ENKHUIZEN, TROUW EN STANDVASTIG Het rustige leven van gastvrije mensen in een oude stad Herlevend ambacht Enkhuizers over hun eigen wereld Publieke opinie in kort bestek Rieuwert Blok: strijdbaar visserman Na romantiek: tegels ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1951 In de rust der Eeuwen Candide et Constanter WIE, ZOALS WIJ, MET DIEPE AANDACHT het leven van Enkhuizen, dat oude Zuiderzeestadje, heeft gadegeslagen, vindt zoveel onvermoede fijne trekjes, dat deze pagina te klein is om ze alle te vermelden. Neem daar nu het beeld, dat u direct al bij aankomst treft. Dat kopstation is iets on-Hollands. Er gaat iets onbestemds gezelligs van uit. Het ademt een internationale sfeer. Hoek van Holland, Brussel, Parijs, Calais, Folkestone. En die indruk wordt versterkt wanneer men daar, naast het perron, de glanzend witte boten vindt wachten op de koffer-slepende passagiers, die naar de overkant gebracht moeten wor den. Wat een prettige, verzorgde indruk maken die boten! Men zou er zo op willen stappen.... Maar wacht even. Enkhuizen is ons einddoel. Enkhuizen met die eeuwenoude Drommedaris, trotse wachter bij de haveningang, die tientallen kottertjes en bottertjes met hun bruine zeiltjes en tanige netten in het want, die lange strekdam daar recht voor de haveningang, die fraai gestyleerde torens van Zuiderkerk en Westerkerk, waaromheen in onregelmatige orde de kleine huisjes gegroepeerd zijn. Dat is Enkhuizen, zoals men het direct bij aankomst ziet. nAT BEELD is maar vluchtig. Het zegt nog niets van de details, die geen sterveling kunnen ontgaan, wan neer hij zich de moeite getroost eens even door de eeuwenoude straatjes en langs de verstilde grachtjes met hun ophaalbruggetjes te wandelen, waar zoveel schoons uit grijs verleden zorg vuldig bewaard werd. Bekijk eens even dat juweeltje van een Weeshuis in de Westerstraat, die monumentale kerk gebouwen, die tientallen trapgeveltjes uit de gouden 17de eeuw. Het is alles zo helemaal echt, zo zonder opsmuk, zo fijn-Hollands, dat men direct weet thuis te zijn. En ja, dat is nu één van die karak tereigenschappen van wie hier wonen en werken. Ze weten u en mij, al ko men we dan honderdmaal van buiten, onmiddellijk te doen thuis zijn. „Kom binnen man, en eet een happie mee!" is het eerste wat men te horen krijgt, wanneer men zc omtrent het etensuur de woning betreedt van één dier, wat wij willen noem°n, Noordhollanders in het „wadraat. Waarmee we maar wil len zeggen: Gastvrij! Zéér gastvrij, dat zijn ze, die Henkuzers! Zaadteelt en zaadhandel zijn wel de hoofdbronnen van bestaan. Met de bloembollencultuur, die vooral na de vorige wereldoorlog in deze streek van zo grote betekenis werd. Maar die „bouw", zoals men hier zegt, is niet de enige bron. Nog steeds is er de visserij. De afsluiting van de Zuiderzee in 1932 gaf een karakterverandering aan die visserij, die de echte Zuiderzeevisser nog maar moeilijk kan aanvaarden. Maar ze is er. De ansjovis, Zuiderzee- haring en bot zijn geheel verdwenen. De aal en paling moeten dit verlies compenseren. De omzetten aan de ge meentelijke Enkhuizer visafslag bewij zen in welke belangrijke mate dit ge schiedt. Nevens dit al is er een toenemende industriële bedrijvigheid in Enkhuizen waar te nemen. De papierwarenindus- trie, brood- en banketfabrieken, graf kistenfabriek, constructiewerkplaats en betonïndustrie dragen in meer of min der belangrijke mate tot die bedrijvig heid bij. Omstreeks elfduizend inwoners telt deze stad. Zij worden door een bijzon dere activiteit gekenmerkt. Vandaar een sterk bloeiend verenigingsleven op al- lerhand terrein. Niet gering is het aan tal verenigingen, dat enig cultureel doel in haar vaandel draagt. Het grote aantal zang- en muziekverenigingen verraadt de genegenheid der Enkhui- zers voor het goede. „Böse Menschen habcn kcine Liedcr", mogen we mis schien nog wel eens herhalen. Wist u dat deze zo in een uithoek van Nooi'dholland levende stedelingen \erschilende schrijvers van naam heb ben voortgebracht-. Dat Paulus Potter, de schilder, er geboren werd, verwaar lozen we even; op 6-jarige leeftijd keerde hij reeds zijn geboorteplaats de rug toe. Die schrijvers deden dat niet. Op hen heeft Enkhuizen een onverge telijke indruk gemaakt. En dat komt in hun werk tot uiting. Denken we maar eens even aan Alie van WijheSme ding met haar „Ontmoetingen van Rieuwertje Brand" of „Duivels naaiga ren", aan Dr. Jqh. Theuniz' „Vloed", aan Klaas Norels „Het getij verloopt" of „Opstand in Holland", aan mevr. Visser Roosendaals „Belofte", ,,'t Een of het ander" of „De mens wikt". En dan zwijgen we nog maar over de gezellige kinderboekjes van die broodbezorger schrijver Nico SchoutenWat al geestkracht en talent komt hierin tot uiting! Geestkracht en talent. Maar ook nog wat anders. En weer denken we dan even aan Alie van WijheSmeding. Is zij het niet geweest, die een heel boek wijdde aan het bijgeloof, dat het leven van zo talloze Henkuzers tot voor zo n vijftig, zestig jaar beheerste? Het is een boek vol spookgeschiedenissen on der de titel „Grillige sch%duwen". Is die bijgelovigheid wel helemaal ver dwenen vandaag de dag? Het lijkt ons van niet. In het hedendaagse Enkhui zen menen we er nog een overblijfsel van te zien in het grote aantal wonder dokters, dat hier nog lucratief kan practiseren. Een andere merkwaardigheid van deze stad zijn de scheldnamen, die mén elkander geeft. Van zulk een bijnaam gaat de scherpte in de loop der jaren verloren. Iemand, die hardhorend was, werd gekarakteriseerd als „de dove". En zijn zoon werd automatisch bijv. „Dirk van de dove" genoemd. Vroeger woonde er in Enkhuizen een vrouw van nogal flink postuur en gewicht. Men noemde haar Loden Geert, en ver telde van haar, dat ze het boze oog had. Dit laatste karakteriseert weer de bij gelovigheid, waaraan velen nog ooi- wilden lenen. Maar Enkhuizen heeft ook andere en betere dingen. Want nog vertelden we niets over die enorme verscheidenheid aan kerken en kerkgenootschappen, die men hier als bloeiende gemeenschappen kan aantreffen, over die gemeleerde politieke constellatie, over de feestelij ke waarde, die men aan een harddra verijdag toekent en waarvoor het ge- meentepersoneel zelfs een halve dag vrij krijgt en de zakenmensen hun iCir- - - t .-T het ei lamp Stille. öetukSe. uit eeij-S vehlec>ew deuren sluiten. Over het nare feit, dat de politie zo slecht behuisd is en het niet minder nare, dat de enige plaatse lijke bioscoop nu al van 30 Juni af ge sloten is, omdat de exploitant eenvou dig niet bij machte is te draaien, wan neer de gemeente 35 procent vermake lijkheidsbelasting van hem eist. We gaan aan deze dingen voorbij, hoe be langrijk ze ook zijn, om tenslotte nog even stil te blijven staan bij iets, waar aan we eenvoudig niet voorbij mogen gaan. Dat is een naam. De naam De Snouck van Loosen. In een park, een kerk, een ziekenin- richting, een boerderij en een stichting, die reecjs een ontelbaar aantal ouden van dagen, zieken en zwakken of hulp behoevenden financiële bijstand ver leende, leeft die naam voort. Op 13 October 1885 overleed te Enkhuizen Vrouwe Margarethe Maria de Snouck van Loosen. Bij opening van haar tes tament bleek, dat zij haar aanzienlijk vermogen aangewend wilde zien voor liefdadige doelen. En zo werd gesticht het Snouck van Loosenfonds, dat o.m. vijftig arbeiderswoningen liet bouwen in het naar de schenkster genoemde park, waar tegen uitermate lage huur diegenen een woonplaats konden vin den, die op enigerlei wijze hun leven dienstig maakten aan de Enkhuizer ge meenschap. Dat zijn dus allen, die zich dat oude, stoere „Candide et Constan ter", Trouw en Standvastig, uit het wapenschild van deze Haringstad, tot richtsnoer in hun leven kozen. Mogen het er nog velen zijn! \^/E HEBBEN EEN aantal „Henkuzers" zomaar langs de straat gevraagd, hoe zij wel over de stad hunner inwoning en hun medeburgers dachten. De heer A. C. Polderman, 45 jaar en opperwachtmeester van politie, vindt Enkhuizen een heel aardig stadje, waar het prettig werken is. Een bezwaar ervan vindt hij alleen, dat het zo ver verwijderd ligt uit het centrum van ons land. Wan neer men zijn familie in dat landscen- trum heeft wonen, kost een familiebezoek een kapitaal aan reisgeld. En dat is voor een ambtenaar met een bescheiden inko men moeilijk te dragen. Overigens lijkt het deze inwoner, dat de middenstand zich wel eens wat meer zou kunnen spe cialiseren. Er is likwijls te weinig keus in bijvoorbeeld de kledingzaken. Daar om zijn er heel wat stadgenoten, die el ders gaan kopen, wat met nog wat activi teit van de zakenmensen ook gemakkelijk in de eigen stad te voorkomen zou zijn. De heer K. Je 11 es, 38 jaar, sigaren winkelier, ligt Enkhuizen als woonplaats zeer na aan het hart. Hij vindt het een buitengewoon mooi stadje en de bevolking gemoedelijk en sympathiek, óók tegen over vreemdelingen, die daardoor over het algemeen vlug en vlot met de Enk huizers kunnen opschieten. Voor het za kenleven acht hij het echter een moeilijke plaats. Enkhuizen heeft maar een klein achterland en de moderne verkeersmid delen maken het mogelijk om gemakkelijk elders inkopen te gaan cloen. Dat is dan ook de reden, dat grote bedrijven als C. en A., V. en D. en dergelijke, geen be langstelling hebben voor Enkhuizen. Zij moeten het hebben van een groot debiet en Enkhuizen biedt maar een klein. Een 22-jarige winkel juffrouw, die onder geen voorwaarde haar naam in de krant wilde hebben, zei: „Enkhuizen zelf vind ik een prettige stad. Maar men weet alles van elkaar en praat er graag over. Dat is wel eens onprettig. Zo be krompen lijkt me dat. Maar om Enkhuizen zelf spijt het me dat ik binnenkort ga vertrekken. Ik ga trouwen, ziet u." Mej. Annie Kenter (23 jaar) vindt Enkhuizen een wat stil stadje. Zo'n echt museumstadje, „Maar ik zou hier nooit vandaan willen. Je hebt er je fa milie, je kent er iedereen, je hebt je ver enigingen, ennou ja, ik vind het hier gezellig. Ook al door dat drukke vreem- delingenbezoek zomers. De mensen zijn gemoedelijk en prettig met elkaar". Kapper P. O v e r w ij k, die al 21 jaar hier woont en Fries van geboorte is, vindt het best uit te houden. „Het is een vriendelijk en betrouwbaar volkje hier", zegt hij, „waar je je gauw bij thuis voelt, Dat is bij de Friezen wel eens moeilijker voor vreemden. Het jammere vind ik hier alleen, dat de politiek de mensen nog wel eens wat verdeeld houdt. Dat is voelbaar op alle mogelijke terrein. Het lijkt me, dat dit zo gemakkelijk anders zou kun nen." Ijverig man zag zijn OuOE 60UW5500M WAAR- OE. I-IENSEN UIT DE- BouweeSUOE.K. PAÖLL'jlKS DOOR.VAREN/ man werk afgebroken ]N HET JAAR 1887 dregde de Enk huizer politie in grachten en havens naar een zevenjarig jongetje, dat Rieuwert Blok heette, 't Leverde niets op, want deze telg uit een oud Enk huizer geslacht was stilletjes aan boord gekropen van de schuit van zijn grootvader, Dirk Bais. Terwijl de poli tie dregde, werd Rieuwert op de Zui derzee ontdekt zo zeeziek als pen verstekeling van zeven jaar maar kan zijn. EIEUWECT BLOK. ..6ES. PO tS8o Denk niet, dat Rieuwert Blok na dit avontuur genoeg had van het zilte watei'. Hij stond later op de dijk ,als 's Vrijdags en 's Zaterdags de Enk huizer vissers binnenvielen. Z'n klomp jes klepperden door de oude straatjes ais hij de vissersvrouwen „miede" ging brengen. Dat leverde 's Zater dagsavonds een paar centen op. Als jongen was hij erbij, als de schellevis- beugen „naar de Maas" gingen, als knecht werkte hij bij zijn vader en met een eigen vlet viste hij weer later op ansjovis. En omdat de jonge Rieu wert Blok hard werkte en zijn vrouw zuinig was, liet hij in Workum een zeilboot maken. Van een Harderwijker visser kocht hij in 1916 een botter. Een 27-jarige kantoorjuffrouw, die ook al bezwaar had haar naam te vermelden, zei Enkhuizen een prachtige stad te vinden, maar wat doods, omdat ze in de zomermaanden een strand mist en in de wintermaanden nu ook al de bios coop. Daardoor zal ze in de komende maanden geheel zijn aangewezen op wat het eigen verenigingsleven of de Kunst kring weten te bieden. En 9 voor een abonnement voor de toneelavonden vindt zij een heel bedrag. e De heer J. C. Redelaar (40 jaar) die geen Enkhuizer van geboorte is. maar een actieve rol speelt in het Enkhuizer Mannenkoor, vindt het opmerkelijk, dat het hier mogelijk is vogels van zo diverse pluimage tot samenwerking te brengen. De geest in de meeste verenigingen is prima. Vooral in de muziek- en zangver enigingen. Neem nu eens die samenwer king op de vierde Mei. Alle Enkhuizers, van wat voor kleur of richting dan ook, werkten mee bij de herdenking van de gevallenen. Het was gewoonweg frap pant. Menig andere stad mag er jaloers op zijn." 'NKHUIZERS hóuden van hun stad en hielden van de Zuider zee. Het bewijs? Twintig jaar be waart de smid L. Niemun drie fles sen met water uit de Zuiderzee. En hij heeft negen Zuiderzee-haringen op sterk water gezet. Driemaal het wapen van Enkhuizen. Mis schien kunt u ze later nog eens In een museum, zien. Want dat water en die driemaal drie haringen zijn onbetaalbaar. Men kan ze niet meer kopen. Nog niet voor een mil- lioen gulden. En op de botter hoos Rieuwert Blok op Zaterdag; 28 Mei 1932 'smiddags om één uur de vlag halfstok. Op alle boten in de haven gebeurde dat, om dat op de plek, waar nu een monu ment staat, de dijkverbinding tussen Holland en Friesland een feit was ge worden. Wat later braeht Rieuwert Blok zijn botter zelf naar Hariingen. Verkocht. En de hele familie huilde. Op 't stadhuis zeiden ze, dat Rieuwert Blok een verstandige kerel was en ze drukten hem de hand. Dat is allemaal gauw verteld. Maar vóór ze Rieuwert Blok in het oude stadhuis de hand drukten, was er heel wat gebeurd. Dat was in de dagen, toen er in Nederland evenveel poli tieke partijen en groeperingen waren als weken in een jaar, Rieuwert Blok verliet de Christelijk Historische Unie en werd voorman van de „Zuiderzee- partij" van meneer De Herder uit Harderwijk. Een visconservenfabri- kant. Hij stond nummer 2 op de can- didatenlijst voor de Tweede Kamer, was tegen de afsluiting en vocht vóór de vissers. Meneer De Herder schreef zeven brochures, de laatste geïnspi reerd op het Bijbelse verhaal, dat Je richo viel bij de zevende bazuinstoot. Maar de Afsluitdijk overleefde meneer De Herders papieren bazuinstoot en de Zuiderzeepartij kreeg zeven hon derd stemmen. En Rieuwert Blok een rijksdaalder Zuiderzeesteun irfdeweek. Dat stéékt hem nog altijd, de één-en- zeventigjarige. De voorlichting klopte ook niet. Anders had Rieuwert Blok niet netten geknoopt, toen op het IJs- selmeer de „onverstandigen" zeven vette jaren beleefden. Vanwege de vette paling. Rieuwert Blok is er niet nijdig meer om. Niemand had dat van die paling kunnen verwachten. Maar met de vis sersvloot van de goede, oude stad Enkhuizen eerder dan De Briel vóór de Prins was het gedaan. y\AN HET EINDE van de Breed- straat, vlak bij de Bocht, staat een oude smederjj. De Enkhuizer smid L. Nieman loopt er al drie en zeventig jaar heen. Hjj was drie, toen hjj op een bankje klom om aan de blaasbalg te kunnen trekken. Zijn vader had er druk werk voor de visserij, werkte met vier, vijf knechts. Nu vindt men er alleen de smid zelf. Hij stamt ver moedelijk af van de omstreeks 1600 bekende Enkhuizer klokkengieter Nie man. Is 't daarom, dat hij zo trots is op zijn geboortestad? Dat hij tracht de oude smeedkunst in ere te herstellen met grote liefde voor het oude hand werk? Is het daarom, dat hij met ge duld en toewijding slotplaten voor blank-eiken deuren smeedt, slotplaten met twee bisschopskoppen, twee meer minnen en het Enkhuizer wapen? En dat hij met geduld, vakmanschap en toewijding een stoephek restaureerde, dat zo'n twee en een halve eeuw ge leden met evenveel vakkennis werd gesmeed En als u hoog boven de Drommedaris een schip met kruis ont dekt: in 1915 werd het gesmeed door de nu zes-en-zeventigjarige smid. Hij maakte trouwens al het smeedwerk in het visitekaartje van Enkhuizen. U moet ook eens naar die smede rij gaan kijken, naar de gevel vooral. Links bovenaan een siermuuranker. Het werd „op maat gesmeed" en de jonge Leendert Nieman won er een kleine zestig jaar geleden een eerste prijs mee. Vier jaar geleden kreeg hij de zilveren medaille met oorkonde van de stad Enkhuizen. Hij dééd (en doet) er dan ook iets voor. Kleurig laboratorium jn ENKHUIZEN kijken eeuwen oude geveltjes uit over bloemen pracht. Enkhuizen is het Aalsmeer van Westfriesland, een kleurig en geurend laboratorium, waar in de kassen knappe, aan de grote zaad firma's verbonden tuinlieden steeds maar weer opnieufb experimente ren met vaderplanten en moeder planten. Men bootst er in Septem ber de zonneschijn van Juli na. Maar de nieuwsgierige journalist moet niet komen vragen naar de resultaten van dat geduldwerk. Nee dat is het geheim van de zaden- smid. Wiens werk men misschien over tien jaar kan bewonderen in Buenos Aires of Detroit. Vreemde straatnamen Geen stad, waar we zulke merk waardige straatnamen troffen als in Enkhuizen. Het is hier mogelijk om in het Hemeltje te wonen. En op de hoek van de steeg, die „Tussen Hel en Vagevuur" heet, staat als een ba ken het gebouw van het Leger des Heils. Het is maar een weet. {-JET GEBOUW van de gemeente lijke visafslag dateert van 1946. Een nuchter gebouw, een schaal met cijfers, groene bankjes voor de ko pers. En tegels, véél tegels. Vroeger sloegen de schippers zelf hun vis af. Later kwam er een kaste lein aan te pas. Hij liet de handelaren op een stukje papier him bod doen. Weer later nam de havenmeester de taak over en toen ging, ten slotte, de gemeente er zich mee bemoeien. Dat smaakte de vissers niet en ze bleven weg. Ze verkochten hun vis op zee, toen het op de wal en in de binnen haven niet meer mocht. De baten kwamen in een fonds voor weduwen en wezen en de gemeente kon niet met een verordening verbieden, dat de golven van de Zuiderzee als afslag fungeerden. Als echter die golven te hoog klommen, moesten de vissers wel naar de wal en vielen er bekeu ringen. Rieuwert Blok bijvoorbeeld kreeg er totaal drie en dertig. Om de weduwen eij wezen vonniste de rech ter mild. Drie gulden moest Rieuwert betalen. En nu: tegels na romantiek. l")EE.UW6l\) KBKEV O N<5 AAW EHKHUiZBV S>

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 11