mm
Woestijnen van verveling
met enkele oasen
Happy end van Venetiaans festival
EEN ARTISTIEK BEMIDDELENDE TAAK
TELEVISIE IN DE SCHEMERING
G. MATERS
fij halen
Goede documentaire over Vermeer en Delft
aimer c
ielbedrajf n.v.
.EIDEN
mUwerker
I Kloniek del
£etteien
Het experimentele proza van Bert Schierbeek
Rauwe literatuur in een
chaotische tijd
Een internationaal
verschijnsel
Geen bevredigende
kunstwerken
Alleen een vast beleid
wijst de weg uit
huidige impasse
ZATERDAG IS SEPTEMBER 1953
•>g-
pers co
WARDEN
levensduur,
sten en hoge
I Olympia U
:ns van zelfs
PEL OLYMPIA
Hoorn
n bestaat gelegenheid
f POLITIE.
9.per maand, af-
ïg tot-agent en in het
lende tot 320.35 per
vd, leeftyd 21 tot 28
hoorlijke kennis voor
gemene ontwikkeling
:vak.
i tot de Commissaris
ERWIJK
lige
een
I pompenbouw
iet diploma Am-
erdere jaren er-
jaar.
loch verantwoor-
ie Personeelsafd.
25 Ct p. Kg
150 Ct p. Kg
5 Ct p. Kg
10—15 Ct. p. Kg-
5—8 ct. p. Kg.
EN TEGEN DB
UJZEN.
Raa^'e 7-9
SfU AlVtVAAK
inin!niTiniii!i!jnii!i!!iiiiiiiii!i[!i!!iiRi]i!!!!!!iinimiiniinimni[!ii]i!ii!a
ELKE TIJD heelt zijn eigen stijl in kunst en literatuur. Dat geldt
wel in sterke mate voor de huidige tijd waarin alle eeuwenoude
waarden tijdelijk oi voorgoed ontkracht worden. De moderne kun
stenaar kan, wil hij zich adequaat uitdrukken, moeilijk een kunststijl
hanteren die bij een volkomen voorbije levensperiode behoort. Het
moeilijkste van a! valt voor hem wel de al te zeer op uiterlijke
gelijkenis en technische volmaaktheid gerichte stijlen te acceptéren,
die sedert de Renaissance opgeld deden, en daarom wordt er ook
allerwegen naar nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden gezocht.
nOK de romankunst, hoe jong nog,
u waarvan het gebied onmetelijk
scheen, heeft met die moeilijkheden te
kampen: de „gewone" terreinen lijken
afgegraasd en uitgeput. Het simpele
verhaal en de literatuur om der lite
ratuur wille, het is niets voor onze
chaotische tijd, die vraagt om kunste
naars die de noden van het heden uit
beelden; diezich in dienst stellen van
het hedendaagse" leven met zijn ont
wrichte toestanden, zijn schrille en
rauwe kleuren, zijn chaos, gebroken
dromen en blinde toekomst. En als hun
levende woord onwelluidend is, lelijk
zelfs als een schreeuw in nood, dan is
het ons vaak toch meer waard dan de
gelikte taal van een „poseur" die, ver
van de dreigende realiteit van het woe
lende en vernielende leven en het tijds
gebeuren, zich afsluit in zijn ivoren
toren om daar te dromen van een voor
bije romantiek. Men vraagt zelfs niet
meer om een „stijl" als er maar wat te*
zeggen valt dat de moeite Waard is, en
de taal heeft zich vrijgemaakt, neen,
losgewrochten van zijn gewone ver
sleten klank, de naam kwam vrij te
staan van het voorwerp, zoals in de
schilderkunst de kleur zich volkomen
bevrijdde van de voorstelling.
UET verschijnsel heeft zich voorge
daan in de prozakunst van alle „lei
dende" literaturen, vooral de Franse,
Engelse en Amerikaanse; .de boeken
van James Joyce zijn in dit opzicht
weer als klassieken geworden. Tot voor
kort vonden al die stromingen, waar
van het surrealisme en, het dadaisme
wel de voornaamste waren, nog weinig
weerklank in onze eigen literatuur;
het bleef meestal bij een -z.g.n. „mono
logue interieur" als meer of minder be
langrijk onderdeel van een overigens
„gewone" roman.
Bert Schierbeek is de eerste Neder
landse prozaschrijver, die in dit opzicht
met de hier heersende traditie gebroken
heeft in zijn twee jongsjé werken: „Het
Boek Ik" en „De Andere Namen"
romans die de onvoorbereide lezer zul
len verbijsteren omdat ten onzent nog
niemand zo consequent dit uitdruk
kingsmiddel koos om zijn reacties op
het huidige tijdsgebeuren weer te
geven. De lezer, die zijn neus ook wel
eens in de boeken van buitenlandse
moderne schrijvers gestoken heeft zal
in Schierbeeks werk talrijke reminis
centies aan andere auteurs aantreffen.
Wanneer we nu allereerst de voldoe
ning hebben uitgesproken over het feit,
dat het mogelijk'bleek dergelijke boe
ken in onze taal te doen verschijnen;
dat een uitgever de risico's aandurfde
in een taalgebied, zo klein als het onze,
(en hoe prettig is bijv. „De Andere
Namen" verzorgd, alleen reeds het bla
deren in dit in rood en zwart en aller
lei lettertypen gedrukte werk is een
genot het geeft de voldoening dat dit
ook in ons land, tóch ondanks alles nog
een bastion van cultuur, kan), wanneer
we dit alles hebben gerealiseerd, zelfs
dat beide boeken het al tot een tweede
druk brachten, dan dienen we ons niet
temin ook te bezinnen op de werkelij
ke waarde van deze werken.
HIT initiatief, hoe lovenswaard ook,
heeft geleid tot bevredigende kunst
werken? Die vraag moet voor Schier
beeks proza tot nu toe ontkennend be
antwoord worden het is te ongelijk
van kwaliteit. Er staan prachtige pas
sages in. uitermate boeiende, schok
kende, schrijnende gedeelten vol poëti
sche en evotieve kracht, waar Schier
beek alle buitenlandse invloeden die
hij onderging heeft verwerkt en ver
geten om zijn diepste gevoelens volko
men adequaat uit te drukken in een
oorspronkelijke vorm. Maar vaak is
het werk niet vrij te spreken van een
zekere pose, d.w.z. dat de auteur een
rol is gaan spelen en waarheid sn eer
lijkheid, die men toch van een geslaagd
kunstwerk mag' verwachten, naar het
tweede plan zijn gedrongen. Ook is
Schierbeek van tijd tot tijd flauw: de
woordassociaties en gedachtencombina-
ties waarop hij sommige thema's bouwt,
liggen wel eens beneden het intelligen
tiepeil, dat men van een goed schrijver
verwacht. Tenslotte heerst er in dit
werk (vooral in Het Boek Ik) een
rhetoriek, die de lectuur soms tot een
kwelling maakt. De hijgende, voort
drijvende, so-ms haast hysterische stijl
deelt aan de lezer het zelfde gevoel van
ademnood mee, dat een te zeer door
zijn woorden meegevoerde dominé
soms kan opwekken; zodra men de
Laat uw breiwerk
geen prooi
van de motten
worden. Koop
uitsluitend
geMITINiseerde
motvrlje wol.
(Advertentie, tng. Med.)
rhetorica en de opgeheven vinger
voelt, is er altijd iets misDaar
mee is geenszins bedoeld dat Bert
Schierbeek een auteur-van-niks is, in
tegendeel,- hij heeft zich door deze
boeken geklasseerd als één van onze
opmerklijkste jonge proza-schrijvers.
Hij heeft een zeer hoge worp gewaagd
en het doel tot op heden niet bereikt.
Het falen van de artist, die aan de
trapeze werkt is nu eenmaal altijd
éclatanter dan dat van de man die zijn
kunsten op de begane grond vertoont.
Schierbeeks boeken lezen is reizen
door dode woestijnen van verveling
naar enkele prachtige oasen, waarin
het volle leven zich mysterieus ont
plooit. Op sommige plaatsen zó rijk, dat
de reis bijna de moeite loont.
HANS WARREN
Uitgaven van De Bezige Bij
Amsterdam.
NAARMATE het einde van het
Venctiaanse filmfestival meer
in zicht komt, neemt de fre
quentie in de filmvertoningen
toe, zodat de voorstellingen van
oude Italiaanse films naar de
ochtenduren moesten worden ver
bannen. Wie de gang van zaken op
een filmfestival enigermate kent,
begrijpt dat dit op de belangstel
ling van de journalisten, die toch
al nooit voor twee uur in hun bed
komen, geen gunstige invloed uit
oefende. Overigens toonde het Ita
liaanse publiek toch voor die oude
films al meer belangstelling, dan
de „beroepstoeschouwers". Een an
der gevolg van de grotere dage
lijkse dosis film is, dat ook het
aantal beroemdheden uit de film
wereld nu te Venetië nog steeds
groeit. Over beroemdheden gespro
ken, het behoeven niet altijd „ster
ren" te zijn, die een film belang
wekkend maken. Dat is dezer da
gen gebleken bij de vertoning van
de Britse film „The Brave don't
Cry" (De moedigen huilen niet)
van Philip Leacock. In die uitste
kende film van een nog vrij onbe
kende regisseur treden uitsluitend
acteurs op, wier namen de bios
coopbezoekers buiten Engeland en
Schotland weinig of niets zeggen.
„The Brave don't Cry" vertelt van
een instorting in een mijn, waarbij
een groep mijnwerkers van de bui
tenwereld afgesloten raakt, van
hun angsten en hun hoop, van de
tegenslagen bij de reddingspogin
gen en de psychologische gevolgen
daarvan bij de ingeslotenen en bij
hun wachtende familieleden, ten
slotte ook van hun redding.
Philip Leacock heeft tot nu toe
voornamelijk documentaire en se-
midocumentaire films vervaardigd,
de laatste jaren onder leiding van
John Grierson, die als documentair
cineast zich een zeer grote naam
heeft verworven en die nu voor
deze film als producer optrad. In
derdaad heeft ook The Brave don't
Cry een sterk documentaire inslag:
met kennelijk welbehagen heeft
Leacock het speciaal voor deze film
geschreven verhaal zo vastgelegd,
dat men een scherp beeld krijgt
van het leven der mijnwerkers, de
toestanden in een mijn enz.
UET STREVEN naar benadering van
n de werkelijkheid, dat in de docu
mentaire uiteraard conditio sine qua
non is, komt in deze speelfilm o.a. tot
uiting door het feit, dat de figuren in
deze Schotse mijn alle worden uitge
beeld door Schotse acteurs, omgeven
door Schotse figuranten! Die acteurs
en de enkele actri.ces welke in The
Brave don't Cry optreden mogen
lan buiten Groot-Brittannië weinig
bekendheid genieten, ze hebben stuk
voor stuk in Engeland of Schotland als
toneelkunstenaars bijzonder belangrijk
werk gedaan; velen van hen stor.den
bovendien al eerder voor de camera.
In deze film blijkt, dat als men niet
HET mag dan misschien zijn, dat de liefhebber van de
natuur, van het vrije leven daarbuiten, waar pro
blemen als door de zon schijnen te worden wegge-
schroeid, met een gevoel van rouw bemerkt, dat de eerste
maand met een R in haar naam het definitief einde van
de zomer betekent; er mogen nog enkele gelukkigen zijn,
cue in ons land terugkeren met het bruin vaa een jonge
vacantie in het
Zuiden op hun
gezicht; de kil
heid, de hooghar
tige ontoeganke
lijkheid en ver
eenzaming van
een afstervende
natuur vermogen
niet te verwijde
ren het gevoel van
welbehagen, dat
ons bevangt, zo
dra wij ons be
zinnen op de ge
neugten, die spe
ciaal des winters
zijn. Dan bedoelen
v/ij niet in de
eerste plaats de
warmte van een
kachel, (die ons
in deze weken nog
al te luxueus lijkt)
maar dan denken
we aan die eerste
avond van een
lazerttot^nipjiw'lboekenkast. waar wat wij reeds
nieuwde soeurtooht ™sn^men aanspoort; aan een her-
er het luisteren naar een fram )lconPlatenverzameling
„s^k van D^ussy en zelfs ook
en ge-
(Van onze toneelredacteur)
aan Let bestuderen van
liefde orkesten of
piospeeti van bekende
Wij
orkesten of van toneelgezelschappen
wikkelen bns als het ware eeesteliiw i
not, dat misschien lichamelijk ongezonder ic d„„
deling zonder doel door velden en® bosstn en ee" koel bad'
maar dat minder uitbundig, stiller, ingetogener en meer
van de geest is. Het spreekt vanzelf: niet iedereen is in
staat zich de luxe van concertzaal- of theaterbezoek te
kunnen permitteren, maar daarom zal hij nog niet be
hoeven te vervallen in een winterse verveling van maan-
?n(V °U te zon llem °Pnieuw naar buiten maant
Integendeel, hoewel zelfs de zwaarst-gesubsidiëerde or
kesten en toneelgezelschappen nog altijd niet in de ge-
legenheid schijnen te zijn regelmatig de provincie te
Sn"r en mdi?n Zlj zulks wêl doen daar meestal
li fe ff ,ren( e '.'voor de provincie geschikt zijn'
i=r,d„ onloochenbaar bij alle culturele instellingen in den
ande een duidelijk streven merkbaar zich niet te bepalen
ilnd fa Lglng van wat buiten het Westen van ons
and (Amsterdam Den Haag, Rotterdam en Utrecht) iet
wat denigrerend de „Westerse cultuur" wordt genoemd
over""het sphT n,aarrteen sPreiding van kunstmanifestaties
over het gehele land (en buiten de kermisdagen om!).
Afgezien van het feit, dat de enorme bedragen van
rijks- en gemeentelijke subsidie niet worden gegeven ten
voordele van een groep grote stedelingen, en de toneel
gezelschappen en orkesten derhalve de plicht hebben
uit te vliegen naar de verste hoeken van ons land, zou
het van een enorme onderschatting van de culturele ge
aardheid van „de provincie" getuigen, indien men haar
voor het beste,
wat ons land te
bieden heeft, af
sloot. Wij hebben
om meer dan een
reden de indruk,
dat de wederzijd
se waardering
groeiende is. In
derdaad is het zo,
dat de provincie
wel eens wat te
sterk haar eigen
saamhorigheid
heeft aange
kweekt, daarbij
wijzend op de
soms wel gedege
nereerde, artistie
ke intelligentie
van de grote stad.
Zo kon een onbe
grip groeien, dat
noch aan de stad,
noch aan de
De Stadsschouwburg te Amsterdam de^kw'am611 ®Het
streven naar eigen beroepsorkesten, naar eigen beroeps
toneelgezelschappen is slechts dan te waarderen, indien
deze instituten net uitsluitend uit een verachting voor de
steedse cultuur tot stand komen.
Wij zeiden reeds, voorzover wij kunnen beoordelen zijn
deze jaren voorbij. Er is belangstelling van beide kan
ten. Het is onze bedoeling deze belangstelling verder op
te kweken door een artistiek bemiddelende taak op ons
te nemen, in sterker mate dan vroeger het geval was.
Dat wil ni.et zeggen, dat wij alle premières van alle
toneelgezelschappen zullen gaan bijwonen en van onze
opmerkingen zullen voorzien. Wel zullen wij op geregel
de tijden een overzicht geven van wat er in dat „Westen"
gebeurt of te wachten staat. Op deze wijze leggen wij de
verbinding, die moet leiden tot een eenheid in verschei
denheid. Want is er eigenlijk wel enig cultureel probleem
denkbaar, dat uitsluitend het Westen betreft? Zijn wij,
waar wij in Nederland leven, verantwoord tegenover onze
maatschappij in het algemeen en tegenover onszelf, in
dien wij doen alsof er buiten onze kleine wereld van
alledag niets anders te beleven is? Het antwoord is
duidelijk.
Er staat een nieuw toneelseizoen te beginnen; de or
kesten hebben hun instrumenten gestemd en alle lesse
naars zijn bezet. Wij zullen onze lezers van de verschillende
ontwikkelingen op de hoogte houden, opdat hun winterse
hamer inderdaad hun wereld zii en niet hun eiland.
t ware geestelijk in in een ge-
met „sterren" werkt, te eerder een gaaf
kunstwerk ontstaat, waarbij niet indi
viduele prestaties opvallen, maar het
werk van het team als geheel een
sterke indruk nalaat. Dat is vooral een
prestatie van de regie. We zullen van
Philip Leacock en de jonge productie
groep „Group 3 Limited" nog wel meer
horen!
AND ERE bewijzen voor de stelling,
dat men met anderen dan „sterren"
dikwijls treffende resultaten kan be
reiken, leverden de eveneens Britse
film „Mandy" van Alexander Macken-
drick met een zevenjarig titelrolspeel-
stertje, Mandy Miller, die wel eerder
een kleine filmrol hadgespeeld, maar
nog nooit een hoofdrol, en het Franse
meesterwerk „Jeux Interdits" (Ver
boden Spelletjesvan René Clement,
waarin een vijfjarig meisje, Brigitte
Fossey, en een elfjarig jochie, Georges
Poujouly, de hoofdrollen speelden,
„Mandy" gaat over een doofstom
meisje, dat een begin van spreken
leert; Jeux Interdits over twee kinde
ren, die midden in de oorlog spelen
met hun dierenkerkhofje, waarvoor ze
de kruisen van een grote-mensenkerk-
hof weghalenBritse gevoeligheid
en Franse poëzie, beide ontroerend en
in een voortreffelijke filmvorm.
De kleine Brigitte was te Venetië
aanwezig. Men vertelt van haar, dat ze
de rol kreeg omdat ze, toen René Cle
ment verscheidene jonge candidaatjes
testte, ineens opstond en zei: „M'neer,
ik ken de lesDat vertederde Cle
ment; bovendien bleek ze „de les"
wérkelijk goed te kennen. Clement
heeft uit haar en uit haar tegenspelertje
maximale resultaten gehaald door zeer
Brigitte Fossey (5 jaaf) en
Georges Poujouly (11 jaar) samen
met de actrice Suzanna Coutal in
„Jeux Interdits". (Verboden
spelletjes), de Franse film, welke
op de Biennale te Venetië
ontroering wekte.
veel geduld, maar ook 'door allerlei
listen. Van iedere scène maakte hij een
spelletje, waarbij de kinderen dikwijls
niet eens wisten waarom 't ging, doch
precies reageerden zoals hij verwachtte.
BIJZONDER aantrekkelijk bleek een
documentaire, onder een Franse
titel uitgebracht door een Amerikaanse
filmmaatschappij en aan het festival
voorgelegd door Engeland (1): „La
Gloire de Vermeer" (De glorie van
'Vermeer) van Jean Oser. Die filnt, die,
als ik het goed heb eigenlijk „Light in
the window" is gedoopt, behandelt do
voortdurende inspiratie, welke de stad
Delft voor de schilder Vermeer moet
hebben betekend en zij doet dat door
beelden van Delft in de twintigste
eeuw. In fraaie kleuren en In boeiende
beelden toont zij de werken van Ver
meer en de prachtige doorkijkjes In de
oude IThiscnstad, op welker charmes
de cineast wel verliefd lijkt te zijn
geworden. Er was veel applaus na deze
film en al was dat applaus misschien
meer voor de kwaliteiten van het werk
bedoeld dan voor de schoonheid van
Delft, als Nederlander had ik toch zo'n
beetje het gevoel of die bijval voor ons
bestemd was.
JAN KOOMEN.
Een blik in de televisiestudio te Bussum tijdens een opname OVêt 9lC|
Kunstenaars Centrum Bergen.
(Van onze televisie-medewerker)
DUIM een jaar geleden zaten wij
voor het eerst in Nederland voor
een televisietoestel in gespannen af
wachting van een première: de toen
opgerichte Nederlandse Televisie
Stichting, waarin de vier grote om
roepverenigingen met de VPRO en
het Rijk samenwerkten, zou de televi
sie bij het Nederlandse publiek 'intro
duceren. Wij herinneren ons als de
dag van gisteren, dat.er gro(e belang
stelling in brede lagen van onze be
volking bestond voor dit experiment.
Een belangstelling, die niet uitsluitend
gegrond was op uitvoerige publicaties
in de dagbladen, maar die voor een
groot deel haar oorsprong vond in het
feit, dat een nieuw technisch medium
thans onder het bereik van iedere Ne
derlander zou komen, voor zover die
landgenoot althans bereid was een be
drag van meer dan f 1000 voor een
televisie-ontvanger neer te leggen.
HIE belangstelling was er. De interesse
bij de omroepverenigingen bleek
niet zo groot; zij kwam slechts schoor
voetend, omdat men hoewel oner
varen toch wel enig. idee had van de
moeilijkheden, die te wachten stonden.
De radio-omroepverenigingen waren
zich uitsluitend bewust van de nood
zaak van „meedoen" uit hoofde van
het feit, dat men bang wag in de loop
der jaren op' de televisie terrein te
verliezen. Uit deze overwegingen kwam
de wat zonderlinge verbinding tussen
de radio en televisie tot stand; vreemd,
omdat deze beide communicatiemidde
len niets met elkaar te maken hebben.
Een gevolg hiervan was, dat een aan
tal goedwillende radiomensen, na een
stoomcursus in Engeland, onder leiding
van de filmregisseur Eric de Vries op
de televisie werd losgelaten en middels
het overkoepelend orgaan, de Neder
landse Televisie Stichting geheten, een
aantal lieden zich met de T.V. ging be
zig houden, dat nog nooit de moeite had
genomen zich ilauwkèurig van de nieu
we eisen op de hoogte te stellen.
I ATEN wij zonder schroom verklaren,
dat de T.V. in ons land in het eerste
van de twee experimentele jaren niet
is geslaagd. Wij hebben persoonlijk
letterlijk aan de wieg der uitzendingen
gestaan. wij hebben zelfs in deze
wieg gelegen, geschminkt en wel en
kort geleden hebben wij om andere,
zuiver journalistieke redenen, opnieuw
een bezoek aan de Irene Studio im Bus
sum gebracht. Wij mogen wel zeggen,
dat wij verheugd waren oude kennis
makingen te hernieuwen en verhalen te
vertellen uit „die goeie oude tijd" van
de eerste uitzendingen, toen het in de
Bussumse. studio zo'n geweldige war
winkel was, dat buitenstaanders al de
genen, die zich bereid verklaarden een
steentje aan de opbouw van de televisie
bij te dragen, als gevaarlijke krankzin
nigen kwalificeerden.
Het is buiten: kijf, dat het noch bij
de in Bussum werkzame Philipsmensen,
noch bij de door de omroepverenigingen
aangestelde regisseurs, noch bij de eer
ste medewerkers aan enthousiasme
heeft ontbroken. Niettemin verminder
de de belangstelling van het publiek
letterlijk zienderogen en konden zelfs
in de loop van het vorig televisieseizoen
de buitenuitzendingen nauwelijks enig
enthousiasme onder de kijkers wekken.
Wij moeten dit niet al te somber zien.
In andere landen, waar de televisie
reeds een vaste plaats in het culturele
leven heeft ingenomen, zijn dergelijke
moeilijke perioden aanwijsbaar.
WAT ons met zorg vervult, is niet de
vraag of de televisie het Op de duur
m Nederland zal doen. Zij zal het na
tuurlijk doen, net als de radio dertig
of vijf en dertig jaar geleden. Onze
zorg ligt daar, waar wij denken aan de
organisatievorfii, waarin het televisie-
bestel zijn beslag zal krijgen. Het is een
feit, dat het tweede en laatste „experi-
mentele" televisieseizoen begonnen is
als het eerste: .met wat meer vaardig
heid weliswaar, maar zonder dat wij nu
kunnen zeggen dat de televisie haar
plaats en haar stijl heeft ontdekt, of
dat het publiek de televisie heeft aan
vaard. Er zal zich dit jaar een aan
tal belangrijke vragen voordoen. Een
eerste is, of de huidige organisatie be
reid is aan de T.V. een betere kans dan
tot nu toe te geven. Een tweede, of ons
land inderdaad bereid is zich perma
nent op het pad der T.V. te bewegen
en of de omroepverenigingen wel da
aangewezen instanties zijn om zich met
televisie te bemoeien.
Wij zijn bevreesd, dat er op dit ogen-
blik nog geenszins van een lijn, van
een beleid sprake is. Slechts dcfor een
vast beleid kan de televisie in Neder
land geraken uit de sfeer van het kleur
loze gebrek aan belangstelling, waarin
zij thans iedere- week tweemaal liaar
mm of meer geslaagde pogingen 0D het
beeldscherm brengt.