusachtige tekening bele Emmaus-koppen, de bezoeker en ze lyken vol meedogen en begrip. Zo als er meer vol meedogen en begrip van Theo van der Pas, vriend van de schilder, spelend aan de vleugel. Rondom de meester de geesten van Beethoven, Mozart, Schubert, Chopin, Berlioz. Genummerd. Daar hangen de een loggia te Nice, een witte duif op haar hand. En dan vraag ik de jonge heer Paul Brandt: vertelt U mij, waar is die Mevrouw Van Meegeren toch veriiefde reigers en de verbloeide vi„„ tp„ 11 a"" chrysanten. Genummerd. Daar is een wild, sensueel, verdorven, verhard barmeisje. Genummerd. En daar leunt, och zo mistroostig, nors en eenzaam over een grote pul, een ver dord en schraal skelet. Genummerd. gebleven? En dan zegt de jonge heer Brandt: Die woont hier nog steeds boven, meneer. Men wordt ijskoud als men zoiets hoort. Daarbovenin dit huis. Men denkt aan het vage vuur. Daar hangt de vriend van de schil der: als rabbi getooid. Daar staat, geborgen in een vitrine, het beruchte Vermeer-kannetje, gebruikt als attri buut bij het schilderen van het we reldvermaarde doek gangers", Daar ligt een bijna twee in het sterfbed, Gothische meubelen. Genummerd. En een ongelooflijk mooi olieverfschilde rij van de cellist Caspar Cassadó, met zwier er onder gepenseeld: mon ami Cassadó. Genummerd. Daar is dat „De Emmaus- gruwelijk beeld van Baron X, zittend hoofdstuk van deze Komedie geschre- b ven, m dat patriciërshuis aan de was in een tijd, toen schoonheid en geloof anscheidbaar waren en omdat hij, Vermeer, geborgen was in zijn geloof. Maar Van Meegeren, de be zetene van adder en slangen, de ver valser, was alleen in zijn eigen geloof geborgen en dat was een schamel ge loof en eigenlijk was hij maar een arme duivel. Die z'n eigen credo, z'n eigen „Ik geloof" zocht. Door twee wereldoorlogen teruggespoeld naar 't kleine, benauwde, ruimteloze Holland, dat weigerde, verbeten zelfverzekerd, hem te erkennen als kunstenaar. In deze dagen wordt het laatste "6" telefoon in de hand, Kpi_er„„racht Daar hanat ziin aards meter lang beulszwaard. Daar liggen verbonden met de onderwereld, Satan r*1 J achter zich. Het uur der aanzegging bezlt' van welks °Pbren^st slechts helmen. Daar rijt zich koper en tin en blauw. En dat al gevangen door 't uit de koperen kronen aangoudelende licht. Trappen op: de slaapkamer. Ik aarzel. Mag ik daar binnengaan? Ik Dat is benauwend en onzegbaar triest, herinner me een oude les van mijn En beangstigend. vader: ga nooit bij vreemden een En overal ziet men Men gaat van kamer tot kamer, slaapkamer binnen; dat past niet, door Vermeer eerst Het zanduur van de Dood. De tijd is gekomen: grotesk en sinister is dat beeld. Genummerd. En overal, overal zijn daar maar die ogen, die vreemde, wonderlijke, zware ogen van de Emmaüsgangers. het oude geel, gebruikt, door van gang tot gang, door dat verstil- denk daaraan. Maar jaVan Mee- Van Meegeren daarna. de, versomberde huis, vol schimmen geren i s geen vreemde. Die is bezit en schaduwen, met naast zich de en prooi der wereldpubliciteit. Zijn t^JELK een vreemde tocht door een jonge heer Paul Brandt en men ziet slaapvertrek, hun slaapvertrek, is somber, verstorven knekelhuis. En de wereld van een vreemde man. van allen en iedereen. Ten slotte in dat huis doolt de geest van die wil- Daar hangt, breed en voornaam, het wordt er straks geveild. Er zullen 800 de, mysterieuze, bezetene: Van Mee- grote doek „Christus in de Tempel". Zwitsers, Belgen, Britten en Neder- geren. Super-epigoon, dromer, zwende- Het bewijs! Het bewijs, dat Van Mee- landers komen. Ze zullen dit alles laar. Godzoeker en sadist. Effectjager geren voor de autoriteiten schilderde, zien, ook deze allerintiemste dingen en artist. Gedrevene, bezetene en ko- Het bewijs dan hij kón schilderen van het gezin Van Meegeren. Die ook mediant. Verstandsmens en fantast. een deel der millioenenschuld gedelgd zal worden. In dat stille, sombere, hoge huis. Met die vrouw daarboven, waaraan men maar niet denken moet. Met die slaapkamer en dat meisjes portret. Met al die nobele, goede kop pen van hen, die naar Emmaus gin gen. Laat ons maar stil zijn over Van Meegeren en mild in ons voordeel. Hij zal het vagevuur hier beneden reeds gekend hebben. Arme Van Meege renarme bedriegerdie het licht uit de zon wilde plukken en de glans van de sterren. Maar die alleen verschroeide en verbrandde. En ten- onderging. ANTHONY VAN KAMPEN Het volksconcert in het Kurhaus op 4 September zal êen concert van bij zondere aard zijn. Dan zal namelijk een leerling van het koninklijk conser vatorium voor muziek, Jan Cornells de Manleerling van Leon Orthel, het solisten-examen voor piano afleggen. Jan de man speelt tezamen met het Residentie-orkest, dat dan onder lei ding staat van Ignace Neumark, het Vijfde Pianoconcert van Beethoven en na de pauze het Concert in E-mineur van Chopin. In de jury voor het examen hebben zitting de directeuren van het Amster dams Conservatorium en het Konink lijk Conservatorium voor Muziek, te weten Willem en Hendrik Andriessen, voorts de pianisten Stefan Askenase, mevrouw Nelly SteuerWagenaar en de gezamenlijke leraren voor piano aan het Kon. Conservatorium: Simon Admiraal, Everhard van Beijnum, Hugo van Dalen, Gerard Hengeveld, Leon Orthel, Theo van der Pas en mej. Johanna Wagenaar. ,(Van onze Haagse redacteur). Op de gemengde bedrijven heeft men in de herfst steeds groenvoedergewas- sen of bietenloof tot zijn beschikking. Sommige weidebedrijven kunnen mis schien bietenkop en -blad aankopen, doch lang niet ieder is daartoe in de gelegenheid. Van bevoegde zijde wijst men ons erop, dat het voeren van vers saprijk materiaal gedurende de eerste stalweken van zeer veel betekenis is, een pracht overvangsvoer van weide naar stal enmen bespaart aanzien lijk op het wintervoer. Zij, die een perceel willen gaan maaien in OctoberNovember, moeten nu een snelwerkende stikstofkunstmest geven. Bij niet te ongunstig weer zal men dan een behoorlijke snede kun nen oogsten. Daar de kale stoppel zeer slecht vorst kan verdragen, doet men zeer verstandig, wanneer men dadelijk na het maaien de stoppel een behoorlijke portie ruige stalmest geeft. De even tuele vorstschade wordt dan wel tot het uiterste beperkt. Sedert enige jaren verkeerde de bijna 100-jarige oude Braakmolen te Goor in een dusdanige verwaar loosde toestand, dat hij niet meer kon worden gebruikt. Door subsidie van het Rijk, de provincie, en ge meente en de ANWB is deze molen gerestaureerd kunnen worden. Bin nenkort wordt hij in gebruik ge nomen i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1950 | | pagina 6