CARAVAGGIO EN DE NEDERLANDEN Het is goed wandelen in Sonsbeek
tCKER]
Hendricus dringt de society binnen
Degeheimenvan
de waterdruppel
Na vijf seconden verliet ik de stoel
018 KORT VERHUL
N.V.
[TTERS
1WERKERS
Onze zeveniiende-eeuwse schilders
ondergingen Italiaanse invloed
Nieuwe afdeling aan
Artis toegevoegd
Tweehonderd beeldhouwwerken zijn met vaardige hand
in het Park te Arnhem neergestrooid
Frankrijk is er met zijn
grote meesters
Commandant hoorde op
de grond nadere
bijzonderheden
De tomatenexport naar
Engeland gestremd
ZATERDAG 1» JULI 1953
Mag ik U er aan herinne
ren, de melk vooral op 'n
koele plaats te bewaren
en de flessen liefst niet in
het volle licht te zetten?
Spoelt U de flessen even
als ze leeg zijn?
:n- en buitenlandse
ewerken
VAME
isdag ld Juli op het
ureau te ALKMAAR
'—20 uur.
i worden vergoed.
MICHEL
hmi-nffA
(Van een onzer redacteuren)
ANGEL O MERISI DA CARAVAGGIO heeft een vrij kort, maar zeer
bewogen 'even gehad. Hij moet een zeer emotioneel mens zijn geweest, gezien
de omstandigheid, dat hij herhaalde malen wegens mishandeling in processen
gewikkeld is geweest. Het kwam ten slotte zo ver met hem, dat hij nergens
meer in Italië terecht kon, omdat men hem alom zocht. Zijn einde was dan ook
tragisch. Hij stierf als een banneling in zijn eigen vaderland. Hij vluchtte uit
Napels, waar hij in een gevecht met rovers zwaar gewond was geraakt, om zich
naar Rome te begeven. Daar is hij echter nimmer aangekomen. Uitgeplunderd
door de schepelingen die hem vervoerden, en uitgeput door malaria stierf hij
ten slotte in de zomer van 1610, ruim zeven en dertig jaar oud, op het strand
van Forto Ereole, eenzaam en uitgestoten. I)e schilder had men niet kunnen
aanvaarden, omdat hij zich niet aan de regels van het maatschappelijke verkeer
had kunnen onderwerpen. Zijn kunst acepteerde men ten dele.
PARA VA GG T O is
reeds bij zijn le
ven beroemd ge
weest. Zijn kunst
broeders erkenden
in dit opzicht ten
minste zijn groot
heid. Karei van
Mander maakt in
lö(l3 in een te Alk
maar gepubliceerd
boek reeds melding
van hem. Niette
min wisten ook zij
vaak met het pro-
bleem-Caravaggio
geen raad.
min immers als hij
paste in het maat
schappelijke leven
zijner dagen, zo
min liet hij zich
opsluiten in de
kooi der heersende
kunstopvattingen.
Wat hij schilderde
brandde van eeji
ruw en boers le
ven en van men
selijk gevoel, dat
welhaast pathetisch
mag worden ge
noemd. Het werk
kenmerkte zich
verder door op
merkelijke con
trasten van licht
en donker. Dat
was n-og niet het
mysterieuze licht
en donker van een
Rembrandt. Het
was scheller, scher
per, een „kelderllcht" dat sterke tegen
stellingen te weeg bracht en het ene
moment het sujet sterk naar voren liet
springen en op een ander ogenblik alle
kleuren en gebaren tot een verstild
halfdonker liet verwazen.
Maar .bovendien wag zijn uitbeelding
van peftonen en dieren volkomen rea
listisch. Zijn heiligen hadden niets
van het gepolijste van de geldende
smaak dier dagen; ze waren eerder
boers van uiterlijk. Zestien jaar oud
incasseerde hij zijn .eerste grote teleur
stelling. toen zijn schilderij „Mattheus
en de Engel" door de kerkelijke auto
riteiten werd geweigerd, omdat de
apostel „noch het uiterlijk, noch de
waardigheid van een heilige had en
met zijn benen over elkaar, de voeten
naar het publiek gekeerd" zat. Het was
zijn eerste weigering niet, het zou zijn
laatste niet zijn.
lUET dergelijke revolutionnaire opvat-
tingen heeft hij een geweldige in
vloed gehad. Hoe het daarmee in het
eerste kwart van de zeventiende eeuw
in de Nederlanden stond, wordt duide-
CARAVAGGIO jongen- met jruitmand
e is van dezelfde kleur als de
ft het kleine stukje huid met
dokter. Hij vraagt: „Wilt u
stukje huid van deze edele
Ik wed één tegen duizend,
lamelijk klem gezeten tussen
jnderaardse gang".
Duizendvoudig vergroot ontsluierd
TN welke mate de 17e eeuwse
koopman en natuurkundige
Antonie van Leeuwenhoek geboeid
is geweest door de wereld vtin
het kleine, het Amsterdamse Ar-
tis gaat het zijn bezoekers voor-
1 taan als eerste dierentuin ter we-
reld tonen. In een welver duister-
J de afdeling van deze hoofdstede-
lijke dierentuin zijn zes speciaal
geconstrueerde projectie-micros
copen geplaatstwaarmee de Ar-
tis-bezoekers duizendvoudig ver
groot de levensgeheimen ontslui
erd worden van een simpele wa
terdruppel uit een vijver, sloot
of plas.
TWEE aan Artis verbonden jonge
1 biologen, de heren De Jong en
Reusenbrink en de perschef van Artis.
de heer Van de Werken, hebben in
goede samenwerking en met grote
liefde voor hnn werk deze nieuwe
afdeling ingericht. Dezer dagen hebben
we kunnen zien, dat zij terecht ge
boeid ziin geweest door dit zonder
hulpmiddelen onwaarneembare kleine.
De kleinste dieren, die sloot en plas
b^vöU'pn. ziin de nrotozo^n n>f é^^cel-
lige dieren. De grootste in Nederland
levende ééncellige dieren worden
3 mm lang, de kleinste zijn echter niet
v«el groter dan enige duizendste mi-
liwters. Deze allerkleinsten in hun
gedragingen nu eens te volgen, alsof
het duidelijk waarneembare levende
y-ezens ziin in een verlicht aquarium,
is ongemeen fascinerende
Wonderlijk weinig weten w? eigen
lek van dit het meest voorkomende le
ven op onze aarde. Niet natuurlijk de
geleerden, maar wij doodgewone ster
velingen. Zelfs weten we weinig van
de zo bekende watervlo, die meneer
bij honderden aan zijn vissen te eten
g^eft in het tronisch aquarium, dat in
ziin erkertje staat, en welke waterbe
woners wp nu ontdekt hebben te be
horen tot de kreeftachtigen als zusjes
van de éénogigen of cyclopen.
Waterspin en mijten
J-jADDEN we deze jongste en stellig
spectaculaire afdeling van Artis
niet gezien, het zou ons evenzeer ont
gaan zijn. dat er slechts één spin in ons
zogwater leeft, maar dat er in dat-
z^ifHe slootje achter ons huis vele
soorten mijten voorkomen, die aan
stvn verwant zijn. En tevens, dat de
rvriva of zoetwaterpolyp. die zich vast
hecht aan de waterplanten, verwant is
aan de zee-anemoon en kwal. en dat
ook deze hydra lange vangarmen heeft,
r u aanraking giftige havpoenties
afschieten, waardoor een prooidier kan
worden gedood. Nooit, neen nooit zal
het ons van dit ogenblik af meer uit
t geheimen gaan. dat deze hydra's
zien dagelijks ontelbare watervlooien
tot hun prooi kiezen. Waarmee we dus
msnr willen zeggen, dat de aquarium-
lief "lebber meer concurrentie heeft om
voldoende voedrel voor ziin vissen te
bemachtigen, dan hij waarschijnlijk
ooit gedroomd heeft.
Artis kan hem van dit "ogenblik af
ook dit duidelijk maken. En dat is toch
wel eens de moeite waard om te gaan
bekijken. Voorlopig nog slechts enige
uren 's morgens en 's middags, omdat
met dit „eenvoudige" idee natuurlijk
weer vele problemen samenhangen. Zo
bijvoorbeeld het probleem om altijd
voldoende cultures in voorraad te
hebben. Ook daar heeft men uiter
aard een oplossing voor gevonden.
lijk gemaakt op een tentoonstelling in
het Centraal Museum te Utrecht. Dat
daarbij de aandacht vooral op de
Utrechtse school valt, is licht te be
grijpen voor hem, die bedenkt, dat zo
omstreeks 1610 het artistieke leven
in Utrecht nog op zijn sterkst was en
hier vele begaafde jonge schilders
vandaan kwamen of hun eerste oplei
ding kregen.
Die invloed is zowel rechtstreeks als
indirect van veel belang geweest. Tal
van jonge schilders maakten als ze
maar even konden een reis naar Italië
en voltooiden daar hun opleiding. Ze
konden in Rome te kust en te keur
gaan en er zelfs meer indrukken op
doen dan ze met mogelijkheid konden
verwerken. Maar ook elders in het land
bloeide de kunst. Elke streek hield er
zo zijn eigen stijlopvattingen op na.
zodat men zelfs bij de schilders, die in
Italië waren geweest, vaak zeer uiteen
lopende opvattingen kon aantreffen.
En wie niet in Italië was geweest,
kon toch deel hebben aan de grote
vernieuwing, die een deel van de Hol
landse schilderkunst dier dagen onder
ging onder invloed van het Zuiden.
Hee! wat schilderijen immers werden
gegraveerd en nagedrukt en zo kwam
men ook hier te lande in het bezit van
materiaal, dat een beeld gaf van de
compositie van een aantal belangrijke
kunstwerken.
RET
waren dus met name de Utrech
tenaren, die van Caravaggio de in
vloed ondergingen. Abraham Bloemaert
mag dan wel niet in Italië ziin ge
weest. hij had toch kennis van de
nieuwste stromingen en maakte ziin
leerlingen rijn voor de invloed ervan.
Zijn vriend Joachim Wttewaal bewon
derde weliswaar de Italianen, maar be
greep toch het wezenlijke van hun
streven niet.
Zeer belangrijk waren in dit verband
verder de vlotte, oppervlakkige en
charmante Honthorst, die in' een le
vendig en fraai coloriet goede „kaars-1
lichtstukken" schilderde, en de fijne J
Hendrik Terbruggen, wiens werken i
vooral naar de compositie der voor
stellingen nog al eens aan de grote
meester herinneren. Veel zwakker was j i
Dirk van Baburen.
Er moeten banden zijn geweest tus-1 i
sen de Delftse school en de Utrechtse i
groep. Vandaar, dat er op de tentoon-
stelling in Utrecljt ook een enkel doek
van Vermeer hangt, waarover de me-
ningen overigens zeer uiteen lopen. Al
is het namelijk wel zeker, dat Vermeer
werken van enkele Utrechtse schilders
heeft bezeten of „Christus in het
huis van Martha en Maria" wel van
hem is en niet van'een naamgenoot, is
een strijdpunt, waarover de geleerden
het laatste woord nog niet hebben ge
zegd. Zelfs van Rembrandt hangt hier
werk ten bewijze, dat ook hij aan de
voeten van de meesters heeft gezeten.
Een verrassing beleefden we op deze
tentoonstelling aan de doeken van de
vrijwel onbekende meester Matthias
Stomer, die vrijwel zijn gehele, niet af
te bakenen leven in Italië heeft door
gebracht en zich in zijn latere schilde
rijen aansloot bij het werk -van Carra-
vaggio. Zijn forse, wat hoekige schil
derwijze, zijn eerlijk en zuiver gevoel
en zijn vaak opmerkelijke compositie
bewiizenn ziin kwaliteiten.
Minder nog dan in het Noorden van
het land is men het in Vlaanderen eens
over de invloed van Caravaggio op de
schilders. Die is er waarschijnlijk wel
geweest. In elk geval is ze aan te wij
zen In het werk van een Rubens, een
Jordaens, van de beide Janssens. Maar
veel is hier nog niet <*iderzocht, zodat
men zich hieromtrent nog maar zeer
voorzichtig uitlaat.
Van W.
-M
(Van een onzer redacteuren)
UET Arnhemse park Sonsbeek is deze zomermaanden meer dan ooit een ware
lustwaranda, zij het meer een internationale dan een specifiek Dietse, nu da
stad Arnhem, aangespoord door liet succes van de in 1949 gehouden tentoon»
steiling, het wederom heeft aangedurfd een groots opgezette expositie van mo«
derne plastiek, representatief voor ten naaste bij de laatste vijftig jaar, te orga
niseren. Langs de paden zijn op de groene glooiende terrassen en velden een
tweehonderd beeldhouwwerken quasi onverschillig neergestrooid, doch niette
min verraadt de compositie van het geheel de kunstzinnige en vaardige hand
tan de arrangeur. Slechts een enkele maal treft uien een werk aan, dat tegen
een rustige wand in het van riet opgebouwde paviljoen der kleine plastieken,
heler tot zijn recht zou zijn gekomen dan hier in de open lucht.
beek gekomen. Er is een levendige
groep van Krsinic „De Vissers", een
eenvoudige, treffende „Dwangarbeider"
van Radaus en een imponerend zelf
portret van Rosandic.
Van de Italiaan Fazzini hurkt aan de
vijver een zeer bekoorlijke „Zich in het
water spiegelende vrouw" en van Ma-
rini rijdt er een „Ruiter", een uitgeba
lanceerde combinatie van man en dier.
Van Britse origine is slechts Moore's
gipsen beeldengroep „Het gezin", als
zijn meeste werk dynamisch en op mas
sawerking in de ruimte berekend. Da
groep komt in het park dan ook uit
stekend tot haar recht. Een bezoeker
maakte overigens de opmerking, dat
het hem toescheen, dat Moore zijn wer
ken uit kouwgum schiep.
Naast de schone vrouwelijke naak
ten, de mens- en dierfiguren, hetzij vol
maakt van vorm, hetzij om met La
Rochefoucauld te spreken des te
brillanter en fascinerender, indien zij
onvolmaakt blijven en niet geheel vol
tooid voor ons staan, is er in dit Sons
beek echter ook een aantal embryonale,
dadaïstische of experimentalistischa
sculpturen, aan de abstractheid waar
van men geen touw kan vastknopen en
die wij liever niet zagen iri deze omge
ving, in de sfeer waarvan zij niet thuis
behoren. Zo bijv. de kalkstenen „Ge
boorte" van de Belg Anthoons en de
„Preadamitische tors" van de Fransman
Arp. Ook de „Beweegbare plastiek" van
Caider kon ons niet bekoren, noch het
„Stervend paard" in oud ijzer van Vis
ser.
In de blijde, luchtige atmosfeer van
deze aan de aesthetica gewijde open
lucht-expositie horen voorts de oorlogs-
en verzetsmonumenten van Andriessen,
Raedecker c.s„ slechts in zoverre thuis,
dat men ze wel om de artistieke waar
de van hun strakke eenvond waardeert,
doch daarbij de bittere historische ach
tergrond gedurende dit onbezorgde be
zoek wil vergeten.
DINNEN het kader van de moderne
beeldhouwkunst is er een grote ver
scheidenheid van Europese werken,
aangeyuld met enige plastieken van
Zuid-Afrikanen, de Amerikaan Caider
en dc Engelsman Moore. De Britten
immers achten zich zelve geen Euro
peanen. zij vormen hun eigen wereld
deel. De Fransen zijn hier met enkele
van hun grote meesters, o.m. de schil
derachtige, impressionistische Rodin rn
de trakke classicist Maillol. Van Rodin
vindt men in Sonsbeek bijv. zijn bewo
gen „Burgers van Calais" en ..Le bai-
ser". Van Maillol de gave. klassieke
vormen van ..lie de France" en „Médi-
terranée". De ..Phoenix" van Zadkine
is bizflr en fascinerend. Van Pompon
is er een prachtig gestyleerd hert.
Van de Nederlandse inzenders zijn de
kleine plastieken, zoals die van Fri
Heil en Everdine Henny, over het alge
meen aantrekkelijker dan de grotere
werken. Het bekoorlijke fonteinbeeld
van Bolhuis doet het overigens zeer
goed aan de vijver. Mogelijk worden
onze beeldhouwers ook gehandicapt
door het feit, dat zij dikwijls gedwon
gen zijn te werken met materiaal als
gips en terracotta.
De Belgen zijn uitstekend vertegen
woordigd. Eén van de hoogtepunten is
„La folie danseuse" van Rik Wouters,
een sculptuur, die barnt van leven.
Meunier is er met een tweetal van zijn
min of meer pathetische arbeidersbron-
zen. Permeke brengt een gigantische
Niobe. Van de Duitse beeldhouwer
Lehmbruck zijn er twee strakke asce
tische vrouwenfiguren, waarvan de
■bronzen „Knielende vrouw" één van de
mooisté werken van de expositie is.
Ook de Joegoslaven zijn naar Sons-
«SE SN S- Z i St«»
MAILLOL'S „ILE DE FRANCE"
....KLASSIEKE SCHOONHEID...
Straaljagerpiloten vertelden van hun avontuur
In een personderlioud hebben zowel
de commandant van het 321ste squa
dron, waartoe de 'Donderdag boven
Baarn verongelukte vliegtuigen be
hoorden, majoor J. Wansink, als de
beide uitgesprongen sergeanten-vlie
gers C. Groenendijk ilit Den Haag, oud
23 jaar en J. Denijs te Vlissingcn, oud
22 jaar, medegedeeld, wat er nu eigen
lijk boven Baarn is geschied.
OENDRICUS BOR was een nieuwe verschijning in onze kleine, mondaine bad-
plaats. Hij was ook zeer origineel. Niet alleen omdat ik wist dat zijn bank
saldo kleiner was dan zijn voorkomen zou doen vermoeden; maar ook omdat
hij op zo'n merkwaardige wijze in ons dorp was gekomen. U zult dat begrijpen
als ge weet, dat in de mondaïnste badplaatsen de rijkaards arriveren, ongeveer
als een groot schip dat te water wordt gelaten. Het is altijd een gebeurtenis van
de eerste orde; klaterende champagne, ellenlange toespraken, wuivende dames
en tenslotte bombastisch veel gespat van water en een grote golf. En u weet,
dat kolkend water stinkt en dat een pas te water gelaten schip uit eigen bewe
ging geen meter vooruit komt. En ziet: zo werden de rijkaards in ons dorpje
gestuwd. Maar Hendricus Bor kwam geheel anders. Ik vond het ongeveer als
de komst van een nieuwe ster: volkomen onverwacht, maar stralend en vooral
pikant. Ik weet, dat vele rijkaards daar anders over dachten. Die beschouwden
hem ook als iets dat onverwachts komt: bijvoorbeeld een vlo. Het is een mense
lijk iets en je hoeft je er niet voor te schamen, maar verduiveld lastig, dat zijn
ze! Men kon Hendricus niet weren van de boulevard zomin als uit de sociëteit.
Hij scheen geen geld te hebben en geld is in «en mondaine badplaats iets dat
meer waard is dan originaliteit en beschaving. Maar Hendricus had net dat
tikje bravour over zich van de toffe grotestads-man, die onverwacht een erfe
nisje heeft gekregen. Een sommetje dat hem niet toestaat echt blasé te doen,
zoals die anderen, maar dat net genoeg is om „de grote Piet" uit te hangen.
Rijkaards hebben ergens tussen de tentakels in hun ziel één heel fijn grijp-
armpje, dat zoiets onfeilbaar signaleert. Vroeg of laat komt degeen, aan wiens
lijf dat armpje getast heeft, ten val.
TK had dat 5n onze mondaine badplaats
1 tientallen malen zien gebeuren. Ik
heb er om kunnen huilen. Daar waren
de talloze burgermannetjes, die een
grote prijs in een loterij hadden gewon
nen en nu „gelukkig" kwamen wezen.
Ze gaven sommen uit, probeerden net
zo verveeld t:è kijken als de meesters
in het vak, maar met enkele weken ver
vaagde 1 m pose tot iets dat het mid
den hield tussen kruiperigheid en lef
dan vertrokken ze en kochten van
hun tien mille of meer een klein huis
je. ergens buiten. Er waren er ook, die
ten koste van een vermogen „vermo
gend" wilde lijken. Die gingen straat
arm weer weg. Figuren die de tussen
weg bewandelden had ik nimmer ge
zien, maar Hendricus Bos leek me de-
geen te zijn, die zo was. In stilte wenste
ik hem geluk. Hij heeft van mijn sym
pathie toen niet geweten, want ik ging
door voor een eenzelvige man. maar
met grotere belangstelling dan wie ook
heb ik zijn leven in ons dorpje gevolgd.
Het stond weldra voor me vast dat
ik me in hem niet had vergist. Hij
w a s een man van de middenweg. Hij
had meer flair dan geld en zeker ook
meer fantasie dan werklust maar dat
was hem te vergeven. Hoewel ik moet
zeggen, dat hij zijn plannen ontwikkel
de met een ware genialiteit.
De eerste avond dat ik hem trof was
het in een heel dure bar. Hij maakte
niet, zoals die anderen, grote verterin
gen. Neen, hij koos met veel smaak een
zeer oude wijn en aan de manier waar
op hij zijn glas leegdronk na het bou
quet te hebben opgesnoven, bemerkte
»ik, dat hij ongetwijfeld elegance bezat.
Hij moest dit meermalen zo hebben ge
daan of het hebben zien doen. Hij zei
niet veel, Hendricus Bor. Zijn glas was
cp dat moment zijn enige partner en
hij deed alsof hij de blikken niet zag,
die anderen op hem wierpen. Hij nam
na voornaam lang te hebben ge
peinsd, waarbij men beurtelings twij
fel en zekerheid op zijn gelaat zag
een tweede glas wijn. En toen begon
hij te praten! Niet vlot, aardig, zoals ik
had verwacht, maar met een lome stem;
precies.zoals het hier gebruikelijk was.
Hij richtte zich tot zijn buurman aan
de linkerkant, de vleesfabrikant Leber-
macher. (Vadsig, dik, maar getrouwd
met een baronesse Flinck van Stutten-
heim, die dom en arm was, maar -de
naam had).
Lebermacher seheen te schrikken
van Hendricus' stem. doch hij herstelde
zich gauw en ik herinnerde mij. dat du
schrikken een van Lebermaeners ver
fijnde wijzen was om iemand eraan te
herinneren, dat men een Lebermacher
(immers geparenteerd aan de beste fa
milies) niet zo maar plompverloren
kan aanspreken. Bij velen miste Leber-
machers tactiek zijn uitwerking niet.
Onze Bor liet het echter koud. „Wat
zegt u, mijnheer", zo begon hij. „Vindt
u het geen schande dat men ons zo
overdreven, zwaar belast? Neemt u mij
niet kwalijk, dat ik u hiermee zo plot
seling op het dak val; maar ik kreeg
zojuist een aanslagbiljet, ziet u? Vier
en tachtig mille wil men mij laten beta
len! Denkt u. zich dat even in! Vier en
tachtig mille, toch waarachtig geen
peuleschil! Ik begrijp eerlijk gezegd niet
waar men de brutaliteit vandaan haalt!"
Bor herhaalde nog eens het cijfer, dat
inderdaad in zijn naaste "Omgeving eni
ge ontroering wekte. Ik zag enkele he
ren knikken en de barkeeper zette zijn
shaker zelfs even neer om dit te ver
werken.
„Ik zal genoodzaakt zijn mijn jacht te
verkopen!", vervolgde Bor, die nu meer
belangstelling begon te krijgen. „Vorig
jaar heb ik een schattig buitenhuisje
in Bennekom moeten verkopen om de
fiscus te kunnen betalen. En nu komen
ze wéér, met nog een hoger bedrag!
Mijnheer", zo wendde hij zich tot mij,
„zegt u nu eens; is dat nog „belasten"?
Ik noem het uitpersen!" Ik doorzag zijn
spel en zei dus werkelijke verwonde
ring veinzend: „Men moet u ongeveer
tot de bedelstaf brengen op deze ma
nier!" Van verschillende kanten werd
dit beaamd. Lebermacher vond zelfs de
moed om te bekennen, dat hij zijn pri
vé zwembad voor het publiek had moe
ten openstellen, om de belasting die
het bezit ervan hem op de hals schoof,
te kunnen betalen.
Het werd een geanimeerd gesprek en
ik wist dat er 's avonds laat in de lu-
xueuse hotelbedden nog heviger zou
worden gesproken over de nieuwe gast,
dan nu reeds achter de hand geschied
de.
Ja. ik zag het nu duidelijk. Bor „was"
er, louter door de brutaliteit een Le
bermacher aan te spreken en wel zó
tactisch, ja geniaal, dat hij met één
slag diens hart en vertrouwen gewon
nen had. Ik ging heen met mijn ge
heim, maar ik volgde Bor op de voet,
want ik had plezier in de argeloos
heid van de Lebermachers. de Marti-
nelli's en de andere rijkaards.
In de paar maanden die verstreken,
werd Bor geheel in de society opgeno
men. Hij was bij Lebermacher en diens
adellijke echtvriendin verschillende
malen uitgenodigd, 'hij had gedineerd
met de Van Wempldinge's en men had
hein op de boulevard gesignaleerd met
de weinig lieftallige, doch fabelachtig
rijke Joan Winckels.
TNOOR omstandigheden verloor ikHen-
dricus Bor een tijdlang uit het oog
en toen ik weer In onze mondaine bad
plaats weerkeerde, was het inmiddels
opnieuw badseizoen geworden. Bor
was er weer, of misehien moet ik zeg
gen: nóg, want 't kwam meer voor, dat
de heel rijke gasten de winter aan deze
zonnige kust doorbrachten. Mijn her
nieuwde kennismaking met hem was
allerhartelijkst. Hij kende mij van ver
re, beweerde hij en hij had over me
horen spreken. We schenen wel aardig
bij elkaar te passen. Na korte tijd no
digde hij me uit voor een bezoek aan
het leuke huisje dat hij sinds kort be
woonde, tesamen met Joan Winckels.
met wie hij onlangs getrouwd was. Zo
geviel het, dat ik een van zijn intiem
ste vrienden werd en dit heeft me niet
berouwd. Ondanks het feit, dat ik er
achter was, dat hij niet tot het slag
lieden behoorde, dat onze badplaats
bevolkte, en ondanks ook dat hij dit
wel wist, duurde het heel lang voor ik
het uit zijn eigen mond vernam. Zijn
bekentenis kwam natuurlijk, zeg ik
haast bij een glas koele Martini, op
bet terrasje voor zijn huis. Ik was het,
die het vuur opende. „Wat heb ik toch
altijd plezier om je gehad. Hendricus",
zei ik, „als ik je zag tussen die ban
kiers en rijkgeworden slagers van ons!"
„Zo?", zei hij langgerekt en verwon
derd. „En waarom dan?" Ik lachte wat
ondeugend. „Ik doorzag je knappe spel.
lieve vriend en ik had er onzegbaar
veel schik in. Je kent me genoeg om
te weten hoe ik ben. Ik behoor niet tot
dit gilde van vetbuiken en hangwan
gen, Ik zie graag dat ze voor het lapje
worden gehouden. Maar", liet ik er snel
op volgen, „jij speelde je spel meester
lijk. Je wist hoe je ze moest aanpak
ken".
Hendrietis' blikken, die eerst wat boos
schenen, verzachtten. „Och ja
lachte hij. En die lach was een beken
tenis. Maar één die speels is en bemin
nelijk. Ik klopte hem gemoedelijk op
de schouder en zei: „Ik heb je in mijn
hart steeds gelukgewenst, lieve vriend.
Ik gun jou je deel van het geluk. Het
doet ook mij een beetje deugd, dat jij
tevreden bent, en rijk naar ik aanneem!"
Dit had ik nooit moeten zeggen. Ik
zag hoe de blikken van mijn vriend
hard werden en verbitterd. „Rijk!"
snauwde hij bijna. „Rijk! Man. weet
wat je zegt! Hier!" En hij haalde een
papiertje uit zijn zak. ..Lees dit maar
eens! Een belastingaanslag voor vier en
tachtig mille! Ik zal m'n huisje moeten
verkopen en God zal het weten
straks mijn jacht ook!"
Het was de eerste gelegenheid In
Nederland om van de veiligheids
inrichting der straaljagers gebruik te
maken, dat is dus van de schietstoel.
Men was onder commando van majoor
Wansink met negeu_ toestellen uit
Leeuwardèn vertrokken voor een oefen-
vlucht in verschillende formaties. Het
was de bedoeling te Soesterberg te
landen en het bevel van de middelste
formatie van drie toestellen was, in.
gesloten formatie achter elkaar gaan
vliegen, zo zeide majoor Wansink. „Ik
zelf moest dus voorop vliegen. Groe
nendijk nr. 2 en Denijs nr. 3. Vermoe
delijk is Groenendijk wat verder weg
geweest, zodat hij zich tussen mij en
sergeant Denijs moest voegen. Daarbij
is de staart van toestel nr. 2 (Groenen,
dijk) getipt tegen de vleugel van toe
stel nr. 3 (Denijs). De staart van toe
stel 2 brak daarbij af, van toestel nr.
3 brak een stuk van de vleugel- Het
staartloze toestel schoot naar boven ea
daarna naar beneden-, het andere toe
stel werd zeer slecht bestuurbaar", zo
besloot majoor Wansink.
„Ik vloog nog tien seconden normaal
verder, bemerkte toen een siddering
en moest steeds meer roer geven", ver
telde sergeant Denijs. Vrijwel automa
tisch handelend op grond van ge
staag oefenen maakte ik de „hoed"
van het toestel los en verrichtte de
manipulaties, waardoor de schietstoel
in de lucht werd geschoten. De kracht,
waarmede dit geschiedt, is 18 maal die
van de zwaartekracht en men ver
krijgt daarmee een aanvangssnelheid
van 300 km. per uur. Na vijf seconden
verliet ik de stoel en daalde met de
parachute op één kilometer afstand
van het gevallen toestel". Sergeant De-
nijs bleek in het minst niet geschokt.
Sergeant Groenendijk raakte door
het naar boven schieten van zijn toe
stel even bditen westen. Toen het
staartloze toestel echter begon te val
len (het was uiteraard volkomen on
bestuurbaar geworden! heeft ook hij
de noodzakelijke handelingen verricht.
Hij daalde met zijn parachute bij
Baarn.
Majoor Wansink hoorde via zijn ra
dioverbinding, gedurende de vlucht,
dat er iets aan de hand was. Geland
zijnde kreeg hij pas nadere bijzonder
heden te horen.
Gistermorgen gingen beide sergeants
echter alweer de lucht in, om psy
chisch de gevolgen van het avontuur
te boven te komen.
De uitvoer van tomaten naar Enge
land is, voorshands voor de komende
veertien dagen, gestremd. Gisternacht
heeft de Britse regering <le havens
voor dit product gesloten. De aanvoer
van Engelse natuurtomaten op de Brit.
se markt ij op het ogenblik zo over
stelpend, dat aanvoer van buiten af do
reeds slechte markt nog ernstiger zou
verstoren. Onder deze omstandigheden
heeft men tot bovenvermelde maatre
gel moeten besluiten.
De gestremde uitvoer naar Engeland
zal, naar verwacht wordt, geen ernsti
ge terugslag op de Nederlandse markt
behoeven te hebben. De uitvoer naar
andere landen, speciaal naar Duitsland,
is bevredigend. Hoewel dit jaar lagera
prijzen worden gemaakt dan in 1951,
spreekt men toch van een redelijka
opbrengst.