Naar
Afrika's eeuwige sneeuw
D1
D
doktoren verwaarlozen de rimboe"
„Onze
Nederlands marine-officier
beklom de Kilimandjaro
De zegenrijke carrière van
Dr Johan Tiissen
>P
n
P
r
hadden meer idealisme
Nederlanders
Kapitein-luitenant ter zee
Een avontuurlijk uitstapje naar de
6000 meter hoge top
DE DRIEDAAGSE TOCHT
Mevrouw Van Zadelhoff
trok
mee
Voorbereidingen
Sporen van olifanten
Ontboezeming
Bij de Bismarck-hui
Op 2700 meier ™^ete onderschatten gevaren met
Opmerkelijke getuigenis van drie Indonesische artsen:
Op Sarina's
arm naar
de dokter
Van smidsjongen tot
oogheelkundige
een geliefd man
het eerste geval
250.000 Blinden
in Indonesië
t
W. H. van Zadelhoff, ihans
leraar aan het Koninklijk Insiiiuui
voor de Marine te Willemsoord,
is onlangs teruggekeerd van een
wetenschappelijke expeditie in
Middenen Oost-Afrika. Van
marinewege was overste Van
Zadelhoff gedetacheerdbij deze
expeditie, welke werd onder
nomen voor het doen vansterren
kundige waarnemingen Wij
vonden de overste bereid, onze
lezers in een drietal artikelen
iets te vertellen over zijn be
klimming van de Kilimandiaro,
hoogste berg van het Afrikaanse
continent.
niiniiiiiniiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
EEN dag of wat geleden stond er een kort bericht in de cou
rant over een Franse expeditie in Equatoriaal Afrika, wel
ke de top van de Kilimandjaro had bereikt. In dit verband
zal het mogelijk de lezers interesseren, eens te vernemen welke
de indrukken en ervaringen waren van een Nederlands echt
paar, dat dezelfde tocht naar de top van Afrika's hoogste berg
top ondernam. Tijdens ons verblijf in Oost-Afrika als leden van
een sterrekundige expeditie, besloten mijn vrouw en ik, als een
vacantie-ontspanning, de Kilimandjaro eens te gaan verkennen.
Een van ons slaagde er kort na zonsopkomst van de derde dag
in, de omstreeks 6000 meter boven zee gelegen top te bereiken.
WIJ leefden sinds enige jaren op
onze zelfgebouwde rimboe-ster
renwacht, bijna 3000 meter h.oog
in het bergland van Kenya, toen
ons de lust bekroop, eens te gaan zien
hoe het er op het hoogste punt van
Afrika wel uitzag.
Een vacantie werd benut om deze
tocht te ondernemen. Eerst reden we,
diep in de nacht, met de vrachtauto van
ons woonkamp naar de meest nabijge
legen spoorweghalte, om daar, bij het
licht van een petroleumlantaarn, in een
der weinige naar het zuiden rijdende
personentreinen te klauteren. Na een
dag en 'n nacht reizen bracht deze trein
ons moe on stoffig in het noordelijke
deel van Tanggan.vika, waar we uit
stapten in het plaatsje Moshi, om van
daar per voorwereldlijke autobus 40 km
voort te hobbelen over een erbarmelijke
weg welke leidde naar het dorp Ma-
rangoe. In Marangoe was een klein
berghotel en dat zou het uitgangspunt
worden voor onze poging om in dit
tropische gebied eens eon wérkelijke
„koude neus" te gaan halen temidden
van eeuwige sneeuw.
TEVOREN was met het hotel alles zo
goed mogelijk geregeld en nadat we
twee dagen hadden benut om wat
van de treinreis te bekomen en de
omgeving te bekijken, stonden op een
vroege ochtend onze gids, kok en vijf
dragers gereed om ons op de tocht die
vijf etmalen in beslag zou nemen te
vergezellen.
Het waren allen inheemsen. Bantoe
negers uit de buurt, die gelukkig Ki-
Swahili spraken, zodat we elkaar kon
den verstaan.
De dragers beladen met de bagage
welke we op onze onderneming bij ons
moesten hebben; voedsel en kookgerei,
dekens en dunne reismatrassen, warme
kleding, bergschoenen, zonnebrillen,
eetgerei en wat een mens zoal nog méér
nodig heeft (of meent te hebben) als
hij vijf dagen lang de wildernis in trekt.
Daoédi, de gids en Siarre, de kok,
droegen slechts hun eigen spullen, doch
ontfermden zich direct over onze pris
ma-kijker en fototoestellen.
NADAT er nog even gewacht was op
het verse vlees dat een Voor-In-
Indische slager ons leveren zou,
gingen we in ganzenformaae op
stap, de glooiende hellingen op, die de
zuidelijke uitlopers vormen van het
enorme bergcomplex.
Eerst langs een voetpaadje, tussen ne-
gerkralen door, waaromheen bananen
en koffie groeiden; daarna al spoedig
het oerwoud in, waar een nog smaller
platgetreden grepeltje zich vele kilo
meters ver voortkronkelde door het
schemerdonker van de ondoordringbare
begroeting.
Een diepe stilte heerste daar en
het leek wel of er van dierlijk leven
geen sprake -was. Tot we, als forse
verse
tegenkwamen en ook ontdekten,
waar deze grootste dieren van het
Lied van de week
We heb bert deze week weer zat
Van regen en van wind gehad.
Te veel om te beschrijven.
Ik sta als een verdronken poes,
Onder de open hemeldouche
Gewoonweg te verstijven.
Mijn dophoed lekt gelijk een goot,
M'n overjas heeft watersnood,
Het sijpelt uit mijn mouwen.
Mijn achttien cents papieren boord
Die pleegde plots'ling
zel(le)fmoord
Kon het niet langer hou-en.
Ik voel mij een geknakte blom,
De broekspijpen die kleven om
Mijn welgevormde kuiten.
De sokken soppen aan mijn voet.
Het waterpeil staat boven vloed,
Mijn schoenen zijn als schuiten.
Mijn neus die lekt, ik kuch
en hoest.
Ik nies en snuit en snuif en proest
Dank zij de griepbaccillen.
Ik ril gelijk eert juffershond,
Slik drop en pepermunt bij 't pond
Drink slemp melk en kamillen.
O land van Rijn en Waal en Maas.
Van mosterd, boter, melk en kaas,
Van bollen en van haring,
Er komt, hoezeer het mij ook
spaart,
Uit mijn verkilde, koude hart,
Geen and 're openbaring.'
JABSON
IN MARANGOE BEGON DE TOCHT
land zich met geweld een weg door
het dichte onderhout hadden ge
baand.
Daoédi stelde ons gerust. De oli
fanten hadden
ons allang ge
hoord en zouden
zich niet verto
nen. Maar toch
was het ons, die
geheel ongewa
pend door dit
onbewoonde deel
van Afrika trok
ken, niet onwel
kom, toen kok en
gids in een wat
luidere conver
satie gewikkeld
werden en ten
slotte zelfs gin
gen zingen.
Het merkwaar
dige daarbij was,
dat ze een twee
stemmig gezongen
Psalm ten gehore brachten: „Uren,
dagen, maanden jaren, vliegen als
een schaduw heen". In hun eigen
Bantoe-taal dan altijd. Dat hadden
ze van de zendeling geleerd!
Intussen sjouwden we voort. Den
weer werd het gebladerte wat minder
dicht en konden we genieten van prach
tige wilde begonia's die in de plekken
zonlicht hei-wit afstaken tegen de som
bere achtergrond, dan weer boog zich
het bos als een beklemmende massa
over ons heen.
Tot we 's middags tegen een uur of
vier een grote openplek bereikten en
Daoédi ons wees op een klein stenen
huisje aan de overzijde ervan tegen de
daar opnieuw met oerwoud bedekte
hellingen.
AT stenen gebouwtje, er destijds
door de Duitsers neergezet en
„Bismarck Hut" door hen ge
noemd, zou onze eerste pleister
plaats zijn. Nog geen honderd meter stok in Afrika's hoogste punt planten,
waren we door het daar groeiende De tocht is wel vaker ondernomen en
hoge gras in de open plek gevorderd, kan ook als men geen Alpinist is wor-
of de regen viel met bakken op ons den volbracht, maar voor het bereiken
neer, zodat we als een gezelschap schip- van de top zijn geluk en een groot uit-
breukelingen bij Bismarck Hut arriveer- houdingsvermogen toch een besliste
den. De hut was wel van steen, doch vereiste. Sneeuwstormen daarboven
bleek 'een uiterst-primitiéf geval, zouden ons het verder gaan niet slechts
onmogelijk maken, doch brachten te-
'LïïSLSf'E ÏÏs &£SS We sliepen die nacht slechts ma-
dak, bespraken we samen nog eens tig op de harde planken, telkens
de verdere plannen voor de tocht, gestoord door het gekletter van de
Wadden Speas r?Pvan de® 54* kilo- hagel en de regen èn door de door
meters afgelegd en waren daarbij ge- onze dekens heendringende KOU.
komen op een hoogte van 2700 meter Maar de volgende ochtend was de
boven zee. Rond 40 kilometers veel l ht schoon en trokken we kort
zwaarder terrein lagen voor ons en we
de beide Duitsers Prof.
en Ludwig Purtseheller,
dachten aan
Hans Mayer
die in 1889 als eersten de top bereikten.
De eerste Engelsman was William C.
West, in 1914 en Miss Sheila Macdonald
kon in 1927 als eerste vrouw haar berg
en
weer
welgemoed het
na acht uur
oerwoud in.
De étappe naar het basiskamp
lag vóór ons.
W. H. van Zadelhoff.
QNLANGS heeft een drietal Indonesische artsen
in een Nederlands dagblad, dat in de Archipel
verschijnt, een hoekje open gedaan over de meer
dan middeleeuwse toestanden, welke in Indonesië
op medisch gebied bestaan. Buiten de grote
plaatsen op Java (de andere eilanden werden
buiten beschouwing gelaten) wordt vrijwel nim
mer een arts, al dan niet vergezeld van een me
dische colonne, gezien; aldus schreven de drie
medici. De jongelui, die pas zijn afgestudeerd
geven er de voorkeur aan, zich in de grote
steden te vestigen, waar hoge honoraria en be
trekkelijk gunstige levensvoorwaarden het be
roep van arts aanlokkelijker maken dan in -het
binnenland het geval is. Het gevolg is evenwel,
dat deze pas-afgestudeerde doctoren hun medische
roeping in de hevigste mate verloochenen en dat
het volk in het binnenland op een ten hemel
chreiende wijze aan „doekoens" (inlandse won
derdokters) wordt overgelaten. De toestanden op
inedisch-hygiënisch gebied zijn buiten de grenzen
van de hoofdplaatsen meer dan erbarmelijk.
Framboesia, oogziekten, en op vele plaatsen pok
ken en builenpest, doen gehele desa's uitsterven,
of ernstig verzwakken. „Hoezeer wij het optreden
van de Nederlanders ind Indonesië op velerlei
punten veroordelen", zo vervolgt het artikel, „wij
kunnen ons niet onttrekken aan de indruk, dat
althans de Nederlandse artsen ten aanzien van
ons volk een groter idealisme aan de dag legden
dan onze dokters. Is dit geen schande voor ons?"
JN dit verband herinnerden de drie In
donesische artsen aan hun Neder
landse collega, dokter Johan Tijsse?
die gedurende vijf en twintig jaar in
Indonesië heeft gewerkt. „Hij is voor
Indonesië geweest, wat dr Albert
Schweitzer voor Afrika is", schreven de
artsen. „Aan tien van deze mannen
heeft Indonesië méér dan aan duizend
artsen, die financieel voordeel en een
betrekkelijk rustig bestaan als hoogste
ideaal stellen".
Wie was deze dr Johan Tijssen, dat
hij vergeleken wordt met de menslie-
vendste geneesheer van deze tijd? Dok
ter Tijssen werd in 1879 te Alkmaar
geboren. Zijn vader was smid en het
was dus begrijpelijk, dat Johan, nadat
hij de lagere school had afgelopen, zijn1
vader in het vak zou opvolgen. Johan
werd op de ambachtsschool geplaatst,
om het smidsvak grondig te leren.
Hoewel hi.i de cursus met goed gevolg
afliep, voelde Johan achteraf heel wei
nig voor het smidsvak. Toen hij de
kans kreeg om instrumentmaker "te
worden bij het Natuurkundig Labora
torium te Leiden, greep hij deze met
beide handen aan. Niet lang daarna
veranderde hij echter weer van beroep.
Hij kreeg een baantje als amanuensis
aan een Haagse H.B.S. Hier mocht hij
de leraar natuur- en scheikunde assis
teren bij de verschillende proeven. Hij
ging geheel in dit werk op. 's Avonds,
als hij op zijn kamertje zat, probeerde
hij wegwijs te worden in de doolhof
van vak-uitdrukkingen welke bij de
scheikunde behoort en het duurde niet
lang of hij was de H.B.S.-leerlingen een
heel stuk op voor. Het verbaasde hem
overigens in hoge mate, dat er bij de
leerlingen van de H.B.S. zo weinig ani
mo tot de studie bestond. Sommigen
stuntelden op een hopeloze manier en
anderen demonstreerden zelfs een dui
delijke onwil.
Doch toen kwam er voor Johan Tijs
sen de gelegenheid om zélf op de
schoolbanken van de H.B.S. plaats te
nemen. Zelden had een H.B.S. zó'n
leerling. In veel minder dan de voorge
schreven tijd deed de Alkmaarse jon
gen een schitterend eind-examen. Maar
de vroegere smidsjongen wilde verder
en daarom liet hij zich inschrijven bij
de medische faculteit. Op dertigjarige
leeftijd is hij dokter! Als hem een be
trekking wordt aangeboden, als arts op
een tabaksonderneming in Noord-Su-
matra, aarzelt hij niet lang. Hij gaat
scheep en komt binnen enkele jaren in
de ban van de tropen. Hij krijgt te ma
ken met ziekten waarvan men destijds
in Nederland nog nooit had gehoord.
Zijn werk, vaak onder de moeilijkste
en vreemdste omstandigheden, plaatste
hem meer dan eens voor belangrijke
operaties. Hij verricht deze met de
vaardigheid, die de wetenschap van het
noodzakelijke hem bijbrengt.
JN de zestien jaren, die verlopen sinds
dokter Tijssen naar Indonesië kwam,
wordt hij een bekend en geliefd man
onder de inheemse bevolking van
Noord-Sumatra. Honderden zieken ge
neest hij op een manier, die de een
voudige desabevolking als volslagen
wonderlijk voorkomt. Elke dag doet
dokter Tijssen nieuwe ervaringen op en
hij verzamelt een schat van gegevens
over de algehele gezondheidstoestand
in het gebied waar hij welkt.
Het valt hem daarbij sterk op, dat
het aantal oogziekten naar verhouding
abnormaal groot is. De oorzaak daarvan
lag voor de hand. In het droge jaarge
tijde waait er steeds veel stof op, dat
met allerlei ziektekiemen is besmet.
Als dit stof in de ogen komt, kan het
daar gemakkelijk ziekten veroorzaken.
Daarbij komen de gebrekkige toestan
den op hygiënisch gebied, die in Indo
nesië heersen, alsmede de ingeboren
vrees die de Inheemsen voor elke blan
ke arts koesteren. Eén der meest voor
komende oogziekten is trachoom, ook
wel „Egyptische ziekte" genoemd. Deze
oogaandoening is zeer besmettelijk en
bij langdurige verwaarlozing kan ze
absolute blindheid tengevolge hebben.
Een andere kwaal, waarmee dokter
Tiissen veel te maken kreeg, was
grauwe staar, welke ziekte de ooglens
aantast. Bij tijdig ingrijpen kan deze
ziekte genezen worden. Ook hier treedt
bij verwaarlozing blindheid op.
Dokter Tijssen had steeds grote deer
nis met de talloze blinden, welke hij
in zijn zestienjarige praktijk ontmoette.
Slechts een heel enkel geval, dat nog
in het eerste stadium verkeerde, kon
hij genezen, der-h verreweg de meesten
van degenen die met oogaandoeningen
bij hem kwamen, moest hii wegsturen
wetend, dat ze binnen korte of langere
tiid het gezichtsvermogen zouden ver
liezen.
In de loop van de tiid dat hy met
dit soort patiënten te maken had, ont
stond in zijn brein een gedurfd plan.
Hij zou terugkeren naar Nederland,
een studie voor oogspecialist te gaan
volgen. En dan n»emt hii, een man mei
een geweldige ervaring, reeds grijzend
weer plaats tussen de studenten. Enkele
jaren, waarin hij geweldig hard werkt,
gaan voorbij en dan keert dr Tijssen,
nu ais oogarts, terug naar Indonesië.
Hij doet. niet zoals de andere artsen
die zich in de één of andere centraal
gelegen plaats vestigen en dan afwach
ten of er patiënten zullen komen.
Neen, dokter Tijss*i voelt, dat de
dorpskwakzalvers, die een geweldige
invloed op het desavolk hebben zijn'he
vigste concurrenten zijn en er wel voor
zullen zorgen, dat de zieken niet naar
een blanke arts komen. Daarom trekt
hij zelf de desa's in, als een marskra
mer. In duistere, smerige hutten ope
reert hij tientallen patiënten. Soms is
zijn kliniek een inlands postkantoortje;
de wankele tafel zijn snijtafel. Opera
ties, waarmee vaak uren gemoeid zijn
en waartoe de artsen in de gewone zie
kenhuizen slechts na enige garzeling
overgaan, verricht hij in1 een stinkende
karbouwenstal. Van een paar kisten
en een plank improviseert hij menig
maal een operatietafel. Een paar wal
mende oliepitjes moeten zijn arbeid
bijlichten
fJTJIZENDEN Indonesiërs zijn dr Tijs-
sen eeuwige dank verplicht. In Ke-
diri heeft hij in twee weken tijd meer
dan achttienhonderd mensen het ge
zichtsvermogen teruggegeven. Van hein
de en verre, soms van een afstand van
meer dan honderd kilometer, werden
de patiënten die gehoord hadden van
de „witte wonderdokter" bij hem ge
bracht. In Atjeh, waar hij heel lang ge
werkt heeft, genas hij eens drie en
tachtig mensen, in nauwelijks een week
tijd.
,Na elke operatie", schreef dr Tijs
sen in zijn dagboek, „was het alsof ik
een wonder verricht had. De gedragin
gen te zien van de mensen, wier wereld
plotseling weer realiteit geworden was!
het was steeds weer nieuw voor me".
Zo beschrijft deze merkwaardige
arts zijn eerste geval, een blind meisje
van drie jaar oud. „Ze leed aan ver
waarloosde grauwe staar. Haar moe
der droeg haar op de arm en smeekte
me haar kind te genezen. Ik probeerde
het kind op haar gemak te stellen,
JJET aantal blinden in Indo
nesië wordt momenteel op
250.000 geschat. Verhoudings
gewijs komt blindheid er tien
maal meer voor dan in Neder
land. Het gebrek aan specialisten
voor de verschillende oogziek
ten is ontstellend. Omgerekend
voor ons land, zou Nederland
de beschikking hebben over
zegge en schrijven vier oog
specialisten.
doch ze verweerde zich zo fel als een
wilde kat, toen ik met de operatie be
gon. Ze Was doodsbang voor me, zon
der me te kunnen zien.De operatie
was een heidens karwei. Eindelijk was
het gebeurd. Ik kon echter niet vast
stellen of de ingreep succes had gehad.
Ik besloot een paar dagen te wachten
en het kind later in haar desa te gaan
opzoeken. Een week later had ik
zekerheid: ze was weer ziende! Haar
gelukkige moeder, die me had zien aan
komen, was me al tegemoet gesneld,
verheugd roepend, dat haar dochtertje
genezen was. Later heb ik het meiske
bij me gehad. Ik liet haar bloemen
plukken uit mijn tuin. Witte bloemen,
en toen ik erom vroeg, ook rode. Het
wonder was werkelijkheid gewor
den
Dr Johan Tijssen heeft negen jaren
als oogarts in Indonesië gewerkt. Dui
zenden blinden op Sumatra, Java en
Borneo heeft hij behandeld' en wéér
gelukkig gemaakt. Elk jaar ging hij
van September tot April naar de Ar
chipel, om daar geheel belangeloos
zijn menslievend werk te verrich
ten. In 1948 stierf deze grote Nederlan
der in Den Haag, de plaats waar hij
eens de keuze van zijn leven had ge
daan.
aren
:oor-
nlijk
daar
>ord,
ssen
itra-
aan
ïigd
2:1-
eer-
i 28
met
ere-
van
iten
dr
aan
teid
Eoe-
jeld
val
est
jon
md
lOlS
zet
ilfs
ig'
em
er-
ng
tal
n,
it-
m
ft
e-
r
It
n
*s
De kali is de badkamer van de Indonesische plattelandsbevolking en haar vee.