Lot van adspirant-ambtenaren in Amerika hangt af van dobbelstenen Nederland heeft over dertig jaar aanzienlijk mannenoverschot een De promotie AMSTERDAMS PODIUM Het Bruidspaar en de Ambtenaar Lof der Nafuur EEN BEWIJS VAN INTELLIGENTIE Test bleek voor velen te zwaar „Proef is waardeloos", zeggen deskundigen toen- OP HET MATJE Duister geval GHEDENCKKLANCK öndtï, de £ui$e£, o-ft de. Yi.Z. t Bevolking in 1980: 13 millioen zielen Goed vooruitzicht voor de vrouwen Aantal ouden van dagen zal toenemen ZATERDAG 14 JULI 1951 (Van onze correspondent te New-York) rR is, in de Amerikaanse onderwijswereld èn in de officiële ambtenarij, ruzie over de vijf dobbelsteentjes, die hierboven staan afgebeeld. Geheel afgezien nog van het feit, dat er groepen van de bevolking zijn, voor wie dobbelen identiek is met de duivel, zijn er kreten opgegaan van onderwijsdeskundigen die de overheids-examinators ervan beschuldigd hebben, dat de dobbelsteentjes, waarmee over de carrière van ambtenaren-in-spé wordt beslist, „vals" zijn en dat de candidaten geen eerlijke kans maken. Ten bewijze hebben zü aangevoerd, dat van de ruim 14000 candidaten, die de dobbelsteen-proef moesten afleggen er slechts800 slaagden of iets meer dan, 5 procent. Dit is een ideale gele genheid voor u, lezer, om na te gaan of u in aanmerking zoudt komen voor een Amerikaanse overheidsfunctie. Waar het in deze proef om gaat is één van de vier steentjes aan te wijzen (A, B, C of D) dat de oorspronkelijke steen, links, zou kunnen voorstellen die opzettelijk is omgekanteld of omgedraaid, of beiden. Vast staat echter, dat het hier geen truc is en dat één van de steentjes A, B, C o! D de oplossing van het vraagstuk vormt. delingen volmacht te geven zelfstandig plaatselijke beslissingen uit te voeren. Deze situatie geeft aanleiding tot cri- tiek en men erkent dit zelfs in het hoofdkwartier. De voornaamste reden voor de ontevredenheid omtrent deze gang van zaken bij het hoofdkwartier is: (a) het feit, dat men op het hoofd kwartier onvoldoende informatie heeft om over de kwestie te kunnen oordelen (b) afdelingen zich op hun tenen ge trapt voelen door de supervisie van het hoofdkwartier (c) vertraging wordt veroorzaakt (d) men gevoelt, dat de instantie die het gezag heeft ook de verantwoordelijkheid moet dragen (e) allerlei instanties op het hoofdkwartier er aan te pas moeten komen. Ook hier kieze de candidaat de enige juiste re den voor de ontevredenheid. Een andere „intensieve" test voor be kwaamheid ten aanzien van politieke kwesties is deze: /"•ESTELD, dat u zelfstandig, en zon- der naar het einde van dit artikel te kijken om de oplossing te vinden er in slaagt dit vraagstuk op te lossen. U komt dan (a) in aanmerking voor verdere proeven en (b) indien u die met even groot succes doorloopt, kunt u een administratieve functie verwer ven, die kan leiden tot verdere pro moties, doch die aanvankelijk slechts 3100 betaalt, en overeenkomt met een functie in Nederland van ongeveer 250 per maand. „Degenen, die deze proeven met goed gevolg hebben door lopen", zeggen de examinators, „heb ben fantastisch snelle en goede pro moties gemaakt in overheidsdienst"^ Aangezien zij echter niet verklaren of Dean Acheson, Foster Dulles en zoveel andere prominente overheidsfiguren voor deze test al of niet geslaagd zijn, hebben zij betrekkelijk weinig houvast aan deze algemene verklaring. Een an der feit is echter, dat men twaalf jaar lang deze proefneming aan de candida ten heeft voorgelegd. Het simpele feit, dat er eerst na twaalf jaar ruzie is ontstaan, bewijst o.i., dat adspirant- overheidspersonen in de V.S. niet ge- geneigd zijn bij seniores aan te kloppen in de hoop iets meer over dit examen te vernemen; men zou ook kunnen zeggen, dat zij zich nauwelijks spiege len aan de lessen van het verleden, hoe weinig vriendelijk dat ook klinkt; men zou ten slotte tot de conclusie ko men, dat het onderwijspeil in de laat ste twaalf jaar gedaald is, nu men im mers thans pas voor het eerst protesten hoort dat de proef te streng is. Bevattingsvermogen MAAR laten wij eerst verder luisteren naar het nut van deze proef. Want voor een man of vrouw, die wellicht t z. t. zal moeten beslissen over het lot van Kashmir of Iran, of wellicht over de aankoop van duizend gros potloden voor alle overheidsinstanties, of zijn (haar) fiat zal moeten verlenen onder een scherpe nota aan Stalin, is de eerste-de-beste huis-tuin-of4ceuken-test beslist niet goed genoeg. Deze kubusjes aldus vernemen wij van de examinato ren, „meten het algemeen bevattings vermogen; wij hebben daarbij de na druk gelegd op practische materialen en objecten, waarmee wij de abstracte en quantitatieve redeneringsvermogens kunnen peilen". Ziezo: u weet nu in elk geval hoe het met uw abstracte en quantitatieve redeneringsvermogens ataat. Vernietigend oordeel WAT verdrietig is echter, dat een groot deskundige van een van Ame- rika's meest vooraanstaande psycho technische keuringsinstanties een ver nietigende uitspraak over de dobbel steentjes heeft gedaan. Ook andere des kundigen hebben verklaard, dat zij „niet het minste verhand kunnen zien tussen de bekwaamheid van een can didaat, als weerspiegeld in dit examen, cn de taak die zij moeten vervullen als administratief functionaris, budget- analyst, econoom, geschiedkundige, ana lyst voor buitenlandse zaken, voorlich ter, personeelschef e.d.". De examina toren hebben thans met pijn, erkend dat de onderwijsdeskundigen gelijk hebben. Resultaat, dat twaalf jaar lang lieden de voornaamste kluifjes in de departementen kregen toegewezen, hoewel hun bekwaamheid daarvoor al lerminst vaststond en zij niettemin ■fantastische promoties" hebben ge naakt. Vandaar de huidige stand van zaken In de wereld, vermoeden wij. Andere proeven 7IJT gij echter door deze dobbelstenen- proef heengerold, dan wachten u nog vragen van de volgende orde: Betekent het woord SURVEILLAN CE (a) onafgebroken opsluiting; (b) voorwaardelijke straf; (c) voortduren de bescherming; (d) ongerechtvaardigd wantrouwen; (e) nauwkeurig toezicht? De candidaat kieze de formulering, die de betekenis van het woord het nauwst dekt. Voor hen, die op de basis van de voorafgaande proefnemingen! een uitgesproken talent voor politieke za ken aan de dag hebben gelegd volgen dan nog vraagstukken van deze orde: Een aantal politieke organisaties in een land heeft de toestemming van het hoofdkwartier nodig ten aanzien van alle beslissingen, die door de afdelingen ■worden genomen, in plaats van de af- Welke van de volgende daden is niet kenmerkend voor 20e eeuwse dictatuurstaten: (a) het verwerpen van muziek, dans en kunstuitingen van an dere landen; (b) het ontwikkelen en uitbreiden van jeugdorganisaties; (c) het streven om sommige of alle grens staten te overheersen; (d) het bevorde ren van de totstandkoming van een kleine, tweede partij, waartoe niet meer dan twintig procent van het aan tal parlementaire vertegenwoordigers kunnen behoren, ten einde de indruk van een democratie te wekken; (e) nauwkeurig toezicht op het onderwijs. Te „hoge" eisen VT7IE al deze proeven met succes heefi doorlopen (en van de 14000 waren het er amper meer dan 800) krijgt nog mondelinge vragen te beantwoorden, waarbij er in het bijzonder gelet wordt op de houding en het optreden van de candidaat, zijn formulering van ant woorden, zijn karaktervastheid, het milieu, waaruit hij voortkomt, zijn le vendigheid, zijn belangstelling, waaróm hij wordt aangetrokken door de over heidsdienst, enz. Hier vallen het min ste aantal slachtoffers. Wij vermoeden, dat de overgrote meerderheid van onze lezers, ongeacht of zij de vijf kruisjes zijn gepasseerd of nog wachten op het tweede, weinig moeite zullen hebben met enige van deze proefnemingen, (de antwoorden, dit tussen haakjes: op dobbelsteenproef nummer 1, B; surveillance: e; politieke organisaties: a; dictatuurstaten: d). Het meest verbazingwekkend is wel, dat dé onderwijsdeskundigen deze proeven „unfair", onredelijk achten. Naar Ne derlands oordeel zijn zij immers veel te simpel, en geenszins een garantie, dat degene, die voor dit examen slaagt, over de capaciteiten beschikt om een oordeel des onderscheids te kunnen vel len. Doch wellicht verwachten wij van onze regeerders te veel. HET WEKELIJKSE KORTE VERHAALJ „ALSTUBLIEFT mijnheer." Dickie Blok schoof de stapel telexkopij op het bureau van de redacteur, „is er verder nog iets?" Steneker keek de jongen even vorsend aan. „Heb je nog om het bioscoopverslagje gedacht Dick?" ,,'t Zit in de machine mijnheer. U krijgt het zo." Toen Dickie wegliep rinkelde de tele foon en pruttelend nam Steneker de hoorn op. Terwijl hij luisterde vormde zich een angstwekkend diepe rimpel op zijn voorhoofd. „Alle duivels!" Met een nijdig gebaar hing hij op. „Waar moet dat vandaag naar toe!? Gertjens is de stad uit, Van Dam zit bij dié tewaterlating en nu Kriezels met griep. Wie moet nu van morgen het politiebureau doen?!" „Gooi maar neer," gromde hij even later, toen Dick zijn bioscoopje bracht. Grote grutten, wat een humeurtje vanmorgen, dacht deze. Laat ik een beetje uit de buurt blijven.... nenbracht. „Dank je, leg daar maar „Dick, een ogenblik. Ik geloof, dat er niets anders op zit, of jij moet van morgen maar even de politie doen". Verrast draaide Dick zich bij de deur om. Zou hij nu eindelijk eens een ander klusje krijgen dan dat dood vervelende gesjouw hier? Hij was toch ook al bijna negentien! Op een holletje greep Dick zijn jas, rende de trappen af en solliciteerde even later naar een plaatsje in 't gast huis, door als een wildeman de stad door te spurten. Nog twee straatjes en hij zou er zijn. Ais een all-rcund journalist naar bin nen stappen en zijn perskaart laten zien. Perskaart.... Hij tastte in zijn bin nenzak. Had hij dat ding eigenlijk wel bij zich?! Kaffer, schold hij zich zelf uit, die heb je na de bios in je andere jasje laten zitten Wat nu? Als hij met niets terug kwam zwaaide er wat. Nu had hij een kans en die mocht niet verloren gaan. Zou hij soms vertellen, dat hij voor Het Nieuwe Dagblad kwam en zijn perskaart had vergeten? Of zo maar zonder meer op goed geluk naar in specteur Brouwer vragen? In de hal stonden enkele mannen te praten. Dick nam geen notitie van ze, maar meldde zich regelrecht aan het loket. De politieman streek door „zijn haar en keek het tengere kereltje even met verwondering aan. „De inspecteur komt zeker niet voor tien uur. Is het erg belangrijk?" „Nou nogal". Wijsgerig krabde Dick achter zijn oor. Zou hij 't halen als hij wachtte? „Ik wacht wel even", zei hij „Zo U wilt. Daar is de wachtkamer „Laat Blom aan die perslui zeggen, dat er vandaag absoluut niets is In specteur Daandels glimlachte. „Ik zal er wel voor zorgen, dat er niets gepubliceerd wordt." Agent Van Duin salueerde: „Apropos, chef, die getuige zit nog steeds beneden te wachten. Bent u klaar voor het verhoor?" „Laat komen. Ik ben benieuwd, wat het oplevert". Een half uur later wreef Daandels zich tevreden in de handen. Het ver hoor van de getuige was van buiten gewoon belang geweest en hij ha direct instructies gegeven, die tot de arrestatie van de dader zouden leiden. Trots stapte hij even later door de gang om de commissaris rapport te gaan uitbrengen en met een zegevie rend lachje vestigde hij diens aandacht vooral op het feit, dat hij het was, die handig de persmensen om de tuin had geleid. Voldaan ging hij weer naar zijn af deling terug en zacht neuriënd schikte hij de stukken op zijn bureau. 't Was juist één uur toen agent Van Duin de middagpost bij Daandels bin- neer, je Verder kwam Daandels niet. Met een woedend gebaar griste hij plotseling „Het Nieuwe- Dagblad" weg, dat boven op het stapeltje brieven en stukken lag. Met ontzetting las hij op de voor pagina de vette koppen: „POLITIE ONTDEKT GRUWELIJKE MOORD IN TUINDORP" Dader op het spoor Was inspecteur Daandels een rijke illusie ontnomen, er was iemand, die zéér tevreden was. Dat was Dickie. ,,'t Was toch doodeenvoudig", had hij aan de totaal verblufte Steneker gezegd, „toen ik die wachtkamer bin nenkwam zat er een mannetje te wach ten en die vroeg of ik ook voor die moordzaak in Tuindorp kwam. Nou, Dickie melkte dat kereltje volgens de regels der kunst uit. Toen hij voor verhoor werd weggeroepen, zei ik te gen die portier, dat ik niet langer kon wachten en poetste de plaat ,,'t Is een kwajongensstreek", zei Steneker toen, maar hij had opzette lijk een andere kant uitgekeken. En toen Dickie 's middags „zijn" krant zag en die vette koppen op de voorpagina, wist hij, dat hij nu loopjongen af was. JJE KLEINE MAN met het eigenhei- merse gezicht was een kennelijke volksgenoot van het armlastige soort. Hij had een postwissel vervalst. Wel had hem zulks aanvankelijk een voor deel van tien papieren guldens in de zorgelijke schoot geworpen, maar het eindje droeg de last en daar stond Hendrik dan, gematigd bevend voor de toorn van het Recht. Een arme zon daar, met een kaal hoofd en een druip- snor. U bent 63 jaar, u hebt een blanco strafregister. Hoe kon u dat doen?, vroeg de Kadi, die, als een parelvis- ser-in-het-geestelijke, graag wat mag afsteken naar de diepten der sombere zielen. De man krabbelde, zwaar peinzend, op het midden van zijn schedelvlakte, alwaar zich, gelijk een pootaardappel in de verstrooiing, een klein, rond knobbeltje bevond, een soort hoe zal ik het zeggen? een soort balconwrat zonder doel of sierlijkheid. D'r waren moeilijkheden, zei hij langzaam. Dat woord viel me tegen. Ik dacht, dat hij vanwege dat knobbeltje iets veel diepzinnigers, iets van Freud of Kierkegaard of van dat soort jon gens op de groene tafel zou hebben gesmakt. Financiële zorgen?, wilde de rech ter weten. Maar de man zei: Dat indi rect niet. Wat voor zorgen dan wèl? Zo maar. Van alles. Het was duidelijk, dat deze man nóch met de briljante denkvermogens van een Romme, noch met de oratori sche orkaankracht van een Vorrink was uitgerust. Daarom trok mijnheer de officier zéér hoog de wenkbrauwen op, toen een nette ambtenaar van de Posterijen kwam verklaren, hoe bui tengewoon geraffineerd de vervalsing was geschied. Ik kan dat hier uit een oogpunt van geestelijke hygiëne natuurlijk niet navertellen. Maar mocht ge in de nijpende toekomst 'n vervalst persoonsbewijs behoeven: ga naar Hendrik en slaap in vree. Hebt u dat heus zelf gedaan?, vroeg de rechter met een ondertoon van twijfel. De man bewreef opnieuw zijn knob bel en zei: Ik was buiten mezelf. In den boze. Dat werd er niet duidelijker op en de officier hakte toen alle knopen maar drastisch door: drie maanden schuur tje. Maar de rechter zocht naar een rol papier van de reclassering en die was er niet. De reclassering heeft u bezocht? Hendrik zei ja. Die mensen hadden mooi gesproken. Is er een rapport? Ik heb een boekje van de gratie. Toen begreep niemand er nog een Syllabe van. Maar Hendrik haalde het document uit zijn binnenzak: een ge schrift van het Genootschap der Ge tuigen. En omdat er geen touw meer aan vast te knopen viel, werd de zaak aangehouden voor een beoordeling door ervaren reclasseerders. Met heil en zegenwensen! KAREL. NEE, DEZE WERELD kan natuurlijk niet verloren zijn en deze mensheid staat niet voor haar ondergang, ais men ieder dag opnieuw op de N.Z. Voorburg wal (onder de Luifel) aanschouwt hoe verkwikkend veel bruidsparen zich daar spontaan en enthousiast, via de lopende band der Amsterdamse Burgerlijke Stand, in de huwelijkse staat storten. Daar, onder de Luifel, trouwt alles: de taxi-chauffeur en de procuratiehouder. De Duw-arbeider en de leerling begrafenisondernemer. De ijsboer en de chef de réception van het deftige hotel. Ze staan daar binnen te wachten tot de bode hen komt halen: de armen en de rijken; de slomen en de slimmen; de artisten en de huis-tuin-en-keuken burgers. Kortom, alles wat Adam is wacht onder de Luifel. Samen met datgene, hetwelk het resultaat werd van het uitdrijven van Adams rib: de vrouw. 'JE zijn daar in eenvoudige C A-tjes of in satijn en brocaat. Met diade men en tiara's in en op het haar; met hyper-kleine kantmutsjes of hoeden die een zonsverduistering veroorzaken. Er zijn er met bleke neuzen èn met uitmonsteringen, die aan een welberei de slagroomtaart doen denken. De arm zaligen en de gebekten. De lieve on schuld, schuil aand achter een wolk van 't allerfijnste tule, opbloeiend rondom een lente of achttien èn de harde, gehaaide Kenau's, die men zich eerder als bewaaksters in het Huis van Bewaring dan als zachtmoedige adspi- rant-gaden kan voorstellen. Dat alles komt samen, bijna iedere morgen van iedere week, onder de Luifel op de N.Z. Voorburgwal. En nogmaals: bij zóveel moed en optimisme kan een wereld niet vergaan en een mensheid niet sneven. Hetgeen twee goede din gen zijn om vast te stellen. Bij alle diepgewortelde liefde die wij voor 't heerlijk Amsterdam koesteren, zouden wij toch nimmer in Amsterdam willen huwen. Teveel lopende band. Teveel mechanisch geprevel. Teveel onpersoonlijk geambtenaar. Want die trouwende ambtenaren kénnen nu een maal nooit de voor hen verschijnende paren. En daarom is er kraak noch smaak aan zulk huwelijks-ceremonieel. Om de waarheid te zeggen: het is niet veel meer dan het ondergaan van een formule, en dan staat men alweer onder de Luifel. Buiten, wel te verstaan. Op de N.Z. Voorburgwal, getrouwd en wel. yORIGE WEEK waren wij bij het trouwen van twee onzer goede vrienden en het was allemaal weer precies zoals wij het van voorgaande keren wisten. Het bij elkaar drijven in de kraal van de te huwen paren. De boden met hun twaalf zilveren knopen op hun jassen en toonloze beroepsstem- men. Het krampachtige gedoe der meeste paren. De hoge hoeden en de witte kapjes. O ja, we kenden dat alle maal zo goed en dat we er waren was dan alleen voor die twee vrienden, die „voor de wet" gingen trouwen, die dag. We werden gezamenlijk uit de kraal opgejaagd en de kamer van De Amb tenaar van de Burgerlijke Stand binnen geloodst. En daar zaten we dan op de mooie gemeentelijke stoelen en we ver langden alweer naar buiten. Omdat op de gracht de zon scheen en omdat de vogelen des hemels daar op een ple zierige manier bezig waren van1 hun aanwezigheid blijk te geven. De coelte ruyscht in 't eicken Hout, de Bilt voorspelt schoon weer, Dies vleyt het moede menschenlijf sich op het Mos terneer. De Leeuwerk juubeit hoogh syn liet, vol overgaav' en vuur Ay! Is daer heerlycker ghenot, dan 't syn in de Natuur? Siet slechts hoe pittoresq daer staet de back veur 't out papier, En 't bordjen: „Suyght U gheen toeback, sulcks is ghevaarlyck hier!" Bedenckt hoe fraay het lommer is: daer vryelyck te gaan! Al magb men (sie het Strafwetboeck) niet uyt de Paden gaen En dan te draven in dat bos, naer eighen lust en sin! Doch lact uw hont dien dagh dan thuys, want hij magh daer niet in. Oock can men sittend op een banck, voorzien van wandelkaert, Bekycken hoe Uw medemensch syn vrijen dagh ervaert. Gintsch roncken twee motoren langhs: wie 't eerste booven is, „lek hael het!", roept één hunner uyt, ,,'k draey zeventig, gewis!" Daer treckt een Solex-stoet voorby, se cnallen in de bocht, En naest U wordt Mama Natuur deur 'n ghansche school besocht. De Meester heeft syn handen vol en brult: „Niet op het ghras! Wat heb ick jullye nou geseyd: men snoeyde 't ghroen hier pas Ja, treckt oock ghy de vryheyt in; per fiets of per Plof-PIof, Hier comt de mensch weer tot sichself; al vreet de Wiltsangh stof THOMASSIUS Er zaten achter de tafel twee amb tenaren. Elk had een zeer glad, zeer gewoon ongeïnteresseerd gezicht. Ze waren naarstig bezig hun plicht te doen. Vóór ons waren er misschien al vijf paren geweest; hierna zouden er nóg wel vijf komen. Mag men van een mens vergen dat hij bij zulk routine werk inspiratieve uitbarstingen van welsprekendheid beleeft? Mag men ho pen op een psychologisch trommelvuur uit de mond des ambtenaars, wiens dagtaak trouwen is. Neen! Maar ineens gebeurde er iets sensa tioneels in die grote kamer, waar het bruidspaar en deszelfs aanhang ver eend waren. Ineens hoorden wij de stemmen van de vogelen des hemels niet meer. Noch zaten wij gedachten- loos te knipogen tegen de dunne diago nale zonnebalken die van buiten naar binnen vielen en waarin het stof der eeuwen hing te dansen. Want we moés ten luisteren naar de stem van de Ambtenaar. Een vreemde man, die bezig was tegen twee vreemde mensen te spre ken. Zij wisten niets van elkaar. Het enige wat hen verbond was een ver plichte ambtelijke aangelegenheid. Het waren wildvreemden voor el kaar. Het was de eerste en tegelijk laatste maal dat ze elkaar ontmoetten, denken wij. En tóch zei die onpersoonlijke amb tenaar een paar dingen die de moeite waard waren te onthouden. Zo beweer de hij bijvoorbeeld dat de bruid, die er zo allerlieftalligst uitzag, een engel ge lijk, waarschijnlijk géén engel zijn zou. En tegen de bruidegom zei hij dat hij evenmin aannam, dat hij een aartsengel was. Men kan zulke opmerkingen na tuurlijk helemaal niet belangrijk vin den, maar wij dachten dat deze amb tenaar een wijs man en een groot mensenkenner was. Want wat hij zei had heel opvallend, heel duidelijk, niet alleen iets met zijn mond te maken, maar óók iets met zijn hart. Hij zei dingen met een glimlach, en achter die glimlach lag een wereld van solide wijsheid, inzicht en begrip. En hij zei nóg iets, dit: dat hij hoop te dat zij in hun jonge leven geen vrees voor de kinderen zouden hebben. Dat zei die onbekende, onpersoonlijke Am sterdamse ambtenaar met zoveel vrien delijke nadrang en opnieuw zo over rompelend menselijk, dat het heel eer lijk gezegd verschrikkelijk ontroerend was. Wat was dat met die ambtenaar, die morgen? Had hij even daarvoor dan tóch de vonk der inspiratie in zich voelen opgloeien? Trouwde soms die dag de eigen dochter van die ambte naar? Of was het allemaal alleen maar toeval en wist hij zelf niet dat hij in zo weinig woorden zulke goede, oude wijsheid verkondigde? Wie zei ook weer dat heel de wereld zich verblijdt, alle mensen en alle die ren, als één mens één vriendelijk woord tegen een ander zegt? Dat deed die on bekende Adam tegen die andere onbe kende Adam. En tegen het resultaat van Adams rib, dat zo lief en wèlbe- grijpend aan Adams linkerzijde zat. ANTHONY VAN KAMPEN. MIJNHARDTJES: sterke bestrijders van pijnen. "TT" (Advertentie, Ing. MetL). IfllIJ Nederlanders staan er met onze snelle bevolkingsaanwas niet best voor. lUTom lln -- 1 „1 t r—. - lit Mf\M - .1 1. - -tl - - MliJiAM De gemiddelde verwachting van 1 Januari af luidt dan: Maar de vrouwen en vooral de jonge meisjes, die nu nog in de babybox zitten te kraaien of op de kleuterscholen hun kinderliedjes galmen, kunnen tevreden zijn. Men voorziet namelijk en dat niet op losse gronden, maar na nauwkeu rige berekening dat onze bevolking in de komende dertig jaar met 3.000.000 zielen zal toenemen en dat het vrouwenoverschot, dat hier te lande steeds niet gering geweest is, geleidelijk zal verdwijnen en zal plaats maken voor een man nenoverschot. Dat is jammer voor de kleine jochies, maar de moeders van de vrouwelijke kleuters behoeven zich niet ongerust te maken, dat hun dochters later als „ouwe vrijsters" door het leven moeten gaan. van zijn verwachtingen heeft gevolgd, achterwege laten. De uitkomst is be langrijker en interessanter. Er is re kening gehouden met het verloop der {-JET Centraal Bureau voor de Stati- bevolking in de achter ons liggende stiek heeft de cijfers verzameld en jaren, met de sterftekansen, de leef- 1955 1960 1965 1970 1975 1980 mannen 4.998.251 5.321,423 5.601.009 5.852.206 6.091.690 6.334.532 6.569.633 vrouwen 5.028.522 5.329,733 5.588.096 5.817.713 6.033.977 6.250.822 6.458.000 daar een globale beschouwing aan vastgeknoopt, die de grondslag vormt voor een artikel, dat wij in het week blad „De Nederlandse gemeente" aan troffen. Wij zullen een beschrijving van de methode, die men bij het opbouwen vrouwen, enz. tijdsopbouw van de bevolking. Een maximum huwelijksvruchtbaar heid met een minimum percentage ge huwde vrouwen en omgekeerd een mi nimum huwelijksvruchtbaarheid met een maximum percentage gehuwde De maximale verwachting omtrent de sterkte van onze bevolking op 1 Januari 1980 bedraagt 13.803.443 zie len, waaronder 6.967.518 mannen en 6.835.925 vrouwen. Als minimum wordt gerekend op een totaal van 12.251.815 zielen, van wie 6.171.743 mannen en 6.080.072 vrouwen. Dientengevolge be staat tussen beide waarden uiteindelijk een verschil van totaal ruim 1.550.600 Meer ouden van dagen 111.633 mannen meer dan vrouwen zijn. Met weemoed zullen de heren der schepping in 1980 terugdenken aan „die goeie oude tijd", toen voor hen de keus bij het kiezen van een levens gezellin zo groot was. Dan zullen de vrouwen zich in de handen wrijven en rustig naar de ware Jacob kunnen zoeken De leeftijdsopbouw zal aanmerkelijk veranderen. In 1950 maakte de jong ste generatie de jongens en meis jes, jonger dan tien jaar respectie velijk 21.7 en 20.5 pCt. Daarentegen zal de bevolking van 70 jaar en ouder, 10.651.156 die in 1950 respectievelijk 4.3 en 4.8 11.189.105 pCt. van de bevolking bedroeg, geste- 11.669.919 gen zijn tot 6.7 pCt. en 7.8 pCt in 1980. 12.125.667 Zowel absoluut als relatief zullen er 12.585.354 dus over dertig jaar aanzienlijk meer 13.027.633 ouden van dagen zijn dan thans het geval is. Totaal 10.026.773 Bij de samenstelling van het cijfer materiaal is geen rekening gehouden met de invloeden van buitenlandse emigratie. Op het ogenblik wordt het voor velen moeilijk zich een bestaan op te bouwen vooral geldt dit voor de agrariërs in ons kleine overbe volkte landje. Wanneer zich in de toe komst nog meer landgenoten staan te verdringen aan de maatschappelijke ruif, dan kan het niet anders, of het JN de volgende dertig jaar zal onze cijfer van 13.000.000 zal tengevolge bevolking dus, zo neemt men aan, van vestiging van Nederlanders in het van ongeveer 10.000.000 groeien tot buitenland nog wel enige wijzigingen circa 13.000.000 zielen. Er zullen dan ondergaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 5