Het Rijksmuseum, zoals het óók is Nederlandse grafische kunst voor de Biennale di Venezia Beeldende kunstenaars zagen de haven van Amsterdam Sommige M.T.S.-ers kunnen hun schoolgeld terughalen Nieuwe ideeën tussen oude meesters £en halve minuut bij Rembrandt Een eenzijdig samengestelde collectie Sterke overschatting van de abstracten Emmy Andriesse fotografeert het gewone leven leder plaatje vertelt een verhaal Orgelconcours in Haarlem VAN STAR PAKHUIS TOT MODERN BEDRIJF (Van een onzer redacteuren) gNELLER dan de Amerikanen „deden" wij dezer dagen het Rijksmuseum te Amsterdam. Wy zagen Rembrandts zoon Titus „in een monnikspy" slechts een halve minuut en kwamen ondanks die dertig seconden (voor het opsteken van uw sigaar hebt ge meer tijd nodig) onder de bekoring van dit meesterwerk. By de Nachtwacht, waaraan de Yankces toch nog altyd acht minuten wijden, stonden we in het geheel niet stil, ondanks de Sfinxachtige houding van de museumwacht. De witglanzende veren van een zilveren haan achter glas in een der vele depots van onze nationale schatkamer, merkten we alleen op omdat het in dat stille, stoffige depot schemerduister was en die pronkende haan dus wel opvallen moest. We liepen in dat statige Huis aan de Kade zelfs over olifantsruggen en dat nog wel onder het scherp toeziend oog van directie secretaris Ton Koot. Maar juist dank zij Ton Koot (van „En nuAmsterdam in"), die hier thuis is als een huisvrouw in haar keuken, gingen we het museum anders zien. We ontdekten, dat de bewering, dat het huidige museum van een enirszins verstard pakhuis is uitgegroeid tot een modern bedrijf, zeker geen hc*le phrase is. CNKELE tientallen jaren terug was dit geheel anders en waren de be grippen „museum" en „bedrijf" onaf zienbaar ver van elkaar verwijderd. Er heerste in het museum een al te grote stilte. Men hield zich voorname lijk bezig met het verzamelen en ten toonstellen van liefst zoveel mogelijk stukken. Het personeel was gering in aantal. Behalve de directeur, die zelf alle correspondentie had te voeren, telde het Rijksmuseum slechts enkele hulpkrachten en dan de bewakers. Op het ogenblik zijn in dit museum ruim honderdvijftig personen werkzaam. De hoofddirecteur wordt bijgestaan door enkele directeuren. Er is een weten schappelijke staf van vijf en twintig man, en technische staf en een zij het kleine groep administratief per soneel. Hetgeen een gevolg is van het feit, dat men de taak van het museum en de plaats die deze instelling heeft in te nemen, door gans andere ogen is gaan zien. Drieledige taak FtlE taak is drieledig. In de eerste plaats blijft natuurlijk het verzame len der stukken en het zo mogelijk uit breiden en completeren der collecties een zeer belangrijk deel van die taak Wondere openbaring óf boeiende herontdekking Nu de vacantie weer in aantocht is en op alle mogelijke wijze de aandacht wordt gevestigd op verpozing in bos, heide en aan zee, lijkt het ons goed belang stelling te vragen voor een in alle opzichten boeiend en be paalde zin tevens „ontspannend" object voor een vacantiebezoek, nX het Rijksmuseum in Am sterdam. Misschien kent ge het „van vroeger", dan zal een her nieuwd bezoek aan het museum een belangwekkende herontdek king zijn. Een eerste bezoek kan niet anders worden dan een wondere openbaring. De bliksemtocht, die wij voor U door het Rijksmuseum maakten, kunnen wij u in dit tempo niet aanraden, maar het was nodig om u neven staande totaalindruk te geven. richte bewaarplaatsen van het gebouw. In het grootste schilderijendepot be vinden zich vijftienhonderd doeken. Ze hangen aan kort bij elkaar ge plaatste wanden, die men over een ijzeren baan naar voren kan schuiven. Het is niet zó. dat deze doeken nu maar steeds voor het publiek verbor gen blijv.en. Er wordt van uitgeleend voor exposities in het buitenland, soms zijn ze nodig voor tentoonstellingen in het museum zelf. Door nauwe schemerige gangen, waarin onze voetstappen hol opklon ken en die telkens weer door loodzwa re ijzeren branddeuren zijn afgesloten, kwamen we in de afdeling voor het restaureren van schilderstukken. Een fraai doek met felle kleuren was juist van de vernislagen ontdaan en werd op een enkele plaats iets bijgeschil derd. Dit is een zeer moeilijk werk, dat alleen aan kundige vaklieden mag worden toevertrouwd. Zeer voorzich tig moet men ook te werk gaan bij het soms noodzakelijke verdoeken van schilderijen. In een volgend vertrek stonden de Röntgenapparaten opgesteld. Deze en de bekende kwartslampen spelen een belangrijke rol bij het onderzoek naar de echtheid van schilderijen Deze museumdienst wordt ook dikwijls door particulieren voor onderzoek van in hun bezit zijnde doeken geraadpleegd. Zwijgende kanonnen TN gezelschap van dr R. van Lutter- velt, lid van de wetenschappelijke staf van het museum, dwaalden we rond in het grote maritieme depot. Daar zagen we talrijke, dikwijls zeer zeldzame scheepsmodellen van roem rijke oorlogsschepen en koopvaarders, oude en moderne instrumenten voor de navigatie en fraaie modellen en oor spronkelijke stukken scheepsgeschut Een kostbare verzameling, voorname lijk dienend als studiemateriaal, waar op het museum terecht trots is. Via de „olifantsruggen" kwamen we weer in de expositieruimten terug. Die olifantsruggen bewogen niet. Ze ston den verstijfd in het duister onder de hanebalken van Cuypers machtige bouwwerk. Het zijn n.l. de ruwe bo venzijden van de gothische bogen, die het plafond vormen van de indrukwek kende voorhall van het museum. Een bedrijf, dit Rijksmuseum, ja dat is het, maar dan een bedrijf, dat zich richt op hogere waarden en zich ten doei stelt een brug te zijn tussen Kunst en mens; .een contact, waarvan men de inspirerende, opvoedende en veredelende functie niet licht kan overschatten. In de stilte van de zalen en achter de coulissen ontdekten wij een activiteit en een werkzaamheid, die enorm is. En sprekend met de mannen van het museum hoorden wij van schone wensdromen, die getuigden van nauw verholen energie. Als er Rembrandts schilderij van zijn zoon Titus „Met de Monnikskap" maar voldoende ruimte was, zuchtte men, dan zouden we hier in Amster dam zeker nog wel een geheel zelf standig Historisch Museum kunnen stichten. Ja, als Twee aantrekkelijke exposities (.Van een onzer redacteuren). Nederland geldt van oudsher als een zeevarende natie. Er zijn hier schepen en zeelieden geweest, zolang er een enigermate geordend economisch leven bestond, dat productie voor de verkoop en ruii van goederen kende. Steeds verder hebben onze schippers en koop lieden zich op hun tochten gewaagd. Geen reis was hun te ver, geen risico te groot. Toch heeft deze drift op onze kunst maar betrekkelijk weinig in vloed gehad, lijkt het wel. In verhouding althans is bij de beel dende kunstenaars de aandacht voor het leven van burgers en boeren veel groter geweest. Zee en havens hebben blijkbaar slechts voor bepaalde artisten een zodanige bekoring gehad, dat zji zich gedrongen voelden tot uitingen op doek of papier. Daarbij rekenen we zeer beslist de aandoenlijke taferelen van de Haagse School en daaraan voor- (Van een onzer redacteuren) WANNEER binnenkort de Biennale di Venezia begint, deze grote tweejaarlijkse internationale kunstmanifestatie, zal er in een van de paviljoens een collec tie Nederlandse grafiek te zien zijn. Men lieeft gemeend, haar ditmaal een plaats t« moeten inruimen, kennelyk in de verwachting, er een goed figuur mee te zullen slaan. Een andere omstandigheid, die eveneens invloed op de beslissing heeft gehad is wel, dat het Nederandse paviljoen zich allerminst leent voor de expositie van kostbare schilderijen, of andere grote kunstwerken. In elk geval: de Nederlandse Raad voor de Kunst en in zijn voetspoor de kleine commis sie, die uiteindelijk de samenstelling van de collectie voor haar rekening en verantwoordelykheid nam koos de grafiek. En daar het algemene karakter van de Biennale zal worden bepaald door het expressionisme, heeft men ge meend, dat de Nederlandse inzending zich bij cleze tendenz diende aan te sluiten. nAARBIJ is het overigens niet geble- ven. De commissie, bestaand" uit de heren jhr W. J. H. B. Sandberg, W. Jos de Gruyter en J. C. Ebbinge Wubben, zocht uit een overstelpende hoeveelheid materiaal, ingezonden en zelf bij elkaar gezocht, datgene uit, wat haar het beste leek. Zo kwam zij ten slotte tot een keus uit het werk van vijf-en-twintig kunstenaars waarbij zij er tenminste vijf-en-zeventig op de tenen trapte, om met de heer Sandberg te spreken. De vraag rijst al dadelijk, of er in feite geen nog erger letsel is toege bracht. We hebben namelijk dezer da gen de collectie mogen zien, vóórdat zij naar Venetie werd verzonden. Daar bij heeft het ons eerlijk gezegd ver baasd, dat zij is geworden zoals ze IK ZiE, IK ZIE, WAT JIJ NIET ZIET opeisen. Doch daarnaast vragen con serveren en exposeren der bezittingen zeer grote aandacht. Voorheen kwam dat conserveren niet zo op de voorgrond. Men wist niet, dat temperatuur en inwerking van licht op verf, kleuren en doek een dik wijls zeer nadelige invloed kunnen uitoefenen. Deze verschijnselen wor den nu nauwkeurig bestudeerd. Zonder dit werk zou de zo kostbare schilderij en-collectie op den duur ontegenzegge lijk verloren gaan Ook het exposeren heeft een hele verandering ondergaan. Werd vroeger een zaal zo volgehangen met schilder stukken als maar mogelijk was, thans krijgt elk object de ruimte, die het al naar zijn aard nodig heeft en de be lichting, die het zo doet uitkomen ais de kunstenaar het zich moet hebben voorgesteld. De stoffering der zalen dient zich daarbij eveneens aan te sluiten. Als men van een winkelétalage tegenwoordig een aesthetisch vcant- wooorde inrichting verlangt, mag doze eis toch zeker aan een museumruimte worden gesteld. Het stokske en Vermeer CEN bliksemtocht was het, die we daarna door de historische afdeling en de schilderijenexpositie van net museum maakten We zagen een ver kleurde vlag, tijdens de slag op de Zuiderzee veroverd op de Spanjaarden. Het befaamde stokske, waarop Johan van Oldenbarnevelt steunde toen hij het Haagse schavot beklom en de kist, waarin Hugo de Groot aan de ge vangenschap op slot Loevestein ont snapte. Langer stonden we stil oij de aan Bestevaer Michiel gewijde vitrine, waarin de fraaie gouden beker pronkt, die de roemruchte admiraal na zijn avontuurlijke tocht naar Chat.tam van de Staten ten geschenke ontving. We lieten onze vingers glijden over het veertig kg wegende harnas van Piet Hein en vertoefden een enkel ogenblik voor Pienemans geweldige schilderij dat de befaamde slag bij Waterloo uit beeldt. Van de schilderijenafdeling herinne ren ave ons, behalve do al van Rem brandt genoemde doeken nog iets puur hemelblauws van Vermeer, een door zware wolken overschaduwd Hollands landschap van Ruysdaal. Dat is niet veel, zult ge zeggen. We willen a niet tegenspreken, al gaat het nooit om de hoeveelheid stukken, die men ziet. Slechts één excuus kunnen we daarbij aanvoeren en wel dat van de 400.000 personen, die jaarlijks het Rijksmuse um bezoeken, 300.000 buitenlanders zijn en we vele Nederlanders kennen, die het zelfs niet tot een vluchtig be zoek als het onze hebben gebracht. Achter de schermen MEEN niet, dat men in de beschikba re ruimten alle veertig duizend ob jecten van het museumbezit kan ten toonstellen. Een belangrijk deel ervan U ondergebracht in de speciaal inge LIET kan geen toeval zjjn, dat Neder- land, dat door vele eeuwen heen even zovele wereldberoemde schilder scholen heeft voortgebracht, dat Neder land in de twintigste eeuw een bijzon der groot aantal bijzonder goede foto grafen bezit. Het moet inderdaad iets zijn in onze atmosfeer en in onze men taliteit, die er zo velen toe heeft ge bracht op de meest verschillende wij zen het gewone, het alledaagse, het allerbekendste en huiselijkste af te heel den en uit die bekendheid nieuwe schoonheid te scheppen. Er zijn onder die vele uitmuntende fotografen in ons land ook verschillende vrouwen en wanneer Ik uit deze klei nere groep speciaal Emmy Andriesse uitkies om iets over te vertellen, dan is dat stellig niet alleen, omdat ik haarzelf en haar werk het langste en het beste ken, maar vooral omdat zij, misschien meer dan één van de anderen, bij voor keur dat gewone, dat bekende, dat alle daagse als onderwerp kiest cn er dan iets heel bijzonders, iets heel belang wekkends, iets algemeen menselijks van maakt. TN de loop van de jaren heb ik van A Emmy Andriesse werk gezien van allerlei aard: mensen, dieren en kinde ren, stadsgezichten én landschappen, mode en architectuur, speelgoed en machtige staalconstructies, maar voor en boven alles zijn het de mensen die haar boeien. De gewone mensen met al hun lief en leed, met al hun vreugde en schoonheid, met hun armoede en hun zorgen, met hun rijkdom en hun werk en amusement. Mensen, altijd mensen, alle soorten mensen Van het werk van Emmy Andriesse is het inderdaad waar, wat een afge zaagd Engels gezegde beweert: „Every picture tells a story" ieder plaatje vertelt een verhaal. Indien men van de fotografie kan zeggen dat zij „literair" is, dat zij verhalend is, dan geldt dat in de hoogste mate van hetgeen deze fotografe op altijd weer andere wijze in simpel zwart en wit voor ons vastlegt. Poseren? Neen! A LLES hierbij is even natuurlijk, nooit is hier sprake van poseren, van ge- Emmy Andriesse, de Nederlandse fotografe, wier werk steeds weei getuigt van een warme, menselijke visie op het leven. componeerde groepen of houdingen, van het toepassen van speciale, ultra moderne ingenieuze technieken. Het is allemaal zó natuurlijk, zó van zelfsprekend, dat de „slachtoffers" er gewoonlijk niets van merken, dat zij worden gefotografeerd. Ontelbare ma len lieb ik dit hoogst merkwaardige ge beuren zelf meegemaakt, overal daar waar mensen zijn, veel mensen, in volle parken, aan het strand, op een kermis, zomaar op straat. En telkens weer zijn er dan mensen, mannen, vrouwen of kinderen, heel gewone mensen, die haar opeens treffen door een houding, een uitdrukking, door iets heel moois, of iets heel droevigs, iets zieligs of verhe vens, iets mals of door uitgelaten le vensvreugde van de jeugd of de berus ting van de ouden van dagen. De foto, di u hier ziet afgedrukt, gemaakt in één van de Londense parken op een hete zomernamiddag, is voor mij nog altijd een van de meest ontroerende die ik van haar ken. De hele essentie van het kleurloze bestaan van de verlepte, ongetrouwde Engelse vrouw uit de heel kleine burgerstand, is hier getroffen tot in het kleinste detail: de kleurloze regenmantels, de vaal geregende vorm loze hoeden, de tanige, pezige halsjes, ,1e zelfgemaakte jurken en de katoenen tousen en uitgelopen schoenen. Het is er allemaal, alles, dat deze zusters nf vriendinnen is overgebleven na een le ven van zorgen voor andermans kinde- •en. De „nannies", kinderjuffrouwen uit welgestelde gezinnen, die altijd geleefd hebben van het overschot van affectie Eén van de foto's van Emmy Andriesse, gemaakt in een Londens park, met een treffende uitbeel ding van de zieligheid van de twee rustende vrouwen. en het overschot van de maaltijden, die af en toe de afleggertjes hebben gekre gen van haar mevrouwen en die hun laatste levensjaren slijten van een ma ger spaarduitje, met, misschien, een nog magerder pensioentje. En al deze zie ligheid, dit drama van de niet geleefde levens, tegen die achtergrond van de statige bomen en het majestueuze gras veld van zo'n rijk Londens park, van zo'n park, waar plaats is en rust voor iedereen. Overal, elke dag, zien wij onze mede mensen om ons heen, meestal zonder ze te zien. Het is mijns inziens één van de zeer grote verdiensten van Emmy An driesse, dat zij er nooit zomaar aan voorbij loopt, dat alles wat menselijk ts haar altijd weer pakt, dat zij het weet vast te leggen, in elke variatie en dat er, uit elke van die duizenden en dui zenden opnamen, altijd spreekt een diepe bewogenheid om het menselijke in.de mans, een waarachtig mede-lijden en mede-leven en mede-beleven in de zuiverste betekenis van het woord. Ik ben er van overtuigd dat dit haar spe ciale manier is om, ongewild en onbe wust, uit dit registreren van die mense lijkheid, nieuwe schoonheid voor ons te scheppen en ons te leren zien wat zij z-'lf, een van de begenadigden vermag te zien. thans is. Wanneer deze werken zich moeten aansluiten bij het expressionis me, dat de algemene lijn van de Bien nale heet te zijn, dan vragen wij ons af, wat dan wel expressionisme is. In feite zjjn er maar enkele grafici onder de deelnemers, wier werk onder deze stroming kan worden gerekend. Men zou er de Groninger Johan Dijkstra onder kunnen rekenen. We zijn trou wens van harte blij, dat deze kundige en hard-werkende Noorderling een plaats heeft gekregen. Maar al te vaak houdt het artistieke heil ter hoogte van Utrecht op, althans in de waarde schatting van vele Hollanders. Maar verder? Is zijn stadgenoot H N. Werkman expressionist geweest? Wij menen te weten, dat deze kunste naar onder de abstracten moet worden gerekend en de uit zijn werken geko zen „drukken" versterkten ons in deze veronderstelling. Maar we kunnen ons vergissen. J. M. Prange, met zijn naar het abstracte neigende voorliefde voor bizarre vormen, kan men toch ook on mogelijk een expressionist noemen zeker niet in zijn zorgvuldige vorm geving en zijn fijne, bijna wollige toon. En M. C. Escher, met zijn intel lectuele grapjes en zijn bijna surrea listische houtgravures? OET spijt ons voor de commissie, n maar we menen te moeten vaststel len, dat in haar keuze het expressio nisme veel minder tot zijn recht is ge komen dan met de algemene lijn van de Biennale in overeenstemming moet worden geacht. Daarentegen hebben de abstracten een zeer belangrijke plaats gekregen. Daardoor rijst als van zelf de vraag, of deze collectie in we zen nog wel representatief moet, wor den geacht voor de huidige stand van de Nederlandse grafiek. Bovendien kunnen wij niet loskomen van het gevoel, dat deze abstracten in hun waarde sterk zijn overschat. Wij krijgen zo langzamerhand de indruk, dat alles mooi is, wanneer het maar niet naturalistisch is. Welnu, bij deze collectie zijn groepen, die we zeer be paald niet mooi vinden. Wally Elen- baas en D. den Dikkenboer b.v. met hun lithografische imitaties van de olieverftechniek, hebben ons helemaal niet kunnen duidelijk maken, dat de dingen zo moeten worden voorgesteld als zij ze zien. Integendeel. We krijgen het niet te verduwen gevoel, dat bij hen zo goed als bij enkele van hun geestverwanten het gehele abstracte gedoe is verworden tot een verstande lijk spelen met vormen en kleuren, zonder enige gegrepenheid of innerlijk moeten. Het is helemaal niet onmoge lijk, dat deze en soortgelijke inzendin gen het in Venetie wel zullen doen. Werk als dit is in de mode, helaas. Wij voor ons houden het voorlopig toch nog maar op Dijkstra, of op het fijne, zuivere werk van wijlen Hendrik Arends, dat zich van geen -ismen wat aantrekt, op de knappe houtsneden van Tamus Oud en van W. J. Rozendaal, op Prange's litho's of op de zeer spre kende etsen van Ap Sok of Johan Proost. Daaruit spreekt nog altijd meer bewogenheid dan uit het spel van de abstracten. afgaande negentiende-eeuwers niet mee Hun ging het niet om de zee, maar om het sentimentele geval. Daarvoor acht ten zij vissers en hun vrouwen een zeer passende stoffering. H. Mesdag maakte hierop en gun- tige uitzondering. En nu, in de huidige tijd, is naar het schijnt de problematiek belangrijker dan elke rustige observatie van het leven aan de waterkant. Thans is blijk baar het intellectuele spel met kleur, lijn en vorm boeiender dan de steeds wisselende atmosfeer boven het IJ of de Waalhaven. Een andere verklaring kunnen we met geen mogelijkheid be denken, wanneer we ons herinneren wat we hebben gezien in het Museum Foöor en het Stedelijk Museum te Am sterdam. Het is een soort dubbel-expositie. De totstandkoming van het Amsterdam- Rijnkanaal was aanleiding, in Fodor een tentoonstelling van havengezich ten te houden onder de titel „Kunste naars zien de haven van Amsterdam". Tegelijkertijd schreef de gemeente Am sterdam een prijsvraag uit met als op gaaf, „een karakteristiek beeld te ge ven van de Amsterdamse haven of eet» deel ervan". De bekroonde stukken en een deel van de niet-bekroonde zijn sa mengebracht in een paar zaaltjes van het Stedelijk Museum. Het resultaat? Een paar aardige col lecties met vaak aantrekkelijke stukken maar ook met werk ertussen, dat noopt tot de vraag, of men nu alles denkt te kunnen herleiden tot brokke lige, chaotische samenvoegsels. Deze soort schilderijen is in elk geval meer karakteristiek voor de makeirs dan voor de Amsterdamse havens. Over het algemeen blijken de schildCTs toch wel plezier te hebben geluid aan hun contact met de haven. Deze vertegenwoordigden voor hen wiet zel den een werkelijkheid, waai mee ze nog nooit eerder in aanraking waren geweest. Met name bij de seluctie in het Stedelijk Museum zijn opmerkelii- ke stukken, hoewel wij voor ons de prijzen somwijlen anders zoudftn heb ben toegekend. Met name in Fodor is heel wat werk, dat minder bekommernis toont om het artistieke jargon dan om het te schilderen object. Het verraadt een grote mate van onbevangenheid en openhartigheid in de manier, waarop de makers het gebied hunner werk zaamheid zijn binnengetreden. Al naar de aard hunner geestesgesteldheid heb ben zij er gezocht naar sprekende voorbeelden van de meeslepende acti viteit dan wel van de eigen atmosfeer van het havengebied. We zagen er voortreffelijke grafiek van Kuno Brinks, een prachtige ets van Jan Poortenaar. We hebben zo ons plezier beleefd aan de doeken van een Bart Peizel of van H. J. Wolter, aan de knappe houtsneden van Cor Basart of de met vaart genoteerde schetsen van Jeanne Bieruma Oosting. Bepaald in drukwekkend waren de prestaties voor ons gevoel doorgaans niet. Ze waren aangenaam om na'ar te kijken, maar lieten weinig sterjee herinneringen achter. Men kan er in elk geval leren, hoe uiteenlopende mensen eenzelfde objet kunnen bekijken. In het kader van het Holland Festi val werd vorig jaar te Haarlem voor de eerste maal een internationaal con cours in het improviseren op het orgel gehouden. Op 6 October zal dit con cours in Haarlems Grote Kerk voor de tweede maal worden gehouden, waar bij de winnaar van het vorige jaar, Louis Toebosch uit Maastricht, zjjn trophee moet verdedigen tegen een Fransman, een Deen, een Oostenrijker, alsmede tegen een of twee Nederlan ders, die nog nader zullen worden aan gewezen, na een proefspel, waarvoor gegadigden onder de vijf en dertig jaar zich schriftelijk kunnen wenden tot de secr. v. d. Commissie Intern. Orgel concours Kruisstraat 45, Haarlem. Aan Henk Badings, Sem Dresden en dr Anton v. d. Horst is opdracht ge geven voor het schrijven van een con cert voor orgel en orkest. Indien zij beroeps officier worden (Van onze militaire medewerker). 't Is een afgezaagd mopje tegen iemand die niet al te snugger is, te zeggen: „Ga je schoolgeld terughalen". Overigens heeft de mogelijkheid, het schoolgeld terug te kunnen halen, tot dusver altijd tot de vrome wensen be hoord. Voor een bepaalde categorie af gestudeerden van de M. T. S. gaat die droom werkelijkheid worden. Zij kun nen, indien zij dat wensen f 3600 en nog wel vrij van loonbelasting, terug krijgen, indien zij namelijk beroepsof ficier willen worden! Deze maatregel geldt voor die jonge mensen, die in het bezit zijn van het einddiploma H. B. S.-B of Gymnasium B en bovendien van het einddiploma werktuigbouwkunde van een erkende M. T. S. Zij moeten geboren zijn in 1926 of later (in bijzondere gevallen kan van deze bepaling ontheffing wor den verleend) ongehuwd zijn en ge neeskundig geschikt worden bevonden Zij, die aan al deze eisen voldoen, zul len aan de Kon. Militaire Academie te Breda een opleiding van één jaar ont vangen, omvattende een algemene mi litaire vorming, en de studie van de nodige specifiek militaire vakken. De cursus begint op 2 September a.s., na enkele maanden wordt men bevorderd tot korporaal, daarna tot sergeant, en aan het eind van het cursusjaar wordt men, indien men met goed gevolg het officiersexamen heeft afgelegd, be noemd tot 2e luitenant bij het dienst vak van de Technische Dienst bij Le ger of Luchtmacht. Men verbindt zich voor de tijd van vijf jaar, n.l. een jaar als cadet aan de K. M. A. en vier jaar als officier. „Bij het begin van de studie aan dé K. M. A. ontvangt men f 1800, vrij van loonbelasting en aan het eind van het studiejaar nog eens f 1800 in totaal dus f 3600. Aan schoolgeld is men een be drag van f 500 verschuldigd, maar dat krijgt men in de vorm van zakgeld (bij het begin van het studie jaar f 7 ber week, aan het eind van dat jaar f 10,50 per week) voor een groot deel weer terug. Overigens wordt men van rijkswege gehuisvest, gevoed, gekleed geneeskundig behandeld en de leer middelen worden kosteloos verstrekt. Na enige jaren van practisehe dienst als officier zullen betrokkenen in de gelegenheid worden gesfeld op een na. der. vast te stellen inrichting voor mi litair onderwijs in Nederland of in het buitenland een aanvullende technische opleiding te ontvangen. Eveneens kunnen officieren die daar toe roeping gevoelen en die bewijs heb ben geleverd de vereiste aanleg en stu diezin te bezitten later in aanmerking komen voor een Hogere Technische Vorming aan de Technische Hogeschool te Delft. Aanmelding dient te geschieden vóór 1 Juli a.s., maar men doet het beste eerst nadere inlichtingen in te winnen bij de Garnizoenscommandant te Alk maar of Haarlem.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 7