Het Rijksmuseum, zoals het óók is
Nederlandse grafische kunst voor
de Biennale di Venezia
Beeldende kunstenaars zagen de
haven van Amsterdam
Sommige M.T.S.-ers kunnen hun
schoolgeld terughalen
Nieuwe ideeën tussen oude meesters
£en halve minuut bij
Rembrandt
Een eenzijdig samengestelde collectie
Sterke overschatting van
de abstracten
Emmy Andriesse fotografeert het gewone leven
leder plaatje vertelt een
verhaal
Orgelconcours in
Haarlem
VAN STAR PAKHUIS TOT MODERN BEDRIJF
(Van een onzer redacteuren)
gNELLER dan de Amerikanen „deden" wij dezer dagen het Rijksmuseum te
Amsterdam. Wy zagen Rembrandts zoon Titus „in een monnikspy" slechts
een halve minuut en kwamen ondanks die dertig seconden (voor het opsteken
van uw sigaar hebt ge meer tijd nodig) onder de bekoring van dit meesterwerk.
By de Nachtwacht, waaraan de Yankces toch nog altyd acht minuten wijden,
stonden we in het geheel niet stil, ondanks de Sfinxachtige houding van de
museumwacht. De witglanzende veren van een zilveren haan achter glas in een
der vele depots van onze nationale schatkamer, merkten we alleen op omdat
het in dat stille, stoffige depot schemerduister was en die pronkende haan dus
wel opvallen moest. We liepen in dat statige Huis aan de Kade zelfs over
olifantsruggen en dat nog wel onder het scherp toeziend oog van directie
secretaris Ton Koot. Maar juist dank zij Ton Koot (van „En nuAmsterdam
in"), die hier thuis is als een huisvrouw in haar keuken, gingen we het museum
anders zien. We ontdekten, dat de bewering, dat het huidige museum van
een enirszins verstard pakhuis is uitgegroeid tot een modern bedrijf, zeker
geen hc*le phrase is.
CNKELE tientallen jaren terug was
dit geheel anders en waren de be
grippen „museum" en „bedrijf" onaf
zienbaar ver van elkaar verwijderd.
Er heerste in het museum een al te
grote stilte. Men hield zich voorname
lijk bezig met het verzamelen en ten
toonstellen van liefst zoveel mogelijk
stukken. Het personeel was gering in
aantal. Behalve de directeur, die zelf
alle correspondentie had te voeren,
telde het Rijksmuseum slechts enkele
hulpkrachten en dan de bewakers. Op
het ogenblik zijn in dit museum ruim
honderdvijftig personen werkzaam. De
hoofddirecteur wordt bijgestaan door
enkele directeuren. Er is een weten
schappelijke staf van vijf en twintig
man, en technische staf en een zij
het kleine groep administratief per
soneel. Hetgeen een gevolg is van het
feit, dat men de taak van het museum
en de plaats die deze instelling heeft
in te nemen, door gans andere ogen is
gaan zien.
Drieledige taak
FtlE taak is drieledig. In de eerste
plaats blijft natuurlijk het verzame
len der stukken en het zo mogelijk uit
breiden en completeren der collecties
een zeer belangrijk deel van die taak
Wondere openbaring óf
boeiende herontdekking
Nu de vacantie weer in aantocht
is en op alle mogelijke wijze de
aandacht wordt gevestigd op
verpozing in bos, heide en aan
zee, lijkt het ons goed belang
stelling te vragen voor een in
alle opzichten boeiend en be
paalde zin tevens „ontspannend"
object voor een vacantiebezoek,
nX het Rijksmuseum in Am
sterdam. Misschien kent ge het
„van vroeger", dan zal een her
nieuwd bezoek aan het museum
een belangwekkende herontdek
king zijn. Een eerste bezoek
kan niet anders worden dan een
wondere openbaring.
De bliksemtocht, die wij voor U
door het Rijksmuseum maakten,
kunnen wij u in dit tempo niet
aanraden, maar het was nodig om
u neven staande totaalindruk te
geven.
richte bewaarplaatsen van het gebouw.
In het grootste schilderijendepot be
vinden zich vijftienhonderd doeken.
Ze hangen aan kort bij elkaar ge
plaatste wanden, die men over een
ijzeren baan naar voren kan schuiven.
Het is niet zó. dat deze doeken nu
maar steeds voor het publiek verbor
gen blijv.en. Er wordt van uitgeleend
voor exposities in het buitenland, soms
zijn ze nodig voor tentoonstellingen in
het museum zelf.
Door nauwe schemerige gangen,
waarin onze voetstappen hol opklon
ken en die telkens weer door loodzwa
re ijzeren branddeuren zijn afgesloten,
kwamen we in de afdeling voor het
restaureren van schilderstukken. Een
fraai doek met felle kleuren was juist
van de vernislagen ontdaan en werd
op een enkele plaats iets bijgeschil
derd. Dit is een zeer moeilijk werk,
dat alleen aan kundige vaklieden mag
worden toevertrouwd. Zeer voorzich
tig moet men ook te werk gaan bij het
soms noodzakelijke verdoeken van
schilderijen.
In een volgend vertrek stonden de
Röntgenapparaten opgesteld. Deze en
de bekende kwartslampen spelen een
belangrijke rol bij het onderzoek naar
de echtheid van schilderijen Deze
museumdienst wordt ook dikwijls door
particulieren voor onderzoek van in
hun bezit zijnde doeken geraadpleegd.
Zwijgende kanonnen
TN gezelschap van dr R. van Lutter-
velt, lid van de wetenschappelijke
staf van het museum, dwaalden we
rond in het grote maritieme depot.
Daar zagen we talrijke, dikwijls zeer
zeldzame scheepsmodellen van roem
rijke oorlogsschepen en koopvaarders,
oude en moderne instrumenten voor de
navigatie en fraaie modellen en oor
spronkelijke stukken scheepsgeschut
Een kostbare verzameling, voorname
lijk dienend als studiemateriaal, waar
op het museum terecht trots is.
Via de „olifantsruggen" kwamen we
weer in de expositieruimten terug. Die
olifantsruggen bewogen niet. Ze ston
den verstijfd in het duister onder de
hanebalken van Cuypers machtige
bouwwerk. Het zijn n.l. de ruwe bo
venzijden van de gothische bogen, die
het plafond vormen van de indrukwek
kende voorhall van het museum.
Een bedrijf, dit Rijksmuseum, ja dat
is het, maar dan een bedrijf, dat zich
richt op hogere waarden en zich ten
doei stelt een brug te zijn tussen
Kunst en mens; .een contact, waarvan
men de inspirerende, opvoedende en
veredelende functie niet licht kan
overschatten. In de stilte van de zalen
en achter de coulissen ontdekten wij
een activiteit en een werkzaamheid,
die enorm is. En sprekend met de
mannen van het museum hoorden wij
van schone wensdromen, die getuigden
van nauw verholen energie. Als er
Rembrandts schilderij van zijn
zoon Titus „Met de Monnikskap"
maar voldoende ruimte was, zuchtte
men, dan zouden we hier in Amster
dam zeker nog wel een geheel zelf
standig Historisch Museum kunnen
stichten. Ja, als
Twee aantrekkelijke
exposities
(.Van een onzer redacteuren).
Nederland geldt van oudsher als een
zeevarende natie. Er zijn hier schepen
en zeelieden geweest, zolang er een
enigermate geordend economisch leven
bestond, dat productie voor de verkoop
en ruii van goederen kende. Steeds
verder hebben onze schippers en koop
lieden zich op hun tochten gewaagd.
Geen reis was hun te ver, geen risico
te groot. Toch heeft deze drift op onze
kunst maar betrekkelijk weinig in
vloed gehad, lijkt het wel.
In verhouding althans is bij de beel
dende kunstenaars de aandacht voor
het leven van burgers en boeren veel
groter geweest. Zee en havens hebben
blijkbaar slechts voor bepaalde artisten
een zodanige bekoring gehad, dat zji
zich gedrongen voelden tot uitingen op
doek of papier. Daarbij rekenen we
zeer beslist de aandoenlijke taferelen
van de Haagse School en daaraan voor-
(Van een onzer redacteuren)
WANNEER binnenkort de Biennale di Venezia begint, deze grote tweejaarlijkse
internationale kunstmanifestatie, zal er in een van de paviljoens een collec
tie Nederlandse grafiek te zien zijn. Men lieeft gemeend, haar ditmaal een plaats
t« moeten inruimen, kennelyk in de verwachting, er een goed figuur mee te
zullen slaan. Een andere omstandigheid, die eveneens invloed op de beslissing
heeft gehad is wel, dat het Nederandse paviljoen zich allerminst leent voor de
expositie van kostbare schilderijen, of andere grote kunstwerken. In elk geval:
de Nederlandse Raad voor de Kunst en in zijn voetspoor de kleine commis
sie, die uiteindelijk de samenstelling van de collectie voor haar rekening en
verantwoordelykheid nam koos de grafiek. En daar het algemene karakter
van de Biennale zal worden bepaald door het expressionisme, heeft men ge
meend, dat de Nederlandse inzending zich bij cleze tendenz diende aan te sluiten.
nAARBIJ is het overigens niet geble-
ven. De commissie, bestaand" uit de
heren jhr W. J. H. B. Sandberg, W. Jos
de Gruyter en J. C. Ebbinge Wubben,
zocht uit een overstelpende hoeveelheid
materiaal, ingezonden en zelf bij elkaar
gezocht, datgene uit, wat haar het beste
leek. Zo kwam zij ten slotte tot een
keus uit het werk van vijf-en-twintig
kunstenaars waarbij zij er tenminste
vijf-en-zeventig op de tenen trapte, om
met de heer Sandberg te spreken.
De vraag rijst al dadelijk, of er in
feite geen nog erger letsel is toege
bracht. We hebben namelijk dezer da
gen de collectie mogen zien, vóórdat
zij naar Venetie werd verzonden. Daar
bij heeft het ons eerlijk gezegd ver
baasd, dat zij is geworden zoals ze
IK ZiE, IK ZIE, WAT JIJ NIET ZIET
opeisen. Doch daarnaast vragen con
serveren en exposeren der bezittingen
zeer grote aandacht.
Voorheen kwam dat conserveren
niet zo op de voorgrond. Men wist niet,
dat temperatuur en inwerking van
licht op verf, kleuren en doek een dik
wijls zeer nadelige invloed kunnen
uitoefenen. Deze verschijnselen wor
den nu nauwkeurig bestudeerd. Zonder
dit werk zou de zo kostbare schilderij
en-collectie op den duur ontegenzegge
lijk verloren gaan
Ook het exposeren heeft een hele
verandering ondergaan. Werd vroeger
een zaal zo volgehangen met schilder
stukken als maar mogelijk was, thans
krijgt elk object de ruimte, die het al
naar zijn aard nodig heeft en de be
lichting, die het zo doet uitkomen ais
de kunstenaar het zich moet hebben
voorgesteld. De stoffering der zalen
dient zich daarbij eveneens aan te
sluiten. Als men van een winkelétalage
tegenwoordig een aesthetisch vcant-
wooorde inrichting verlangt, mag doze
eis toch zeker aan een museumruimte
worden gesteld.
Het stokske en Vermeer
CEN bliksemtocht was het, die we
daarna door de historische afdeling
en de schilderijenexpositie van net
museum maakten We zagen een ver
kleurde vlag, tijdens de slag op de
Zuiderzee veroverd op de Spanjaarden.
Het befaamde stokske, waarop Johan
van Oldenbarnevelt steunde toen hij
het Haagse schavot beklom en de
kist, waarin Hugo de Groot aan de ge
vangenschap op slot Loevestein ont
snapte. Langer stonden we stil oij de
aan Bestevaer Michiel gewijde vitrine,
waarin de fraaie gouden beker pronkt,
die de roemruchte admiraal na zijn
avontuurlijke tocht naar Chat.tam van
de Staten ten geschenke ontving. We
lieten onze vingers glijden over het
veertig kg wegende harnas van Piet
Hein en vertoefden een enkel ogenblik
voor Pienemans geweldige schilderij
dat de befaamde slag bij Waterloo uit
beeldt.
Van de schilderijenafdeling herinne
ren ave ons, behalve do al van Rem
brandt genoemde doeken nog iets puur
hemelblauws van Vermeer, een door
zware wolken overschaduwd Hollands
landschap van Ruysdaal. Dat is niet
veel, zult ge zeggen. We willen a niet
tegenspreken, al gaat het nooit om de
hoeveelheid stukken, die men ziet.
Slechts één excuus kunnen we daarbij
aanvoeren en wel dat van de 400.000
personen, die jaarlijks het Rijksmuse
um bezoeken, 300.000 buitenlanders
zijn en we vele Nederlanders kennen,
die het zelfs niet tot een vluchtig be
zoek als het onze hebben gebracht.
Achter de schermen
MEEN niet, dat men in de beschikba
re ruimten alle veertig duizend ob
jecten van het museumbezit kan ten
toonstellen. Een belangrijk deel ervan
U ondergebracht in de speciaal inge
LIET kan geen toeval zjjn, dat Neder-
land, dat door vele eeuwen heen
even zovele wereldberoemde schilder
scholen heeft voortgebracht, dat Neder
land in de twintigste eeuw een bijzon
der groot aantal bijzonder goede foto
grafen bezit. Het moet inderdaad iets
zijn in onze atmosfeer en in onze men
taliteit, die er zo velen toe heeft ge
bracht op de meest verschillende wij
zen het gewone, het alledaagse, het
allerbekendste en huiselijkste af te heel
den en uit die bekendheid nieuwe
schoonheid te scheppen.
Er zijn onder die vele uitmuntende
fotografen in ons land ook verschillende
vrouwen en wanneer Ik uit deze klei
nere groep speciaal Emmy Andriesse
uitkies om iets over te vertellen, dan is
dat stellig niet alleen, omdat ik haarzelf
en haar werk het langste en het beste
ken, maar vooral omdat zij, misschien
meer dan één van de anderen, bij voor
keur dat gewone, dat bekende, dat alle
daagse als onderwerp kiest cn er dan
iets heel bijzonders, iets heel belang
wekkends, iets algemeen menselijks van
maakt.
TN de loop van de jaren heb ik van
A Emmy Andriesse werk gezien van
allerlei aard: mensen, dieren en kinde
ren, stadsgezichten én landschappen,
mode en architectuur, speelgoed en
machtige staalconstructies, maar voor
en boven alles zijn het de mensen die
haar boeien. De gewone mensen met al
hun lief en leed, met al hun vreugde en
schoonheid, met hun armoede en hun
zorgen, met hun rijkdom en hun werk
en amusement. Mensen, altijd mensen,
alle soorten mensen
Van het werk van Emmy Andriesse
is het inderdaad waar, wat een afge
zaagd Engels gezegde beweert: „Every
picture tells a story" ieder plaatje
vertelt een verhaal. Indien men van de
fotografie kan zeggen dat zij „literair"
is, dat zij verhalend is, dan geldt dat
in de hoogste mate van hetgeen deze
fotografe op altijd weer andere wijze in
simpel zwart en wit voor ons vastlegt.
Poseren? Neen!
A LLES hierbij is even natuurlijk, nooit
is hier sprake van poseren, van ge-
Emmy Andriesse, de Nederlandse
fotografe, wier werk steeds weei
getuigt van een warme, menselijke
visie op het leven.
componeerde groepen of houdingen, van
het toepassen van speciale, ultra
moderne ingenieuze technieken.
Het is allemaal zó natuurlijk, zó van
zelfsprekend, dat de „slachtoffers" er
gewoonlijk niets van merken, dat zij
worden gefotografeerd. Ontelbare ma
len lieb ik dit hoogst merkwaardige ge
beuren zelf meegemaakt, overal daar
waar mensen zijn, veel mensen, in volle
parken, aan het strand, op een kermis,
zomaar op straat. En telkens weer zijn
er dan mensen, mannen, vrouwen of
kinderen, heel gewone mensen, die haar
opeens treffen door een houding, een
uitdrukking, door iets heel moois, of
iets heel droevigs, iets zieligs of verhe
vens, iets mals of door uitgelaten le
vensvreugde van de jeugd of de berus
ting van de ouden van dagen. De foto,
di u hier ziet afgedrukt, gemaakt in
één van de Londense parken op een
hete zomernamiddag, is voor mij nog
altijd een van de meest ontroerende die
ik van haar ken. De hele essentie van
het kleurloze bestaan van de verlepte,
ongetrouwde Engelse vrouw uit de heel
kleine burgerstand, is hier getroffen tot
in het kleinste detail: de kleurloze
regenmantels, de vaal geregende vorm
loze hoeden, de tanige, pezige halsjes,
,1e zelfgemaakte jurken en de katoenen
tousen en uitgelopen schoenen. Het is
er allemaal, alles, dat deze zusters nf
vriendinnen is overgebleven na een le
ven van zorgen voor andermans kinde-
•en. De „nannies", kinderjuffrouwen uit
welgestelde gezinnen, die altijd geleefd
hebben van het overschot van affectie
Eén van de foto's van Emmy
Andriesse, gemaakt in een Londens
park, met een treffende uitbeel
ding van de zieligheid van de
twee rustende vrouwen.
en het overschot van de maaltijden, die
af en toe de afleggertjes hebben gekre
gen van haar mevrouwen en die hun
laatste levensjaren slijten van een ma
ger spaarduitje, met, misschien, een nog
magerder pensioentje. En al deze zie
ligheid, dit drama van de niet geleefde
levens, tegen die achtergrond van de
statige bomen en het majestueuze gras
veld van zo'n rijk Londens park, van
zo'n park, waar plaats is en rust voor
iedereen.
Overal, elke dag, zien wij onze mede
mensen om ons heen, meestal zonder ze
te zien. Het is mijns inziens één van de
zeer grote verdiensten van Emmy An
driesse, dat zij er nooit zomaar aan
voorbij loopt, dat alles wat menselijk ts
haar altijd weer pakt, dat zij het weet
vast te leggen, in elke variatie en dat
er, uit elke van die duizenden en dui
zenden opnamen, altijd spreekt een
diepe bewogenheid om het menselijke
in.de mans, een waarachtig mede-lijden
en mede-leven en mede-beleven in de
zuiverste betekenis van het woord. Ik
ben er van overtuigd dat dit haar spe
ciale manier is om, ongewild en onbe
wust, uit dit registreren van die mense
lijkheid, nieuwe schoonheid voor ons te
scheppen en ons te leren zien wat zij
z-'lf, een van de begenadigden vermag
te zien.
thans is. Wanneer deze werken zich
moeten aansluiten bij het expressionis
me, dat de algemene lijn van de Bien
nale heet te zijn, dan vragen wij ons
af, wat dan wel expressionisme is. In
feite zjjn er maar enkele grafici onder
de deelnemers, wier werk onder deze
stroming kan worden gerekend. Men
zou er de Groninger Johan Dijkstra
onder kunnen rekenen. We zijn trou
wens van harte blij, dat deze kundige
en hard-werkende Noorderling een
plaats heeft gekregen. Maar al te vaak
houdt het artistieke heil ter hoogte
van Utrecht op, althans in de waarde
schatting van vele Hollanders.
Maar verder? Is zijn stadgenoot H
N. Werkman expressionist geweest?
Wij menen te weten, dat deze kunste
naar onder de abstracten moet worden
gerekend en de uit zijn werken geko
zen „drukken" versterkten ons in deze
veronderstelling. Maar we kunnen ons
vergissen. J. M. Prange, met zijn naar
het abstracte neigende voorliefde voor
bizarre vormen, kan men toch ook on
mogelijk een expressionist noemen
zeker niet in zijn zorgvuldige vorm
geving en zijn fijne, bijna wollige
toon. En M. C. Escher, met zijn intel
lectuele grapjes en zijn bijna surrea
listische houtgravures?
OET spijt ons voor de commissie,
n maar we menen te moeten vaststel
len, dat in haar keuze het expressio
nisme veel minder tot zijn recht is ge
komen dan met de algemene lijn van
de Biennale in overeenstemming moet
worden geacht. Daarentegen hebben
de abstracten een zeer belangrijke
plaats gekregen. Daardoor rijst als van
zelf de vraag, of deze collectie in we
zen nog wel representatief moet, wor
den geacht voor de huidige stand van
de Nederlandse grafiek.
Bovendien kunnen wij niet loskomen
van het gevoel, dat deze abstracten in
hun waarde sterk zijn overschat. Wij
krijgen zo langzamerhand de indruk,
dat alles mooi is, wanneer het maar
niet naturalistisch is. Welnu, bij deze
collectie zijn groepen, die we zeer be
paald niet mooi vinden. Wally Elen-
baas en D. den Dikkenboer b.v. met
hun lithografische imitaties van de
olieverftechniek, hebben ons helemaal
niet kunnen duidelijk maken, dat de
dingen zo moeten worden voorgesteld
als zij ze zien. Integendeel. We krijgen
het niet te verduwen gevoel, dat bij
hen zo goed als bij enkele van hun
geestverwanten het gehele abstracte
gedoe is verworden tot een verstande
lijk spelen met vormen en kleuren,
zonder enige gegrepenheid of innerlijk
moeten. Het is helemaal niet onmoge
lijk, dat deze en soortgelijke inzendin
gen het in Venetie wel zullen doen.
Werk als dit is in de mode, helaas.
Wij voor ons houden het voorlopig
toch nog maar op Dijkstra, of op het
fijne, zuivere werk van wijlen Hendrik
Arends, dat zich van geen -ismen wat
aantrekt, op de knappe houtsneden van
Tamus Oud en van W. J. Rozendaal,
op Prange's litho's of op de zeer spre
kende etsen van Ap Sok of Johan
Proost. Daaruit spreekt nog altijd meer
bewogenheid dan uit het spel van de
abstracten.
afgaande negentiende-eeuwers niet mee
Hun ging het niet om de zee, maar om
het sentimentele geval. Daarvoor acht
ten zij vissers en hun vrouwen een
zeer passende stoffering.
H. Mesdag maakte hierop en gun-
tige uitzondering.
En nu, in de huidige tijd, is naar het
schijnt de problematiek belangrijker
dan elke rustige observatie van het
leven aan de waterkant. Thans is blijk
baar het intellectuele spel met kleur,
lijn en vorm boeiender dan de steeds
wisselende atmosfeer boven het IJ of
de Waalhaven. Een andere verklaring
kunnen we met geen mogelijkheid be
denken, wanneer we ons herinneren
wat we hebben gezien in het Museum
Foöor en het Stedelijk Museum te Am
sterdam.
Het is een soort dubbel-expositie. De
totstandkoming van het Amsterdam-
Rijnkanaal was aanleiding, in Fodor
een tentoonstelling van havengezich
ten te houden onder de titel „Kunste
naars zien de haven van Amsterdam".
Tegelijkertijd schreef de gemeente Am
sterdam een prijsvraag uit met als op
gaaf, „een karakteristiek beeld te ge
ven van de Amsterdamse haven of eet»
deel ervan". De bekroonde stukken en
een deel van de niet-bekroonde zijn sa
mengebracht in een paar zaaltjes van
het Stedelijk Museum.
Het resultaat? Een paar aardige col
lecties met vaak aantrekkelijke stukken
maar ook met werk ertussen, dat
noopt tot de vraag, of men nu alles
denkt te kunnen herleiden tot brokke
lige, chaotische samenvoegsels. Deze
soort schilderijen is in elk geval meer
karakteristiek voor de makeirs dan
voor de Amsterdamse havens. Over
het algemeen blijken de schildCTs toch
wel plezier te hebben geluid aan
hun contact met de haven. Deze
vertegenwoordigden voor hen wiet zel
den een werkelijkheid, waai mee ze
nog nooit eerder in aanraking waren
geweest. Met name bij de seluctie in
het Stedelijk Museum zijn opmerkelii-
ke stukken, hoewel wij voor ons de
prijzen somwijlen anders zoudftn heb
ben toegekend.
Met name in Fodor is heel wat
werk, dat minder bekommernis toont
om het artistieke jargon dan om het
te schilderen object. Het verraadt een
grote mate van onbevangenheid en
openhartigheid in de manier, waarop
de makers het gebied hunner werk
zaamheid zijn binnengetreden. Al naar
de aard hunner geestesgesteldheid heb
ben zij er gezocht naar sprekende
voorbeelden van de meeslepende acti
viteit dan wel van de eigen atmosfeer
van het havengebied. We zagen er
voortreffelijke grafiek van Kuno
Brinks, een prachtige ets van Jan
Poortenaar. We hebben zo ons plezier
beleefd aan de doeken van een Bart
Peizel of van H. J. Wolter, aan de
knappe houtsneden van Cor Basart of
de met vaart genoteerde schetsen van
Jeanne Bieruma Oosting. Bepaald in
drukwekkend waren de prestaties voor
ons gevoel doorgaans niet. Ze waren
aangenaam om na'ar te kijken, maar
lieten weinig sterjee herinneringen
achter. Men kan er in elk geval leren,
hoe uiteenlopende mensen eenzelfde
objet kunnen bekijken.
In het kader van het Holland Festi
val werd vorig jaar te Haarlem voor
de eerste maal een internationaal con
cours in het improviseren op het orgel
gehouden. Op 6 October zal dit con
cours in Haarlems Grote Kerk voor de
tweede maal worden gehouden, waar
bij de winnaar van het vorige jaar,
Louis Toebosch uit Maastricht, zjjn
trophee moet verdedigen tegen een
Fransman, een Deen, een Oostenrijker,
alsmede tegen een of twee Nederlan
ders, die nog nader zullen worden aan
gewezen, na een proefspel, waarvoor
gegadigden onder de vijf en dertig jaar
zich schriftelijk kunnen wenden tot de
secr. v. d. Commissie Intern. Orgel
concours Kruisstraat 45, Haarlem.
Aan Henk Badings, Sem Dresden en
dr Anton v. d. Horst is opdracht ge
geven voor het schrijven van een con
cert voor orgel en orkest.
Indien zij beroeps
officier worden
(Van onze militaire medewerker).
't Is een afgezaagd mopje tegen
iemand die niet al te snugger is, te
zeggen: „Ga je schoolgeld terughalen".
Overigens heeft de mogelijkheid, het
schoolgeld terug te kunnen halen, tot
dusver altijd tot de vrome wensen be
hoord. Voor een bepaalde categorie af
gestudeerden van de M. T. S. gaat die
droom werkelijkheid worden. Zij kun
nen, indien zij dat wensen f 3600 en
nog wel vrij van loonbelasting, terug
krijgen, indien zij namelijk beroepsof
ficier willen worden!
Deze maatregel geldt voor die jonge
mensen, die in het bezit zijn van het
einddiploma H. B. S.-B of Gymnasium
B en bovendien van het einddiploma
werktuigbouwkunde van een erkende
M. T. S. Zij moeten geboren zijn in
1926 of later (in bijzondere gevallen
kan van deze bepaling ontheffing wor
den verleend) ongehuwd zijn en ge
neeskundig geschikt worden bevonden
Zij, die aan al deze eisen voldoen, zul
len aan de Kon. Militaire Academie te
Breda een opleiding van één jaar ont
vangen, omvattende een algemene mi
litaire vorming, en de studie van de
nodige specifiek militaire vakken. De
cursus begint op 2 September a.s., na
enkele maanden wordt men bevorderd
tot korporaal, daarna tot sergeant, en
aan het eind van het cursusjaar wordt
men, indien men met goed gevolg het
officiersexamen heeft afgelegd, be
noemd tot 2e luitenant bij het dienst
vak van de Technische Dienst bij Le
ger of Luchtmacht. Men verbindt zich
voor de tijd van vijf jaar, n.l. een jaar
als cadet aan de K. M. A. en vier jaar
als officier.
„Bij het begin van de studie aan dé
K. M. A. ontvangt men f 1800, vrij van
loonbelasting en aan het eind van het
studiejaar nog eens f 1800 in totaal dus
f 3600. Aan schoolgeld is men een be
drag van f 500 verschuldigd, maar dat
krijgt men in de vorm van zakgeld
(bij het begin van het studie jaar f 7
ber week, aan het eind van dat jaar
f 10,50 per week) voor een groot deel
weer terug. Overigens wordt men van
rijkswege gehuisvest, gevoed, gekleed
geneeskundig behandeld en de leer
middelen worden kosteloos verstrekt.
Na enige jaren van practisehe dienst
als officier zullen betrokkenen in de
gelegenheid worden gesfeld op een na.
der. vast te stellen inrichting voor mi
litair onderwijs in Nederland of in het
buitenland een aanvullende technische
opleiding te ontvangen.
Eveneens kunnen officieren die daar
toe roeping gevoelen en die bewijs heb
ben geleverd de vereiste aanleg en stu
diezin te bezitten later in aanmerking
komen voor een Hogere Technische
Vorming aan de Technische Hogeschool
te Delft.
Aanmelding dient te geschieden vóór
1 Juli a.s., maar men doet het beste
eerst nadere inlichtingen in te winnen
bij de Garnizoenscommandant te Alk
maar of Haarlem.