Lot van adspirant-ambtenaren in
Amerika hangt af van dobbelstenen
Nederland heeft over dertig jaar
aanzienlijk mannenoverschot
een
De promotie
AMSTERDAMS PODIUM
Het Bruidspaar en de Ambtenaar
Lof der Nafuur
EEN BEWIJS VAN INTELLIGENTIE
Test bleek voor velen te zwaar
„Proef is waardeloos",
zeggen deskundigen
toen-
OP HET MATJE
Duister geval
GHEDENCKKLANCK
öndtï, de £ui$e£, o-ft
de. Yi.Z.
t
Bevolking in 1980: 13 millioen zielen
Goed vooruitzicht voor de vrouwen
Aantal ouden van dagen
zal toenemen
ZATERDAG 14 JULI 1951
(Van onze correspondent te New-York)
rR is, in de Amerikaanse onderwijswereld èn in de officiële ambtenarij, ruzie
over de vijf dobbelsteentjes, die hierboven staan afgebeeld. Geheel afgezien
nog van het feit, dat er groepen van de bevolking zijn, voor wie dobbelen
identiek is met de duivel, zijn er kreten opgegaan van onderwijsdeskundigen
die de overheids-examinators ervan beschuldigd hebben, dat de dobbelsteentjes,
waarmee over de carrière van ambtenaren-in-spé wordt beslist, „vals" zijn en
dat de candidaten geen eerlijke kans maken. Ten bewijze hebben zü aangevoerd,
dat van de ruim 14000 candidaten, die de dobbelsteen-proef moesten afleggen
er slechts800 slaagden of iets meer dan, 5 procent. Dit is een ideale gele
genheid voor u, lezer, om na te gaan of u in aanmerking zoudt komen voor een
Amerikaanse overheidsfunctie. Waar het in deze proef om gaat is één van de
vier steentjes aan te wijzen (A, B, C of D) dat de oorspronkelijke steen, links,
zou kunnen voorstellen die opzettelijk is omgekanteld of omgedraaid, of beiden.
Vast staat echter, dat het hier geen truc is en dat één van de steentjes A, B, C
o! D de oplossing van het vraagstuk vormt.
delingen volmacht te geven zelfstandig
plaatselijke beslissingen uit te voeren.
Deze situatie geeft aanleiding tot cri-
tiek en men erkent dit zelfs in het
hoofdkwartier. De voornaamste reden
voor de ontevredenheid omtrent deze
gang van zaken bij het hoofdkwartier
is: (a) het feit, dat men op het hoofd
kwartier onvoldoende informatie heeft
om over de kwestie te kunnen oordelen
(b) afdelingen zich op hun tenen ge
trapt voelen door de supervisie van het
hoofdkwartier (c) vertraging wordt
veroorzaakt (d) men gevoelt, dat de
instantie die het gezag heeft ook de
verantwoordelijkheid moet dragen (e)
allerlei instanties op het hoofdkwartier
er aan te pas moeten komen. Ook hier
kieze de candidaat de enige juiste re
den voor de ontevredenheid.
Een andere „intensieve" test voor be
kwaamheid ten aanzien van politieke
kwesties is deze:
/"•ESTELD, dat u zelfstandig, en zon-
der naar het einde van dit artikel
te kijken om de oplossing te vinden
er in slaagt dit vraagstuk op te lossen.
U komt dan (a) in aanmerking voor
verdere proeven en (b) indien u die
met even groot succes doorloopt, kunt
u een administratieve functie verwer
ven, die kan leiden tot verdere pro
moties, doch die aanvankelijk slechts
3100 betaalt, en overeenkomt met een
functie in Nederland van ongeveer
250 per maand. „Degenen, die deze
proeven met goed gevolg hebben door
lopen", zeggen de examinators, „heb
ben fantastisch snelle en goede pro
moties gemaakt in overheidsdienst"^
Aangezien zij echter niet verklaren of
Dean Acheson, Foster Dulles en zoveel
andere prominente overheidsfiguren
voor deze test al of niet geslaagd zijn,
hebben zij betrekkelijk weinig houvast
aan deze algemene verklaring. Een an
der feit is echter, dat men twaalf jaar
lang deze proefneming aan de candida
ten heeft voorgelegd. Het simpele feit,
dat er eerst na twaalf jaar ruzie is
ontstaan, bewijst o.i., dat adspirant-
overheidspersonen in de V.S. niet ge-
geneigd zijn bij seniores aan te kloppen
in de hoop iets meer over dit examen
te vernemen; men zou ook kunnen
zeggen, dat zij zich nauwelijks spiege
len aan de lessen van het verleden,
hoe weinig vriendelijk dat ook klinkt;
men zou ten slotte tot de conclusie ko
men, dat het onderwijspeil in de laat
ste twaalf jaar gedaald is, nu men im
mers thans pas voor het eerst protesten
hoort dat de proef te streng is.
Bevattingsvermogen
MAAR laten wij eerst verder luisteren
naar het nut van deze proef. Want
voor een man of vrouw, die wellicht
t z. t. zal moeten beslissen over het lot
van Kashmir of Iran, of wellicht over
de aankoop van duizend gros potloden
voor alle overheidsinstanties, of zijn
(haar) fiat zal moeten verlenen onder
een scherpe nota aan Stalin, is de
eerste-de-beste huis-tuin-of4ceuken-test
beslist niet goed genoeg. Deze kubusjes
aldus vernemen wij van de examinato
ren, „meten het algemeen bevattings
vermogen; wij hebben daarbij de na
druk gelegd op practische materialen
en objecten, waarmee wij de abstracte
en quantitatieve redeneringsvermogens
kunnen peilen". Ziezo: u weet nu in
elk geval hoe het met uw abstracte en
quantitatieve redeneringsvermogens
ataat.
Vernietigend oordeel
WAT verdrietig is echter, dat een
groot deskundige van een van Ame-
rika's meest vooraanstaande psycho
technische keuringsinstanties een ver
nietigende uitspraak over de dobbel
steentjes heeft gedaan. Ook andere des
kundigen hebben verklaard, dat zij
„niet het minste verhand kunnen zien
tussen de bekwaamheid van een can
didaat, als weerspiegeld in dit examen,
cn de taak die zij moeten vervullen
als administratief functionaris, budget-
analyst, econoom, geschiedkundige, ana
lyst voor buitenlandse zaken, voorlich
ter, personeelschef e.d.". De examina
toren hebben thans met pijn, erkend
dat de onderwijsdeskundigen gelijk
hebben. Resultaat, dat twaalf jaar lang
lieden de voornaamste kluifjes in de
departementen kregen toegewezen,
hoewel hun bekwaamheid daarvoor al
lerminst vaststond en zij niettemin
■fantastische promoties" hebben ge
naakt.
Vandaar de huidige stand van zaken
In de wereld, vermoeden wij.
Andere proeven
7IJT gij echter door deze dobbelstenen-
proef heengerold, dan wachten u
nog vragen van de volgende orde:
Betekent het woord SURVEILLAN
CE (a) onafgebroken opsluiting; (b)
voorwaardelijke straf; (c) voortduren
de bescherming; (d) ongerechtvaardigd
wantrouwen; (e) nauwkeurig toezicht?
De candidaat kieze de formulering, die
de betekenis van het woord het nauwst
dekt.
Voor hen, die op de basis van de
voorafgaande proefnemingen! een
uitgesproken talent voor politieke za
ken aan de dag hebben gelegd volgen
dan nog vraagstukken van deze orde:
Een aantal politieke organisaties in
een land heeft de toestemming van het
hoofdkwartier nodig ten aanzien van
alle beslissingen, die door de afdelingen
■worden genomen, in plaats van de af-
Welke van de volgende daden is
niet kenmerkend voor 20e eeuwse
dictatuurstaten: (a) het verwerpen van
muziek, dans en kunstuitingen van an
dere landen; (b) het ontwikkelen en
uitbreiden van jeugdorganisaties; (c)
het streven om sommige of alle grens
staten te overheersen; (d) het bevorde
ren van de totstandkoming van een
kleine, tweede partij, waartoe niet
meer dan twintig procent van het aan
tal parlementaire vertegenwoordigers
kunnen behoren, ten einde de indruk
van een democratie te wekken; (e)
nauwkeurig toezicht op het onderwijs.
Te „hoge" eisen
VT7IE al deze proeven met succes heefi
doorlopen (en van de 14000 waren
het er amper meer dan 800) krijgt nog
mondelinge vragen te beantwoorden,
waarbij er in het bijzonder gelet wordt
op de houding en het optreden van de
candidaat, zijn formulering van ant
woorden, zijn karaktervastheid, het
milieu, waaruit hij voortkomt, zijn le
vendigheid, zijn belangstelling, waaróm
hij wordt aangetrokken door de over
heidsdienst, enz. Hier vallen het min
ste aantal slachtoffers.
Wij vermoeden, dat de overgrote
meerderheid van onze lezers, ongeacht
of zij de vijf kruisjes zijn gepasseerd of
nog wachten op het tweede, weinig
moeite zullen hebben met enige van
deze proefnemingen, (de antwoorden,
dit tussen haakjes: op dobbelsteenproef
nummer 1, B; surveillance: e; politieke
organisaties: a; dictatuurstaten: d). Het
meest verbazingwekkend is wel, dat dé
onderwijsdeskundigen deze proeven
„unfair", onredelijk achten. Naar Ne
derlands oordeel zijn zij immers veel
te simpel, en geenszins een garantie,
dat degene, die voor dit examen slaagt,
over de capaciteiten beschikt om een
oordeel des onderscheids te kunnen vel
len. Doch wellicht verwachten wij van
onze regeerders te veel.
HET WEKELIJKSE
KORTE VERHAALJ
„ALSTUBLIEFT mijnheer." Dickie Blok schoof de stapel telexkopij op het
bureau van de redacteur, „is er verder nog iets?" Steneker keek de jongen
even vorsend aan. „Heb je nog om het bioscoopverslagje gedacht Dick?" ,,'t Zit
in de machine mijnheer. U krijgt het zo." Toen Dickie wegliep rinkelde de tele
foon en pruttelend nam Steneker de hoorn op. Terwijl hij luisterde vormde zich
een angstwekkend diepe rimpel op zijn voorhoofd. „Alle duivels!" Met een nijdig
gebaar hing hij op. „Waar moet dat vandaag naar toe!? Gertjens is de stad uit,
Van Dam zit bij dié tewaterlating en nu Kriezels met griep. Wie moet nu van
morgen het politiebureau doen?!" „Gooi maar neer," gromde hij even later, toen
Dick zijn bioscoopje bracht. Grote grutten, wat een humeurtje vanmorgen, dacht
deze. Laat ik een beetje uit de buurt blijven....
nenbracht. „Dank je, leg daar maar
„Dick, een ogenblik. Ik geloof, dat
er niets anders op zit, of jij moet van
morgen maar even de politie doen".
Verrast draaide Dick zich bij de
deur om. Zou hij nu eindelijk eens
een ander klusje krijgen dan dat dood
vervelende gesjouw hier? Hij was toch
ook al bijna negentien!
Op een holletje greep Dick zijn jas,
rende de trappen af en solliciteerde
even later naar een plaatsje in 't gast
huis, door als een wildeman de stad
door te spurten.
Nog twee straatjes en hij zou er zijn.
Ais een all-rcund journalist naar bin
nen stappen en zijn perskaart laten
zien.
Perskaart.... Hij tastte in zijn bin
nenzak. Had hij dat ding eigenlijk wel
bij zich?! Kaffer, schold hij zich zelf
uit, die heb je na de bios in je andere
jasje laten zitten
Wat nu? Als hij met niets terug
kwam zwaaide er wat. Nu had hij
een kans en die mocht niet verloren
gaan.
Zou hij soms vertellen, dat hij voor
Het Nieuwe Dagblad kwam en zijn
perskaart had vergeten? Of zo maar
zonder meer op goed geluk naar in
specteur Brouwer vragen?
In de hal stonden enkele mannen
te praten. Dick nam geen notitie van
ze, maar meldde zich regelrecht aan
het loket.
De politieman streek door „zijn haar
en keek het tengere kereltje even met
verwondering aan. „De inspecteur
komt zeker niet voor tien uur. Is het
erg belangrijk?"
„Nou nogal". Wijsgerig krabde Dick
achter zijn oor. Zou hij 't halen als hij
wachtte? „Ik wacht wel even", zei hij
„Zo U wilt. Daar is de wachtkamer
„Laat Blom aan die perslui zeggen,
dat er vandaag absoluut niets is In
specteur Daandels glimlachte.
„Ik zal er wel voor zorgen, dat er
niets gepubliceerd wordt."
Agent Van Duin salueerde: „Apropos,
chef, die getuige zit nog steeds beneden
te wachten. Bent u klaar voor het
verhoor?"
„Laat komen. Ik ben benieuwd, wat
het oplevert".
Een half uur later wreef Daandels
zich tevreden in de handen. Het ver
hoor van de getuige was van buiten
gewoon belang geweest en hij ha
direct instructies gegeven, die tot de
arrestatie van de dader zouden leiden.
Trots stapte hij even later door de
gang om de commissaris rapport te
gaan uitbrengen en met een zegevie
rend lachje vestigde hij diens aandacht
vooral op het feit, dat hij het was, die
handig de persmensen om de tuin had
geleid.
Voldaan ging hij weer naar zijn af
deling terug en zacht neuriënd schikte
hij de stukken op zijn bureau.
't Was juist één uur toen agent Van
Duin de middagpost bij Daandels bin-
neer, je
Verder kwam Daandels niet. Met een
woedend gebaar griste hij plotseling
„Het Nieuwe- Dagblad" weg, dat boven
op het stapeltje brieven en stukken
lag. Met ontzetting las hij op de voor
pagina de vette koppen:
„POLITIE ONTDEKT GRUWELIJKE
MOORD IN TUINDORP"
Dader op het spoor
Was inspecteur Daandels een rijke
illusie ontnomen, er was iemand, die
zéér tevreden was. Dat was Dickie.
,,'t Was toch doodeenvoudig", had
hij aan de totaal verblufte Steneker
gezegd, „toen ik die wachtkamer bin
nenkwam zat er een mannetje te wach
ten en die vroeg of ik ook voor die
moordzaak in Tuindorp kwam. Nou,
Dickie melkte dat kereltje volgens de
regels der kunst uit. Toen hij voor
verhoor werd weggeroepen, zei ik te
gen die portier, dat ik niet langer kon
wachten en poetste de plaat
,,'t Is een kwajongensstreek", zei
Steneker toen, maar hij had opzette
lijk een andere kant uitgekeken. En
toen Dickie 's middags „zijn" krant zag
en die vette koppen op de voorpagina,
wist hij, dat hij nu loopjongen af was.
JJE KLEINE MAN met het eigenhei-
merse gezicht was een kennelijke
volksgenoot van het armlastige soort.
Hij had een postwissel vervalst. Wel
had hem zulks aanvankelijk een voor
deel van tien papieren guldens in de
zorgelijke schoot geworpen, maar het
eindje droeg de last en daar stond
Hendrik dan, gematigd bevend voor
de toorn van het Recht. Een arme zon
daar, met een kaal hoofd en een druip-
snor.
U bent 63 jaar, u hebt een blanco
strafregister. Hoe kon u dat doen?,
vroeg de Kadi, die, als een parelvis-
ser-in-het-geestelijke, graag wat mag
afsteken naar de diepten der sombere
zielen.
De man krabbelde, zwaar peinzend,
op het midden van zijn schedelvlakte,
alwaar zich, gelijk een pootaardappel
in de verstrooiing, een klein, rond
knobbeltje bevond, een soort hoe zal
ik het zeggen? een soort balconwrat
zonder doel of sierlijkheid.
D'r waren moeilijkheden, zei hij
langzaam. Dat woord viel me tegen. Ik
dacht, dat hij vanwege dat knobbeltje
iets veel diepzinnigers, iets van Freud
of Kierkegaard of van dat soort jon
gens op de groene tafel zou hebben
gesmakt.
Financiële zorgen?, wilde de rech
ter weten. Maar de man zei: Dat indi
rect niet.
Wat voor zorgen dan wèl?
Zo maar. Van alles.
Het was duidelijk, dat deze man
nóch met de briljante denkvermogens
van een Romme, noch met de oratori
sche orkaankracht van een Vorrink
was uitgerust. Daarom trok mijnheer
de officier zéér hoog de wenkbrauwen
op, toen een nette ambtenaar van de
Posterijen kwam verklaren, hoe bui
tengewoon geraffineerd de vervalsing
was geschied. Ik kan dat hier uit
een oogpunt van geestelijke hygiëne
natuurlijk niet navertellen. Maar
mocht ge in de nijpende toekomst 'n
vervalst persoonsbewijs behoeven: ga
naar Hendrik en slaap in vree.
Hebt u dat heus zelf gedaan?,
vroeg de rechter met een ondertoon
van twijfel.
De man bewreef opnieuw zijn knob
bel en zei: Ik was buiten mezelf. In
den boze.
Dat werd er niet duidelijker op en
de officier hakte toen alle knopen maar
drastisch door: drie maanden schuur
tje. Maar de rechter zocht naar een
rol papier van de reclassering en die
was er niet.
De reclassering heeft u bezocht?
Hendrik zei ja. Die mensen hadden
mooi gesproken.
Is er een rapport?
Ik heb een boekje van de gratie.
Toen begreep niemand er nog een
Syllabe van. Maar Hendrik haalde het
document uit zijn binnenzak: een ge
schrift van het Genootschap der Ge
tuigen. En omdat er geen touw meer
aan vast te knopen viel, werd de zaak
aangehouden voor een beoordeling
door ervaren reclasseerders. Met heil
en zegenwensen! KAREL.
NEE, DEZE WERELD kan natuurlijk niet verloren zijn en deze mensheid staat
niet voor haar ondergang, ais men ieder dag opnieuw op de N.Z. Voorburg
wal (onder de Luifel) aanschouwt hoe verkwikkend veel bruidsparen zich daar
spontaan en enthousiast, via de lopende band der Amsterdamse Burgerlijke
Stand, in de huwelijkse staat storten. Daar, onder de Luifel, trouwt alles: de
taxi-chauffeur en de procuratiehouder. De Duw-arbeider en de leerling
begrafenisondernemer. De ijsboer en de chef de réception van het deftige hotel.
Ze staan daar binnen te wachten tot de bode hen komt halen: de armen en de
rijken; de slomen en de slimmen; de artisten en de huis-tuin-en-keuken burgers.
Kortom, alles wat Adam is wacht onder de Luifel. Samen met datgene, hetwelk
het resultaat werd van het uitdrijven van Adams rib: de vrouw.
'JE zijn daar in eenvoudige C A-tjes
of in satijn en brocaat. Met diade
men en tiara's in en op het haar; met
hyper-kleine kantmutsjes of hoeden
die een zonsverduistering veroorzaken.
Er zijn er met bleke neuzen èn met
uitmonsteringen, die aan een welberei
de slagroomtaart doen denken. De arm
zaligen en de gebekten. De lieve on
schuld, schuil aand achter een wolk
van 't allerfijnste tule, opbloeiend
rondom een lente of achttien èn de
harde, gehaaide Kenau's, die men zich
eerder als bewaaksters in het Huis van
Bewaring dan als zachtmoedige adspi-
rant-gaden kan voorstellen. Dat alles
komt samen, bijna iedere morgen van
iedere week, onder de Luifel op de
N.Z. Voorburgwal. En nogmaals: bij
zóveel moed en optimisme kan een
wereld niet vergaan en een mensheid
niet sneven. Hetgeen twee goede din
gen zijn om vast te stellen.
Bij alle diepgewortelde liefde die wij
voor 't heerlijk Amsterdam koesteren,
zouden wij toch nimmer in Amsterdam
willen huwen. Teveel lopende band.
Teveel mechanisch geprevel. Teveel
onpersoonlijk geambtenaar. Want die
trouwende ambtenaren kénnen nu een
maal nooit de voor hen verschijnende
paren. En daarom is er kraak noch
smaak aan zulk huwelijks-ceremonieel.
Om de waarheid te zeggen: het is niet
veel meer dan het ondergaan van een
formule, en dan staat men alweer onder
de Luifel. Buiten, wel te verstaan. Op
de N.Z. Voorburgwal, getrouwd en wel.
yORIGE WEEK waren wij bij het
trouwen van twee onzer goede
vrienden en het was allemaal weer
precies zoals wij het van voorgaande
keren wisten. Het bij elkaar drijven in
de kraal van de te huwen paren. De
boden met hun twaalf zilveren knopen
op hun jassen en toonloze beroepsstem-
men. Het krampachtige gedoe der
meeste paren. De hoge hoeden en de
witte kapjes. O ja, we kenden dat alle
maal zo goed en dat we er waren was
dan alleen voor die twee vrienden, die
„voor de wet" gingen trouwen, die dag.
We werden gezamenlijk uit de kraal
opgejaagd en de kamer van De Amb
tenaar van de Burgerlijke Stand binnen
geloodst. En daar zaten we dan op de
mooie gemeentelijke stoelen en we ver
langden alweer naar buiten. Omdat op
de gracht de zon scheen en omdat de
vogelen des hemels daar op een ple
zierige manier bezig waren van1 hun
aanwezigheid blijk te geven.
De coelte ruyscht in 't eicken Hout, de Bilt voorspelt schoon weer,
Dies vleyt het moede menschenlijf sich op het Mos terneer.
De Leeuwerk juubeit hoogh syn liet, vol overgaav' en vuur
Ay! Is daer heerlycker ghenot, dan 't syn in de Natuur?
Siet slechts hoe pittoresq daer staet de back veur 't out papier,
En 't bordjen: „Suyght U gheen toeback, sulcks is ghevaarlyck hier!"
Bedenckt hoe fraay het lommer is: daer vryelyck te gaan!
Al magb men (sie het Strafwetboeck) niet uyt de Paden gaen
En dan te draven in dat bos, naer eighen lust en sin!
Doch lact uw hont dien dagh dan thuys, want hij magh daer niet in.
Oock can men sittend op een banck, voorzien van wandelkaert,
Bekycken hoe Uw medemensch syn vrijen dagh ervaert.
Gintsch roncken twee motoren langhs: wie 't eerste booven is,
„lek hael het!", roept één hunner uyt, ,,'k draey zeventig, gewis!"
Daer treckt een Solex-stoet voorby, se cnallen in de bocht,
En naest U wordt Mama Natuur deur 'n ghansche school besocht.
De Meester heeft syn handen vol en brult: „Niet op het ghras!
Wat heb ick jullye nou geseyd: men snoeyde 't ghroen hier pas
Ja, treckt oock ghy de vryheyt in; per fiets of per Plof-PIof,
Hier comt de mensch weer tot sichself; al vreet de Wiltsangh stof
THOMASSIUS
Er zaten achter de tafel twee amb
tenaren. Elk had een zeer glad, zeer
gewoon ongeïnteresseerd gezicht. Ze
waren naarstig bezig hun plicht te
doen. Vóór ons waren er misschien al
vijf paren geweest; hierna zouden er
nóg wel vijf komen. Mag men van een
mens vergen dat hij bij zulk routine
werk inspiratieve uitbarstingen van
welsprekendheid beleeft? Mag men ho
pen op een psychologisch trommelvuur
uit de mond des ambtenaars, wiens
dagtaak trouwen is. Neen!
Maar ineens gebeurde er iets sensa
tioneels in die grote kamer, waar het
bruidspaar en deszelfs aanhang ver
eend waren. Ineens hoorden wij de
stemmen van de vogelen des hemels
niet meer. Noch zaten wij gedachten-
loos te knipogen tegen de dunne diago
nale zonnebalken die van buiten naar
binnen vielen en waarin het stof der
eeuwen hing te dansen. Want we moés
ten luisteren naar de stem van de
Ambtenaar.
Een vreemde man, die bezig was
tegen twee vreemde mensen te spre
ken. Zij wisten niets van elkaar. Het
enige wat hen verbond was een ver
plichte ambtelijke aangelegenheid.
Het waren wildvreemden voor el
kaar. Het was de eerste en tegelijk
laatste maal dat ze elkaar ontmoetten,
denken wij.
En tóch zei die onpersoonlijke amb
tenaar een paar dingen die de moeite
waard waren te onthouden. Zo beweer
de hij bijvoorbeeld dat de bruid, die er
zo allerlieftalligst uitzag, een engel ge
lijk, waarschijnlijk géén engel zijn zou.
En tegen de bruidegom zei hij dat hij
evenmin aannam, dat hij een aartsengel
was. Men kan zulke opmerkingen na
tuurlijk helemaal niet belangrijk vin
den, maar wij dachten dat deze amb
tenaar een wijs man en een groot
mensenkenner was. Want wat hij zei
had heel opvallend, heel duidelijk, niet
alleen iets met zijn mond te maken,
maar óók iets met zijn hart. Hij zei
dingen met een glimlach, en achter
die glimlach lag een wereld van solide
wijsheid, inzicht en begrip.
En hij zei nóg iets, dit: dat hij hoop
te dat zij in hun jonge leven geen vrees
voor de kinderen zouden hebben. Dat
zei die onbekende, onpersoonlijke Am
sterdamse ambtenaar met zoveel vrien
delijke nadrang en opnieuw zo over
rompelend menselijk, dat het heel eer
lijk gezegd verschrikkelijk ontroerend
was.
Wat was dat met die ambtenaar, die
morgen? Had hij even daarvoor dan
tóch de vonk der inspiratie in zich
voelen opgloeien? Trouwde soms die
dag de eigen dochter van die ambte
naar? Of was het allemaal alleen maar
toeval en wist hij zelf niet dat hij in
zo weinig woorden zulke goede, oude
wijsheid verkondigde?
Wie zei ook weer dat heel de wereld
zich verblijdt, alle mensen en alle die
ren, als één mens één vriendelijk woord
tegen een ander zegt? Dat deed die on
bekende Adam tegen die andere onbe
kende Adam. En tegen het resultaat
van Adams rib, dat zo lief en wèlbe-
grijpend aan Adams linkerzijde zat.
ANTHONY VAN KAMPEN.
MIJNHARDTJES: sterke
bestrijders van pijnen. "TT"
(Advertentie, Ing. MetL).
IfllIJ Nederlanders staan er met onze snelle bevolkingsaanwas niet best voor.
lUTom lln -- 1 „1 t r—. - lit Mf\M - .1 1. - -tl - - MliJiAM
De gemiddelde verwachting van 1
Januari af luidt dan:
Maar de vrouwen en vooral de jonge meisjes, die nu nog in de babybox zitten
te kraaien of op de kleuterscholen hun kinderliedjes galmen, kunnen tevreden
zijn. Men voorziet namelijk en dat niet op losse gronden, maar na nauwkeu
rige berekening dat onze bevolking in de komende dertig jaar met 3.000.000
zielen zal toenemen en dat het vrouwenoverschot, dat hier te lande steeds niet
gering geweest is, geleidelijk zal verdwijnen en zal plaats maken voor een man
nenoverschot. Dat is jammer voor de kleine jochies, maar de moeders van de
vrouwelijke kleuters behoeven zich niet ongerust te maken, dat hun dochters
later als „ouwe vrijsters" door het leven moeten gaan.
van zijn verwachtingen heeft gevolgd,
achterwege laten. De uitkomst is be
langrijker en interessanter. Er is re
kening gehouden met het verloop der
{-JET Centraal Bureau voor de Stati- bevolking in de achter ons liggende
stiek heeft de cijfers verzameld en jaren, met de sterftekansen, de leef-
1955
1960
1965
1970
1975
1980
mannen
4.998.251
5.321,423
5.601.009
5.852.206
6.091.690
6.334.532
6.569.633
vrouwen
5.028.522
5.329,733
5.588.096
5.817.713
6.033.977
6.250.822
6.458.000
daar een globale beschouwing aan
vastgeknoopt, die de grondslag vormt
voor een artikel, dat wij in het week
blad „De Nederlandse gemeente" aan
troffen.
Wij zullen een beschrijving van de
methode, die men bij het opbouwen vrouwen, enz.
tijdsopbouw van de bevolking.
Een maximum huwelijksvruchtbaar
heid met een minimum percentage ge
huwde vrouwen en omgekeerd een mi
nimum huwelijksvruchtbaarheid met
een maximum percentage gehuwde
De maximale verwachting omtrent
de sterkte van onze bevolking op 1
Januari 1980 bedraagt 13.803.443 zie
len, waaronder 6.967.518 mannen en
6.835.925 vrouwen. Als minimum wordt
gerekend op een totaal van 12.251.815
zielen, van wie 6.171.743 mannen en
6.080.072 vrouwen. Dientengevolge be
staat tussen beide waarden uiteindelijk
een verschil van totaal ruim 1.550.600
Meer ouden van dagen
111.633 mannen meer dan vrouwen
zijn. Met weemoed zullen de heren
der schepping in 1980 terugdenken aan
„die goeie oude tijd", toen voor hen
de keus bij het kiezen van een levens
gezellin zo groot was. Dan zullen de
vrouwen zich in de handen wrijven
en rustig naar de ware Jacob kunnen
zoeken
De leeftijdsopbouw zal aanmerkelijk
veranderen. In 1950 maakte de jong
ste generatie de jongens en meis
jes, jonger dan tien jaar respectie
velijk 21.7 en 20.5 pCt. Daarentegen
zal de bevolking van 70 jaar en ouder,
10.651.156 die in 1950 respectievelijk 4.3 en 4.8
11.189.105 pCt. van de bevolking bedroeg, geste-
11.669.919 gen zijn tot 6.7 pCt. en 7.8 pCt in 1980.
12.125.667 Zowel absoluut als relatief zullen er
12.585.354 dus over dertig jaar aanzienlijk meer
13.027.633 ouden van dagen zijn dan thans het
geval is.
Totaal
10.026.773
Bij de samenstelling van het cijfer
materiaal is geen rekening gehouden
met de invloeden van buitenlandse
emigratie. Op het ogenblik wordt het
voor velen moeilijk zich een bestaan
op te bouwen vooral geldt dit voor
de agrariërs in ons kleine overbe
volkte landje. Wanneer zich in de toe
komst nog meer landgenoten staan te
verdringen aan de maatschappelijke
ruif, dan kan het niet anders, of het
JN de volgende dertig jaar zal onze cijfer van 13.000.000 zal tengevolge
bevolking dus, zo neemt men aan, van vestiging van Nederlanders in het
van ongeveer 10.000.000 groeien tot buitenland nog wel enige wijzigingen
circa 13.000.000 zielen. Er zullen dan ondergaan.