West-Duitsland toont twee gezichten Een Rus in Amsterdam Indonesie's regering moet het „rijstprobleem" oplossen AMSTERDAMS PODIUM Dominee Niemöller kan ons nog veel méér vertellen Want alles gaat naar Hagenbeek OP HET MATJE De klap Meer behoefte aan voedsel dan aan politiek Honger staatsvijand no 1 Fors beleid nodig Conservatisme &i lUe-Z ten ituk uxm het SxtAdij,fi Eenzaam avontuur de zomerdienst fboekjes verkrijg» jnpersoneel vanaf DE DIRECTIE. OLHEKKEN beleefd aan ACTOR. Ook drogerijen of ief. (Van één onzer redacteuren) |%E jonge Bondsstaat West-Duitsland toont de vreemdeling twee gezichten, die in scherp contrast tot elkaar staan. In de paar dagen, die wij vertoefden aan de oevers van Rijn en Ruhr, zijn we met beide gezichten geconfronteerd. Het eerste is dat van het Duitse industriegebied, waar de duizend en een schoor stenen weer roken, waar de hoogovens weer vuur en vlam spuwen en waar dag en nacht weer door duizenden het zwarte goud gedolven wordt. Desondanks is de aanblik hopeloos triest, want men kan kilometers door de mijnstreek gaan en het is nog altijd twee ruïneséén huis. zou zich wel de weelde van een wo ning kunnen veroorloven, maar waar vindt hij die? Hij heeft in ieder geval een dak boven het hoofd, het kan zelfs zijn: een waterdicht dak. In zo'n geval boft hij. Als hij in z'n kelder-„woning" althans geen hinder van het grondwa ter ondervindt. Er doen zich gevallen voor, waarin het water zowel van on der als van boven komt en dan wordt het lelijker. Huiselijkheid is hier ver te zoeken, maar toch ook weer niet zo heel ver. want het moet al gek zijn als er binnen een kring van een paar honderd meter niet een kroegje staat, waar men zich gans de dag kan bezat ten aan het schuimend gerstenat en omdat de mens niet bij bier alleen kan leven wordt er ook „Weinbrand" getapt. Zelfs de Duitser z'n hap vlees met sauerkraut, z'n glas bier en spelen en ge hebt geen kind aan hem. Hij wordt eerst gevaarlijk als hij deze missen moet. Behoudens> bij een aantal extréme elementen is dé politieke belangstel ling ook niet zo groot. Dit ontwaarden wij op een avond in Düsseldorf, waar in de Kreuzkirche dominee Niemöller sprak over de toenadering tussen oost en west. Ds. Nieiröller sprak De Duitser ziet dit niet meer zo; wie jaren met een lelijke vrouw is ge trouwd .wordt op de duur voor haar uiterlijk immuum. Wij moeten er ech ter nog weer even aan wennen. Zeven jaar geleden deed de laatste Ameri kaanse bommenwerper z'n werk en van de machtige overkappingen op de stations Duisburg, Düsseldorf en Keu len staan de naakte geraamten nog precies zo als op de dag des oordeels. Elke stad in dit uitgestrekte industrie gebied is nog steeds een modem Car thago gelijk en we becijferen, dat er zeker nog een generatie overheen zal gaan voor en aleer het stadsbeeld weer een min of meer normaal aanzien zal hebben gekregen. De kansen, dat in die tijd het nog in tact gebleven gedeelte ook zal worden verwoest, zijn min stens even groot. Hier toont Duitsland zijn misvormd gelaat in de aanblik van een totaal uitgebrande wijk, ginds is het een ge blakerd staketsel van vijf verdiepin gen hoog, dat zich zelf op onverklaar bare wijze in evenwicht houdt. Hier behoeft maar even een stormvlaag mee te spelen en het hele zaakje floept op straat. Maar in zeven jaren tijds heb ben reeds talloze stormvlagen aan deze ruïnes gerukt en ze staan nog over eind. In dit opzicht schijnt het, dat ruïnes taaier dan gewone huizen zijn. De meesten „wonen niet" ANWILLEKEURIG dringt zich de vraag op, waar de millioenen wo nen, die rond krioelen in dit indusriële mierennest. Welnu, de vraag is snel beantwoord, want het gros woont niet, althans beschikt niet over wat wij on der een woning verstaan. Het gros huist in kelders, in bunkers en in krotten, die bij ons voor de beesten nog niet goed genoeg zouden zijn. En het zijn warempel niet slechts de paupers, die hier zijn ondergebracht. •Er zijn gezinnen onder, waarvan het hoofd een inkomen heeft waarop me nigeen van ons jaloers zou zijn. Hij /orden, valt over aak?", vraagt ze, inspecteur knikt, nevrouw Backer", „De enige zoon een kind van mee". Nooit ging er grote min Door kleine twist verloren. De liefde, na 't geschil, Wordt groter dan tevoren. nAT zei in zijn dagen de ouwe Teren- tius, een soort filosofische Bertus Aafjes uit lang vervlogen eeuw, toen de mensen nog tijd hadden om te zoe ken naar geluk. Terentius wist het wel en hij schreef het neer iri mooie woorden, lijk bellefleuren op schalen van zilver. Fraaie zinnen! maar ge gaat aan hun inhoud twijfelen zo ge peinst op het alsmaar hoger wordende cijfer der echtscheidingen. Een lief vers! maar falikant fout tegen de beweeglijke achtergrond van de snaterende Fran- cien, die vanochtend als klagend ge tuige optrad in de zaak tegen haar ex- voetenwarmer, c.e wettig van haar ge scheiden Janus de W., betonwerker van princiep en behept met een in slaande argumentatie. Dat zat zó: Op die gedenkwaardige Zaterdagavond hebt u al opgemerkt dat de meeste Klappen vallen op Za terdagen? had zij Janus ontmoet in een gelegenheid alwaar „gelagen ge zet worden". Daar wierd wijders ge danst, want er heerste feest. Maar het geviel die avond, dat Janus in opzich tige mate zijn gunsten (en zijn borrel tjes) schonk aan een dame, die in het scheidingsproces een weinig ladylike rol speelde. „En dat maakte me zó vreemd van binnen, dat ik naar die vrouw toe ging en zei: Je mag wel oppassen, vandaag gezoend, morgen verloend", vertelde Francien voor het groene laken. Niet verstandig, vond de rechter. Maar Francien zei: ,,'k Heb me vin- S"s krom gewerkt voor die man en nog was 't nooit goed. En toen zag 'k hem alsmaar dansen en gekdoen me. c andere. Ik waarschuwde d'r alleen maar Uit bestwil". Op het kantje af, meende de 'er. U ziet, wat de gevolgen wa ren. Janus vloog op me af as 'n gekke j, sloeg me kompleet tegen de z «Me, twee tanden uit me mond en me bril in gruzels. De mensen hielden m vast, anders had 'ie me gewurgd, t is zonde.... Janus-de-Knokker schoof, met een van wie doet me wat, de hele "■//"re op het dak van de familie Bols. iJk had 'r een paar op en u weet hoe aat gaat", zei hij vertrouwelijk tot de rechter. Alsof rechtersge moet er eenvoudig niet aan dénken! De officier zei er heel wat van en 0at had niets meer met Terentius en «tets meer met Bertus Aafjes te ma- hen. Hij vroeg een maand schuurtje. En toen de rechter, uitspraak doende, daar drie weken van maakte begon r randen te wenen als werd ze gekiel haald. Ehret die Frauen en zoek het maar uit! KAREL EERLIJK gezegd waren wij er heen- gegaan uit nieuwsgierigheid we wilden wel eens meemaken, hoe door deze ex-duikbootkapitein de politieke gemoederen in beroering zouden wor den gebracht. Maar even eerlijk ge zegd: het viel een tikje tegen, want het was een vrij lauwe vertoning en later op de avond mochten we consta teren, dat het Duitse publiek veel spontaner op het leeuwengebrul bij Strassburger dan op het woord van dominee Niemöller reageert. „Het Westen", zo redeneert blijkbaar niet alleen the man in the street, heeft ons nodig in de strijd tegen het com munisme en we zullen in dit opzicht onze huid zo duur mogelijk verkopen. Voor de rest gelooft men het wel wat. Of er dan in Duitsland niet wordt gewerkt en gebouwd? Inderdaad, we hebben zelfs de indruk, dat er hard wordt aangepakt. Café's, dancings en bioscopen zijn reeds lang weer in tact, winkels, warenhuizen en kantoren stonden blijkbaar als nummer twee op de urgentielijst en thans is ook een aanvang gemaakt met de bouw van modern geoutilleerde woningcom plexen, hoofdzakelijk ten gerieve van hen ,die in de vitale bedrijven werk zaam zijn. Nieuwe woningen MAAR wat zijn duizend, wat zijn tienduizend nieuwe woningen in deze woestijn van puin? Niet veel meer dan een oase en West-Duitsland staat hier voor een schier onoplosbaar probleem, te meer, waar het toch reeds overbevolkte land tevens asyl is voor de millioenen havelozen, die de yrijheid verkozen, die het vege lijf over de Oostgrens hebben gesleept. Als een zwerm muskieten zijn ze neergestre ken op het korenveld en het is vooral het platteland dat onder deze gesel ge bukt gaat. Drie willekeurige steden in West- Duitsland één en hetzelfde gezicht. Drie steden, waar men zich temidden van de puinen aan de luxe vergapen kan. Vergapen, want het kopen van de meest exquise delicatessen, van pe perdure kunst en kitsch, van super sleeën en al Wat dies meer zij, is slechts weggelegd voor de enkeling, die na de oorlog z'n zeven vette jaren heeft beleefd. Voor het overige dit. over het alge meen is de Duitser hier correct, be leefd en is hij u gaarne van dienst. Slechts sporadisch ontmoet men iemand die door z'n blaftoon verraadt eenmaal nauw verwant te zijn geweest aan de horden, die Europa onder de voet dach ten te lopen en wier stompe geest slechts ontvankelijk was voor de be ruchte kadaver-discipline. Dit is het ene zwaar gehavende gezicht van West-Duitsland. Het andere, zo lachend en zonnig of er nooit ooi'log is geweest, nemen wij in een volgend artikel onder de loupe. (Van onze Indonesische correspondent) CEN DER grootste en gevaarlijkste problemen, waarvoor Indonesië zich gp- steld ziet, is het rïjstvraagstuk. Rijst vormt het hoofdvoedsel voor de Indo nesische bevolking. Gaat de rijstprijs, tengevolge van een te kort, naar boven zoals in de laatste jaren geregeld geschiedt dan heeft dit automatisch Ioon- kwesties tengevolge, die dan weer dikwijls op stakingen uitlopen. Als gevolg daarvan dalen de productie en de export, de deviezenpositie wordt ongunstig hierdoor weer stijgen de moeilijkheden om rijst tegen een rede- beïnvloed en lijke prijs te importeren. VóóR DE oorlog waren rijstproductie en rijstconsumptie ongeveer in evenwicht. Nadien is de bevolking evenwei sterk toegenomen. De rijst productie is in de meeste streken zeer sterk achteruitgegaan. De oorzaak valt te zoeken in de onveiligheid dier ge bieden, maar ook in het gebrek aan goede landbouwkundige voorlichting, zoals die vroeger onder het Nederland se regiem systematisch gegeven werd. De Indonesische dagbladpers be steedt zeer veel aandacht aan het rïjst vraagstuk. Toen onlangs een nieuw ka binet was gevormd, zagen wij in één der leidende Indonesische bladen op de voorpagina een „cartoon", bestaan de uit twee plaatjes. Het eerste toonde de ingang van één der regeringsge bouwen te Djakarta, waarop een bul letin was bevestigd met de namen der nieuwe kabinetsleden. De Indonesische voorbijgangers wierpen er zelfs geen blik naar en wandelden er onverschil lig langs. Op het tweede plaatje stond op dit bulletin te lezen dat de rijstprijs omlaag zou gaan. Het eerst zo onver schillige publiek zag men zich dan juichend en druk pratend om het nieuwsbericht verzamelen. Het hele verkeer werd er door gestremd. Onder deze twee afbeeldingen stond: „Wat het belangrijkste is. Wij hebben geen politiek, maar rijst nodig". De regering, die op dit punt aan veel critiek blootstaat, al was het alleen maar omdat men haar verwijt dat de rijst-import verkeerd georganiseerd is, en dat zii de rijstspeculanten de pen niet on neus kan zetten, is van de gevaren van dit vraagstuk doordron gen. \JOG onlangs heeft de president, ir Sukarno, ter gelegenheid van de eerste steenlegging van het nieuwe gebouwencomplex der landbouwkun dige faculteit te Bogor, een belangrij ke rede aan dit onderwerp gewijd. Hij voorspelde dat. indien geen zeer dras tische maatregelen werden genomen om de rijstbouw te verbeteren en uit te breiden, Indonesië „verschrikkelijke jaren van hongersnood, ziekte, vermin derd arbeidsvermogen en andere on gewenste gevolgen tegemoet gaat". Het behoeft nauwelijks verklaring wat de President bedoelde, toen hij over eventuele „andere ongewenste gevolgen" sprak. Ieder begrijpt dat een regering, die er niet in slaagt dit vraagstuk tot een redelijke oplossing te brengen, minder populair zal zijp dan het zoet gefluit der zeer actieve communistische vogelaars in Azie, die gaarne beloven, dat zij een aangele genheid als deze met een hand-om draai zullen oplossen. De honger vormt in Indonesië aarts vijand no. 1 van pen gezonde democra tische ontwikkeling. De regering van het huidige Indonesië staat intussen voor de moeilijkheid, dat een groot deel van het volk nog steeds de revo lutie-roes niet te boven is en een grote arbeidsschuwheid demonstreert, terwijl men daarenboven op landbouwkundig en waterstaatkundig gebied een ernstig manco aan bekwame krachten telt. Daarom is men voornemens meer des kundigen op landbouwgebied uit het buitenland aan te trekken. Hun wacht, tesamen met de macht hebbers van dit land, een zware en moeilijke, maar geweldig belangrijke taak. Het is niet te veel- gezegd wan neer men stelt, dat het toekomstige ge luk van Indonesië goeddeels van de oplossing van het rijstvraagstuk af hangt. NAAR VASTE GROND QOOR alle eeuwen heen heeft men de kerk verweten, dat zij niet met haar tijd meeging, dat zij achter de feiten aanliep en door de zwaarte van haar historische erfenis de ontwikkeling van wetenschap en maatschappij niet bij kon houden. Het spreekt wel vanzeli dat in deze eeuw, waarin de oren van ieder verstandig mens tuiten van het te pas en te onpas klinkende geroep om progressieve woorden en daden, de kerk dit verwijt in sterker mate dan ooit tegen zich ingebracht ziet. Wat wil men nog in deze moderne, verlich te, door benzine, electriciteit en atoom kracht beheerste wereld met die eeu wenoude belijdenis, met die uit elkaar gepreekte bijbel, met die ouderwetse psalmen en gezangen? Wat wil men nog met heel die eredienst uit vroeger eeuwen, met die oude woorden en tek sten en gebeden? De kerk komt ach teraan, de kerk kan niet met onze progressieve tijd mee, de kerk is door en-door conservatief. Er zit in deze beschuldiging een deel waarheid en een deel misverstand. Waarheid is, dat tal van christenen in allerlei opzicht bang zijn voor de ont wikkeling van dp wetenschap, de cul tuur en voor de vernieuwing van de maatschappelijke vormen. Hun onge zonde behoudzucht, die, naar het woord van Pierson, nooit iets behou den heeft en vaak alles in gevaar brengt, leidt soms tot de meest on christelijke houding, zelfs tegenover hun eigen kinderen. Zij verwarren de vormen van de tijd met het wezen van het geloof en verstarren in geestelijke bevriezing en dom-ouderwetse levens houding. Maar hun houding heeft niets te maken met de wezenlijke inhoud van het christelijk geloof, die niet van deze of gene maar van Alle tijden is. Het christendom is geen sta-in-de-weg voor enigerlei gezonde vooruitgang, in tegendeel: het christendom is vooruit gang, omdat het de grote inspirator is voor een vernieuwde, gezuiverde en op waarachtige progressiviteit gerichte levenshouding. Er is in de ganse ge schiedenis van het menselijke denken geen groter revolutie aanwijsbaar dan de komst van Jezus Christus met zjjn „Vader"-woord voor God en met zijn gelijkschakeling van alle mensen in de sfeer van zonde en genade. Zijn leer van liefde wiste alle grenzen en alle verschillen uit en was en is en zal we zen, tot aan het eind der tijden, de enig ware vooruitgang die in mensen harten (en düs in onze maatschappe lijke relaties) het progressiviteitsbe- grip de ware inhoud en de rechte ont wikkeling geeft. En töeh is de kerk conservatief. In derdaad: maar dan naar de ware in houd van het woord. De kerk conser veert wat de moeite waard is om ge conserveerd (dat is deugdelijk be- waard) te worden. Dat zijn de eeuwig heidswaarden, die voor alle eeuwen hun zelfde kracht behouden. De denker Pascal heeft gezegd: De uitvindingen der mensen gaan van eeuw tot eeuw vooruit; de goedheid en de slechtheid der wereld blijven in het algemeen on veranderd. Een waar en een zéér wijs woord. En het is in die sfeer vat» „goedheid en slechtheid" dat de kerk altijd opnieuw hetzelfde woord spreekt en dat het geloof zijn oeroude inhoud plaatst tegenover de eb en vloed van gaande en komende menselijke me ningen. Geslachten komen en gaan en met hen komen en verdwijnen allerhand menselijke overwegingen en oordelen en normen. Maar hoog boven dat be weeglijke der tijdelijkheid staat het normatief gezag van de bron des ge- loofs: de revelatie Gods, die in Jezus Christus zijn centrum en zijn hoogte punt kreeg. Zolang de kerk waarlijk christelijke kerk is zal zij waarachtig conservatief en déarom in de beste en diepste zin van het woord progressief zijn. J7RGENS, in het centrum van de stad, in een café, hadden we de afspraak ge maakt, en ongeduldig zat ik op hem te wachten. Een krant hield ik in mijn handen en 't was net alsof ik las. Maar ik las niet: geen regel en geen woord» Omdat ik veel te nieuwsgierig was, wat voor iemand het zou zijn. Uit de ge staag voortdeinende mensengolf voor het raam zou hij direct opduiken. In lang* tijd had ik niet met zo veel spanning op iemand zitten wachten als die middag. Toen hoorde ik, achter in het café, m'n naam noemen. Ik draaide me om en daar stond hij. Hij was van de straat af binnen gekomen en toch had ik hem niet gezien. Natuurlijk niet, omdat hij er precies uitzag als iedereen die daar buiten, op straat, voorbij ging. We maakten kennis. Drukten elkaar de hand. En zo begon de ontmoeting, die een minuut of twaalf duurde, luidden in het hart van Amsterdam, tussen een Nederlander en een Rus. P: VOND hem direct een aardige en geschikte kerel. Hij had iets over zich, dat ontwapende en alle reserve en vormelijkheid feitelijk overbodig maakte. Dat kwam, leek me, door z'n vriendelijke ogen, z'n spontaniëteit en z'n mooie, diepe stem. Ik moet bekennen, dat juist die dingen me extra op m'n hoede deden zijn. Natuurlijk was hij zo. Systeem. Ten slotte was hij dus iemand van de officiële Russische ko lonie in Den Haag en als zodanig dus niet alleen maar een Rus, maar beslist ook nog bolsjewist, of iets dergelijks. We hebben geleerd voor bolsjewisten op onze hoede te zijn. Wel, dat was ik: Het ging over boeken en we spraken Engels, 't Ging hem heel vlot af en toen we klaar waren zei hij een paar aardige dingen over Holland en de Hollanders. Ik vond, dat ik niet kon achterblijven en zei ook iets aardigs: over zijn land en zijn volk. Teneinde de kerk in het midden te houden merkte ik op, dat de mensen in Dos- tojewski's werken me altijd zo hadden aangestaan, én in Tsechow's en Tol stoi's werken. Hij glimlachte een beet je vertederd, keek me daarna scherp aan en zei toen: ze zijn daar nog pre cies zo, er is niets veranderd. De kellner bediende ons. Hij nam thee, ik koffie. Buiten gleed de massa door de lente voorbij het raam. En we spraken door en ineens merkte ik, dat dit gesprek niets gedwongens meer had. Hetgeen toch wel een merkwaar dige ervaring was. Hier zaten ten slot te, midden op de dag in Amsterdam, een Sovjet-burger en een Nederlands democraat, de een met thee en de an der met koffie: en ze spraken over boeken en mensen, alsof er nergens ter wereld ooit Gordijnen waren op gehangen. Nee, er was geen spoor van een gordijn. CN TOEN begon ik hem, voorzichtig, te polsen over een paar dingen. Over heel alledaagse zaken, hier en daar. We w.aren het volkomen over die dingen eens: nooit oorlog meer, want die was door de duivel uitgevon den. En brood voo~ alle mensen op deze hele planeet. En het was dwaas, dat hele naties vijandig tegenover el kaar stonden. We waren het eens, dat Holland een prachtig land was. Maar ook Rusland. Hij kende heel wat van Rusland. Kwam er net vandaan, van Odessa aan de Zwarte Zee. Hij was ziek geweest en had in een sanatorium daar gelegen. Nu was hij weer hele maal beter. Ja, 't was heerlijk in Ne derland.... solide en zindelijk en heel geschikte mensen. Net als in Rusland? vroeg ik. Ja, net als in Rusland zei hij. Hij roemde het werk van Nederland se geleerden en onze wetenschappelij ke instituten. In het wilde weg roem de ik zijn grote mannen ook, maar ik voegde er aan toe, dat het zo jammer was, dat je daarvan hier, in Holland, zo weinig vernam. Ongewild liet ik een stuk van 't Gordijn vallen. Hij zag dat natuurlijk en gaf geen commen taar. Toen zei ik hem, dat ik dat land van hem best eens zou willen zien en hij knikte. „Het is er zo mooi", zei hij en de glans in z'n ogen verdiepte zich. Ik kom eens kijken, vandaag of mor gen zei ik, maar ik lachte er bij, een beetje spottend. Maar hij antwoordde onverstoorbaar: „Ja/ dat moet u zeker doen. Ik kon niet nagaan of hij dat in ernst meende of ook spotte. En op dat ogenblik gooide ik eruit wat al een paar minuten lang op rh'n tong gebrand had: „ik geloof dat de groot ste fout, die onze politici maken is, dat ze ons leren om te geloven in goede en slechte volken, goede en slechte landen, goede en slechte mensen. Dat is een leugen. Alle volken, alle landen, alle mensen zijn even goed. Of even slecht, net zoals je dat bekijken wilt." Ik wachtte even en ging toen snel door. „Nee, ik kan niet geloven, dat alle Amerikanen, Engelsen en Neder landers alleen maar engelen zijn, en alle Russen alleen maar duivels. Bent u dit niet met me eens?" Hij nam snel z'n kop thee op, dronk die leeg, keek op z'n polshorloge en zei: „Nu moet ik werkelijk gaan, ik ben al laat. Ik vond het heel interes sant en hoop u nog eens te ontmoeten. Tot ziens!" Een halve minuut later was hij weg. Ik zag hem de deur uitgaan en zich verliezen in de Amsterdamse massa, die nog steeds voorbijdeinde. HIT ONDERHOUD heeft werkelijk plaatsgevonden. Al weer enige tijd geleden en hoewel ik me direct voor nam: daar moet ik eens over schrijven, heb ik dat toch een week of wat uit gesteld. Waarom eigenlijk? Ja, waar om eigenlijk! Maar ik kon het niet lan. ger laten en hier is het. Ik denk omdat het vandaag zulk mooi weer is en de paardenbloemen als kleine, vurige zon nen in m'n tuin te pralen staan. En omdat het kindje van de buren zo blij en jong en gezond door het warme gras aan 't dansen is. Omdat de vogels in het bos vlakbij zitten te zingen, al leen maar uit vreugde, d a t ze mogen leven. Omdat ik een uur geleden die twee verliefde duiven op een tak zag zitten. Omdat dit laatste uur vrij van demonen, angst en zorg was. En om dat men soms, ja, niet zo vaak, die vrede en zulk geluk ook anderen wenst. Omdat men nooit alleen geluk kig kan zijn. En omdat het werkelijk heerlijk is te mogen leven. In Amster dam en Londen, in New York en Pa rijs. En in Moskou. Voor en achter elk Gordijn. Nu zult ge zeggen: dat klinkt wel mooi, maar let op de praktijk! En Ie ren onze politici en volksleiders niet anders? En wat Ieren hun politici en volksleiders? Wat kopen we voor znl- ke idealen, die toch niet In vervulling gaan? Ik vrees dat ge gelijk hebt, vrienden. Alleenzien dnze leiders hier. en rlle anderen daar. wel steeds voldoende kinderen, lentebloemen en verliefde duiven? Ik heb daaraan, na dat gesprek in Amsterdam, steeds moe ten denken. En daarom schreef ik er niet over. Ik wist het zelf niet meer. Er zijn nu eenmaal onderwerpen, waarover men niet zo gemakkelijk schrijft. Ook hier niet, in de vrije de» mbcratieën van het Wesfen. Waaraan ik zéér verknocht beu. ANTONY VAN KAMPEN „QA ik zo goed naar Dili op Timor?", vroeg de vijftigjarige Australiër Jack Fairweather aan een visser, die hem in de verraderlijke Timorzee pas seerde. De visser was zeer verbaasd, Jack te ontmoeten. Deze namelijk ge bruikte als vaartuig een hoeveelheid drijfhout, welke op drie vliegtuigtanks was vastgebonden. Zijn zeil, een oude lap aan een bezemsteel, was reeds in flarden gewaaid. De visser bood aan, de eenzame zeiler over te nemen, maar deze weigerde beslist zijn eenzaam avontuur op te geven. De visser bleef niets anders over, dan Jack te verzekeren, dat hij inder daad in de goede richting dreef, maar nog een driehonderd mijl voor de boeg had. Toen hij in Darwin was terugge keerd, heeft de visserman het verhaal van zijn merkwaardige ontmoeting aan de autoriteiten gedaan. Daarop onder nam een vliegtuig van de Australische luchtmacht een verkenningstocht, om de koppige vlotvaarder op te sporen. Het toestel is onverrichter zake terug gekeerd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 5