Limburgse kolen voor Velsens Hoogovens Nachtelijke rit met een kolentrein Pendelverkeer Staatsmijnen- Beverwijk t Klaas Slot zege trlinge turnwed- en van Klim Op srd in eigen home iigeschakeld Van vuur iot vuur Naar Lutterade! 41 wagens, 31 remmen Electrische locomotief Ver van Hoogovens verwijderd „Naar huis, naar huis!" Klokslag zes uur: A'dam Des morgens kwart over zes in 't Centraal Station Stuivertje wisselen in Uitgeest Kolentip met draaitafel en Zondag hadden de on- [ymnastiekwedstrijden plaati 'mnastiekver. „Klim Op" in gebouw aan de Holteweg. •s gaven blijken van belang, erwijl de wedstrijden dik- spannend verloop hadden, lieerde uitslagen zijn: :e graad: 1. G. Broek 38 2e graad: 1. R. Ooievaar; graad: 1. R. Poelsma; adspi- s: 1. T. Zoon 39'A pt.: 2. T. pt.; J. Bruins id.; T. Borst Jruin 34% pt.; meisjes groep eekman 40 pt.; meisjes groep reeker 35 pt.; L. Sengers id.; 34 K> pt.; R. Ruiter id.; 5. T. 34 pt.; meisjes 1314 j. A: ikman 41 pt.; 2. N. Broek H. van Schie 38 pt.: 4. L. 37 pt.; meisjes 1314 j. B: ps 37 y, p*„ 2. Bel Ooster- 2 pt.; meisjes 1012 j.: 1. R. pt.; 2. M. Robert 39 pt.; ert 39 pt.; 4. J. Kraakman L Ham 37 pt.; meisjes 79 Wolvers 31 pt.; 2. T. Hot E. Bol'en 29% pt.; 4. M. pt.; 5. G. Hof 28 y pt. IARKTBERICHTEN AR, 25 Juni 1951. Veemarkt. koeien 5501225; 110 nuch- ren 3080; 9 vette schapen 10 varkens 1,841,90 per Kg. DIJKER GROENTEN CENTR. aardappelen: eerstelingen doré 27.20, rode schotten ie 21.1024.70; 140 kg toma- imaten c 81; 800 stuks bloem- 1021, bloemkool b 8.80— os wortelen 2223. Llcmaria Victrix" in samen- iet de VVV was georgani- chien deed Slot er niet ver- 1 met nog 24 ronden van een voor de boeg alleen weg te Misschien had hij zijn stoat- oging zien mislukken, indien noten Rol, Belles en v. d. eendrachtig het peloton in gehouden hadden. Maar nu eurde, was slot niet meer te a. Nog vóór de Van Speyk- eerste lichtbundel over de lordzee wierp, kon de trotse ar met een fraai bouquet ïenigte rijden, die hem een de hulde bracht, srste zestien ronden van de e leggen kilometers werd eattaqueerd. Daan de Groot dam was als favoriet gestart, thans een veld tegenover iet bij voorban capituleerde. der nieuwelingen een po- t werk om te ontsnappen, bij onmiddellijk concurrenten iel. Het moet Klaas Slot dan 3ud op het dak gevallen zijn de zestiende ronde met een ïmarrage ontvluchtte en 11a tot de ontdekking kwam, id met hem de vrijheid ver- Klaas zette door. Met soe- lslag, in keurig gelijkmatig laide hij zijn ronden. In net ton, dat steeds verder achter 'erden zijn stadgenoten Rol, v. d. Sluis hun bijdrage tot inning. Steeds was dit drietal >rste gelederen te vinden, edere achtervoleing verijdel- tussen sleepte Slot versehil- ïies in de wacht en vergroot- tijgend enthousiasme van het in voorsprong Met zichtbaar ag men hoe de moedige gaf om zijn stoutmoedig rwezenlijken. Kort voor net de course had de Alcmariaan ronde genomen. In de laatste m verloor hij weliswaar iets oorsprong, doch het gat was m Slot's zege in gevaar te De overige ereplaatsen wer- eindsprint verdeeld ig was: 1. K Slot, Alkmaar; Amsterdam; 3. D. de Groot, 4. A. J. van Bockel, Am- Q. Dral, Oostzaan; 6. C. Amsterdam; 7. C. Rol, Alk- A. van Lachterop, Amster- Buker, Amsterdam; 10. N. Enkhuizen. dagavond gespeelde demi. de Rauch-beker heeft ons de rust kunnen bekoren, eerste half uur van deze gaf HSV tegen OSV aar- alhoewel de techniek van klasser verre boven die van ak. Het enthousiasme dat ankelijk hier tegenover stel- leide partijen in evenwicht zelfs meermalen een kiein 'oor de thuisclub Enkele momenten voor het OSV- n met wat meer geluk een voor de HSV ers kunnen Toen het bij HSV niet luk- 3V het spel in handen Een /wakke aanval van OSV eerste goal toen de rechts- houdbaar voor Apeldoorn ien 5 min. later Kosters jr. 'g in te grijpen en Apel- zijn doel werd gelokt, speel- voor van OSV keurig over heen ?n hp, was 02 waar- ust aanbrak. at e is HSV steed- de min st en leek net vaak een at en muis OSV oesch'kte letere techniek en een gto- uithoudingsvermogen. dat twee doelpunten opleverde, ndstand 04 werd. f (Van onze speciale verslaggever) We zouden boven deze reportage van het pendelverkeer tussen de Staats mijnen in Zuid-Limburg en het gigantische bedrijf dat Hoogovens heet, met vlammende letters willen zetten „Van Vuur tot Vuur". Want zo hebben we het gezien. Als een beangstigende vuurklomp zagen we de witgloeiende cokes- brokken b|j de mijn „Maurits" in Lutterade in de stalen bluswagens tuimelen, waarna een locomotiefje deze laaiende massa tot onder de blustoren met zijn Sprinkler-installatie reed. We zagen de nog nasissende brokken storten in de diepe verzamelput, van waaruit ze weinige tijd later in de sterke greep van een kraaninstallatie in de open wagons gesmeten werden, die het pendelverkeer tussen Staatsmijnen en Hoogovens onderhouden, maakten vervolgens bun nach telijke reis mee door bos en hel en het lage land van Holland, om ze ten slotte weer als een laaiende gloed terug te vinden in de enorms smeltkroezen van het Hoogovenbedrijf, waar ze laag om laag met ijzererts hun simpele taak te vol brengen Kregen. W/at een bedrijf! Wat een zorg! Wat ■v een regelmaat en nauwgezetheid! Dagelijks snort in de vroege ochtend die lange zwarte kolentrein voorbij de Zaanstreek en van Uitgeest naar Be verwijk. Het is altijd weer de laatste étappe van een lange nachtelijke rit. Wie lang3 de lijn woont, hij vcrelt en hoort het, dat de kolentrein passeert. Hij voelt het aan het trillen van de bodem onder de zware last, die daar over de lijn rolt. Hij hoort het aan het donkere geluid, waarin eveneens de zwaarte van die rollende last merk baar is. En zo komt een krantenman ertoe zö'n rit mee te maken. Een prachtige zomerse nacht, waarin hij de gelegenheid krijgt daar ergens op de grens van het golvende Brabantse en Limburgse land de aankondiging van de nieuwe dag te beleven als een lichtstreep aan de beboste Oostelijke horizon, waarin donkere wolkenflar den grillige schaduwen tekenen. Een nacht ook, waarin hij onder Eindho ven de zcrn een gulden gloed ziet wer pen over het onvergelijkelijk schone en rustige vennenland. Een nacht Maar, och laten we bij het begin be ginnen. „WE WILLEN NAAR LUTTERADE", zeiden we tegen een van die wakkere spoormensen in Sittard, die welhaast op de meter af weten, waar op een bepaald tijdstip locomotiefnummer zoveel, of treinstel dat en dat zich be vindt. „Zo, zo, wat stof sHkken", was zijn wederwoord in dat genoegelijke, maar soms zo akelig moeilijk verstaanbare Limburgse dialect. En hij glimlachte daarbij. Maar weinige ogenblikken later zaten we dan toch maar achter de hete kachel van een of andere stoomloc., die juist van Sittard naar de mijn Maurits in Lutterade werd gedirigeerd. Daar op dat enorme emplacement hebben we wat onwennig en verbijs terd rondgedrenteld. Men denize zich in plotseling geplaatst te worden in een wereld van allerhande onbekende en niet direct zachtzinnigegeluiden. Geluiden, waarvan men de oorsprong niet thuis kan brengenen altijd maar weer meent, dat ze naar U gericht zijn Een spookachtige wereld in het sche merduister van de vallende avond, waarin men links de silhouet opmerkt van een vuurspuwende batterij cokes ovens, schuin achter U het wild sis sende geluid hoort van het tot stoom verdampte bluswater, dat als een bui telende witte Wolk ergens hoog uit HET ANDERE VUUR. Het gigan tische Hoogovenbedrijf te Veisen, dat zijn vleugels steeds verder uit slaat en volgend jaar na het gereed komen van de breedband- walserij en blikfabriek aan tienduizend man arbeid zal ver schaffen. een toren de lucht in vliegt, rechts voor U en boven U het verbijsterende gerommel van vallende stenen op holle ijzerwanden, en daar tussen door dan nog de geluiden van fluitende en hijgende locomotieven, krakende spoor wagons, en ik weet niet al Wat voor lawaai nog meer. Het duurt niet lang, of men heeft in die wirwar enige regelmaat ont dekt. En zó komt men dan ten slotte met hulp van vriendelijke en hulp vaardige mensen voor trein 7908 te staan op spoor 2, waarmee men straks de verre reis dwars door Nederland zal hebben te maken. Wagenmeester H. Kuypers komt ons opzij. Onderwijl de glimmend koperen carbid-lamp zwaaiend, controleert hij de trein. Hij kijkt of de koppeling overal in orde is, of er geen luchtslangen los zitten, de handles op de luiken wel ver ge noeg zijn doorgetrokken, en legt zo nodig nog even de remmen op de wa gons om op „Beladen". „Fijne wagens", zegt hij. „Pracht materiaal. Geen glij-assen meer, die nog wel eens warm willen lopen. Alles kogel-lagers". En dan tikt hij verdui delijkend met het kleine hamertje- aan-lange-steel, dat hem altijd verge zelt, tegen de wielas onder de wagens. „Zie zo, nu de remproef nog", zegt hij wanneer we van voor naar ach ter langs de trein gelopen zijn. „Maar dan tooet eerst die loc. er voor staan. Vijf atmosfeer druk staat er op de remmen. Maar met een half atmos feer moet'ie al aanslaan". De stoomloc., die ons van Lutte rade naar Sittard zal brengen, laat niet lang meer op zich wachten. Even min als conducteur M. G. Visser uit Heerlen, die de trein in de achteraan- hangende pakwagen naar Sittard zal geleiden, en die de beladen wagens vóór het vertrek telt en hun gewicht noteert. „Meester, we hebben 41 wagens en 31 remmen", rapporteert hij op zeker ogenblik de machinist op de inmiddels gearriveerde locomotief. „Da's zeker wel genoeg, wel?" „Zo is het", zegt de meester. „Dan zal-ie vast niet door sullen". „Meester" Jeursen verduidelijkt ons, dat dat aantal remmen voor hem eigenlijk het belangrijkst is. Als hij niet aan een bepaald aantal remmen op de trein toe zou komen, zou de rij snelheid verlaagd moeten worden. „Veiligheid vóór alles geldt bij ons aan het Spoor", is zijn vertrouwen wekkend commentaar. En dan krijgen we de remproef. Wagenmeester Kuypers staat al aan de staart van de trein met zijn lamp te zwaaien. Geel licht in horizontale rich ting. De remmen slaan aan, zonder uitzondering. In de pakwagen zien we de drukmeter naar de rode streep bij 5 klimmen. Vijf atmosfeer druk EN DAN KUNNEN WE ten slotte uitrijden. „Trein klaar" heeft de wa genmeester aan de machinist gemeld. Kwart voor elf wijst ons horloge. De seinlamp recht vooruit op het em placement staat op veilig. Hijgend en blazend zet de locomotief zich in be weging. Er hangt „een beste vracht" aan, dus het kost wat tijd om op toe ren te komen. Het is een prachtige zomeravond. De deur van het conduc- teursverblijf in de pakwagen „in de zegt de spoorman blijft open staan. We turen door de opening naar buiten, de avond in. In een wolk van stof en vuil, die de blauwe avond hemel over een groot vlak donker kleurt, laten we Lutterade achter ons liggen. Lutterade met dat zo manne lijke mijnbedrijf, met zijn vuurspu wende cokesovens. Sittard is gauw be reikt. Het is maar een paar kilometer. En daar gaan we wachten. Om kwart over één in de nacht is daar het ver trek bepaald. We hebben dus een paar uur de tijd nog. Wat zoekt een mens echter op zo'n tijdstip in Sittard? De restaurateur, die op de laatste trein van tien vóór twaalf uit Maastricht wacht, begint de laatste sporen van bezoek bedrijvig op te ruimen; de per rons zijn verlaten, en hier en daar worden lichten gedoofd. Alleen daar rond het helverlichte opzichtershuisje op het Zuideinde van het perron blijft het bedrijvig. Op het grote emplace ment staan lange slierten kolentreinen als donkere silhouetten op de in het maanlicht zilverig glimmende spoor staven. Wagenmeesters en conduc teurs dwalen er als wurmenzoekende hengelaars tussen door, met hun hel- der-stralende lampjes zoekend naar ongerechtigheden of registrerend, wat geregistreerd moet worden. Tegen enen hebben we ons opnieuw tussen de sporen gewaagd. Op spoor 3 stond onze pendeltrein met zijn „Sluit D", waarin een blauwig lampje flauw brandde, nog rustig op ons te wachten. Struikelend en tastend wan delden we over de kiezels van het emplacement n3ar voren, waar op een naastliggend spoor Meester W. H. Gomans uit Maastricht en be geleider J. C. Kreugel uit de zelfde stad met hun massieve elec trische locomotief het sein stonden af te wachten, dat ze naar spoor drie moesten over- zwaaien, om hun locomotief aan on ze pendeltrein ge koppeld te krijgen. „Vooruit meester, naar vijf", kwam dat seintje plotse ling uit donkere diepte. Meester Gomans kneep het licht af in zijn ca bine, haalde een handle over, en sul- de zijn loc. naar de aangeduide plaats. „Ik moet zorgen onder de draad te blijven", is zijn commentaar bij deze rangeermanöeu- vre. „Als er soms een wissel verkeerd ligt, loop ik er uit, en den heb ik 'm er nog niet weer in", raadselt hij turend door de brede voorruit met de hand aan de handle en de voet op de „dode- hand". De manoeuvre verloopt natuurlijk vlot en in minder dan geen tijd staat de locomotief dus voor onze trein. De dienstdoend-schrijver-conducteur A. Beringer uit Eindhoven komt weer melden hoeveel wagens er zijn en hoe veel remmen, de kleine remproef wordt weer afgelegd, en dan heet het in spoortaal „Karren maar". De loco motief heeft er geen moeite mee. Nauwelijks op gang, kan de machinist zelfs een stroomafnemer naar beneden halen. „Tot voorbij Susteren loopt-ie zelfs stroomloos", had Meester Go mans ons verteld. Dan loopt-ie de helling af. Dan hoor je alleen nog maar het ronken van de ventilatoren, die voor de koeling zorgen. Die moe ten tijdens de rit aanstaan. Achten twintig jaar heb ik dienst gedaan op stoomtractie. Sinds Mei 1949 sta ik op de electrische locs. Ik zou er niet meer van af willen, ofschoon ik in het begin wel eens gedacht heb, dat ik er nooit aan zou kunnen wennen. Maar da's hard meegevallen. „Wat voor snelheid rijden we, Mees ter?" We houden het op vijftig kilo meter. Mooie treinen, die expresse- treinen van de Hoogovens. Het zijn z.g. voorrangstreinen, die zelfs som mige goederentreinen voorbijlopen. Die worden dan op een zijspoor gezet, om ons te laten passeren. In Weert zult U straks de eerste zien. Die is voor me uit vertrokken, maar in Weert moet-ie op me wachten. Dit zijn z.g. contaettreinen. Jnmiddels is het tijd voor vertrek ge worden. We zoeken ons plaatsje op bij conducteur Beringer, die nog wat schrijfwerk heeft bij het fletse lamp je. Wij turen de deur uit, en de nacht in. Door een wat smoezelig raampje kunnen we zijwaarts langs de trein kijken, en van een verheven zitplaats in het beperkte interieur zelfs vaag over de deze keer met fijnkolen gruizige vetkolen, waarvan de Hoog ovens zelf weer cokes maken in soort gelijke cokesbatterijen als bij de mij nen geladen wagens. Zo, met uit zicht over de wegschietende railbaan, die ergens aan de einder in elkaar vloeit, is het of we onder een ere poort doorrijden. Er wordt weinig gesproken in onze cabine. Voor Roermond rekent de conducteur, dat we even wachten moeten, op een onveilig sein. Maar nee, de trein snelt voort langs het nog volop verlichte perron. „Precies op tijd, 1 uur 45", mompelt de conduc teur. „Hij moest '47 doorkomen, maar hij was twee minuten vóór tijd ver trokken uit Sittard". Rechts achter ons staat een fabriek. Het gebouw is helverlicht. „Een papierfabriek' HET ENE VUUR. De staatsmijn ,JMauritsf' te Lutterade welker cokesovenbatterijen de onmisbare brandstof leveren voor de hoog ovens. brengt de conducteur ons op bekend terrein. „Aanstonds buigen we naar het Westen af en gaan we de spoor brug bij Beugenum over de Maas." Kwart over twee passeren we Weert, trekken de Zuid-Willemsvaart over en zien links weer een helverlichte fa briek. Een meelfabriek. En zo gaat het maar door. REEDS KONDIGT zich ver achter ons aan de horizon in een flauw licht de komende dageraad aan. Een snel na derende dag zelfs. En wij snellen maar door. „Naar huis, naar huis, naar huis", betikkelen de wielen in slepende ca dans de rails. En dan plotseling knar sen de remmen van onze D. lawaaiïerig op de wielen. Eindhoven. 2.45 uur. Op het tweede spoor stopt de trein. We hebben even tijd, om onze benen te strekken. Conducteur Beringer geeft zijn dienst over aan conducteur M. Hop uit Amsterdam, die met een groeps- trein met stukgoederen no. 4588 naar Eindhoven was gekomen, en onze trein nu weer tot Amsterdam zal ver der geleiden. Ook Meester Gomans en zijn assistent geven hun dienst aan een collega over. Ergens in een wachtlo kaal drinken we koude thee - koud, omdat we er om half twee niet waren, en om vier uur niet zouden zijn - en dan zoeken we ons plaatsje maar weer op, omdat onze bemanning alweer reisvaardig is. Best hebben we die nacht nog aan ons voorbij zien trekken, maar van Best tot Culemborg is ons het vele schoons van deze morgen glansrijk ontgaan. Gewikkeld in de warme duffel van on ze conducteur hebben we de tijd ge dood met een hazeslaapje, waaruit we eerst ontwaakten, laten we zeggen door de veranderde cadans der wielen, die over enige spoorbruggen onzer grote rivieren rammelden. Het leek ons, dat dit gedeelte van de lange reis buiten gewoon vlot verlopen was Maar zo was het ook tot onder Am sterdam. In Utrecht rook de machinist slechts aan de paal, zo vlot wisselde „Onveilig" naar „Veilig" en in Abcou de, waar we op een uur wachten reken- ken, zag treindienstleider Van Houten kans om ons zelfs twintig minuten winst te geven. Klokslag zes uur verlieten we daar weer het doodlopende stukje midden- spoor, dat Amsterdam zo dringend no dig heeft, om uit de wirwar van goe derentreinen te raken. „Voorheen wer den we eerst wel naar de Watergraafs meer gedirigeerd", vertelde ons de con ducteur. Maar tegenwoordig wachten we hier in Abcoude. De Water graafsmeer is een van de twee grote rangeerterreinen van Amsterdam". Aan het C.S. in Amsterdam, waar we omstreeks half zeven arriveerden, was al heel wat meer bedrijvigheid op dit vroege uur dan we in andere plaatsen hadden ontmoet. Geen grotere bedrijvig heid dan elders van de spoormannen. Maar alleen grotere bedrijvigheid, om dat de stad alweer ontwaakt was, en treinen met vroege werklieden alweer af- en aanreden. Betrekkelijk kort duurde hier het oponthoud, al verspeelden we hier dan weer het „tijdsvoordeeltje", dat Abcou de ons had kunnen opleveren. Vlot werd de electrische locomotief aan het C.S. vervangen door een stoomlocomotief, die deze keer het laatste deel van de reis zou overnemen. Waarom" Och, Am sterdam weet wel weg met het mate riaal. De electrische zal wel ergens an ders een karweitje op te knappen ge inregen hebben. Rusteloos. En precies op tijd. In het Amsterdamse C.S. puft Hoogovens' kolentrein even uit van de verre tocht vanuit Lutterade. Nog enkele uren en het gigan tische bedrijf aan de boorden van het Noordzeekanaal zal zijn bereikt. UITGEEST GAF NOG weer opont houd. Bijna een uur. Daar moest kop gemaakt worden. Dat wil zeggen, dat de locomotief van plaats moet verwis selen en de bagagewagen, die altijd als een sluitstuk aan de trein moet blijven hangen. De lijn UitgeestBeverwijk ligt n.i. in de koers van Uitgeest- Amsterdam. Zou er geen verwisseling plaats vinden, dan zou de locomotief de trein dus het laatste eind moeten opduwen. Dat doet men niet. Er wordt stuivertje gewisseld. De locomotief gaat naar achter, en de bagagewagen naar voren. Of, zoals deze morgen, er wordt op de plaats van de verdwenen locomotief een andere, overschietende bagagewagen gezet. Maar is dat alles gebeurd, dan is het laatste eindje naar Beverwijk en het Hoogoventerrein maar een sprongetje. Zeker, het gaat langzaam. Uiterst be dachtzaam zelfs. Maar men komt er. Op het Hoogoventerrein neemt een hoogovenlocomotief het vrachtje over. Het is maar een hakkepuffertje van een locomotief. Een ding, dat er veel te zwaar aan moet sjorren. Veel te zwaar zelfs aan dc helft van de trein. Wan neer we op het locomotiefje staan, die de eerste twintig wagens naar binnen brengt, zijn we bang dat 't ding uit de rails zal springen. Alles schudt en tx-ilt er aan, en nog krijgt-ie z'n vrachtje maar moeilijk van de plaats. joinder dan een uur later zien we de fijnkolen van onze trein, met zoveel zorg hier naar toe gesleept, al verdwij nen in de buik van die bedrijfsgedeel- ten op het Hoogoventerrein. Met ver eende kracht wordt wagon na wagon geplaatst op een verraderlijk stuk rails. De mannen spreken over een kolentip met een draaitafel. Een on- zi ihtbare kracht tilt de zes-en-dertig ton 25 ton fijnkolen en 11 ton van de wagen om 't maar eens populair te zeggen, met de voorbenen omhoog. Steeds meer komt de wagen over zijn lengte-as te hellen, tot-ie bijna lood recht omhoog staat en de hele lading in minder dan een minuut naar beneden ploft, door een rooster zakt op een draaiende schijf, en dan met 'n jacobs- ladder weggevoerd wordt. Het was een uiterst prettige gedachte voor ons te weten, dat dit zwarte stof hier verwerkt zou worden tot cokes, maar alvorens cokes te zijn nog juist de tijd had om het lichtgas te geven voor de bereiding van onze warme pot, die we na een bijna zes-cn-dertig-urige „schicht" toch zeker wei verdiend hadden. A - A. A A

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 3