De misdeelde jeugd vraagt een plaatsje onder de zon H Onze wekelijkse kinderkrant P.O.A. n.v. Het Laatste Bivak Goede zorgen voor geesteszwakke en blinde kinderen Opeenhoping van ellende VRIJDAG 24 NOVEMBER 1950 (Van onze speciale verslaggever). £)KJE HONDERD EN VIJFTIG kindertehuizen van allerlei soort hebben verleden jaar elk hun deel gekregen van ƒ780.000die de kinderposb zegelactie heeft opgebracht. Dat was een prachtige steun voor deze inrich tingen, vooral omdat het geld bij elkaar gebracht was door de gehele Neder landse offerbereide bevolking. Maar het was weinig in verhouding tot de hoge uitgaven, die deze 350 instellingen zich getroosten moeten om zieke, gebrekkige, blinde, doofstomme en geestelijk abnormale kinderen op een be hoorlijke manier te verzorgen. Daar is bijvoorbeeld het R.K. tehuis „Bolders hof" in Druten, waar op het ogenblik 550 achterlijke en karakterzieke vrou welijke patiëntjes verpleegd worden, hoewel er eigenlijk slechts plaats is voor 400 meisjes van 2 tot 21 jaar. Wij hebben er een bezoek gebracht en zijn diep onder de indruk gekomen van al deze op één plaats geconcentreerde geeste lijke ellende, onder de indruk ook van de liefde en de blijmoedigheid, het ge duld en de toewijding, waarmede de zusters hun discipelen omringen. pROBEERT u zich er een voorstel ling van te maken: een grote zaal vol bflna tegen elkaar geschoven le- dikantjes en in elk daarvan een idioot een imbeciel of een debiel kind En dan een tweede en een derde en een vierde zaal met hetzelfde beeld. Zalen, waar meisjes van verschillende leeftijden door elkaar lopen en onder toezicht van de zusters spelen of wat daarvoor moet doorgaan. Andere za len, waar oudere kinderen, allen het merkteken van hun achterlijkheid op het gelaat meedragend, om tafels zit ten en met blokken, poppen en andere snuisterijen bezig zijn. Daartussen 'n „meisje" van 32 jaar, dat verheugd met een bal zit te rollen. Het is af grijselijk. In de gezinnen zijn deze schepseltjes niet te handhaven. Het zou de eerste keer niet zijn, dat een idioot kind een hele familie te gron de richt. Daarom zijn zij bij elkaar ge bracht in inrichtingen als „Bolders hof", groot, helder, gezellig voor zover men daarvan in dit geval kan spreken onder voortdurend medisch toezicht en onder een uitstekende lei ding, die op de hoogte is van de laat ste stand van de wetenschap op het gebied van de verpleging van geeste lijk defecte kinderen. In Oostenrijk hebben wij een bezoek gebracht aan dergelijke tehuizen. Wij troffen er in een armoedige, neerdrukkende omge ving kinderen aan, die met armen en benen aan hun stoeltjes waren vast gebonden; een kind op een bed, waar over een kooi gebouwd was; jongens en meisjes, die men in de slechte be tekenis van het woord: „gestichts kinderen" moet noemen. Zeker, in Wenen zagen wij een model-instituut. Doch het droeg de naam „Schweizei Spende": het was een schenking van de Zwitsers. „Het is niet nodig de kinderen vast te binden," verzekerde dr. P. J. van Hellemondt, die het medisch toezicht over „Bolderhof" uitoefent, ons. In Nederland liggen deze ouderwetse me thoden ver achter ons. Met talrijke kinderen in Druten zal nooit iets te bereiken zijn. Voor de meisjes, die behorende dagen uit het hoofd geleerd Van 1950, maar ook van vroegere ja ren. Als 2 November 1950 op een Don derdag valt, beseft dit kind niet, dat 9 November ook een Donderdag is. 't Kan dit niet uitrekenen. Doch wan neer het één keer dag en datum voor zich gezien heeft, kent het die uit t hoofd. „Welke dag viel dit jaar op 28 Mei?" vragen we haar. Prompt kwam het antwoord: „Zondag. Toen was het Pinksteren." Ook voor dit verschijnsel bestaat geen afdoende verklaring. Lange wachtlijst. yiJF honderd en vijftig ongelukkigt schepseltjes verblijven op „Bolders- hof". Niettegenstaande er verschei dene dergelijke inrichtingen in ons land zijn, vermeldt de wachtlijst voor Druten 750 namen. Gedurende de oor log en daarna is er een tekort aan plaatsruimte ontstaan. Dr. Helle- mondt schatte het aantal kinderen, voornamelijk imbecielen, dat op opne- Nauwkeurig worden de kinderen op „Boldershof" onderzocht vooral op tuberculose niet alleen wanneer zij in de inrichting komen, maar periodiek ook tijdens hun verblijf aldaar. nog enig zij het een gering be vattingsvermogen hebben, is aan hei instituut een school voor buitengewoon lager onderwijs verbonden, die door 120 leerlingen bezocht wordt. Sommi ge kinderen ontvangen huishoud- onderwijs, andere vervaardigen boi- duur-of houtsnijwerk. Merkwaardige gevallen. MERKWAARDIGE ervaringen heeft dr. Hellemondt opgedaan. Een klein, volslagen idioot meisje van veertien jaar, dat nog geen knoop kan vast maken, speelt uit het hoofd muziek zou het niet kunnen lezen perfect piano, zowel modern als klassiek. We hebben het gehoord en eerlijk gezegd was het griezelig, dit kind, afwezig rondkijkend, te horen musiceren, tech nisch goed en zelfs met gevoel. Wj) hebben enkele nummers opgenoemd en zonder haperen speelde zij. Als zij een muziekstuk één keer heeft gehoord speelt zij het. Een verklaring is er niet voor. Een ander, ouder meisje heeft van een kalenderdata en daarbij- ming wacht, in ons land op 5000! Toch zijn er zeker niet meer achterlijke kin deren dan bijvoorbeeld 25 jaar gele den. „Boldershof" met zjjn uitstekende verzorging en met zijn speciale ver pleging van tuberculeuze achterlijke kinderen was voor ons een voorbeeld, een willekeurige keus. Het tehuis heeft ons overtuigd van de vooruitstrevende wijze, waarop men in Nederland do opvoeding van de geestelijk defecte jeugd aanpakt, overtuigd ook van de noodzakelijkheid van dit werk en van de wenselijkheid van een ruime gelde lijke steun door allen, die met het lot van onze misdeelde kinderen begaan zijn. Bartimeüs. JN Zeist heeft de heer J. Laansma ons „Bartimeüs", een Christelijke inrichting voor opvoeding en onder wijs aan blinde kinderen en Jongelie den laten zien. In totaal zijn er onge veer 5000 blinden oud en jong in ons land. Daarvan heeft de heer PASSERDOZEN Passers Celluloid driehoeken Tekenborden Tekendozen Linialen Trekpennen Rekenlinialen PAYGLOP Laansma er 93 onder zijn hoede, op zeven na allen intern. Met moderne middelen leidt hij ze, geholpen door 'n aantal leerkrachten, op tot min of meer nuttige werkkrachten in het maatschappelijke leven. Hij doet dat op een lagere school en een M.U.L.O.- school. Bewonderenswaardig is het horen, hoe gemakkelijk de jongens en meisjes van het Brailleschrift hun Franse les lezen, hoe zij met behulp van kleine blokjes, waarop cjjfer- tekens zijn aangebracht eveneens in Braille ingewikkelde vermenig vuldigingen maken, hoe zij op een re- lief-kaart landen, rivieren en plaatsen aanwijzen en met name noemen. Merk waardig voorts, hoe de kleintjes in de geheimen van het Brailleschrift wor den ingewijd. „Bartimeüs" heeft leerlingen afge leverd aan kantoren en aan werkplaat sen en zelfs aan de universiteit, waar de studie niet zonder succes gevolgd wordt. Sommige jongens en meisjes zijn doorgegaan in de muziek. Onder elkaar vermaken deze blinde kinderen zich uitstekend. In hun vrije tijd spelen zij met de autoped, zij lopen stelten, enkelen fietsen zelfs op de paden, die zij goed kennen en zij zwemmen of rijden des winters schaatsen op stille sloten. Zij nemen deel aan wandel competities of houden zich binnenshuis onledig met gezelschapsspelletjes. Zij bezoeken concerten en trekken er met hun zangkoor op uit om in andere plaatsen te musiceren. Het is echter een sprookje, dat de blinden zich niet ongelukkig voélen. Voor 60 5 70 van hen is het leven een zware gang, vooral als zij ouder wor den en ervaren, dat veel van wat voor de ziende mensen een gewone zaak is, voor hen bereikbaar blijft. Moeilijkhe den, teleurstellingen en dikwijls ar moede blijven hun niet bespaard. Zouden wij, die beschikken over ons gezichtsvermogen, dan niet alles doen om het leven van hen, die zoveel te kort komen, enigszins te verlichten? Elk kind, dat in „Bartimeüs" woont en daar zijn opleiding ontvangt, kost f 1200 per jaar. i>aarin dragen de ge meentebesturen wel bij. De instelling zelf betaalt er eveneens een deel van. De ouders bekostigen deze opvoeding gedeeltelijk, doch het is moeilijk de eindjes aan elka r te knopen. Hier rust een plicht op het gehele Neder landse volk. Voor de 265 nieuwe bedrijven in de Noordoostpolder, welke nog dit jaar zullen worden uitgegeven, heb ben zich niet minder dan 2800 gega digden uit alle delen van het land aan gemeld. QPNIEUW heeft Anthony van Kam- pen een boek geschreven, dat zich bezig houdt met het zeer avontuurlijke maar tegelijk zeer zegenrijke werk van het handjevol Nederlanders, dat de papoea's van Nieuw-Guinea bestuurt, opvoedt, medisch verzorgt en het wilde, woeste land (zij het dan ook nog maar zeer aanvankelijk) exploreert. Zijn nieuwe boek „Het Laatste Bivak" sluit aan op de bestseller „Jungle Pimper nel" en wie het laatstgenoemde boek las, komt in het nieuwe weer tal van „oude bekenden" tegen. Naar aard en sfeer is het nieuwe werk een vervolg op „Jungle Pimpernel", naar inhoud echter geenszins. Het gaat ditmaal in hoofdzaak om een vreselijke tocht, die de jonge amb tenaar Bob Reitsma maakt, dwars door het bezette oerwoud. Een tocht, die het gezag herstellen moet in landstreken, waar de baarlijke duivel is losgebro ken, waar de koppensnellers hun lu guber en bloedig werk in dienst van tovenaars en oeroude adat verrichten, waar onnoemelijk geleden wordt en waar de angst voelbaar leeft tussen de rivieren en de modderkreken, de bo men en de lianen van de eeuwige jungle. Terwijl Reitsma, worstelend te gen bijgeloof en duizenderlei schier bovenmenselijke moeilijkheden, verla ten van zijn dragers en helpers, versla gen door de wildernis en verzwakt door vermoeidheid en ziekte terugtrekt naar de bestuurspost, sterft op die post zijn verloofde, een dapper verpleegster tje. Zij sterft op de dag, waarop de KPM-boot haar geneesmiddelen en haar huwelijksuitzet op Nieuw Guinea aan land brengt te laat, zoals er zo veel te laat komt in dit vreemde, bar baarse, bloed en zielen verslindende land. Reitsma trekt weg (gek geworden, zeggen sommigen door God gegrepen, zegt pater Roodzand) naar het vreemde dal achter de besneeuwde muren van het Oranjegebergte, naar de onbekende vallei, waar de bergpapoea's leven, die, ondanks hun volstrekte isolement, zulk een opmerkelijk hoge graad van cul tuur hebben bereikt naar het land van de geesten, waar geen papoeadra ger zich durft wageen. En nooit meer heeft iemand van hem gehoord. Een vreemd, bizar einde van een jong mensenleven, dat verschroeid en gekneusd en later verzwolgen werd door de barre wildernis van Nieuw- Guinea's mysterieuze hart. Anthony van Kampen bewijst met dit nieuwe boek opnieuw, welk een uiter mate knap verteller hij is. Ge leest „Het Laatste Bivak" dat van tijd tot tijd rauw, gruwelijk, afgrijselijk van inhoud is met intense spanning in één ruk uit. Hier vólgt een vóorbêeld van Van Kampens suggestieve schrijf wijze: „Een groot vuur voor het huis brand de fel en achter dat vuur dansten papoea's. Ook dat beeld kende Reitsma maar nooit eerder maakten dansende papoea's zo'n indruk op hem als deze keer. En dat was begrijpelijk. Nooit eerder maakte Reitsma ook iets derge lijks mede. Er dansten een zestigtal papoea's, die zichtbaar in een verge vorderd trance-stadium verkeerden Hij zag het aan de onnatuurlijke glan zende ogen en aan de krampachtige, haast mechanische sprongen die ze maakten. Het was een dans, zoals hij die nog niet eerder had gezien, maar waarvan hij Wel de bedoeling ver moedde, Er werd gedanst op een ma- Een nieuw boek van Anihony van Kampen nier die deed denken aan de manier waarop struisvogels en casuarissen lopen, een beweging voorwaarts en een beweging achterwaarts. De vlam men wierpen schaduwen over de zwe tende lijven van de dansers die aan gestaard werden door een honderdtal andere mannen en jongens, rondom het vuur en voor het huis s gezeten. Vrouwen zag hij niet. Een bizar en zeldzaam tafereel, dat Reitsma minu tenlang in de ban hield. Hij keek naar de wïlddansende kerels en naar de wellust, de extase waarmee de ande ren, die niet-dansenden, hen gade sloegen. Hij zag de rose gloed op de strakke gezichten en hoorde hoe hun adem stotend uit de wijdgeopende monden kwam. Zo danste daar het oerwoud, in de modder van de door weekte aarde en in de helle vuurgloed van dat vuur, dat door naakte jongens werd onderhouden. „Iedere man droeg zijn attributen mee. Voor de ene danser was dat een snoer waaraan zich twee koppen be vonden, voor de andere een zonder ling instrument, waaraan vijf tot zes koppen hingen. Het was een onbe schrijfelijk luguber gezicht, deze zwaaiende, dansende, deinende kop pen, meedansend op het rhythme van de mannen, tegen elkaar klotsend, dof rammelend en krakend. „Er waren gerookte hoofden en er waren hoofden, die eerst kort geleden waren gesneld. Met de felgekleurde pitten nog fris in de oogholten. Op slechts enkele meters afstand stonden rekken. Aan die rekken hingen kop pen. Zij waren pas gesneld. „Er hing een smerige, walgelijke slank rond het vuur en bij de dans- plaats een stank van bloed, zweet en modder". Vooral -het eerste deel van „Het Laat ste Bivak" heeft ons bekoord om de prachtige manier, waarop het geschre ven is. Later wordt de beschrijving der mate fantastisch, dat men zich afvraagt: is dit alles wel mogelijk? En ten slotte verbreekt de schrijver zelf de eenheid van zijn werk, door aanhangsels, die ongetwijfeld wetenswaardig zijn en stilistische kwaliteiten niet ontberen, maar die compositorisch toch niet pas sen in het schema, waarnaar het eerste deel werd opgezet. Hetgeen intussen niet wil zeggen, dat Van Kampen niet een boek geschreven zou hebben, dat kwalitatief ver uit steekt boven veel en velerlei, dat in de ze najaarsdagen van de persen komt. Hij had zichzelf de uiterst zware taak gesteld, een boek te schrijven dat aan zou sluiten bij het prachtige „Jungle Pimpernel" en dat derhalve op zijn minst niet zwakker mocht zijn. Voor het overgrote deel is hij daarin geslaagd. „Het Laatste Bivak" is een uiterst spannende roman, geschreven in een, boeiende, levendige stijl. Een boek dat verhaalt van dingen, zo mysterieus, zo vreemd en wonderlijk, zo afschuwelijk- wreed en zo verheven schoon, dat men zich telkens weer moet realiseren dat dit alles werkelijk gebeurt. Gisteren, ge beurde het en vandaag. En morgen ge beurt het opnieuw. In dit wijde, barre, geheimzinnige land Nieuw Guinea, het land van bosgeesten en duivels, van woeste koppensnellers en van plichts getrouwe ambtenaren, van uitzonder lijke priesters en boven alle lof ver heven artsen en verpleegsters. Dit is een zeer bijzonder, een goed en een uiterst lezenswaardig boek. K. wgasa no. 1 Allemaal instappen Jongens en meisjes, „Het Boemeltje" staat voor. Iede re week gaan we met z'n allen een stukje rijden in dit gezellige treintje, een echt boemeltreintje dat overal stopt. Er zijn zóveel halten dat ons treintje haast wéér stilstaat voordat het goed en wel rijdt. Het stopt bij ver haaltjes, sprookjes, knutsel werkjes, tekeningen, prijs vragen, raadsels, allerlei we tenswaardigheden enz. enz. Wij hopen dat jullie iedere Zaterdag klaar staan om in te stappen en dat jullie veel plezier en veel gezellige uur tjes met ons Boemeltje zul len beleven. Ja, dat hopen wij van harte omdat het ook wel eens is voorgekomen dat iemand in zo'n boemeltreintje minder leuke dingen ondervond. Luister, dat verhaal zullen we jullie eens vertellen. Gerard was een jongen van twaalf jaar en woonde in een klein plaatsje. Op zekere dag kwam er een brief van Tante Ada waarin ze Gerard uitno digde om een week bij haar te komen logeren. Nu, dat was wel wat voor Gerard. Snel deed hij zijn tanden borstel, zijn kam en zijn pya- ma in een koffertje, trok zijn Zondagse pak aan en ging met Moeder naar het station. Het boemeltreintje stond al hijgend en puffend te wach ten en Gerard stapte in een geheel lege coupé. „Denk er om, jongen" sprak zijn moe der. „Bij de laatste halte moet je er uit en hier is nog wat voor onderweg als je dorst krijgt!" en met deze woorden kreeg Gerard een grote fles chocolade-melk in zijn handen geduwd. Toen deed de conducteur alle deu ren dicht, blies op zijn fluit je en langzaam trok het treintje weg. Een hele tijd zwaaide Gerard zijn moeder nog na en vervolgens ging hij zitten kijken naar al de bo men, koeien en boerderijen welke hij passeerde. De jongen zat zeker al 20 minu ten in de trein toen hij zich plots de fles chocolade-melk herinnerde. „Da's waar ook!" dacht hij. „Daar heb ik best zin in 1" en onmiddellijk trok hij de kurk van de fles en WIE WEET DE OPLOSSING? „Jan!" sprak de baas van de letterzetterij tot zijn leerling. „Jan, breng jij dit zetsel even naar de drukkerij!" „Ja, mijnheer" antwoordde Jan èn pakte voorzichtig de plak, met een touwtje aan elkaar gebonden, letters op en stom melde er mee naar boven. „Nou, da's zwaar!" zuchtte Jan terwijl hij probeerde met zijn elleboog de deur van de drukkerij open te krijgen, én toenschoot plots de deur open en tuimelde Jan met zetsel en al naar binnen. Naar alle kanten stoven de letters heen. Radeloos graai de Jan alles bij elkaar, bond er snel hét touwtje weer om, legde het zetsel óp tafel en rende weer weg. Natuur lijk zaten de létters niet meer óp de goede volgorde en toen 's avonds de krant uitkwam stond dit er itt: sella tgnalrev n'z djit koo la si re deops sflez nee diehginielk „taw ej teod, t'eod deog" Wie weet de oplossing Peter was heel erg onrustig, Want er zat een muis in huis, Loerde rond, liep op zijn tenen, Heel voorzichtig, geen gedruis. zette.de tuit aan zijn mond. Op dat zelfde moment stopte de trein echter met een ruk. De fles schoot uit Gerards mond en een hele scheut cho colade-melk viel op zijn Zon dagse broek. Radeloos schoot hij overeind. Wat moest hij doen? Hij kon zó toch niet bij tante Ada gaan logeren!! De trein begon alweer te rij den en de jongen bedacht zich niet lang. Hij was hele maal alleen en snel trok hij zijn broek uit, schoof het raampje open en liet het kle dingstuk naar buiten wappe ren om te drogen. Maar toen gebeurde het. Plotseling sloe gen de pijpen om een sein paal langs de spoorweg en met een ruk schoot de broek uit Gerards handen. De jon gen gaf een schreeuw maar er was niets meer aan te doen. Daar stond Gerard, zonder broek. Weinige ogenblikken later stopte de trein bij de laatste halte en toen tante Ada Ge rard uit de trein zag stappen moest ze zó verschrikkelijk lachen dat de tranen haar over de wangen rolden. Ge lukkig maar dat een spoor wegman de volgende dag Ge rards broek weer terug kwam brengen. Maar het kleine grijze muisje Zag de grote kat allang, Want ze keek met glinsteroogjes Door een gat in 't behang. Ik ga jou er tussen nemen-'" Dacht de muis, verdween heel vlug En was, geen minuutje later, Met de peperbus weer terug. Kwistig strooide Miep de muis, De inhoud voor haar hol in 't rond. Hele bergen sterke peper Lagen spoedig op de grond. Daar kwam weer de grote kater. Ja, hij rook die muis toch heus! „Piep!" riep 't muisje, „Zoek je mij soms7" En trok toen een lange neus. Dat had Peter nooit beleefd nog, Nee maar, dat was toch te erg! Woedend nam hij toen een sprong En.... landde in de peperberg. Peper in zijn neus en ogen, En 't kleine grijze muisje. Peper in zijn keel en oor. Had natuurlijk pret voor Niezen, kuchen, hoesten, proesten, Peter ging er snel van door. Zoals jullie kunnen zien. tiev Schuddebuikte van het lachen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1950 | | pagina 15