PEN
Op de Rolweg in Brugge,
ook Guido Gezelle
waar
werd geboren
Christien grijpt
De melkweg heeft geen wegenwacht
AMSTERDAMS PODIUM
Terug in het eigen leven
ARD-ZUID
BAL
LTIE
ZWERVEND DOOR VLAANDEREN (4)
Een siraai, zó gaaf, zó gevuld
met rust en vrede
.Moeder, daar is de
Koninklijke Prins!"
Ava Gardner
Tenser mdere Helft 'k tT0U-
il? Dit is snel op-
)mszwaktc van on«
htc gloeilampen,
en vermindert voort-
i zij stroom blijven
a bij het kopen van
e naam Philips. Het
ui een Philips-lamp
tant.
t is blijvend. Boven-
as-lamp zuinig met
n prijs.
IATTEEROE LAMPEN
75 watt 0.90
100 watt 0.95
150 watt 1.20
200 watt 1.75
N. FLUWEELZACHT LICHT
I 100 watt 1.20
150 watt 1.50
I 200 watt 2.00
ARIA-MELODISTEN".
ibevelend: K. EVERS.
Facultatieve Lflkver-
sing van lage crematie-
per jaar. De Verenigingr
op speciale voorwaarden.
en: Hoofdkantoor
797 - 's-Gravenhage.
de heesters en de bomen
gebaar heft
en schiet. Driemaal
choten, maar dan rennen
speciale recherche reeds
het huis. Wijd staan de
open.
(Van een onzer redacteuren)
UET CENTRUM van de stad Brugge lag achter my. Toen kwam ik voorbij het
deftige kantoor van een ongetwijfeld rijke bierbrouwery. Voor de blauwe
stoep stonden twee glimmende automobielen, een groene en een zwarte. Door
bet hoge, smalle raam van het huis kon ik een glimp zien van enkele welgedane
heren, die rondom een tafel zaten en bezig waren over zaken te praten. De
straat aan myn rechterhand sloeg ik in. Een smalle straat met alleen arbeiders
woningen, links een „charcuterie" met een uitgebreide uitstalling van vlees
voor het raam en wat verder een hoog gebouw met een brede deur en een blinde
muur, zó somber als by een gevangenis ternauwernood zou passen. Van over
het gebouw, uit een binnenplaats, steeg een geruis op als van een stormwind
door een populierenlaan. Het waren de stemmen van een paar honderd school
jongens, die enkele minuten waren losgelaten. Uit de plattegrond, die ik in myn
hand had, begreep ik dat de Rolweg nu dicht by moest zyn. En dus ook het
huis, waar in het voorjaar van 1830 Guido Gezelle werd geboren.
UET was doodstil in de straat, die Rol-
weg heet Er liepen geen toeristen
(gelukkig!), zelfs geen Bruggenaren en
daardoor maakte deze straat een nog
wonderlijker indruk dan anders wel
licht het geval zou zyn geweest. Ik had
nooit tevoren een straat gezien, zó
nederig, zó gaaf bewaard uit het ver
leden, zó (althans voor het oog) ge
vuld met rust en vrede. Langs de gelig-
wit gepleisterde gevels van de lage
huisjes dwaalde wat mild licht van de
najaarszon. De traaghellende pannen
daken waren heel oud en c verweerd
roodbruin. Er was geen groen van een
boom of tegen een muur kruipend
klimop te bekennen, zelfs geen sim
pele grasspriet In een dichtgestoven
dakgoot..-.Alleen op een vensterbank
tussen kraakwitte gordijntjes stond
hier en daar een bosje bloemen in een
vaas. Maar ook dat had met bloemen
eigenlijk weinig te maken. Het war na
maak. Ik zag duidelijk de ijzerdraadjes,
waarmee de „bloem"-blaadjes bij el
kaar werden gehouden.
Eindelijk aan het eind van de Rol
weg, dicht bij de voormalige vesting
wallen van O" stad toch een tuinmuur
en er achter hoog, zwaar geboomte en
een huis groter dan alle andere van
deze lange straat. Aan de gevel hing
het bordje: „Guido Gezelle Museum".
Een schat van herinneringen.
TK trok aan een groot ijzeren handvat
verbonden met een draad, waardoor
binnen het holle geklingel van een bel
begon. De deur ging open en een
vrouw liet mij binnen. Later bleek mij,
dat zij een kleindochter was van een
broer van Guido Gezelle en ze met haar
gezin een deel van het huis bewoonde.
Het grootste deel van de bewaard ge
bleven bezittingen van Guido Gezelle
en vele herinneringen aan hem zijn
hier bijeen gebracht. Vitrines vol met
op kleine stukjes papier gemaakte aan
tekeningen, die getuigen van de uitge
breide taalstudies van de dichter. Hand
schriften van brieven en ook gedich
ten, bijna als door een kinderhand ge
schreven met vele doorhalingen, waar
uit blijkt, dat Guido Gezelle niettegen
staande het onnoemlijk grote aantal
dichtregels, dat hij maakte, niet „ge
makkelijk" schreef, maar eerst dan was
bevredigd als het beste of gevoeligste
woord was gevonden.
Tot glimmerig groen verkleurd, is de
inkt, waarmee Monica de Vries de
moeder van de dichter, enkele weken
vóór diens geboorte, haar testament
schreef. In drie, vier regels beval ze
haar ziel aan in Gods genade en ver
maakte al haar bezit aan haar „over
levende man". Zij stelde het testament
op uit voorzorg en de in die dagen
meer dan thans gegronde angst, waar
mede ze het moment van de geboorte
tegemoet zag. Gelukkig behoefde het
testament vooreerst geen dienst te doen
Monica de Vries schonk na Guido aan
nog zes kinderen het leven.
De wanden hangen vol foto's van
Gezelle, van zijn vrienden, zijn leerlin
gen, zijn neef Frank Lateur (Stijn
Streuvels) en diens dochter Prutske. In
het middelste vertrek stond ook een
borstbeeld van Gezelle. Er achter hing
een fraai portret van wijlen koningin
Astrid.
„Nog zo'n jongskc.
T)E BELGISCHE Koninklijke familie
heeft voor deze grote zoon van
Vlaanderen en diens nagedachtenis al
tijd veel belangstelling getoond. Ko
ning Albert en koningin Elisabeth
woonden in Brugge in Mei 1930 het
eeuwfeest bij van Gezelle's geboorte.
Hier in de tuin onthulde de Koning een
beeld van de dichter.
Op een stille dag kort voor zijn aan
vaarding van het koningschap kwam
Boudewijn Gezelle's geboortehuis be
zoeken. Mijn begeleidster vertelde, hoe
op een ochtend de bel luidde. Ik liet
mijn dochertje gaan om te zien wie er
aan de deur was. Even later kwam ze
de keuken inrennen en mi] opgewon
den vertellen: Moeder, het ia de Ko
ninklijke Prins! Er was niets aange
kondigd. Ik ging er vlug heen en her
kende de Prins direct. Hij werd door
twee heren vergezeld. Zij stelden zich
niet voor en dus sprak ik bij de rond
leiding gewoon van „heren". Toen ze
weer vertrokken, gaf de Koninklijke
Prins mij een hand en dankte mij heel
vriendelijk voor de bijzonderheden, die
ik hem over Guido Gezelle had verteld.
Even zweeg de vrouw naast ml]
Waarschijnlijk dachten wij over het
zelfde.... over de moeiiyke jaren, die
Boudewijn reeds heeft moeten door
worstelen en de zware taak, die de
staat hem nu als Koning op de schou
ders heeft gelegd. En toen zei ze: „t
Was toch nog zo'n jongske, meneer, en
nu is hij al Koning-
Ik liep door. In een glazen kast
stond het dodenmasker van Guido Ge
zelle. Op het gelaat onder het brede
voorhoofd lagen de trekken van een
zeer vermoeid mens, van een man,
wiens hart zo goed en liefdevol was en
toch met zoveel tegenkanting had te
vechten. Boven het linker oor kon men
de afdruk zien van de pleister, die over
de wond lag, welks behandeling infec
tie veroorzaakte en binnen vier dagen
een einde aan dit leven maakte. Boven
op een kamertje staat het bed, waarin
Gezelle voor altijd de ogen sloot. Dit
werd hier later geplaatst. Hij stierf n.l
ln het z.g. Engelse klooster op enkele
minuten van het huis, waarin hij werd
geboren. In de muur van het klooster
is een gedenksteen gemetseld met de
woorden: „Hier overleed op 27 Novem
ber 1899 Guido Gezelle. Laatste ver
zuchting: „Ik hoorde zo geerne de veu-
geikens zeuvelen".
Tegen het middaguur stond ik weei
bulten op de Rolweg. Het was er nu
niet helemaal stil meer. Langs de hui
zen liep een facteur en bi] een bocht ln
de straat ratelde een paard-en-wagen
over de oneffen kasseien.
r\OOR ZUILEN, bogen en viaducten van 't diepste zwart en 't donkerst paars
jaagt de grote Convair van de Swiss Air ons ln de avond naar Amsterdam.
Ergens, die weggespit onder aan de verste kim, gloort een vaal-witte plek. Een
fosforiserende plas, een verduisterde vöver. Daar ging, lang geleden, de zon
onder. Ver onder het vliegtuig dwalen brokken en restanten van wolkenvelden.
En nóg verder ligt, overal verstrooid, gruis en schraapsel van de sterren. Dat
zyn de lichten van de aarde. In de Convair heerst volkomen rust. De twes
aardige meisjes met hun witte schorten zitten te praten over alle dingen waar
over alle meisjes op die Ieeftüd praten: waarschynlük over nylons, een aardige
man, een film en mode. Er is geen gevaar in dit vliegtuig. Eenmaal komt de
commandant voorby. Hy ziet er uit alsof hij aan alles denkt behalve aan z'n
vliegtuig. Er is geen enkel gevaar. De mensen in het toestel lezen, slapen, kijken.
Natuuriyk lezen ze, slapen ze en kyken ze. Nergens ter wereld is het rustiger,
veiliger dan op deze hoogte van drieduizend meter,
LIET VLIEGTUIG brengt me terug
naar Amsterdam en Ik verlang meer
De prachtige Beljort van Brugge
met het volgens deskundigen
mooiste klokkenspel van Belgie.
c
ONS WEKELIJKSE
KORTE VERHAAL
„Ik wil niet hebben, dat je langer dat
smerige en gevaarlijke werk doet!" Het
slanke meisje, dat tegenover de bruin
verbrande jongeman stond, stampvoette
geërgerd.
„Maar Christien", protesteerde hij,
„je weet toch, dat het mijn bestaan is?-
En daarbij, ik houd nu eenmaal van het
water
„Je houdt van het water of van mij",
besliste ze resoluut, „als je er mee door
gaat Jan, dan kon het wel eens uitgaan
tussen ons. Je hebt dus maar te kiezen
of te delen".
„Stienje bent een kat!"
Toen legde ze haar handen op zijn
brede schouders en zei smekend, „Jan,
toe nouAls je echt van me houdt,
zoek dan een betrekking aan de wal en
ga er bij leren. Je bent flink en hebt
een behoorlijk stel hersens. Ik kan
thuis toch niet met een visser als ver
loofde aankomen."
Hij zuchtte diep. „Jij hebt gemakke
lijk praten", zei hij dan, „hoe lang heb
ik nu al niet meer aan de wal gewerkt?
Van de laatste vijf jaar kan ik geen
enkel getuigschrift overleggen. Alleen
dit hier
Christien keek naar zijn eeltige han
den. „Probeer 't evengoed Jan", zei ze
rustig, „heus, ik zal je helpen, zoveel ik
kan. Geef je ogen de kost en schrijf
eens op een advertentie. Zo'n stevige
jonge kerel willen ze gerust graag aan.
nemen".
„Oom", sprak Christien, toen ze vier
dagen later tegenover haar oom Nico
zat, „hebt u nu al iémand voor die be
trekking?"
„Sjonge kind, wat een belangstelling"
lachte hij, „was het soms iets voor jou
geweest? Nu, ik heb zojuist iemand
aangenomen en ik geloof wel, dat het
iets zal worden".
Maar wat viel er nu nog aan te doen?
Maar ineens kreeg ze een idee. Vrou
wen kunnen soms vindingrijk zijn,
maar ook geraffineerd. Het plan, dat bij
.Christien opkwam, verdiende het meest
de laatste kwalificatie. Als ze eens
„Je hoeft heus van je hartje geen
moordkuil te maken kindje".
Ze verschoof nerveus op haar stoel.
Zou ze 't zeggen?
„Nu?" Hij keek haar afwachtend aan.
Ze lachte zenuwachtig, ,,'t Is mis
schien gek oom, dat ik me met uw za
ken bemoei, maar die man die hier zo
even vandaan kwam. had u die voor de
betrekking aangenomen?"
„Die lange? Ja. Maar wat zou dat
dan?"
„Ik ken hem toevallig en weet, dat
hij niet te vertrouwen is".
„Hè?" Oom Nico keek haar ernstig
aan en ze moest zich inspannen om die
blik rustig te doorstaan, „hoe weet jij
dat?"
„Ach het heeft geen zin, dat allemaal
zo haarfijn uit te leggen. Maar hij heeft
bij eén van m'n vorige patroons ge
werkt en daar weet ik genoeg van".
„Hum". Hij tikte bedachtzaam met
zijn sigarettenpijpje op de tafel, „dat is
niet zo mooi. Ik heb geen reden aan je
bewering te twijfelen. Ergoik zal
naar een ander moeten uitzien. Weet
jij misschien niet iemand meisje? Je
komt nogal veel onder de mensen en
hebt er kijk genoeg op".
„Tja, eens nadenken", deed ze, niet
laten merkend, hoe het in haar juichte,
„misschien wel als diegene er zin in
heeft. Hij lykt me er wel geschikt voor".
„Top", deed oom meteen, „doe jij
dan je best en laat me voor vanavond
nog weten of je geslaagd bent. Dan wil
ik die persoon graag even by me heb
ben. Ik zal meteen even een briefje
schruven naar die ander, dat ik van
hem afzie. Als jij 't dan even wil be
zorgen, vanavond of zo....?"
Een kwartier later frommelde ze snel
de brief van oom i» haar jaszak en
maakte, dat ze weg kwam.
Toen ze 's avonds bij Jan was, dacht
ze niet meer aan de lelijke poets, die
ze de andere sollicitant had gebakken.
Ze was veel te blij, dat ze nu iets voor
Jan had. Gut, oom moest eens weten,
dat ze die man helemaal niet had ge
zien, die hij eerst had aangenomen! Ze
had alles gefantaseerd!
„Schat", zei ze, nadat ze hem in haar
vreugde onstuimig had gekust, „ik heb
een baan voor je
„Hè?"
„Ben je nu niet blij Jan?"
„Natuurlijk, maar wat moet ik nu
met mijn verrassing? Ik heb zglf ook
een betrekking gevonden en nu kom
jij-..."
„Gunst". Nu was het haar beurt om
verrast te zijn. Zou ze nu die andere
man voor niets dat baantje afhandig
hebben gemaakt? Alle mensenEn
dat kon ze ook niet meer ongedaan
maken. De brief van oom Nico, die ze
zou bezorgen, zat in haar jaszak.
Ze voelde of de brief er nog was.
Dom. ze had in haar opwinding hele
maal nog niet gekeken, waar ze die
moest brengen. Wie had' ze eigenlijk zo
gemeen benadeeld? Voorzichtig haalde
ze de envelop naar boven en keek op
de adreszijde.
Toen werd ze opeens lijkbleek en
greep zich aan Jan vast. Geen wonder.
Op de brief stond als geadresseerde:
„Aan de Weled. Heer Jan Lemke...."
naar Amsterdam dan ooit tevoren. Niet
vanwege die paar weken dat ik haar,
de oude stad, moest missen. Maar om
dat ik een paar uur tevoren onzeker
was, of ik haar nog ooit terug zou zie».
Het was niet zo bijzonder plezierig tus
sen Wenen en Zurich. Ook daar zuilen,
bogen en viaducten. Maar die stónden
niet tussen de hemel en de aarde, maar
ze bewogen. En ze waren overal tege
lijk. En de kleine, Britse machine deed
eerder denkên aan een jol in de bran
ding dan aan een lijnvliegtuig dat be
zig was de kortste verbinding tussen
twee vaste punten te maken. Er waren
wat huilende kinderen, die het alle
maal niet begrepen. En er was iemand,
die iedere drie seconden op z'n horloge
keek. En daar warenwijzelf, die al
die tijd bezig waren een vreemde aan
drang weg te praten, weg te redene
ren, weg te drukken. De aandrang om
een deur in dat kleine toestel open te
maken en naar buiten te gaan. Vol
strekt idioot, totaal dwaas, zo'n aan
drang. Maar zó voelden we het. En dit
ondanks het feit, dat de bogen, zuilen
en viaducten er hoegenaamd niet aan
lokkelijk en uitnodigend uitzagen. Nee,
die waren alleen maar vijandig, wreed
en hard. Zoals de witte wolken van de
dunne sneeuw wreed en hard waren.
En zoals de remous-vallen hard waren.
In die twee en een half uur dachten
wij aan vele dingen en ook aan Amster
dam. Misschien wilden we er daarom
wel uit. Om beneden te zijn, op aarde.
Om alleen maar te zijn in het rijk der
mensen, daar onder ons. En weg van
die gevaarlijke, vijandelijke wereld der
bogen en der viaducten.
ÜN daar ligt Amsterdam! Sterregruis
en sterreschraapsel. Nog een kwar
tier en we zullen zelf weer deel heb
ben aan dat licht daar in de verte. De
Convair is al bezig langzaam hoogte
te minderen.
Amsterdam, daar in de verre diepte.
Het rode kruis van de St. Nicoiaas
kerk. De harde lijnen der neon-lichten
van het City-theater. En steeds méér
licht. Wit licht, groen licht, geel licht.
Plassen en meren licht. Steeds minder
gruis en minder schraapsel. En al dat
licht dryft op. alsof wij, in de Convair,
op gelijke hoogte voortdrijven en dat
licht naar óns toereist.
Onze gedachten zijn overal in Am
sterdam. Niet bij de grote dingen, maar
bij de kleine. In de broodjeszaak bij het
Leidseplein. Bij de twee dames van de
stadsbibliotheek. Bij de verkeersagent
van de Munt. Bij de kioskjuffrouw op
het Frederiksplein (avondblad). Bij de
barbier in de Utrechtsestraat. Bij de
bestuurder van lijn 5. Bij de boeken in
die ene winkel aan het Rokin. Bij het
donkere hoekje in het restaurant. B)j
de koffie in het café. Bij een oude
schrijfmachine, ergens in een kantoor.
Bij de man, die me sigaretten verkoopt.
Bij de vitrines van de cineac in de
Reguliersbreestraat.
Hoe weinig groots zijn de gedachten
van een mens, die zich verheugt in een
Convair, als hy boven de lichtplas jaagt
van Amsterdam. Hoe burgerlijk, hoe
simpel. Hoe klein en onbenullig.
Wat daar verscholen ligt tussen al
dat deinende, vibrerende, golvende en
rillende licht, dat is het rijk der men
sen. Daar liggen de vaste straten. Daar
staan de winkels. Daar ligt de aarde,
die onze aarde ls. Geen bogen en geen
viaducten.
De piloot zet de motoren af en zacht
suizend schuift het toestel over de grij
ze banen van Schiphol. We zijn weer
thuis en als de Convair neerkomt op
de aarde, weten we dat we binnen een
uur in Amsterdam zullen zijn. De stad
van die kerk en de barbier. Van de
kiosk en de cineac. En van al die dui
zend andere kleine dingen, die ónze
wereld zijn.
Ja zeker. Men ziet de hemelpoorten
en de viaducten tussen blokken kosmos
en de sterren. Maar een mens is pas
weer thuis, lopend door de regen bij de
Munt, en bij het klingelen van het
klokje van iyn 5.
ANTHONY VAN KAMPEN.
OP HET MATJE
Voortreffelijk licht
amusement
Mariene Dietrich, James Stewart en vliegtuigen spelen de hoofdrollen in de
film „No highway in the sky". Laat de tamelijk ongelukkige Nederlandse titel
„De melkweg heeft geen wegenwacht" u niet afschrikken: het ls nu echt eens
een film, waarvoor u best een paar gulden van uw duurtetoeslag of kerstgratifi
catie kunt overhebben, zonder spijt achteraf. Het zal u goed doen! „Marleentje"
mag dan al sinds enkele jaren grootmoeder en de vyf kruisjes gepasseerd zyn,
ze voert nog steeds haar eeuwig-jeugdig uiteriyk en weet bepaald zelfs on
danks haar wel ver-Hollywoodste maniertjes nog te fascineren. James Stewart
is nu eenmaal niet te verslaan als acteur ln het met een vleugje tragiek be
wolkte genre mild-menseiyke humor. En de vliegtuigen zyn uiterst merkwaardig
en dragen enige heel hebbelijke sensaties by tot deze door Henry Koster
gemaakte film, die u op een even charmante als knappe wijze een alleraardigst
gevonden verhaal meedeelt.
TAMES STEWART laat hier weer gen, de staart het motorengetrll niet
een van die meesterlijke typen zien, langer zal verdragen en zal afbreken,
die hem zo goed liggen: een wat wazig. Niemand gelooft in zijn berekeningen
buiten elke realiteit levend mens, een en beweringen, totdat in Amerika zo'n
verstrooide geleerde, die door zijn om- vliegtuig verongelukt vermoedelijk
geving niet voor helemaal vol aange- doordat de staart afbrak. En Theodore
zien wordt Met een zucht van „Nou Honey moet er dan maar eens snel
ja laat 'm maar Kwaad doet ie niet!" heenvliegen om de wrakstukken te on-
heeft de directie van een Engelse
vliegtuigfabriek, waar hij in dienst is.
hem toegestaan enkele algemeen nut
teloos geachte proefnemingen te ver
richten. En zo zit de geleerde heer
James Stewart tie de
leerde in „No Highway in the sky".
wazige ge-
derzoeken op bewijzen voor zijn the
orie.
Midden boven de oceaan komt de
verstrooide geleerde dan tot de ver
bijsterende ontdekking, dat hij zich
Theodore Honey dagelijks in een met aan boord bevindt van net zo'n vlieg
lawaai tot berstens toe gevulde hangar tuig. En wat verbijsterender is: de ma
naar een bewijs te streven voor zijn chine heeft ten naaste bij zoveel vlieg-
theorie, dat bij een bepaald type vlieg- uren erop zitten, dat verwacht kan dientengevolge dus neerstorten
tuig, na «nkele honderden uren vlie- worden dat juUt dit vliegtuig het be- heer Theodore Honey probeert
wijs voor de geleerde theorie zal gaan
leveren, zijn staart zal verliezen en
De
met de moed der wanhoop een ramp
te voorkomen en voorzorgsmaatregelen
te treffen om althans enkele der pas
sagiers te redden. Onder hen bevindt
zich een filmactrice, Monica Teasdale.
Het wordt de weduwnaar Honey,
wiens betreurde echtgenote met deze
filmster dweepte, week om het hart te
bedenken dat deze kunstenares zo spoe
dig al een rampzalig einde zal vinden.
En hij wil zichzelf opofferen om haar
te redden en met haar ook de stewar
dess, die zo vriendelijk zorgzaam over
hem moedert tydens deze vliegtocht.
Regisseur Henry Koster van wie
men tot nog toe doorgaans traditionele
en onopvallende films zag heeft met
„No higway in the sky" getoond, dat
hij bijzonder verrassend met de film
middelen weet om te springen, zonder
nu direct tot buitensporigheden te ver
vallen. Hij brengt hier de originaliteit
in de sfeer van het alledaags moge
lijke: en dat te kunnen is een bijzon
der grote verdienste!
Suggestieve kracht, fijn gevoel voor
humor en een perfecte technische be
heersing kenmerken Koster's regie van
deze film. Hij leverde daarmee een
voortreffelijk licht amusement, uiterst
verzorgd, boeiend, soms opwindend en
altyd door en door beschaafd.
LONG-SHOT
£je vooruitstrevende juffrouw, die 1"
een kanariegeel truitje op de ge
tuigenbank zat, leek sprekend op Ava
Gardner, maar de jongen, die in de
hoek der strafwaardigen was terecht
gekomen, had maar weinig van Frank
Sinatra. De verhouding als ik dat
belaste woord eens gebruiken mag
was dan ook een heel andere dan hij
het kunstenaarspaar. De jongen had
namelijk deze landelijke Ava (die
overigens Neeltje heette) beledigd te
midden van een feestvierende menig
te. En dat was niet zo fraai geweest,
want hij had, met een summiere ver
wijzing vaar allerhand amoureuze
akkefietjes, betoogd, dat Ava hard op
weg was een soort particuliere maat
schappij tot nut van 't algemeen te
worden. Zijn woordkeus was iets direc
ter geweest, zoals de opmerkzame lezer
zal begrijpen.
U hebt tegenover deze juffrouw de
woorden gebezigd, die meneer de offi
cier zoeven voorlas?", vroeg de rech
ter.
Bastiaan zei: „Indirect, maar ze had
me getergd en de waarheid kan geen
herberg vinden".
„U blijkbaar wel", sneerde de rech
ter, „want U was beschonken".
„We hadden met 60 gewonnen.
Vandaar".
„Ik dacht, dat sport en alcohol elkaar
slecht verdroegen, maar u denkt daar
blijkbaar anders over. Gaat u maar
zitten
Toen mocht Neeltje haar zegje zeg
gen en. als ik heel eerlijk moet zijn
toen bleef er van de Ai>a Gardner-
illusie, behalve de contouren, maar
weinig over. „Die knul heb me kop
gek gezeurd of 'k met 'm wou gaan,
maar 'k mot 'm niet, vmeduwei?
Nou. op 't fees van de club dronkeve
besse en 'k zei uit n pijntje: ha
zomaar uit 'n gijntjeioeècluiosl?
Nou affijn, hij greep naar me haar en
dat wier bonje, want me eige knul
nam dat niet, weeduwel? Die zehou
je vurige hande thuis. En toen zee Bas
want die wier meteen kivaod, wce.
duwel? toen zee Bas: je zei o"~ "e-
lukkig mee zijn, met die.... en toen
allemaal van die erge woorden".
Jajazei de rechter, om nog erger
te voorkomen. „Dat is genoeg. Ik dank
u wel voor uw heldere uiteenzetting-
De officier zette zijn cavaleriestem
op, want waar moet het heen. als
maar voortwoekeren?
a er héél in de maatschappij
ais iedere mlnnaar-met-blauwe-sche-
l'ZfimuarJaat mzen en tieren op
voetbalfuifjes? Zestig gulden boete
heta7 7 TMer keek eerst
beteuterde Bastiaan en toen naar de
triomferend lachende Ava in het aeel
en hy halveerde de eis. Als ik het
goed bekeken heb. gunde hij de gefor-
KAREL
n
Bas.',