PEN Op de Rolweg in Brugge, ook Guido Gezelle waar werd geboren Christien grijpt De melkweg heeft geen wegenwacht AMSTERDAMS PODIUM Terug in het eigen leven ARD-ZUID BAL LTIE ZWERVEND DOOR VLAANDEREN (4) Een siraai, zó gaaf, zó gevuld met rust en vrede .Moeder, daar is de Koninklijke Prins!" Ava Gardner Tenser mdere Helft 'k tT0U- il? Dit is snel op- )mszwaktc van on« htc gloeilampen, en vermindert voort- i zij stroom blijven a bij het kopen van e naam Philips. Het ui een Philips-lamp tant. t is blijvend. Boven- as-lamp zuinig met n prijs. IATTEEROE LAMPEN 75 watt 0.90 100 watt 0.95 150 watt 1.20 200 watt 1.75 N. FLUWEELZACHT LICHT I 100 watt 1.20 150 watt 1.50 I 200 watt 2.00 ARIA-MELODISTEN". ibevelend: K. EVERS. Facultatieve Lflkver- sing van lage crematie- per jaar. De Verenigingr op speciale voorwaarden. en: Hoofdkantoor 797 - 's-Gravenhage. de heesters en de bomen gebaar heft en schiet. Driemaal choten, maar dan rennen speciale recherche reeds het huis. Wijd staan de open. (Van een onzer redacteuren) UET CENTRUM van de stad Brugge lag achter my. Toen kwam ik voorbij het deftige kantoor van een ongetwijfeld rijke bierbrouwery. Voor de blauwe stoep stonden twee glimmende automobielen, een groene en een zwarte. Door bet hoge, smalle raam van het huis kon ik een glimp zien van enkele welgedane heren, die rondom een tafel zaten en bezig waren over zaken te praten. De straat aan myn rechterhand sloeg ik in. Een smalle straat met alleen arbeiders woningen, links een „charcuterie" met een uitgebreide uitstalling van vlees voor het raam en wat verder een hoog gebouw met een brede deur en een blinde muur, zó somber als by een gevangenis ternauwernood zou passen. Van over het gebouw, uit een binnenplaats, steeg een geruis op als van een stormwind door een populierenlaan. Het waren de stemmen van een paar honderd school jongens, die enkele minuten waren losgelaten. Uit de plattegrond, die ik in myn hand had, begreep ik dat de Rolweg nu dicht by moest zyn. En dus ook het huis, waar in het voorjaar van 1830 Guido Gezelle werd geboren. UET was doodstil in de straat, die Rol- weg heet Er liepen geen toeristen (gelukkig!), zelfs geen Bruggenaren en daardoor maakte deze straat een nog wonderlijker indruk dan anders wel licht het geval zou zyn geweest. Ik had nooit tevoren een straat gezien, zó nederig, zó gaaf bewaard uit het ver leden, zó (althans voor het oog) ge vuld met rust en vrede. Langs de gelig- wit gepleisterde gevels van de lage huisjes dwaalde wat mild licht van de najaarszon. De traaghellende pannen daken waren heel oud en c verweerd roodbruin. Er was geen groen van een boom of tegen een muur kruipend klimop te bekennen, zelfs geen sim pele grasspriet In een dichtgestoven dakgoot..-.Alleen op een vensterbank tussen kraakwitte gordijntjes stond hier en daar een bosje bloemen in een vaas. Maar ook dat had met bloemen eigenlijk weinig te maken. Het war na maak. Ik zag duidelijk de ijzerdraadjes, waarmee de „bloem"-blaadjes bij el kaar werden gehouden. Eindelijk aan het eind van de Rol weg, dicht bij de voormalige vesting wallen van O" stad toch een tuinmuur en er achter hoog, zwaar geboomte en een huis groter dan alle andere van deze lange straat. Aan de gevel hing het bordje: „Guido Gezelle Museum". Een schat van herinneringen. TK trok aan een groot ijzeren handvat verbonden met een draad, waardoor binnen het holle geklingel van een bel begon. De deur ging open en een vrouw liet mij binnen. Later bleek mij, dat zij een kleindochter was van een broer van Guido Gezelle en ze met haar gezin een deel van het huis bewoonde. Het grootste deel van de bewaard ge bleven bezittingen van Guido Gezelle en vele herinneringen aan hem zijn hier bijeen gebracht. Vitrines vol met op kleine stukjes papier gemaakte aan tekeningen, die getuigen van de uitge breide taalstudies van de dichter. Hand schriften van brieven en ook gedich ten, bijna als door een kinderhand ge schreven met vele doorhalingen, waar uit blijkt, dat Guido Gezelle niettegen staande het onnoemlijk grote aantal dichtregels, dat hij maakte, niet „ge makkelijk" schreef, maar eerst dan was bevredigd als het beste of gevoeligste woord was gevonden. Tot glimmerig groen verkleurd, is de inkt, waarmee Monica de Vries de moeder van de dichter, enkele weken vóór diens geboorte, haar testament schreef. In drie, vier regels beval ze haar ziel aan in Gods genade en ver maakte al haar bezit aan haar „over levende man". Zij stelde het testament op uit voorzorg en de in die dagen meer dan thans gegronde angst, waar mede ze het moment van de geboorte tegemoet zag. Gelukkig behoefde het testament vooreerst geen dienst te doen Monica de Vries schonk na Guido aan nog zes kinderen het leven. De wanden hangen vol foto's van Gezelle, van zijn vrienden, zijn leerlin gen, zijn neef Frank Lateur (Stijn Streuvels) en diens dochter Prutske. In het middelste vertrek stond ook een borstbeeld van Gezelle. Er achter hing een fraai portret van wijlen koningin Astrid. „Nog zo'n jongskc. T)E BELGISCHE Koninklijke familie heeft voor deze grote zoon van Vlaanderen en diens nagedachtenis al tijd veel belangstelling getoond. Ko ning Albert en koningin Elisabeth woonden in Brugge in Mei 1930 het eeuwfeest bij van Gezelle's geboorte. Hier in de tuin onthulde de Koning een beeld van de dichter. Op een stille dag kort voor zijn aan vaarding van het koningschap kwam Boudewijn Gezelle's geboortehuis be zoeken. Mijn begeleidster vertelde, hoe op een ochtend de bel luidde. Ik liet mijn dochertje gaan om te zien wie er aan de deur was. Even later kwam ze de keuken inrennen en mi] opgewon den vertellen: Moeder, het ia de Ko ninklijke Prins! Er was niets aange kondigd. Ik ging er vlug heen en her kende de Prins direct. Hij werd door twee heren vergezeld. Zij stelden zich niet voor en dus sprak ik bij de rond leiding gewoon van „heren". Toen ze weer vertrokken, gaf de Koninklijke Prins mij een hand en dankte mij heel vriendelijk voor de bijzonderheden, die ik hem over Guido Gezelle had verteld. Even zweeg de vrouw naast ml] Waarschijnlijk dachten wij over het zelfde.... over de moeiiyke jaren, die Boudewijn reeds heeft moeten door worstelen en de zware taak, die de staat hem nu als Koning op de schou ders heeft gelegd. En toen zei ze: „t Was toch nog zo'n jongske, meneer, en nu is hij al Koning- Ik liep door. In een glazen kast stond het dodenmasker van Guido Ge zelle. Op het gelaat onder het brede voorhoofd lagen de trekken van een zeer vermoeid mens, van een man, wiens hart zo goed en liefdevol was en toch met zoveel tegenkanting had te vechten. Boven het linker oor kon men de afdruk zien van de pleister, die over de wond lag, welks behandeling infec tie veroorzaakte en binnen vier dagen een einde aan dit leven maakte. Boven op een kamertje staat het bed, waarin Gezelle voor altijd de ogen sloot. Dit werd hier later geplaatst. Hij stierf n.l ln het z.g. Engelse klooster op enkele minuten van het huis, waarin hij werd geboren. In de muur van het klooster is een gedenksteen gemetseld met de woorden: „Hier overleed op 27 Novem ber 1899 Guido Gezelle. Laatste ver zuchting: „Ik hoorde zo geerne de veu- geikens zeuvelen". Tegen het middaguur stond ik weei bulten op de Rolweg. Het was er nu niet helemaal stil meer. Langs de hui zen liep een facteur en bi] een bocht ln de straat ratelde een paard-en-wagen over de oneffen kasseien. r\OOR ZUILEN, bogen en viaducten van 't diepste zwart en 't donkerst paars jaagt de grote Convair van de Swiss Air ons ln de avond naar Amsterdam. Ergens, die weggespit onder aan de verste kim, gloort een vaal-witte plek. Een fosforiserende plas, een verduisterde vöver. Daar ging, lang geleden, de zon onder. Ver onder het vliegtuig dwalen brokken en restanten van wolkenvelden. En nóg verder ligt, overal verstrooid, gruis en schraapsel van de sterren. Dat zyn de lichten van de aarde. In de Convair heerst volkomen rust. De twes aardige meisjes met hun witte schorten zitten te praten over alle dingen waar over alle meisjes op die Ieeftüd praten: waarschynlük over nylons, een aardige man, een film en mode. Er is geen gevaar in dit vliegtuig. Eenmaal komt de commandant voorby. Hy ziet er uit alsof hij aan alles denkt behalve aan z'n vliegtuig. Er is geen enkel gevaar. De mensen in het toestel lezen, slapen, kijken. Natuuriyk lezen ze, slapen ze en kyken ze. Nergens ter wereld is het rustiger, veiliger dan op deze hoogte van drieduizend meter, LIET VLIEGTUIG brengt me terug naar Amsterdam en Ik verlang meer De prachtige Beljort van Brugge met het volgens deskundigen mooiste klokkenspel van Belgie. c ONS WEKELIJKSE KORTE VERHAAL „Ik wil niet hebben, dat je langer dat smerige en gevaarlijke werk doet!" Het slanke meisje, dat tegenover de bruin verbrande jongeman stond, stampvoette geërgerd. „Maar Christien", protesteerde hij, „je weet toch, dat het mijn bestaan is?- En daarbij, ik houd nu eenmaal van het water „Je houdt van het water of van mij", besliste ze resoluut, „als je er mee door gaat Jan, dan kon het wel eens uitgaan tussen ons. Je hebt dus maar te kiezen of te delen". „Stienje bent een kat!" Toen legde ze haar handen op zijn brede schouders en zei smekend, „Jan, toe nouAls je echt van me houdt, zoek dan een betrekking aan de wal en ga er bij leren. Je bent flink en hebt een behoorlijk stel hersens. Ik kan thuis toch niet met een visser als ver loofde aankomen." Hij zuchtte diep. „Jij hebt gemakke lijk praten", zei hij dan, „hoe lang heb ik nu al niet meer aan de wal gewerkt? Van de laatste vijf jaar kan ik geen enkel getuigschrift overleggen. Alleen dit hier Christien keek naar zijn eeltige han den. „Probeer 't evengoed Jan", zei ze rustig, „heus, ik zal je helpen, zoveel ik kan. Geef je ogen de kost en schrijf eens op een advertentie. Zo'n stevige jonge kerel willen ze gerust graag aan. nemen". „Oom", sprak Christien, toen ze vier dagen later tegenover haar oom Nico zat, „hebt u nu al iémand voor die be trekking?" „Sjonge kind, wat een belangstelling" lachte hij, „was het soms iets voor jou geweest? Nu, ik heb zojuist iemand aangenomen en ik geloof wel, dat het iets zal worden". Maar wat viel er nu nog aan te doen? Maar ineens kreeg ze een idee. Vrou wen kunnen soms vindingrijk zijn, maar ook geraffineerd. Het plan, dat bij .Christien opkwam, verdiende het meest de laatste kwalificatie. Als ze eens „Je hoeft heus van je hartje geen moordkuil te maken kindje". Ze verschoof nerveus op haar stoel. Zou ze 't zeggen? „Nu?" Hij keek haar afwachtend aan. Ze lachte zenuwachtig, ,,'t Is mis schien gek oom, dat ik me met uw za ken bemoei, maar die man die hier zo even vandaan kwam. had u die voor de betrekking aangenomen?" „Die lange? Ja. Maar wat zou dat dan?" „Ik ken hem toevallig en weet, dat hij niet te vertrouwen is". „Hè?" Oom Nico keek haar ernstig aan en ze moest zich inspannen om die blik rustig te doorstaan, „hoe weet jij dat?" „Ach het heeft geen zin, dat allemaal zo haarfijn uit te leggen. Maar hij heeft bij eén van m'n vorige patroons ge werkt en daar weet ik genoeg van". „Hum". Hij tikte bedachtzaam met zijn sigarettenpijpje op de tafel, „dat is niet zo mooi. Ik heb geen reden aan je bewering te twijfelen. Ergoik zal naar een ander moeten uitzien. Weet jij misschien niet iemand meisje? Je komt nogal veel onder de mensen en hebt er kijk genoeg op". „Tja, eens nadenken", deed ze, niet laten merkend, hoe het in haar juichte, „misschien wel als diegene er zin in heeft. Hij lykt me er wel geschikt voor". „Top", deed oom meteen, „doe jij dan je best en laat me voor vanavond nog weten of je geslaagd bent. Dan wil ik die persoon graag even by me heb ben. Ik zal meteen even een briefje schruven naar die ander, dat ik van hem afzie. Als jij 't dan even wil be zorgen, vanavond of zo....?" Een kwartier later frommelde ze snel de brief van oom i» haar jaszak en maakte, dat ze weg kwam. Toen ze 's avonds bij Jan was, dacht ze niet meer aan de lelijke poets, die ze de andere sollicitant had gebakken. Ze was veel te blij, dat ze nu iets voor Jan had. Gut, oom moest eens weten, dat ze die man helemaal niet had ge zien, die hij eerst had aangenomen! Ze had alles gefantaseerd! „Schat", zei ze, nadat ze hem in haar vreugde onstuimig had gekust, „ik heb een baan voor je „Hè?" „Ben je nu niet blij Jan?" „Natuurlijk, maar wat moet ik nu met mijn verrassing? Ik heb zglf ook een betrekking gevonden en nu kom jij-..." „Gunst". Nu was het haar beurt om verrast te zijn. Zou ze nu die andere man voor niets dat baantje afhandig hebben gemaakt? Alle mensenEn dat kon ze ook niet meer ongedaan maken. De brief van oom Nico, die ze zou bezorgen, zat in haar jaszak. Ze voelde of de brief er nog was. Dom. ze had in haar opwinding hele maal nog niet gekeken, waar ze die moest brengen. Wie had' ze eigenlijk zo gemeen benadeeld? Voorzichtig haalde ze de envelop naar boven en keek op de adreszijde. Toen werd ze opeens lijkbleek en greep zich aan Jan vast. Geen wonder. Op de brief stond als geadresseerde: „Aan de Weled. Heer Jan Lemke...." naar Amsterdam dan ooit tevoren. Niet vanwege die paar weken dat ik haar, de oude stad, moest missen. Maar om dat ik een paar uur tevoren onzeker was, of ik haar nog ooit terug zou zie». Het was niet zo bijzonder plezierig tus sen Wenen en Zurich. Ook daar zuilen, bogen en viaducten. Maar die stónden niet tussen de hemel en de aarde, maar ze bewogen. En ze waren overal tege lijk. En de kleine, Britse machine deed eerder denkên aan een jol in de bran ding dan aan een lijnvliegtuig dat be zig was de kortste verbinding tussen twee vaste punten te maken. Er waren wat huilende kinderen, die het alle maal niet begrepen. En er was iemand, die iedere drie seconden op z'n horloge keek. En daar warenwijzelf, die al die tijd bezig waren een vreemde aan drang weg te praten, weg te redene ren, weg te drukken. De aandrang om een deur in dat kleine toestel open te maken en naar buiten te gaan. Vol strekt idioot, totaal dwaas, zo'n aan drang. Maar zó voelden we het. En dit ondanks het feit, dat de bogen, zuilen en viaducten er hoegenaamd niet aan lokkelijk en uitnodigend uitzagen. Nee, die waren alleen maar vijandig, wreed en hard. Zoals de witte wolken van de dunne sneeuw wreed en hard waren. En zoals de remous-vallen hard waren. In die twee en een half uur dachten wij aan vele dingen en ook aan Amster dam. Misschien wilden we er daarom wel uit. Om beneden te zijn, op aarde. Om alleen maar te zijn in het rijk der mensen, daar onder ons. En weg van die gevaarlijke, vijandelijke wereld der bogen en der viaducten. ÜN daar ligt Amsterdam! Sterregruis en sterreschraapsel. Nog een kwar tier en we zullen zelf weer deel heb ben aan dat licht daar in de verte. De Convair is al bezig langzaam hoogte te minderen. Amsterdam, daar in de verre diepte. Het rode kruis van de St. Nicoiaas kerk. De harde lijnen der neon-lichten van het City-theater. En steeds méér licht. Wit licht, groen licht, geel licht. Plassen en meren licht. Steeds minder gruis en minder schraapsel. En al dat licht dryft op. alsof wij, in de Convair, op gelijke hoogte voortdrijven en dat licht naar óns toereist. Onze gedachten zijn overal in Am sterdam. Niet bij de grote dingen, maar bij de kleine. In de broodjeszaak bij het Leidseplein. Bij de twee dames van de stadsbibliotheek. Bij de verkeersagent van de Munt. Bij de kioskjuffrouw op het Frederiksplein (avondblad). Bij de barbier in de Utrechtsestraat. Bij de bestuurder van lijn 5. Bij de boeken in die ene winkel aan het Rokin. Bij het donkere hoekje in het restaurant. B)j de koffie in het café. Bij een oude schrijfmachine, ergens in een kantoor. Bij de man, die me sigaretten verkoopt. Bij de vitrines van de cineac in de Reguliersbreestraat. Hoe weinig groots zijn de gedachten van een mens, die zich verheugt in een Convair, als hy boven de lichtplas jaagt van Amsterdam. Hoe burgerlijk, hoe simpel. Hoe klein en onbenullig. Wat daar verscholen ligt tussen al dat deinende, vibrerende, golvende en rillende licht, dat is het rijk der men sen. Daar liggen de vaste straten. Daar staan de winkels. Daar ligt de aarde, die onze aarde ls. Geen bogen en geen viaducten. De piloot zet de motoren af en zacht suizend schuift het toestel over de grij ze banen van Schiphol. We zijn weer thuis en als de Convair neerkomt op de aarde, weten we dat we binnen een uur in Amsterdam zullen zijn. De stad van die kerk en de barbier. Van de kiosk en de cineac. En van al die dui zend andere kleine dingen, die ónze wereld zijn. Ja zeker. Men ziet de hemelpoorten en de viaducten tussen blokken kosmos en de sterren. Maar een mens is pas weer thuis, lopend door de regen bij de Munt, en bij het klingelen van het klokje van iyn 5. ANTHONY VAN KAMPEN. OP HET MATJE Voortreffelijk licht amusement Mariene Dietrich, James Stewart en vliegtuigen spelen de hoofdrollen in de film „No highway in the sky". Laat de tamelijk ongelukkige Nederlandse titel „De melkweg heeft geen wegenwacht" u niet afschrikken: het ls nu echt eens een film, waarvoor u best een paar gulden van uw duurtetoeslag of kerstgratifi catie kunt overhebben, zonder spijt achteraf. Het zal u goed doen! „Marleentje" mag dan al sinds enkele jaren grootmoeder en de vyf kruisjes gepasseerd zyn, ze voert nog steeds haar eeuwig-jeugdig uiteriyk en weet bepaald zelfs on danks haar wel ver-Hollywoodste maniertjes nog te fascineren. James Stewart is nu eenmaal niet te verslaan als acteur ln het met een vleugje tragiek be wolkte genre mild-menseiyke humor. En de vliegtuigen zyn uiterst merkwaardig en dragen enige heel hebbelijke sensaties by tot deze door Henry Koster gemaakte film, die u op een even charmante als knappe wijze een alleraardigst gevonden verhaal meedeelt. TAMES STEWART laat hier weer gen, de staart het motorengetrll niet een van die meesterlijke typen zien, langer zal verdragen en zal afbreken, die hem zo goed liggen: een wat wazig. Niemand gelooft in zijn berekeningen buiten elke realiteit levend mens, een en beweringen, totdat in Amerika zo'n verstrooide geleerde, die door zijn om- vliegtuig verongelukt vermoedelijk geving niet voor helemaal vol aange- doordat de staart afbrak. En Theodore zien wordt Met een zucht van „Nou Honey moet er dan maar eens snel ja laat 'm maar Kwaad doet ie niet!" heenvliegen om de wrakstukken te on- heeft de directie van een Engelse vliegtuigfabriek, waar hij in dienst is. hem toegestaan enkele algemeen nut teloos geachte proefnemingen te ver richten. En zo zit de geleerde heer James Stewart tie de leerde in „No Highway in the sky". wazige ge- derzoeken op bewijzen voor zijn the orie. Midden boven de oceaan komt de verstrooide geleerde dan tot de ver bijsterende ontdekking, dat hij zich Theodore Honey dagelijks in een met aan boord bevindt van net zo'n vlieg lawaai tot berstens toe gevulde hangar tuig. En wat verbijsterender is: de ma naar een bewijs te streven voor zijn chine heeft ten naaste bij zoveel vlieg- theorie, dat bij een bepaald type vlieg- uren erop zitten, dat verwacht kan dientengevolge dus neerstorten tuig, na «nkele honderden uren vlie- worden dat juUt dit vliegtuig het be- heer Theodore Honey probeert wijs voor de geleerde theorie zal gaan leveren, zijn staart zal verliezen en De met de moed der wanhoop een ramp te voorkomen en voorzorgsmaatregelen te treffen om althans enkele der pas sagiers te redden. Onder hen bevindt zich een filmactrice, Monica Teasdale. Het wordt de weduwnaar Honey, wiens betreurde echtgenote met deze filmster dweepte, week om het hart te bedenken dat deze kunstenares zo spoe dig al een rampzalig einde zal vinden. En hij wil zichzelf opofferen om haar te redden en met haar ook de stewar dess, die zo vriendelijk zorgzaam over hem moedert tydens deze vliegtocht. Regisseur Henry Koster van wie men tot nog toe doorgaans traditionele en onopvallende films zag heeft met „No higway in the sky" getoond, dat hij bijzonder verrassend met de film middelen weet om te springen, zonder nu direct tot buitensporigheden te ver vallen. Hij brengt hier de originaliteit in de sfeer van het alledaags moge lijke: en dat te kunnen is een bijzon der grote verdienste! Suggestieve kracht, fijn gevoel voor humor en een perfecte technische be heersing kenmerken Koster's regie van deze film. Hij leverde daarmee een voortreffelijk licht amusement, uiterst verzorgd, boeiend, soms opwindend en altyd door en door beschaafd. LONG-SHOT £je vooruitstrevende juffrouw, die 1" een kanariegeel truitje op de ge tuigenbank zat, leek sprekend op Ava Gardner, maar de jongen, die in de hoek der strafwaardigen was terecht gekomen, had maar weinig van Frank Sinatra. De verhouding als ik dat belaste woord eens gebruiken mag was dan ook een heel andere dan hij het kunstenaarspaar. De jongen had namelijk deze landelijke Ava (die overigens Neeltje heette) beledigd te midden van een feestvierende menig te. En dat was niet zo fraai geweest, want hij had, met een summiere ver wijzing vaar allerhand amoureuze akkefietjes, betoogd, dat Ava hard op weg was een soort particuliere maat schappij tot nut van 't algemeen te worden. Zijn woordkeus was iets direc ter geweest, zoals de opmerkzame lezer zal begrijpen. U hebt tegenover deze juffrouw de woorden gebezigd, die meneer de offi cier zoeven voorlas?", vroeg de rech ter. Bastiaan zei: „Indirect, maar ze had me getergd en de waarheid kan geen herberg vinden". „U blijkbaar wel", sneerde de rech ter, „want U was beschonken". „We hadden met 60 gewonnen. Vandaar". „Ik dacht, dat sport en alcohol elkaar slecht verdroegen, maar u denkt daar blijkbaar anders over. Gaat u maar zitten Toen mocht Neeltje haar zegje zeg gen en. als ik heel eerlijk moet zijn toen bleef er van de Ai>a Gardner- illusie, behalve de contouren, maar weinig over. „Die knul heb me kop gek gezeurd of 'k met 'm wou gaan, maar 'k mot 'm niet, vmeduwei? Nou. op 't fees van de club dronkeve besse en 'k zei uit n pijntje: ha zomaar uit 'n gijntjeioeècluiosl? Nou affijn, hij greep naar me haar en dat wier bonje, want me eige knul nam dat niet, weeduwel? Die zehou je vurige hande thuis. En toen zee Bas want die wier meteen kivaod, wce. duwel? toen zee Bas: je zei o"~ "e- lukkig mee zijn, met die.... en toen allemaal van die erge woorden". Jajazei de rechter, om nog erger te voorkomen. „Dat is genoeg. Ik dank u wel voor uw heldere uiteenzetting- De officier zette zijn cavaleriestem op, want waar moet het heen. als maar voortwoekeren? a er héél in de maatschappij ais iedere mlnnaar-met-blauwe-sche- l'ZfimuarJaat mzen en tieren op voetbalfuifjes? Zestig gulden boete heta7 7 TMer keek eerst beteuterde Bastiaan en toen naar de triomferend lachende Ava in het aeel en hy halveerde de eis. Als ik het goed bekeken heb. gunde hij de gefor- KAREL n Bas.',

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 7