West-Duitsland toont twee gezichten
Een Rus in Amsterdam
Indonesie's regering moet het
„rijstprobleem" oplossen
AMSTERDAMS PODIUM
Dominee Niemöller kan ons nog veel
méér vertellen
Want alles gaat naar
Hagenbeek
OP HET MATJE
De klap
Meer behoefte aan voedsel dan aan politiek
Honger staatsvijand no 1
Fors beleid nodig
Conservatisme
&i lUe-Z ten ituk
uxm het SxtAdij,fi
Eenzaam avontuur
de zomerdienst
fboekjes verkrijg»
jnpersoneel vanaf
DE DIRECTIE.
OLHEKKEN
beleefd aan
ACTOR. Ook
drogerijen of
ief.
(Van één onzer redacteuren)
|%E jonge Bondsstaat West-Duitsland toont de vreemdeling twee gezichten,
die in scherp contrast tot elkaar staan. In de paar dagen, die wij vertoefden
aan de oevers van Rijn en Ruhr, zijn we met beide gezichten geconfronteerd.
Het eerste is dat van het Duitse industriegebied, waar de duizend en een schoor
stenen weer roken, waar de hoogovens weer vuur en vlam spuwen en waar dag
en nacht weer door duizenden het zwarte goud gedolven wordt. Desondanks is
de aanblik hopeloos triest, want men kan kilometers door de mijnstreek gaan
en het is nog altijd twee ruïneséén huis.
zou zich wel de weelde van een wo
ning kunnen veroorloven, maar waar
vindt hij die? Hij heeft in ieder geval
een dak boven het hoofd, het kan zelfs
zijn: een waterdicht dak. In zo'n geval
boft hij. Als hij in z'n kelder-„woning"
althans geen hinder van het grondwa
ter ondervindt. Er doen zich gevallen
voor, waarin het water zowel van on
der als van boven komt en dan wordt
het lelijker. Huiselijkheid is hier ver
te zoeken, maar toch ook weer niet zo
heel ver. want het moet al gek zijn
als er binnen een kring van een paar
honderd meter niet een kroegje staat,
waar men zich gans de dag kan bezat
ten aan het schuimend gerstenat en
omdat de mens niet bij bier alleen kan
leven wordt er ook „Weinbrand"
getapt.
Zelfs de Duitser z'n hap vlees met
sauerkraut, z'n glas bier en spelen en
ge hebt geen kind aan hem. Hij wordt
eerst gevaarlijk als hij deze missen
moet. Behoudens> bij een aantal extréme
elementen is dé politieke belangstel
ling ook niet zo groot. Dit ontwaarden
wij op een avond in Düsseldorf, waar
in de Kreuzkirche dominee Niemöller
sprak over de toenadering tussen oost
en west.
Ds. Nieiröller sprak
De Duitser ziet dit niet meer zo; wie
jaren met een lelijke vrouw is ge
trouwd .wordt op de duur voor haar
uiterlijk immuum. Wij moeten er ech
ter nog weer even aan wennen. Zeven
jaar geleden deed de laatste Ameri
kaanse bommenwerper z'n werk en
van de machtige overkappingen op de
stations Duisburg, Düsseldorf en Keu
len staan de naakte geraamten nog
precies zo als op de dag des oordeels.
Elke stad in dit uitgestrekte industrie
gebied is nog steeds een modem Car
thago gelijk en we becijferen, dat er
zeker nog een generatie overheen zal
gaan voor en aleer het stadsbeeld weer
een min of meer normaal aanzien zal
hebben gekregen. De kansen, dat in die
tijd het nog in tact gebleven gedeelte
ook zal worden verwoest, zijn min
stens even groot.
Hier toont Duitsland zijn misvormd
gelaat in de aanblik van een totaal
uitgebrande wijk, ginds is het een ge
blakerd staketsel van vijf verdiepin
gen hoog, dat zich zelf op onverklaar
bare wijze in evenwicht houdt. Hier
behoeft maar even een stormvlaag mee
te spelen en het hele zaakje floept op
straat. Maar in zeven jaren tijds heb
ben reeds talloze stormvlagen aan deze
ruïnes gerukt en ze staan nog over
eind. In dit opzicht schijnt het, dat
ruïnes taaier dan gewone huizen zijn.
De meesten „wonen niet"
ANWILLEKEURIG dringt zich de
vraag op, waar de millioenen wo
nen, die rond krioelen in dit indusriële
mierennest. Welnu, de vraag is snel
beantwoord, want het gros woont niet,
althans beschikt niet over wat wij on
der een woning verstaan. Het gros
huist in kelders, in bunkers en in
krotten, die bij ons voor de beesten nog
niet goed genoeg zouden zijn.
En het zijn warempel niet slechts de
paupers, die hier zijn ondergebracht.
•Er zijn gezinnen onder, waarvan het
hoofd een inkomen heeft waarop me
nigeen van ons jaloers zou zijn. Hij
/orden, valt over
aak?", vraagt ze,
inspecteur knikt,
nevrouw Backer",
„De enige zoon
een kind van
mee".
Nooit ging er grote min
Door kleine twist verloren.
De liefde, na 't geschil,
Wordt groter dan tevoren.
nAT zei in zijn dagen de ouwe Teren-
tius, een soort filosofische Bertus
Aafjes uit lang vervlogen eeuw, toen
de mensen nog tijd hadden om te zoe
ken naar geluk. Terentius wist het
wel en hij schreef het neer iri mooie
woorden, lijk bellefleuren op schalen
van zilver.
Fraaie zinnen! maar ge gaat aan
hun inhoud twijfelen zo ge peinst op
het alsmaar hoger wordende cijfer der
echtscheidingen. Een lief vers! maar
falikant fout tegen de beweeglijke
achtergrond van de snaterende Fran-
cien, die vanochtend als klagend ge
tuige optrad in de zaak tegen haar ex-
voetenwarmer, c.e wettig van haar ge
scheiden Janus de W., betonwerker
van princiep en behept met een in
slaande argumentatie.
Dat zat zó: Op die gedenkwaardige
Zaterdagavond hebt u al opgemerkt
dat de meeste Klappen vallen op Za
terdagen? had zij Janus ontmoet in
een gelegenheid alwaar „gelagen ge
zet worden". Daar wierd wijders ge
danst, want er heerste feest. Maar het
geviel die avond, dat Janus in opzich
tige mate zijn gunsten (en zijn borrel
tjes) schonk aan een dame, die in het
scheidingsproces een weinig ladylike
rol speelde.
„En dat maakte me zó vreemd
van binnen, dat ik naar die vrouw toe
ging en zei: Je mag wel oppassen,
vandaag gezoend, morgen verloend",
vertelde Francien voor het groene
laken.
Niet verstandig, vond de rechter.
Maar Francien zei: ,,'k Heb me vin-
S"s krom gewerkt voor die man en
nog was 't nooit goed. En toen zag 'k
hem alsmaar dansen en gekdoen me.
c andere. Ik waarschuwde d'r alleen
maar Uit bestwil".
Op het kantje af, meende de
'er. U ziet, wat de gevolgen wa
ren.
Janus vloog op me af as 'n gekke
j, sloeg me kompleet tegen de
z «Me, twee tanden uit me mond en
me bril in gruzels. De mensen hielden
m vast, anders had 'ie me gewurgd,
t is zonde....
Janus-de-Knokker schoof, met een
van wie doet me wat, de hele
"■//"re op het dak van de familie Bols.
iJk had 'r een paar op en u weet hoe
aat gaat", zei hij vertrouwelijk tot de
rechter. Alsof rechtersge moet er
eenvoudig niet aan dénken!
De officier zei er heel wat van en
0at had niets meer met Terentius en
«tets meer met Bertus Aafjes te ma-
hen. Hij vroeg een maand schuurtje.
En toen de rechter, uitspraak doende,
daar drie weken van maakte begon
r randen te wenen als werd ze gekiel
haald.
Ehret die Frauen en zoek het
maar uit! KAREL
EERLIJK gezegd waren wij er heen-
gegaan uit nieuwsgierigheid we
wilden wel eens meemaken, hoe door
deze ex-duikbootkapitein de politieke
gemoederen in beroering zouden wor
den gebracht. Maar even eerlijk ge
zegd: het viel een tikje tegen, want
het was een vrij lauwe vertoning en
later op de avond mochten we consta
teren, dat het Duitse publiek veel
spontaner op het leeuwengebrul bij
Strassburger dan op het woord van
dominee Niemöller reageert.
„Het Westen", zo redeneert blijkbaar
niet alleen the man in the street, heeft
ons nodig in de strijd tegen het com
munisme en we zullen in dit opzicht
onze huid zo duur mogelijk verkopen.
Voor de rest gelooft men het wel wat.
Of er dan in Duitsland niet wordt
gewerkt en gebouwd? Inderdaad, we
hebben zelfs de indruk, dat er hard
wordt aangepakt. Café's, dancings en
bioscopen zijn reeds lang weer in tact,
winkels, warenhuizen en kantoren
stonden blijkbaar als nummer twee op
de urgentielijst en thans is ook een
aanvang gemaakt met de bouw van
modern geoutilleerde woningcom
plexen, hoofdzakelijk ten gerieve van
hen ,die in de vitale bedrijven werk
zaam zijn.
Nieuwe woningen
MAAR wat zijn duizend, wat zijn
tienduizend nieuwe woningen in
deze woestijn van puin? Niet veel
meer dan een oase en West-Duitsland
staat hier voor een schier onoplosbaar
probleem, te meer, waar het toch reeds
overbevolkte land tevens asyl is voor de
millioenen havelozen, die de yrijheid
verkozen, die het vege lijf over de
Oostgrens hebben gesleept. Als een
zwerm muskieten zijn ze neergestre
ken op het korenveld en het is vooral
het platteland dat onder deze gesel ge
bukt gaat.
Drie willekeurige steden in West-
Duitsland één en hetzelfde gezicht.
Drie steden, waar men zich temidden
van de puinen aan de luxe vergapen
kan. Vergapen, want het kopen van de
meest exquise delicatessen, van pe
perdure kunst en kitsch, van super
sleeën en al Wat dies meer zij, is
slechts weggelegd voor de enkeling,
die na de oorlog z'n zeven vette jaren
heeft beleefd.
Voor het overige dit. over het alge
meen is de Duitser hier correct, be
leefd en is hij u gaarne van dienst.
Slechts sporadisch ontmoet men iemand
die door z'n blaftoon verraadt eenmaal
nauw verwant te zijn geweest aan de
horden, die Europa onder de voet dach
ten te lopen en wier stompe geest
slechts ontvankelijk was voor de be
ruchte kadaver-discipline.
Dit is het ene zwaar gehavende
gezicht van West-Duitsland.
Het andere, zo lachend en zonnig of
er nooit ooi'log is geweest, nemen wij
in een volgend artikel onder de loupe.
(Van onze Indonesische correspondent)
CEN DER grootste en gevaarlijkste problemen, waarvoor Indonesië zich gp-
steld ziet, is het rïjstvraagstuk. Rijst vormt het hoofdvoedsel voor de Indo
nesische bevolking. Gaat de rijstprijs, tengevolge van een te kort, naar boven
zoals in de laatste jaren geregeld geschiedt dan heeft dit automatisch Ioon-
kwesties tengevolge, die dan weer dikwijls op stakingen uitlopen. Als gevolg
daarvan dalen de productie en de export, de deviezenpositie wordt ongunstig
hierdoor weer stijgen de moeilijkheden om rijst tegen een rede-
beïnvloed en
lijke prijs te importeren.
VóóR DE oorlog waren rijstproductie
en rijstconsumptie ongeveer in
evenwicht. Nadien is de bevolking
evenwei sterk toegenomen. De rijst
productie is in de meeste streken zeer
sterk achteruitgegaan. De oorzaak valt
te zoeken in de onveiligheid dier ge
bieden, maar ook in het gebrek aan
goede landbouwkundige voorlichting,
zoals die vroeger onder het Nederland
se regiem systematisch gegeven werd.
De Indonesische dagbladpers be
steedt zeer veel aandacht aan het rïjst
vraagstuk. Toen onlangs een nieuw ka
binet was gevormd, zagen wij in één
der leidende Indonesische bladen op
de voorpagina een „cartoon", bestaan
de uit twee plaatjes. Het eerste toonde
de ingang van één der regeringsge
bouwen te Djakarta, waarop een bul
letin was bevestigd met de namen der
nieuwe kabinetsleden. De Indonesische
voorbijgangers wierpen er zelfs geen
blik naar en wandelden er onverschil
lig langs. Op het tweede plaatje stond
op dit bulletin te lezen dat de rijstprijs
omlaag zou gaan. Het eerst zo onver
schillige publiek zag men zich dan
juichend en druk pratend om het
nieuwsbericht verzamelen. Het hele
verkeer werd er door gestremd. Onder
deze twee afbeeldingen stond: „Wat
het belangrijkste is. Wij hebben geen
politiek, maar rijst nodig".
De regering, die op dit punt aan veel
critiek blootstaat, al was het alleen
maar omdat men haar verwijt dat de
rijst-import verkeerd georganiseerd is,
en dat zii de rijstspeculanten de pen
niet on neus kan zetten, is van de
gevaren van dit vraagstuk doordron
gen.
\JOG onlangs heeft de president, ir
Sukarno, ter gelegenheid van de
eerste steenlegging van het nieuwe
gebouwencomplex der landbouwkun
dige faculteit te Bogor, een belangrij
ke rede aan dit onderwerp gewijd. Hij
voorspelde dat. indien geen zeer dras
tische maatregelen werden genomen
om de rijstbouw te verbeteren en uit
te breiden, Indonesië „verschrikkelijke
jaren van hongersnood, ziekte, vermin
derd arbeidsvermogen en andere on
gewenste gevolgen tegemoet gaat".
Het behoeft nauwelijks verklaring
wat de President bedoelde, toen hij
over eventuele „andere ongewenste
gevolgen" sprak. Ieder begrijpt dat
een regering, die er niet in slaagt dit
vraagstuk tot een redelijke oplossing
te brengen, minder populair zal zijp
dan het zoet gefluit der zeer actieve
communistische vogelaars in Azie, die
gaarne beloven, dat zij een aangele
genheid als deze met een hand-om
draai zullen oplossen.
De honger vormt in Indonesië aarts
vijand no. 1 van pen gezonde democra
tische ontwikkeling. De regering van
het huidige Indonesië staat intussen
voor de moeilijkheid, dat een groot
deel van het volk nog steeds de revo
lutie-roes niet te boven is en een grote
arbeidsschuwheid demonstreert, terwijl
men daarenboven op landbouwkundig
en waterstaatkundig gebied een ernstig
manco aan bekwame krachten telt.
Daarom is men voornemens meer des
kundigen op landbouwgebied uit het
buitenland aan te trekken.
Hun wacht, tesamen met de macht
hebbers van dit land, een zware en
moeilijke, maar geweldig belangrijke
taak. Het is niet te veel- gezegd wan
neer men stelt, dat het toekomstige ge
luk van Indonesië goeddeels van de
oplossing van het rijstvraagstuk af
hangt.
NAAR VASTE GROND
QOOR alle eeuwen heen heeft men de
kerk verweten, dat zij niet met haar
tijd meeging, dat zij achter de feiten
aanliep en door de zwaarte van haar
historische erfenis de ontwikkeling van
wetenschap en maatschappij niet bij
kon houden. Het spreekt wel vanzeli
dat in deze eeuw, waarin de oren van
ieder verstandig mens tuiten van het
te pas en te onpas klinkende geroep
om progressieve woorden en daden, de
kerk dit verwijt in sterker mate dan
ooit tegen zich ingebracht ziet. Wat
wil men nog in deze moderne, verlich
te, door benzine, electriciteit en atoom
kracht beheerste wereld met die eeu
wenoude belijdenis, met die uit elkaar
gepreekte bijbel, met die ouderwetse
psalmen en gezangen? Wat wil men
nog met heel die eredienst uit vroeger
eeuwen, met die oude woorden en tek
sten en gebeden? De kerk komt ach
teraan, de kerk kan niet met onze
progressieve tijd mee, de kerk is door
en-door conservatief.
Er zit in deze beschuldiging een deel
waarheid en een deel misverstand.
Waarheid is, dat tal van christenen in
allerlei opzicht bang zijn voor de ont
wikkeling van dp wetenschap, de cul
tuur en voor de vernieuwing van de
maatschappelijke vormen. Hun onge
zonde behoudzucht, die, naar het
woord van Pierson, nooit iets behou
den heeft en vaak alles in gevaar
brengt, leidt soms tot de meest on
christelijke houding, zelfs tegenover
hun eigen kinderen. Zij verwarren de
vormen van de tijd met het wezen van
het geloof en verstarren in geestelijke
bevriezing en dom-ouderwetse levens
houding.
Maar hun houding heeft niets te
maken met de wezenlijke inhoud van
het christelijk geloof, die niet van deze
of gene maar van Alle tijden is. Het
christendom is geen sta-in-de-weg
voor enigerlei gezonde vooruitgang, in
tegendeel: het christendom is vooruit
gang, omdat het de grote inspirator
is voor een vernieuwde, gezuiverde en
op waarachtige progressiviteit gerichte
levenshouding. Er is in de ganse ge
schiedenis van het menselijke denken
geen groter revolutie aanwijsbaar dan
de komst van Jezus Christus met zjjn
„Vader"-woord voor God en met zijn
gelijkschakeling van alle mensen in de
sfeer van zonde en genade. Zijn leer
van liefde wiste alle grenzen en alle
verschillen uit en was en is en zal we
zen, tot aan het eind der tijden, de
enig ware vooruitgang die in mensen
harten (en düs in onze maatschappe
lijke relaties) het progressiviteitsbe-
grip de ware inhoud en de rechte ont
wikkeling geeft.
En töeh is de kerk conservatief. In
derdaad: maar dan naar de ware in
houd van het woord. De kerk conser
veert wat de moeite waard is om ge
conserveerd (dat is deugdelijk be-
waard) te worden. Dat zijn de eeuwig
heidswaarden, die voor alle eeuwen
hun zelfde kracht behouden. De denker
Pascal heeft gezegd: De uitvindingen
der mensen gaan van eeuw tot eeuw
vooruit; de goedheid en de slechtheid
der wereld blijven in het algemeen on
veranderd. Een waar en een zéér wijs
woord. En het is in die sfeer vat»
„goedheid en slechtheid" dat de kerk
altijd opnieuw hetzelfde woord spreekt
en dat het geloof zijn oeroude inhoud
plaatst tegenover de eb en vloed van
gaande en komende menselijke me
ningen.
Geslachten komen en gaan en met
hen komen en verdwijnen allerhand
menselijke overwegingen en oordelen
en normen. Maar hoog boven dat be
weeglijke der tijdelijkheid staat het
normatief gezag van de bron des ge-
loofs: de revelatie Gods, die in Jezus
Christus zijn centrum en zijn hoogte
punt kreeg.
Zolang de kerk waarlijk christelijke
kerk is zal zij waarachtig conservatief
en déarom in de beste en diepste
zin van het woord progressief zijn.
J7RGENS, in het centrum van de stad, in een café, hadden we de afspraak ge
maakt, en ongeduldig zat ik op hem te wachten. Een krant hield ik in mijn
handen en 't was net alsof ik las. Maar ik las niet: geen regel en geen woord»
Omdat ik veel te nieuwsgierig was, wat voor iemand het zou zijn. Uit de ge
staag voortdeinende mensengolf voor het raam zou hij direct opduiken. In lang*
tijd had ik niet met zo veel spanning op iemand zitten wachten als die middag.
Toen hoorde ik, achter in het café, m'n naam noemen. Ik draaide me om en
daar stond hij. Hij was van de straat af binnen gekomen en toch had ik hem
niet gezien. Natuurlijk niet, omdat hij er precies uitzag als iedereen die daar
buiten, op straat, voorbij ging. We maakten kennis. Drukten elkaar de hand.
En zo begon de ontmoeting, die een minuut of twaalf duurde, luidden in het
hart van Amsterdam, tussen een Nederlander en een Rus.
P: VOND hem direct een aardige en
geschikte kerel. Hij had iets over
zich, dat ontwapende en alle reserve
en vormelijkheid feitelijk overbodig
maakte. Dat kwam, leek me, door z'n
vriendelijke ogen, z'n spontaniëteit en
z'n mooie, diepe stem. Ik moet bekennen,
dat juist die dingen me extra op m'n
hoede deden zijn. Natuurlijk was hij
zo. Systeem. Ten slotte was hij dus
iemand van de officiële Russische ko
lonie in Den Haag en als zodanig dus
niet alleen maar een Rus, maar beslist
ook nog bolsjewist, of iets dergelijks.
We hebben geleerd voor bolsjewisten
op onze hoede te zijn. Wel, dat was ik:
Het ging over boeken en we spraken
Engels, 't Ging hem heel vlot af en
toen we klaar waren zei hij een paar
aardige dingen over Holland en de
Hollanders. Ik vond, dat ik niet kon
achterblijven en zei ook iets aardigs:
over zijn land en zijn volk. Teneinde
de kerk in het midden te houden
merkte ik op, dat de mensen in Dos-
tojewski's werken me altijd zo hadden
aangestaan, én in Tsechow's en Tol
stoi's werken. Hij glimlachte een beet
je vertederd, keek me daarna scherp
aan en zei toen: ze zijn daar nog pre
cies zo, er is niets veranderd.
De kellner bediende ons. Hij nam
thee, ik koffie. Buiten gleed de massa
door de lente voorbij het raam. En we
spraken door en ineens merkte ik, dat
dit gesprek niets gedwongens meer
had. Hetgeen toch wel een merkwaar
dige ervaring was. Hier zaten ten slot
te, midden op de dag in Amsterdam,
een Sovjet-burger en een Nederlands
democraat, de een met thee en de an
der met koffie: en ze spraken over
boeken en mensen, alsof er nergens
ter wereld ooit Gordijnen waren op
gehangen. Nee, er was geen spoor van
een gordijn.
CN TOEN begon ik hem, voorzichtig,
te polsen over een paar dingen.
Over heel alledaagse zaken, hier en
daar. We w.aren het volkomen over
die dingen eens: nooit oorlog meer,
want die was door de duivel uitgevon
den. En brood voo~ alle mensen op
deze hele planeet. En het was dwaas,
dat hele naties vijandig tegenover el
kaar stonden. We waren het eens, dat
Holland een prachtig land was. Maar
ook Rusland. Hij kende heel wat van
Rusland. Kwam er net vandaan, van
Odessa aan de Zwarte Zee. Hij was
ziek geweest en had in een sanatorium
daar gelegen. Nu was hij weer hele
maal beter. Ja, 't was heerlijk in Ne
derland.... solide en zindelijk en heel
geschikte mensen.
Net als in Rusland? vroeg ik.
Ja, net als in Rusland zei hij.
Hij roemde het werk van Nederland
se geleerden en onze wetenschappelij
ke instituten. In het wilde weg roem
de ik zijn grote mannen ook, maar ik
voegde er aan toe, dat het zo jammer
was, dat je daarvan hier, in Holland,
zo weinig vernam. Ongewild liet ik
een stuk van 't Gordijn vallen. Hij zag
dat natuurlijk en gaf geen commen
taar.
Toen zei ik hem, dat ik dat land van
hem best eens zou willen zien en hij
knikte. „Het is er zo mooi", zei hij
en de glans in z'n ogen verdiepte zich.
Ik kom eens kijken, vandaag of mor
gen zei ik, maar ik lachte er bij, een
beetje spottend. Maar hij antwoordde
onverstoorbaar: „Ja/ dat moet u
zeker doen. Ik kon niet nagaan of
hij dat in ernst meende of ook spotte.
En op dat ogenblik gooide ik eruit wat
al een paar minuten lang op rh'n tong
gebrand had: „ik geloof dat de groot
ste fout, die onze politici maken is, dat
ze ons leren om te geloven in goede
en slechte volken, goede en slechte
landen, goede en slechte mensen. Dat
is een leugen. Alle volken, alle landen,
alle mensen zijn even goed. Of even
slecht, net zoals je dat bekijken wilt."
Ik wachtte even en ging toen snel
door. „Nee, ik kan niet geloven, dat
alle Amerikanen, Engelsen en Neder
landers alleen maar engelen zijn, en
alle Russen alleen maar duivels. Bent
u dit niet met me eens?"
Hij nam snel z'n kop thee op, dronk
die leeg, keek op z'n polshorloge en
zei: „Nu moet ik werkelijk gaan, ik
ben al laat. Ik vond het heel interes
sant en hoop u nog eens te ontmoeten.
Tot ziens!"
Een halve minuut later was hij weg.
Ik zag hem de deur uitgaan en zich
verliezen in de Amsterdamse massa,
die nog steeds voorbijdeinde.
HIT ONDERHOUD heeft werkelijk
plaatsgevonden. Al weer enige tijd
geleden en hoewel ik me direct voor
nam: daar moet ik eens over schrijven,
heb ik dat toch een week of wat uit
gesteld. Waarom eigenlijk? Ja, waar
om eigenlijk! Maar ik kon het niet lan.
ger laten en hier is het. Ik denk omdat
het vandaag zulk mooi weer is en de
paardenbloemen als kleine, vurige zon
nen in m'n tuin te pralen staan. En
omdat het kindje van de buren zo blij
en jong en gezond door het warme
gras aan 't dansen is. Omdat de vogels
in het bos vlakbij zitten te zingen, al
leen maar uit vreugde, d a t ze mogen
leven. Omdat ik een uur geleden die
twee verliefde duiven op een tak zag
zitten. Omdat dit laatste uur vrij van
demonen, angst en zorg was. En om
dat men soms, ja, niet zo vaak, die
vrede en zulk geluk ook anderen
wenst. Omdat men nooit alleen geluk
kig kan zijn. En omdat het werkelijk
heerlijk is te mogen leven. In Amster
dam en Londen, in New York en Pa
rijs. En in Moskou. Voor en achter elk
Gordijn.
Nu zult ge zeggen: dat klinkt wel
mooi, maar let op de praktijk! En Ie
ren onze politici en volksleiders niet
anders? En wat Ieren hun politici en
volksleiders? Wat kopen we voor znl-
ke idealen, die toch niet In vervulling
gaan? Ik vrees dat ge gelijk hebt,
vrienden. Alleenzien dnze leiders
hier. en rlle anderen daar. wel steeds
voldoende kinderen, lentebloemen en
verliefde duiven? Ik heb daaraan, na
dat gesprek in Amsterdam, steeds moe
ten denken. En daarom schreef ik er
niet over. Ik wist het zelf niet meer.
Er zijn nu eenmaal onderwerpen,
waarover men niet zo gemakkelijk
schrijft. Ook hier niet, in de vrije de»
mbcratieën van het Wesfen. Waaraan
ik zéér verknocht beu.
ANTONY VAN KAMPEN
„QA ik zo goed naar Dili op Timor?",
vroeg de vijftigjarige Australiër
Jack Fairweather aan een visser, die
hem in de verraderlijke Timorzee pas
seerde. De visser was zeer verbaasd,
Jack te ontmoeten. Deze namelijk ge
bruikte als vaartuig een hoeveelheid
drijfhout, welke op drie vliegtuigtanks
was vastgebonden. Zijn zeil, een oude
lap aan een bezemsteel, was reeds in
flarden gewaaid. De visser bood aan,
de eenzame zeiler over te nemen, maar
deze weigerde beslist zijn eenzaam
avontuur op te geven.
De visser bleef niets anders over,
dan Jack te verzekeren, dat hij inder
daad in de goede richting dreef, maar
nog een driehonderd mijl voor de boeg
had.
Toen hij in Darwin was terugge
keerd, heeft de visserman het verhaal
van zijn merkwaardige ontmoeting aan
de autoriteiten gedaan. Daarop onder
nam een vliegtuig van de Australische
luchtmacht een verkenningstocht, om
de koppige vlotvaarder op te sporen.
Het toestel is onverrichter zake terug
gekeerd.