Dinsdag kritieke dag voor Jaap de Carpentier en zijn clowns TanteMadelein S. WITTE Het onbegrijpelijk bezoek van Attlee Gesloten deuren ONZE VADER Opmerkelijke ontwikkeling van een jonge Bergense schilder Werkt de tijd voor de agitatoren? OP HET MATJE Ons kort verhaal .EENZAAM EN ZONDER HOOP 15 DE MENS...- Belangwekkend eigen geluid Philippijnse jeugd heeft vertrouwen in toekomst r I I glijdt* 6rtïl*t«^ BOARD ad van Arbeid. SCHAVERIJ a zes uur Tel. 5461 NDEL EECEN 35 ct p. Kg. 150 ct p. Kg. 5 ct p. Kg. 1015 ct. per kg. 5 8 ct p. Kg. EN TEGEN DE ALKMAAR implete veldslag van", j veilig achter de tak- ;n omsingelen". Rikki leling. Langs de met e berghelling om z6 sn waar Simons en a zo weinig mogelijk zegt Barendse. Men kon slechts wensen dat de wij zers op de wijzerplaat der historie zich vlugger bewogen en dat het spoediger was. Want als eenmaal de officiële besprekingen in Parijs over de duur van de militaire diensttijd be ginnen, is het te verwachten dat er enige ontspanning zal intreden. Of schoon men ook van die vergadering geen al te hoge verwachtingen moet hebben. Er wordt namelijk verzekerd, dat er geen enkel positief resultaat bereikt kan worden. Alles wat de ver gadering van 12 Augustus kan doen is aanwijzingen geven van wat de deel nemers wenselijk achten in de kwes tie van «de duur van de militaire dienst. Maar geheel ten onrechte, zo wordt hier gezegd, zou het zijn de datum van 12 Augustus aan de militairen voor te stellen als een soort dag van het laatste oordeel, die over hun lot zal beslissen. Iets dergelijks kan voor de 12e Augustus niet verwacht wor- (Van onz§ Belgische correspondent) QP 12 AUGUSTUS zullen de zes leden van de Europese Verdedigingsgemeen- w schap samenkomen om gemeenschappelijk de duur van de militaire dienst in de aangesloten landen te bespreken. Zal het dan al niet te laat zijn voor Belgie en rollen de onverantwoordelijke agitatoren die op het ogenblik in dit land het Tnnr van de opstand stoken, zolang wachten met het verwezenlijken van hun plannen? Men moet het ergste ervan vrezen. Als dit artikel de lezers onder de (gen komt zal de algemene staking, als protest tegen de 24 maanden militaire dienst, al zijn uitgebroken. Maatrege len zijn genomen om excessen te voor komen. In bepaalde militaire inrich tten in België en Duitsland zal men ,".s in het werk stellen om de ver- I jilting der geesten door alcohol-gebruik tegen te gaan. Het schenken van bier 1 ji de cantines is beperkt geworden. Jfaar men kan niets doen tegen de igitatoren, die post hebben gevat bij it poorten der kazernes en daar aan ■lie militairen tractaten uitdelen. Onbegrijpelijk is wat er in Luik ge keurde. Op een conferentie, die daar gehouden werd, zag men de heren Attlee, Morrison en Philips, algemeen jecretaris van de Labour-partij, uit Engeland overkomen en deel nemen aan een vergadering van hun Belgische partijgenoten, die openlijk de soldaten tot opstand opzetten door de aanmoe diging tot verzet tegen de diensttijd van twee jaren. Men zegt, dat Attlee niet bepaald blij was, dat hij er was; en men vertelt dat hij schuchter ge probeerd heeft zich te verzetten tegen de actie van Spaak en zijn kameraden. Dat neemt niet weg, dat men hier over het algemeen vindt, dat hij een fout begaan heeft door deel te nemen aan de agitatiebeweging in het buitenland, en dat juist op zulk een kritiek ogen blik. „Was het onwetendheid, was het lidelheid, was het pure domheid?" vra gen de dagbladen zich af. PR was een zaak met gesloten deuren. Dat is altoos een onfrisse bedoe- ting, want de mensen, die in zulke omstandigheden terecht staan, hebben erger dingen op hun geweten dan diefstal of belediging. Meestal hebben tij gegrepen naar een jeugdig leven. En meestal hebben zij dat en* behalve lichamelijke schade, óók onherstel- iare schade aan de ziel toegebracht. Persoonlijk vind ik aan de meeste zondaars, aan de meeste tobberige tchobbertjes, die hier komen voor een valsheid in geschrifte, voor een ge gapt tientje, voor een klap of een schop of een luidruchtige dronken schap, altijd nog wel een goeie kant. De omstandigheden, het milieu, ge moet het allemaal in aanmerking ne men. En dan komt ge, eerlijk naden kend, tot de conclusie, dat al die men sen niet zoveel slechter of gemener zijn dan de keurige burger met zijn gestreken overhemd en zijn parate cheque-boek. Maar met die mensen van de geslo ten deuren is het iets anders. Zij vor men een klasse apart. Zij zijn een soort, dat ge instinctief buiten de gemeenschap plaatst. In stede van gevoelens van barmhartigheid wek ken zij altoos de reactie, die het plot selinge verschijnen van een rat wekt. Uw eerste beweging is, er naar te trappen Ja zeker ik weet het wel, ik weet het wel, Freud en al de na hem komende heirscharen van psychiaters en ziele- peuteraars hebben het allemaal rag- fiin uiteengezet. Verwrongen com plexen en Oedipus en rammelaarbij- ters en libido, ik heb het hoewel kokhalzend gelezen. En 'k heb het hoofd geschud in verbijstering over zóveel geleerdheid. Van de 'wieg tot de zitting met gesloten deuren: het is allemaal logisch en uitneembaar. leder misdadig schroefje nast op het psychologische boutjedip jongens van Sigmund-de-Grote hebben het schitterend in elkaar gezet. Maar als de rechtbank aankondigt: zitting met gesloten deuren en als we dan het gangetje ov en neer lopen, de pers en de vaste klanten van de tribune, dan denk ik toch vooral aan de ziel van dat kleine, twaalfjarige meisje, dat beteuterd en bleek, aan d° hand van een ontdane moeder de zaal binnen is gegaan. Om getuigenis af te leggen tegen de kerel van drie-en- zestig, die vroeger te bard op zij rammelaar heeft gebeten. Volgens de psychologen Ze moste zulke lui maar inééns "nhangen. Krenaetuig zegt een klein, grijs kereltje in een schippers trui. Ik ben geen barbaar. Maar diep in Win hart zegt een stem: ja. Och, ik ben maar een ouderwets mannetje. Ik kan geen bloed zien. Ik zou waarschijnlijk geen week lang een boterham door mijn keel kunnen krijgen, als ik bij de executie van een veroordeelde aanwezig moest zijn En daarom begrijp ik de hardheid viet, die er altijd over me komt, zodra de rechter zegt: gesloten deuren. Freud. zon wel weten, wat me man keert. Vermoedelijk ben ik rcat achte- üehleven bil de beschaving. Vermoe delijk ben ik wat tj Wrankzuchtio ®et als de Bosjesmannen in West «frtfca. Zij binden zo'n „gesloten deuren"-man aan een boom en steken hem dood met botte sneren Zij wete~ v'et beter. Ze hebben nooit van Freu' Behoord, de stakkers. KAREL. I den, en het zou verkeerd zijn dit an der voor te spiegelen. Maar juist daarom ziet het er voor België zo donker uit, want nu krijgen de agitatoren waarschijnlijk nog een lange tijd om hun kruit op te hopen en als straks iemand de lont erbij brengt, wie zal dan zeggen, welke verwoesting er zal komen? Men kan dan ook niet zeggen dat de Belgische regering erg gerust is. Sommigen pleiten voor het nemen van zeer krasse maatregelen. In elk geval denkt niemand eraan om te luisteren naar de gecombineerde stemmen van Moscou en het socialistische „Maison du Peuple" door op staande voet de duur van de diensttijd te verminderen en door vrijaf te geven aan miliciens die op het ogenblik achttien maanden onder de wapenen zijn. Een dergelijk besluit, als het ooit zal worden geno men, kan slechts genomen worden in samenwerking met de deelnemers aan de Europese Verdedigingsgemeenschap en, in ieder geval, in een land waar de rust is teruggekeerd. Het is gewenst in deze dagen het oog op de ontwikkeling der dingen in België gericht te houden, omdat deze ontwikkeling wel eens representatief en zinnebeeldig zou kunnen zijn voor hetgeen in andere landen van Europa kan gebeuren. In ieder geval: un homme averti en vaut deux. UET is een revolutionnaire wijziging in heel het theologisch denken geweest, toen Jezus, zich de zoon van God noe mend, van de Almachtige sprak als van zijn Vader. Met name in de sfeer van het Joodse belijden, waarbij de naam van Jahwe, de Verbondsgod, niet eens werd uitgesproken, moet de familiaire benaming, die Jezus aan de God Israels gaf, wel hebben ingeslagen als een bom. Gans het intermediair van tempel en priesterdom werd er door uitgeschal keld. Want het is gans iets anders, tot een God te bidden die zó ver en zó verne ven is, dat men niet eens zijn naam mag uitspreken, als te bidden tot een God, die Vader wil geheten zijn. In het eerste geval is er de afstand tussen hemel en aarde, tussen heiligheid en zonde. Een eeuwigheid (in méér dan één zin) ligt er aldus tussen de kleine mens op aarde en de verre, heilige God in de hemelen. Maar in het verlengde van het Vader, woord ligt het woord kind. En daarmee schrompelen de eeuwigheden tussen God en mens ineen tot een zucht. De relatie tussen God en zijn schepsel wordt er een van intiemer geaardheid, dan ooit in de historie van het theolo gisch denken Israels ook maar bu be nadering voor mogelijk is gehouden. Jezus is er om ter dood veroordeeld („Gij hebt zijn godslastering gehoord!") en dat behoeft geen verbazing te wek ken. Het is voor de Joodse priester, op gegroeid in de reinigings- en heiliglngs- wetten en wel onderwezen in de verhe venheid van de Heilige, niets minder dan heiligschennis, zo een mensenkina zich verstout van God te spreken als van zijn Vader en van zichzelf als van de zoon des Almachtigen. Dat is onge hoorde ketterij, dat is vloeken, dat is neerhalen van de souvereine heiligheid Gods tot het zondige van ons stoffelijke bestaan. Dat is zonde in zijn ergste vorm en wie haar bedrijft zal sterven aan een kruis. En toch heeft Jezus gelijk. Toch spreekt hij, die „uit de waarheid ge boren is" niets dan de waarheid. Hij heeft Gods wet lief, hij begeert te zijn „in de dingen zijns Vaders" en hij weet, dat de Vader hem „alle dingen heeft overgegeven". Oók de dingen van het theologisch denken en formuleren en van het handelen vanuit dat denken en vanuit het hanteren dier formulerin gen. Daarom kan zijn laatste woord vol van geloof en kinderlijk vertrouwen zijn: „In uwe handen beveel ik mijn geest." En daarom heeft hij zijn discipelen geleerd te bidden: „Onze Vader, die in de hemelen zijt". God is niet slechts de Vader van Jezus Christus. Hij is Vader dergenen, die in Jezus tot Hem komen. Omdat Jezus Hem als zijn Vader beleden heeft voor de mensen, wordt hij onze Vader. Onze Vader. Die in de hemelen zijt. Er is afstand en er blijft afstand. God God en wij zijn mensen. Aarde en hemel hebben ieder hun eigen plaats, ook in het godsdienstig bewustzijn van het Christendom. Maar de oneindigheid gaat zich localiseren in het woord Vader. Jezus heeft de mensen dicht bij God gebracht. JAAP DE CARPENT1ER twee clowns I ENIE VERHAGE wendde zich be droefd tot de theemuts, die welge daan als een goeiige moeke op de tafel stond. „Ik zal tante Madelein om raad moeten vragen. Zó kan ik 't niet langer verdragen". Ze liet het hoofd zinken en betrok het voetenbankje in haar over peinzingen. „Nauwelijks 'n jaar ge trouwd en nü alZe durfde het woord niet noemen. Maar dan zei ze toch zachtjes, en een zachte snik verge zelde haar woorden: „Nü al een .ver woest huwelijk..! Rudolf bedriegt me; ik weet 't zeker. Die schuwheid van 'm als 'k op z'n kamer komz'n vreemde koude manier van kussen.en ja die geheimzinnigheid van 'm! 't Is al minstens tienmaal gebeurd dat-ie gauw wat wegmoffelde als ik op z'n kamer kwam. Dat klopt niet. 'n Man mag geen geheimen hebben voor z'n vrouw". Ze wond zich even op bij de gedachte, dat hij het standpunt „man en vrouw zijn er twee" huldigde, maar direct kwam het verdriet weer boven, omdat Rudolf haar bedroog. Dat was 't ergste. Er was een ander. Misschien Emmy weer. Die loerde op 'm. Ze wist 't en zijn smoes jes, dat Emmy immers veel te verwend was en bovendien twee jaar ouder dan hij, moesten alleen maar verhullen, dat hij echt verliefd op haar was.„O. Ru- dolf!", snikte ze zacht. „Hoe kun je!" Haar gedachten maakten weer het cirkeltje, dat ze de laatste maanden steeds hadden beschreven. Het begon bij haar wantrouwen jegens Rudolf en het eindigde hij: „Hoe krijgen we dat alles weer in orde"' En als vanzelf volgde hierop de slot-apotheose: 'Tante Madelein. Ja, tante Madelein, de milde, begrijpende, levenswijze vrouw, die de rubriek „Zeg 't mij", in het damesweek blad „Revue van Eva" redigeerde. Zo wel voor vetvlekken in het trijp van een theestoeltje als voor gebroken har ten wist zij het recept. In enkele fijn voelende regelen doorgrondde zij de diepste problemen des harten, terwijl ze ook niet huiverig was voor een wel doortimmerde psychologische beschou wing nopens het huwelijksleven. De mannenziel was voor haar als een brei- patroon: twee steken rechts, drie ave rechts met een nippeltje, dan rechtsaf met een werkje en zomaar door. „Ik zal tante Madelein schrijven", zei Lenie nogmaals, maar nu overtuigder. „Het is 'n soort hoger beroep, zal ik maar denken. Ten slotte is dit niet het ge wone geval van de jaloerse vrouw, die elke beweging van haar man wan trouwt. Rudolf verbèrgt iets!" Resoluut begon Lenie haar schrijf map te zoeken. Ai, de inktpot staat bo ven, bij Rudolf! Ze was echter door geen moeilijkheid te weerhouden. Kor daat ging ze naar Rudolfs kamer. Hij schrok bij haar binnenkomen enze had 't duidelijk gezien! snel schoof hij een stuk papier onder de andere pa perassen die op zijn tafel lagen. Zo kalm mogelijk vroeg ze: „Heb jij de inkt hier, Ruud?" Hij schudde het hoofd. De inktpot moet ergens in de voorkamer staan. Wacht, ik zal 'm wel even voor je halen. Weg was hij. Lenie was alleen in het vertrek. Op de tafel lag het ma nuscript van Ruuds laatste roman. Hij was er bijna mee klaar. Maar ónder dat manuscript. Ja, daaronder moest het geheim verborgen liggen. Voorzichtig (Van een onzer redacteuren) wat achter hem ligt, maar van wat vóór hem ligt schijnt hij ook niet al te veel meer te verwachten. Zo blijven hem in het geheel geen mogelijkheden meer over. Wat hij uitdrukt is de meest volslagen hopeloosheid. Men vindt deze gevoelstoon weer in kunst maakt het mogelijk, dat een mens wordt geconfronteerd met zichzelf en boven zichzelf wordt uitgeheven. Dat is geen bewust proces. Het verloopt in de gevoelssfeer. De kunstenaarverschaft er de middelen toe, omdat hij door een zelfde proces zijn werk heeft gescha pen. DIJ DE Carpentier is dit proces op gang gekomen door zijn ontmoeting met de Amsterdamse straatmuzikant. Dit begin sloot meteen een periode af, waarin hij zich tot betrekkelijk tradi tioneel werk had bepaald. De achterzij- het werk dat wil hiprbii renroduceren do van een zijner clowns bevat nog een TOEN enkele maanden geleden in Amsterdam een expositie van schilderijen •yyej;swaa'r wor(jen ,je beide figuren bii- °P Texel geschilderd landschap, dat werd gehouden ter gelegenheid van de premiere van een nieuwe Amerikaanse - - film, konden de bezoekers onder andere een doek van de Bergense schilder Jaap de Carpentier opmerken. Het was een clownskop, vrijwel zonder kleur in over wegend lichte grijzen en met een enkele donkerder partij opgezet. En zelfs die donkere elementen pasten zich door de wijze, waarop ze waren geschilderd, aan bij de algemene toon van het doek. Overigens bleek voor de schilder het zwaartepunt niet bij de voorstelling te liggen. Hij maakte deze tot draagster van een gevoelsstroom, waarvan een diepe tragiek wel het voornaamste element was. Het doek was een eerste voorzichtige aankondiging van een volkomen nieuwe richting in het werk van deze jonge schilder. eengehouden door een donkere mantel of doek, die over hun schouders is ge legd, maar meer dan een uiterlijke bin ding is er niet. Hun blikken glijden langs elkaar heen. Zij hebben elkaar r.iets te zeggen. Die eenzaamheid is er zelfs voor een zich in weinig onderscheidt van wat vele schilders op het ogenblik vervaar digen. Een ander stuk is over een ouder werk heengeschilderd. Daarin spreekt zich een radicale breuk met het verle den uit. Het gaat hier niet slechts om de keuze van een nieuw maniertje. Dat man en een vrouw, tussen wie een ster- het gevaar bestaat, dat het hierbij blijft, ke gevoelsbinding bestaat, zegt een an- weet De Carpentier al te goed en hij is der doek, waarop men gemakkelijk het er waakzaam tegen. Zien wij het goed, echtpaar De Carpentier herkent. Wat dan heeft hier een jong kunstenaar een rest een mens dan eigenlijk nog? Niets artistieke en een geestelijke sprong ge- dan een zekere gelaten berusting, een maakt, die hem heeft doen groeien van door en in de strijd tegen eenzaamheid een schilder-zonder-meer tot een goed en hopeloosheid gegroeide wijze mild- kunstenaar, tot een, die inderdaad iets staat veel dichter bij de clowns dan bij de fluitspeler, althans naar de opzet. Het figuurtje staat tegen een achter grond, die van zwart afloopt naar grijs. Hij is echter omgeven door een soort nopeioosneia gegroeiae wij: IZORTELINGS is hij met zijn werk in van lichtgrijs aureool, dat hem als het 5 het antwoord, dat een van K de openbaarheid getreden. Hij sloot ware uit zijn entourage losmaakt. de clowns Mer schijnt te geven, daarmee een voorbereiding af, die an- „Ziet", zo schijnt de schilder te zeggen, js DIT het laatste woord van de schil- devhalf jaar had gevergd. Men heeft het „ook deze mens is volslagen eenzaam. A der? Hij heeft er in eik geval zijn kunnen zien in het tentoonstellingszaal- Er is niemand, die naar hem luistert, benauwenis om het hier en het nu mee eell uul) tje van het KCB te Bergen. We hebben niemand, met wie hij uiteindelijk enige uitgezegd en spreekt daarmee toch ook gebruikt er toen al even de aandacht op geves- binding heeft". Maar deze eenzaamheid wei uit, wat velen in onze dagen erva- iets meer kleur- daar wordt ook de ze. tigd, maar de gelegenheid ontbrak, er is niet tot een innerlijke kracht gewor- ren. Maar daarmee is anderzijds niet voelsuiting iets heftiger Deze is over dieper op in te gaan. Gezien echter de den. Want deze muzikanten staan geen beweerd, dat er nergens meer een deur het algemeen in de clowns wat meer opmerkelijke ontwikkeling, die het be- van beide voor ons als sterke, innerlijk zcm openstaan. Het is uiteraard niet on- afgedempt verstild lichaamt, leek het ons wel gewenst, rijke mensen Zij zijn geslagen figuren, ze taak, die te wijzen. Wij zijn er echter Hoe sterk deze dingen de schilder be deed ze een stap in de richting van ae schrijftafel. Een witte hoek papier kwam uitdagend onder de groene vloei- legger te voorschijn. „Zou ik?", dacht Lenie, wat beschaamd. Van de plaats waar ze stond zag ze enkele regels van Rudolfs fijn schrift. Vóór ze het wist had ze al gelezen: „Lieve Monica. Na je verklarende brief begrijp ik je moei lijkheden geheel. Het valt voor een jong meiske niet mee Ze hoorde Rudolf op de trap. Ogen blikkelijk verwijderde ze zich van de tafel, hijgend naar adem. „Daar ben ik weer!", deed Ruud enthousiast, de inkt pot als „Uw Heinekens, meneer!", voor zich uithoudend. „Dank je", stamelde Lenie verward. Het was dus zo. Ze zag die regels nog voor zich: „Lieve Monica" dus niet Emmy, ging het door Lenie's hoofd „je verklarende brief" hij had haar dus meer dan ééns geschreven.„het valt voor een jong meiske niet mee. om de drommel niet, dacht Lenie, een huwelijk kapot maken is niet ieders werk! Ze zou haar kunnen villen, die Monica met haar belachelijke zeep- naam. Rudolf was weer gaan zitten. Hij had haar ontsteltenis niet opgemerkt. „Mag ik straks rekenen op een kopje van je heerlijke koffie?" vroeg hij opvallend vriendelijk. Lenie's gemoed schoot vol. „Ik zou maar 'n kopje van Monica vragen!" 't Was eruit vóór ze het wist. Ze zag zijn schrik. „Da's raak!", dacht ze. Doch Rudolf vroeg schijnbaar arge loos: „Monica? Wélke Monica?" De tra nen kwam Lenie in de ogen. „Jouw lieve Monica, die je zo goed begrijpt na haar verklarende brief", citeerde ze nadrukkelijk. „Die lieve Monica, bedoel ik, voor wie het niet meevalt een hu welijk kapot te maken. Dié Monica. Het „kleine meiske"En dan opeens: „O, Ruud, hoe kan je zóiets doen! Am per een jaar getrouwd en nü al. Hij had eerst erg ontdaan gekeken, maar terwijl ze sprak begonnen zijn ogen te twinkelen. „Je hebt die brief gelezen, merk ik". Hij haalde het papier te voorschijn. „Jammer, dat je alleen het eerste stukje gezien hebt. Hier, ik zal je voorlezen wat er verder volgt. „Het valt voor een jong meiske niet mee om de kookkunst te leren. Je had over de bloemkool wat nootmuskaat moeten strooien; dat geeft een pikants smaak. En 'n rollade braad je nu een maal niet als gewoon vlees. Heb je wel steeds het kokende vet over je product gegoten? Dat moet, hoor meid. Overi gens vind ik het flink van je, dat je ja zieke moeder zo ijverig probeert te ver vangen en je vader en broers zullen js daarom ook wel die kleine pechjes ver geven. Lenie's ogen werden hoe langer hoe groter. „Wat is dét nou?" vroeg ze ver baasd. „Schrijf jij over.over rollade's en bloemkoolsausjes? Wie is die Mo nica?" Rudolf lachte luid. „Monica is een zestienjarig meiske, dat niet koken kan. Ik heb 't je niet willen zeggen, maar zonder dat jij er iets van wist heb ik een baantje aangenomen bij een dames blad. Ik ben het orakel, dat kanarie pietjes geneest, vetvlekken uit peau de suède schoentjes haalt en nooit vergeet een snuifje zout in de andijvie te doen. Ik heb dit erbij genomen, omdat miin boeken tegenwoordig zo onregelmatig uitgegeven worden. De schoorsteen moet toch roken?.. „Ik schaam me d'r eigenlijk wat voor, maar enfin, je weet 't nu. Monica, Madeliefje, Gebroken Hart en mevrouw P. te Z. aanbidden me. Ondergetekende heeft Ue eer ze te vervloeken. En. hun vilten hoedjes en asoergesoep erbii!" Lenie was verbluft in een stoel geval len en in een zenuwachtig lachen uitge barsten. „En ik.hijgde ze, „ik had !nog wel over jouw „ontrouw" aan tante Madelein van „Revue van Eva" willen schrijvenO, idioot die ik ben!" Rudolf viel schaterend over zijn pa oerassen heen. „Lieve kind!..", hikte hij, „Lenie.. Die tante Madelein.. die ouwe prent., dat ben ik..!" te zeggen heeft. Daarmee is gepaard gegaan een groei in het gebruik van zijn middelen. Deze zijn in wezen zeer weinige: een palet van fijne grijze to nen met hier en daar een vleugje van een tint en een enkel, bijna aarzelend zwart. Een enkele maal is er dit misschien niet geheel zonder hoop maar wel zonder verwachtingen. thans een nadere bespreking aan werk te wijden. De Carpentier is namelijk een paar tn FEITE is dat ook de algemene ge- jaar geleden zeer abrupt afgestapt van 1 voelstoon van de reeks clowns. Ze de tot toen gevolgde wijze van schilde- zijn door hun uiterlijk misschien lach- ren. Hij vertelt er zelf van, dat de aan- wekkend, maar het is niet hun eigen leiding lag in een betrekkelijk simpel lach, die klinkt. Hen kwelt een grote feit: hij werd getroffen door de volko- smart. Zij zijn tragische, eenzame figu- men troosteloosheid van een Amster- ren geworden, die niets meer verwach- van overtuigd dat er ook voor De Car- zighouden. kan men het sterkst zien in pentier zulk 'n uitgang uit de nood is en enkele tekeningen, duinlandschappen, dat hij die zal vinden ook. Hij zoekt Deze vertonen bij een volkomen ander slechts om een vorm, om dit besef uit gebruik der middelen een sterke gees- te drukken. telijke verwantschap met de clowns. Ze We hebben tot dusverre uitsluitend zijn zeer donker van toon en suggere- gesproken over de gevoelsinhoud van ren een dreigende grootsheid en een zijn werk. En misschien hebben we sombere verlatenheid, door de wijze, waarop deze in het voor- Men zou De Carpentier tot de expres- damse straatmuzikant, die de gehele ten. Het scherpst spreekt dit wel uit gaande is uiteengezet, min of meer de sionisten kunnen rekenen, omdat zijn dag stond te spelen, zonder dat er ook een groepje Van drie muziekmakende indruk gewekt, dat zijn schilderijen voorstellingen uitdrukking (expressie) maar iemand naar hem luisterde. Dat clowns, waar de tragische gevoelstoon sterk litterair van inslag zijn, dus in geven aan een bepaalde, vrij sterke ge- gaf hem een beklemming, die hij van is geworden tot een verscheurdheid en wezen verhaaltjes vertellen of een be- voelsinhoud. Wij zijn er ook van over- zich af schilderde in het doekje, dat als gespletenheid, die waarlijk benauwend toog houden. Niets is minder waar dan tuigd, dat hij mag worden gerangschikt het ware het voorspel was tot een ge- is. Deze figuren zijn door het toeval bij- dat. Integendeel, al zijn doeken kenmer- onder de zeer begaafden onder onze hele reeks van clowns: een fluitspeler, eengebracht. Zij staan daar weliswaar ken zich door een met zuiver schilder- Jongere schilders. Hij heeft zichzelf ge- De kleuren, overwegend zeer licht vio- met hun drieën, maar eris niets dat hen kunstige middelen opgeroepen sfeer vormd en ontwikkeld en een peil be let en grijsgroen, met een enkel brum bindt. Het minste, dat zij gevoelen, is die de beschouwer al naar ziin gees- reikt> dat ons grote verwachtingen doet er tussen, gaven het een onwezenlijke, onverschilligheid, het ergste het besef telijke habitus aanspreekt dan wel hebben. Het is een vreugde, d'"t te mo- wat spookachtige sfeer. De schilder van er in wezen toch niet bij te horen onberoerd laat. Wie er door wordt ge- Sen constateren. Tussen zoveel grauwe zocht hierin zowel naar inhoud als naar en het bittere weten van eigen lach- raakt, ziet de mogelijkheid voor zich middelmatigheid en bedekt of openlijk vorm nog enigermato naar de te volgen wekkendheid. van een dialoog met de schilder door epigonisme kan een eigen geluid ook weg_ Weliswaar is .n de loop van de Zonder hoop zijn al deze clowns. Zon- middel van zijn werk waarin hij iets als het voorlopig nog voorzichtig klinkt tijd nog een straatmuzikant ontstaan, der uitzicht is er ook zelfs een. De pa- van zichzelf kan herkennen Daarmee slechts goed doen. een man met een harmonica, maar deze rapluie achter zijn hoofd sluit alles af is dit werk tot kunst gestempeld Want Van W «WmWiflja De blijmoedige houding van deze jeugdige arbeidster op de rijst velden van de Philippijnen, die haar zware taak even onderbreekt om voor de fotograaf te poseren, symboliseert de vastberadenheid, waarmede de bevolking werkt aan de wederopbouw van de in de af. gelopen oorlog geteisterde gebie den. r fit j I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 5