Limburgse kolen voor Velsens Hoogovens
Nachtelijke rit met een kolentrein
Pendelverkeer Staatsmijnen-
Beverwijk
t Klaas Slot
zege
trlinge turnwed-
en van Klim Op
srd in eigen home
iigeschakeld
Van vuur iot vuur
Naar Lutterade!
41 wagens, 31 remmen
Electrische locomotief
Ver van Hoogovens
verwijderd
„Naar huis, naar huis!"
Klokslag zes uur: A'dam
Des morgens kwart over
zes in 't Centraal Station
Stuivertje wisselen in
Uitgeest
Kolentip met draaitafel
en Zondag hadden de on-
[ymnastiekwedstrijden plaati
'mnastiekver. „Klim Op" in
gebouw aan de Holteweg.
•s gaven blijken van belang,
erwijl de wedstrijden dik-
spannend verloop hadden,
lieerde uitslagen zijn:
:e graad: 1. G. Broek 38
2e graad: 1. R. Ooievaar;
graad: 1. R. Poelsma; adspi-
s: 1. T. Zoon 39'A pt.: 2. T.
pt.; J. Bruins id.; T. Borst
Jruin 34% pt.; meisjes groep
eekman 40 pt.; meisjes groep
reeker 35 pt.; L. Sengers id.;
34 K> pt.; R. Ruiter id.; 5. T.
34 pt.; meisjes 1314 j. A:
ikman 41 pt.; 2. N. Broek
H. van Schie 38 pt.: 4. L.
37 pt.; meisjes 1314 j. B:
ps 37 y, p*„ 2. Bel Ooster-
2 pt.; meisjes 1012 j.: 1. R.
pt.; 2. M. Robert 39 pt.;
ert 39 pt.; 4. J. Kraakman
L Ham 37 pt.; meisjes 79
Wolvers 31 pt.; 2. T. Hot
E. Bol'en 29% pt.; 4. M.
pt.; 5. G. Hof 28 y pt.
IARKTBERICHTEN
AR, 25 Juni 1951. Veemarkt.
koeien 5501225; 110 nuch-
ren 3080; 9 vette schapen
10 varkens 1,841,90 per Kg.
DIJKER GROENTEN CENTR.
aardappelen: eerstelingen
doré 27.20, rode schotten
ie 21.1024.70; 140 kg toma-
imaten c 81; 800 stuks bloem-
1021, bloemkool b 8.80—
os wortelen 2223.
Llcmaria Victrix" in samen-
iet de VVV was georgani-
chien deed Slot er niet ver-
1 met nog 24 ronden van een
voor de boeg alleen weg te
Misschien had hij zijn stoat-
oging zien mislukken, indien
noten Rol, Belles en v. d.
eendrachtig het peloton in
gehouden hadden. Maar nu
eurde, was slot niet meer te
a. Nog vóór de Van Speyk-
eerste lichtbundel over de
lordzee wierp, kon de trotse
ar met een fraai bouquet
ïenigte rijden, die hem een
de hulde bracht,
srste zestien ronden van de
e leggen kilometers werd
eattaqueerd. Daan de Groot
dam was als favoriet gestart,
thans een veld tegenover
iet bij voorban capituleerde.
der nieuwelingen een po-
t werk om te ontsnappen,
bij onmiddellijk concurrenten
iel. Het moet Klaas Slot dan
3ud op het dak gevallen zijn
de zestiende ronde met een
ïmarrage ontvluchtte en 11a
tot de ontdekking kwam,
id met hem de vrijheid ver-
Klaas zette door. Met soe-
lslag, in keurig gelijkmatig
laide hij zijn ronden. In net
ton, dat steeds verder achter
'erden zijn stadgenoten Rol,
v. d. Sluis hun bijdrage tot
inning. Steeds was dit drietal
>rste gelederen te vinden,
edere achtervoleing verijdel-
tussen sleepte Slot versehil-
ïies in de wacht en vergroot-
tijgend enthousiasme van het
in voorsprong Met zichtbaar
ag men hoe de moedige
gaf om zijn stoutmoedig
rwezenlijken. Kort voor net
de course had de Alcmariaan
ronde genomen. In de laatste
m verloor hij weliswaar iets
oorsprong, doch het gat was
m Slot's zege in gevaar te
De overige ereplaatsen wer-
eindsprint verdeeld
ig was: 1. K Slot, Alkmaar;
Amsterdam; 3. D. de Groot,
4. A. J. van Bockel, Am-
Q. Dral, Oostzaan; 6. C.
Amsterdam; 7. C. Rol, Alk-
A. van Lachterop, Amster-
Buker, Amsterdam; 10. N.
Enkhuizen.
dagavond gespeelde demi.
de Rauch-beker heeft ons
de rust kunnen bekoren,
eerste half uur van deze
gaf HSV tegen OSV aar-
alhoewel de techniek van
klasser verre boven die van
ak. Het enthousiasme dat
ankelijk hier tegenover stel-
leide partijen in evenwicht
zelfs meermalen een kiein
'oor de thuisclub Enkele
momenten voor het OSV-
n met wat meer geluk een
voor de HSV ers kunnen
Toen het bij HSV niet luk-
3V het spel in handen Een
/wakke aanval van OSV
eerste goal toen de rechts-
houdbaar voor Apeldoorn
ien 5 min. later Kosters jr.
'g in te grijpen en Apel-
zijn doel werd gelokt, speel-
voor van OSV keurig over
heen ?n hp, was 02 waar-
ust aanbrak.
at e is HSV steed- de min
st en leek net vaak een
at en muis OSV oesch'kte
letere techniek en een gto-
uithoudingsvermogen. dat
twee doelpunten opleverde,
ndstand 04 werd.
f (Van onze speciale verslaggever)
We zouden boven deze reportage van het pendelverkeer tussen de Staats
mijnen in Zuid-Limburg en het gigantische bedrijf dat Hoogovens heet, met
vlammende letters willen zetten „Van Vuur tot Vuur". Want zo hebben we het
gezien. Als een beangstigende vuurklomp zagen we de witgloeiende cokes-
brokken b|j de mijn „Maurits" in Lutterade in de stalen bluswagens tuimelen,
waarna een locomotiefje deze laaiende massa tot onder de blustoren met zijn
Sprinkler-installatie reed. We zagen de nog nasissende brokken storten in de
diepe verzamelput, van waaruit ze weinige tijd later in de sterke greep van een
kraaninstallatie in de open wagons gesmeten werden, die het pendelverkeer
tussen Staatsmijnen en Hoogovens onderhouden, maakten vervolgens bun nach
telijke reis mee door bos en hel en het lage land van Holland, om ze ten slotte
weer als een laaiende gloed terug te vinden in de enorms smeltkroezen van het
Hoogovenbedrijf, waar ze laag om laag met ijzererts hun simpele taak te vol
brengen Kregen.
W/at een bedrijf! Wat een zorg! Wat
■v een regelmaat en nauwgezetheid!
Dagelijks snort in de vroege ochtend
die lange zwarte kolentrein voorbij de
Zaanstreek en van Uitgeest naar Be
verwijk. Het is altijd weer de laatste
étappe van een lange nachtelijke rit.
Wie lang3 de lijn woont, hij vcrelt en
hoort het, dat de kolentrein passeert.
Hij voelt het aan het trillen van de
bodem onder de zware last, die daar
over de lijn rolt. Hij hoort het aan het
donkere geluid, waarin eveneens de
zwaarte van die rollende last merk
baar is. En zo komt een krantenman
ertoe zö'n rit mee te maken. Een
prachtige zomerse nacht, waarin hij
de gelegenheid krijgt daar ergens op
de grens van het golvende Brabantse
en Limburgse land de aankondiging
van de nieuwe dag te beleven als een
lichtstreep aan de beboste Oostelijke
horizon, waarin donkere wolkenflar
den grillige schaduwen tekenen. Een
nacht ook, waarin hij onder Eindho
ven de zcrn een gulden gloed ziet wer
pen over het onvergelijkelijk schone
en rustige vennenland. Een nacht
Maar, och laten we bij het begin be
ginnen.
„WE WILLEN NAAR LUTTERADE",
zeiden we tegen een van die wakkere
spoormensen in Sittard, die welhaast
op de meter af weten, waar op een
bepaald tijdstip locomotiefnummer
zoveel, of treinstel dat en dat zich be
vindt.
„Zo, zo, wat stof sHkken", was zijn
wederwoord in dat genoegelijke, maar
soms zo akelig moeilijk verstaanbare
Limburgse dialect. En hij glimlachte
daarbij. Maar weinige ogenblikken
later zaten we dan toch maar achter
de hete kachel van een of andere
stoomloc., die juist van Sittard naar
de mijn Maurits in Lutterade werd
gedirigeerd.
Daar op dat enorme emplacement
hebben we wat onwennig en verbijs
terd rondgedrenteld. Men denize zich
in plotseling geplaatst te worden in
een wereld van allerhande onbekende
en niet direct zachtzinnigegeluiden.
Geluiden, waarvan men de oorsprong
niet thuis kan brengenen altijd maar
weer meent, dat ze naar U gericht zijn
Een spookachtige wereld in het sche
merduister van de vallende avond,
waarin men links de silhouet opmerkt
van een vuurspuwende batterij cokes
ovens, schuin achter U het wild sis
sende geluid hoort van het tot stoom
verdampte bluswater, dat als een bui
telende witte Wolk ergens hoog uit
HET ANDERE VUUR. Het gigan
tische Hoogovenbedrijf te Veisen,
dat zijn vleugels steeds verder uit
slaat en volgend jaar na het
gereed komen van de breedband-
walserij en blikfabriek aan
tienduizend man arbeid zal ver
schaffen.
een toren de lucht in vliegt, rechts
voor U en boven U het verbijsterende
gerommel van vallende stenen op
holle ijzerwanden, en daar tussen door
dan nog de geluiden van fluitende en
hijgende locomotieven, krakende spoor
wagons, en ik weet niet al Wat voor
lawaai nog meer.
Het duurt niet lang, of men heeft
in die wirwar enige regelmaat ont
dekt. En zó komt men dan ten slotte
met hulp van vriendelijke en hulp
vaardige mensen voor trein 7908 te
staan op spoor 2, waarmee men straks
de verre reis dwars door Nederland
zal hebben te maken. Wagenmeester
H. Kuypers komt ons opzij. Onderwijl
de glimmend koperen carbid-lamp
zwaaiend, controleert hij de trein. Hij
kijkt of de koppeling overal in orde
is, of er geen luchtslangen los zitten,
de handles op de luiken wel ver ge
noeg zijn doorgetrokken, en legt zo
nodig nog even de remmen op de wa
gons om op „Beladen".
„Fijne wagens", zegt hij. „Pracht
materiaal. Geen glij-assen meer, die
nog wel eens warm willen lopen. Alles
kogel-lagers". En dan tikt hij verdui
delijkend met het kleine hamertje-
aan-lange-steel, dat hem altijd verge
zelt, tegen de wielas onder de wagens.
„Zie zo, nu de remproef nog", zegt
hij wanneer we van voor naar ach
ter langs de trein gelopen zijn. „Maar
dan tooet eerst die loc. er voor staan.
Vijf atmosfeer druk staat er op de
remmen. Maar met een half atmos
feer moet'ie al aanslaan".
De stoomloc., die ons van Lutte
rade naar Sittard zal brengen, laat
niet lang meer op zich wachten. Even
min als conducteur M. G. Visser uit
Heerlen, die de trein in de achteraan-
hangende pakwagen naar Sittard zal
geleiden, en die de beladen wagens
vóór het vertrek telt en hun gewicht
noteert.
„Meester, we hebben 41 wagens en
31 remmen", rapporteert hij op zeker
ogenblik de machinist op de inmiddels
gearriveerde locomotief.
„Da's zeker wel genoeg, wel?"
„Zo is het", zegt de meester. „Dan
zal-ie vast niet door sullen".
„Meester" Jeursen verduidelijkt ons,
dat dat aantal remmen voor hem
eigenlijk het belangrijkst is. Als hij
niet aan een bepaald aantal remmen
op de trein toe zou komen, zou de rij
snelheid verlaagd moeten worden.
„Veiligheid vóór alles geldt bij ons
aan het Spoor", is zijn vertrouwen
wekkend commentaar.
En dan krijgen we de remproef.
Wagenmeester Kuypers staat al aan de
staart van de trein met zijn lamp te
zwaaien. Geel licht in horizontale rich
ting. De remmen slaan aan, zonder
uitzondering. In de pakwagen zien we
de drukmeter naar de rode streep bij
5 klimmen. Vijf atmosfeer druk
EN DAN KUNNEN WE ten slotte
uitrijden. „Trein klaar" heeft de wa
genmeester aan de machinist gemeld.
Kwart voor elf wijst ons horloge. De
seinlamp recht vooruit op het em
placement staat op veilig. Hijgend en
blazend zet de locomotief zich in be
weging. Er hangt „een beste vracht"
aan, dus het kost wat tijd om op toe
ren te komen. Het is een prachtige
zomeravond. De deur van het conduc-
teursverblijf in de pakwagen „in de
zegt de spoorman blijft open
staan. We turen door de opening
naar buiten, de avond in. In een wolk
van stof en vuil, die de blauwe avond
hemel over een groot vlak donker
kleurt, laten we Lutterade achter ons
liggen. Lutterade met dat zo manne
lijke mijnbedrijf, met zijn vuurspu
wende cokesovens. Sittard is gauw be
reikt. Het is maar een paar kilometer.
En daar gaan we wachten. Om kwart
over één in de nacht is daar het ver
trek bepaald. We hebben dus een paar
uur de tijd nog. Wat zoekt een mens
echter op zo'n tijdstip in Sittard? De
restaurateur, die op de laatste trein
van tien vóór twaalf uit Maastricht
wacht, begint de laatste sporen van
bezoek bedrijvig op te ruimen; de per
rons zijn verlaten, en hier en daar
worden lichten gedoofd. Alleen daar
rond het helverlichte opzichtershuisje
op het Zuideinde van het perron blijft
het bedrijvig. Op het grote emplace
ment staan lange slierten kolentreinen
als donkere silhouetten op de in het
maanlicht zilverig glimmende spoor
staven. Wagenmeesters en conduc
teurs dwalen er als wurmenzoekende
hengelaars tussen door, met hun hel-
der-stralende lampjes zoekend naar
ongerechtigheden of registrerend, wat
geregistreerd moet worden.
Tegen enen hebben we ons opnieuw
tussen de sporen gewaagd. Op spoor 3
stond onze pendeltrein met zijn
„Sluit D", waarin een blauwig lampje
flauw brandde, nog rustig op ons te
wachten. Struikelend en tastend wan
delden we over de
kiezels van het
emplacement n3ar
voren, waar op
een naastliggend
spoor Meester W.
H. Gomans uit
Maastricht en be
geleider J. C.
Kreugel uit de
zelfde stad met
hun massieve elec
trische locomotief
het sein stonden af
te wachten, dat ze
naar spoor drie
moesten over-
zwaaien, om hun
locomotief aan on
ze pendeltrein ge
koppeld te krijgen.
„Vooruit meester,
naar vijf", kwam
dat seintje plotse
ling uit donkere
diepte. Meester
Gomans kneep het
licht af in zijn ca
bine, haalde een
handle over, en sul-
de zijn loc. naar
de aangeduide plaats. „Ik moet zorgen
onder de draad te blijven", is zijn
commentaar bij deze rangeermanöeu-
vre. „Als er soms een wissel verkeerd
ligt, loop ik er uit, en den heb ik 'm er
nog niet weer in", raadselt hij turend
door de brede voorruit met de hand
aan de handle en de voet op de „dode-
hand".
De manoeuvre verloopt natuurlijk
vlot en in minder dan geen tijd staat
de locomotief dus voor onze trein.
De dienstdoend-schrijver-conducteur
A. Beringer uit Eindhoven komt weer
melden hoeveel wagens er zijn en hoe
veel remmen, de kleine remproef
wordt weer afgelegd, en dan heet het
in spoortaal „Karren maar". De loco
motief heeft er geen moeite mee.
Nauwelijks op gang, kan de machinist
zelfs een stroomafnemer naar beneden
halen. „Tot voorbij Susteren loopt-ie
zelfs stroomloos", had Meester Go
mans ons verteld. Dan loopt-ie de
helling af. Dan hoor je alleen nog
maar het ronken van de ventilatoren,
die voor de koeling zorgen. Die moe
ten tijdens de rit aanstaan. Achten
twintig jaar heb ik dienst gedaan op
stoomtractie. Sinds Mei 1949 sta ik op
de electrische locs. Ik zou er niet
meer van af willen, ofschoon ik in het
begin wel eens gedacht heb, dat ik er
nooit aan zou kunnen wennen. Maar
da's hard meegevallen.
„Wat voor snelheid rijden we, Mees
ter?"
We houden het op vijftig kilo
meter. Mooie treinen, die expresse-
treinen van de Hoogovens. Het zijn
z.g. voorrangstreinen, die zelfs som
mige goederentreinen voorbijlopen.
Die worden dan op een zijspoor gezet,
om ons te laten passeren. In Weert
zult U straks de eerste zien. Die is
voor me uit vertrokken, maar in
Weert moet-ie op me wachten. Dit
zijn z.g. contaettreinen.
Jnmiddels is het tijd voor vertrek ge
worden. We zoeken ons plaatsje op
bij conducteur Beringer, die nog wat
schrijfwerk heeft bij het fletse lamp
je. Wij turen de deur uit, en de nacht
in. Door een wat smoezelig raampje
kunnen we zijwaarts langs de trein
kijken, en van een verheven zitplaats
in het beperkte interieur zelfs vaag
over de deze keer met fijnkolen
gruizige vetkolen, waarvan de Hoog
ovens zelf weer cokes maken in soort
gelijke cokesbatterijen als bij de mij
nen geladen wagens. Zo, met uit
zicht over de wegschietende railbaan,
die ergens aan de einder in elkaar
vloeit, is het of we onder een ere
poort doorrijden.
Er wordt weinig gesproken in onze
cabine. Voor Roermond rekent de
conducteur, dat we even wachten
moeten, op een onveilig sein. Maar
nee, de trein snelt voort langs het nog
volop verlichte perron. „Precies op
tijd, 1 uur 45", mompelt de conduc
teur. „Hij moest '47 doorkomen, maar
hij was twee minuten vóór tijd ver
trokken uit Sittard". Rechts achter
ons staat een fabriek. Het gebouw is
helverlicht. „Een papierfabriek'
HET ENE VUUR. De staatsmijn
,JMauritsf' te Lutterade welker
cokesovenbatterijen de onmisbare
brandstof leveren voor de hoog
ovens.
brengt de conducteur ons op bekend
terrein. „Aanstonds buigen we naar
het Westen af en gaan we de spoor
brug bij Beugenum over de Maas."
Kwart over twee passeren we Weert,
trekken de Zuid-Willemsvaart over en
zien links weer een helverlichte fa
briek. Een meelfabriek. En zo gaat
het maar door.
REEDS KONDIGT zich ver achter
ons aan de horizon in een flauw licht
de komende dageraad aan. Een snel na
derende dag zelfs. En wij snellen maar
door. „Naar huis, naar huis, naar huis",
betikkelen de wielen in slepende ca
dans de rails. En dan plotseling knar
sen de remmen van onze D. lawaaiïerig
op de wielen. Eindhoven. 2.45 uur. Op
het tweede spoor stopt de trein. We
hebben even tijd, om onze benen te
strekken. Conducteur Beringer geeft
zijn dienst over aan conducteur M. Hop
uit Amsterdam, die met een groeps-
trein met stukgoederen no. 4588
naar Eindhoven was gekomen, en onze
trein nu weer tot Amsterdam zal ver
der geleiden. Ook Meester Gomans en
zijn assistent geven hun dienst aan een
collega over. Ergens in een wachtlo
kaal drinken we koude thee - koud,
omdat we er om half twee niet waren,
en om vier uur niet zouden zijn - en
dan zoeken we ons plaatsje maar weer
op, omdat onze bemanning alweer
reisvaardig is.
Best hebben we die nacht nog aan
ons voorbij zien trekken, maar van Best
tot Culemborg is ons het vele schoons
van deze morgen glansrijk ontgaan.
Gewikkeld in de warme duffel van on
ze conducteur hebben we de tijd ge
dood met een hazeslaapje, waaruit we
eerst ontwaakten, laten we zeggen door
de veranderde cadans der wielen, die
over enige spoorbruggen onzer grote
rivieren rammelden. Het leek ons, dat
dit gedeelte van de lange reis buiten
gewoon vlot verlopen was
Maar zo was het ook tot onder Am
sterdam. In Utrecht rook de machinist
slechts aan de paal, zo vlot wisselde
„Onveilig" naar „Veilig" en in Abcou
de, waar we op een uur wachten reken-
ken, zag treindienstleider Van Houten
kans om ons zelfs twintig minuten
winst te geven.
Klokslag zes uur verlieten we daar
weer het doodlopende stukje midden-
spoor, dat Amsterdam zo dringend no
dig heeft, om uit de wirwar van goe
derentreinen te raken. „Voorheen wer
den we eerst wel naar de Watergraafs
meer gedirigeerd", vertelde ons de con
ducteur. Maar tegenwoordig wachten
we hier in Abcoude. De Water
graafsmeer is een van de twee grote
rangeerterreinen van Amsterdam".
Aan het C.S. in Amsterdam, waar we
omstreeks half zeven arriveerden, was
al heel wat meer bedrijvigheid op dit
vroege uur dan we in andere plaatsen
hadden ontmoet. Geen grotere bedrijvig
heid dan elders van de spoormannen.
Maar alleen grotere bedrijvigheid, om
dat de stad alweer ontwaakt was, en
treinen met vroege werklieden alweer
af- en aanreden.
Betrekkelijk kort duurde hier het
oponthoud, al verspeelden we hier dan
weer het „tijdsvoordeeltje", dat Abcou
de ons had kunnen opleveren. Vlot werd
de electrische locomotief aan het C.S.
vervangen door een stoomlocomotief,
die deze keer het laatste deel van de
reis zou overnemen. Waarom" Och, Am
sterdam weet wel weg met het mate
riaal. De electrische zal wel ergens an
ders een karweitje op te knappen ge
inregen hebben. Rusteloos. En precies
op tijd.
In het Amsterdamse C.S. puft
Hoogovens' kolentrein even uit van
de verre tocht vanuit Lutterade.
Nog enkele uren en het gigan
tische bedrijf aan de boorden van
het Noordzeekanaal zal zijn
bereikt.
UITGEEST GAF NOG weer opont
houd. Bijna een uur. Daar moest kop
gemaakt worden. Dat wil zeggen, dat
de locomotief van plaats moet verwis
selen en de bagagewagen, die altijd als
een sluitstuk aan de trein moet blijven
hangen. De lijn UitgeestBeverwijk
ligt n.i. in de koers van Uitgeest-
Amsterdam. Zou er geen verwisseling
plaats vinden, dan zou de locomotief
de trein dus het laatste eind moeten
opduwen. Dat doet men niet. Er wordt
stuivertje gewisseld. De locomotief
gaat naar achter, en de bagagewagen
naar voren. Of, zoals deze morgen, er
wordt op de plaats van de verdwenen
locomotief een andere, overschietende
bagagewagen gezet.
Maar is dat alles gebeurd, dan is het
laatste eindje naar Beverwijk en het
Hoogoventerrein maar een sprongetje.
Zeker, het gaat langzaam. Uiterst be
dachtzaam zelfs. Maar men komt er.
Op het Hoogoventerrein neemt een
hoogovenlocomotief het vrachtje over.
Het is maar een hakkepuffertje van
een locomotief. Een ding, dat er veel te
zwaar aan moet sjorren. Veel te zwaar
zelfs aan dc helft van de trein. Wan
neer we op het locomotiefje staan, die
de eerste twintig wagens naar binnen
brengt, zijn we bang dat 't ding uit de
rails zal springen. Alles schudt en tx-ilt
er aan, en nog krijgt-ie z'n vrachtje
maar moeilijk van de plaats.
joinder dan een uur later zien we de
fijnkolen van onze trein, met zoveel
zorg hier naar toe gesleept, al verdwij
nen in de buik van die bedrijfsgedeel-
ten op het Hoogoventerrein. Met ver
eende kracht wordt wagon na wagon
geplaatst op een verraderlijk stuk
rails. De mannen spreken over een
kolentip met een draaitafel. Een on-
zi ihtbare kracht tilt de zes-en-dertig
ton 25 ton fijnkolen en 11 ton van
de wagen om 't maar eens populair
te zeggen, met de voorbenen omhoog.
Steeds meer komt de wagen over zijn
lengte-as te hellen, tot-ie bijna lood
recht omhoog staat en de hele lading in
minder dan een minuut naar beneden
ploft, door een rooster zakt op een
draaiende schijf, en dan met 'n jacobs-
ladder weggevoerd wordt.
Het was een uiterst prettige gedachte
voor ons te weten, dat dit zwarte stof
hier verwerkt zou worden tot cokes,
maar alvorens cokes te zijn nog juist de
tijd had om het lichtgas te geven voor
de bereiding van onze warme pot, die
we na een bijna zes-cn-dertig-urige
„schicht" toch zeker wei verdiend
hadden.
A - A. A A