m
TM
Een mannelijke en ruige
Vlaamse roman
„Hei Begeren" een mijlpaal
D'
STEENDRUKKEN VAN BONNARD EN VUILLARD
Iv-ado-h,
[JGT GOEDE
Aanwinst in
reeks
een
Siijn Sireuvels' volledige werken
Een Zwitserse
collectie in
Amsterdam
>p
F
ZATERDAG XI OCTOBER 1953
X
T flink uit,
et knappe ge-
is dicht, zo
'■en paarden-
ort en tot op
mgend, van-
kuif, die ze
m nooit af-
verven zich
f rood of een
in er bij die
weer anderen
<f alleen hun
m of hun neus,
ipenen dragen
niet; die ken-
n ze niet eens.
toonde hun
iaarden en zij
kten die bij
t scherp aan
sneden zich
erlijk.
it die eiland-
ïan Salvador)
knechten zul-
alt me op, dat
es wat ik zeg,
d ik het er-
zkelijk Chris-
want ze be
vel heb, tot
Zo God. wil,
'trek van hier,
;rs meenemen.
taal leren..."
iiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
eeft de Zweedse
ren, een demon-
een model van de
uitse uitvinders ge-
welke gebruik
één rail. De trein,
roefbaan van een
uitgelegd op de
nj Keulen, bereik-
135 km. per uur.
n" wordt voortbe-
rische energie en
ind bediend. Ze is
iium, dat in stroom-
De locomotief en
niet twee geschei-
ij de thans in ge-
doch een eenheid
rte pilaren. Als de
't verkeer toegepast
ij volgens de des-
eid van 350 km. in
50 km. in de steden
Ingenieurs zeiden,
moderne transport
oruit doet gaan Er
a de ,monorailtrei-
sngo en verscheide-
pa te gaan gebrui-
ondent te Brussel)
:e poging, die Belgie
etering van het we-
is een belangrijke
loor de plannen, die
zijn om het zoge-
n signalisatie geheel
een beter te ver-
e was het met die
wegen treurig ge-
euren, dat de auto
kleine palen tegen-
plankje getimmerd
inwijst naar een na-
pthode van wegaan-
ien vijftig jaar gele
maar tegenwoordig
jls verregende en
fjes worden nu op-
plaats maken voor
de weg naar een
rdt aangeduid.
e directeur-generaal
krijgsplan van weg-
ien. „Spijtig genoeg"
i wij nog tamelijk
eden: zij spruiten
lik van twee talen",
men de stad Halle
i de Vlaamse taal-
t men op de wijzer-
Doornik", in plaats
lournai", wat voor
i moeilijkheden op-
an plan niet slechts
e verdubbelen door
Ie landstalen op aan
■oor hen, die lange
wil men er ook
ris" en „Lille" bij-
idere woorden: er
ectief gegeven,
s-:: :W
mmm
NEENMr CALS
Televisie is geen
economische zaak
(Van onze televisie-medewerker).
VERSCHOLEN in de memorie
van toelichting op de begro
ting van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen geeft de minis
ter, mr J. M. L. Th. Cals, te ken
nen, dat het moeilijk zal zijn na de
experimentele periode de televisie
„selfsupporting" te maken. Mr
Cals staat op het standpunt, dat de
televisie haar kans moet hebben
met het oog op de daarmee samen
hangende belangen voor onze
export-industrie, welke een bin
nenlandse markt dringend behoeft,
ook met het oog op het feit, dat
in het najaar in Duitsland een aan
tal TV-zenders zal gaan werken,
waarvan de programma's in grote
delen van ons land waarneembaar
zullen zijn. Een dergelijke ontwik
keling kan naar de mening van
mr Cals ook in België worden
verwacht.
Het is altijd een vrij lastige taak te
doorgronden wat een Nederlandse mi
nister in een officieel stuk wil zeggen.
Bewindslieden, die zich in het dage
lijkse leven van een alleszins begrijpe
lijke taal bedienen, hullen zich, zodra
zij zich op het niveau van hun ambt
bevinden, in een raadselachtige uitdruk
kingswijze, die vaak zo al niet geheel
onverstaanbaar, dan toch voor een
dubbele uitleg vatbaar is.
Wat ons namelijk in hoge mate ver
baast is in de eerste plaats, dat de mi
nister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen zich in stede van te wijzen
op de grote waarde van de televisie als
middel om cultureel verantwoorde pro
gramma's aan de kijkers te brengen,
zich bij het geven van zijn mening over
de toekomst min of meer plaatst op het
standpunt van zijn collega van econo
mische zaken. Want het mag com
mercieel gezien inderdaad zo zijn, dat
d- TV hier haar kans moet hebben met
het oog op de belangen van Philips, men
mag toch gerede verwachten, dat de
minister, die als staatssecretaris de
eerste TV-uitzending in Nederland als
(fotogeniek) spreker opende, de nadruk
zou hebben gelegd op de kwaliteit van
de programma's en op het toekomstige
televisie-bestel, dus op de vraag of
straks, als het tweede experimentele
jaar achter de rug is de Nederlandse
Televisie Stichting in haar huidige vorm
(met de vijf zuilen van VARA, NCRV,
KRO, AVRO en VPRO) zal blijven
voortbestaan na verkregen officiële
machtiging.
Om deze twee bijzonder belangrijke
punten gaat het. Zij hangen nauw samen.
W;j hebben er in een vorig artikel over
de TV op gewezen, dat de vrouwen en
mannen in Bussum een jaar geleden
met groot enthousiasme zijn begonnen.
Zij waren verliefd op het experiment
en zijn dit tot op zekere hoogte nog, al
is de liefde tengevolge van ettelijke
„koude douches" van hoger hand, wel
enigszins bekoeld. Het is ons volkomen
onmogelijk een beeld te geven van de
omstandigheden, waaronder in Bussum
wordt gewerkt. De technische voorzie
ningen zijn, het gebrek aan ruimte daar
gelaten, voortreffelijk. Maar de ver
schillende TV-afdelingen der radio-om-
Toepverenigingen hebben met een chro
nisch tekort aan geld te kampen.
Televisie i s ontzaglijk duur.
Men heeft gemeend om organi
satorische reden het nieuwe
medium in handen te moeten ge
ven aan de radio-omroepvereeni-
gingen. Daarbij maakte men van
den beginne af aan de fout Radio
en TV te combineren. Televisie is
heel iets anders. Er is dus geldge
brek. Dit zou overkomelijk zijn,
indien de zaak organisatorisch
maar klopte.
Dat is evenmin het geval. Wij
menen te mogen zeggen, dat nu
reeds kan worden vastgesteld, dat
het experiment op organisatorisch
gebied is mislukt. Of: de televisie
zal in Nederland nimmer iets wor
den wanneer de omroepverenigin
gen de kans blijven krijgen elkaar
programmatisch „vliegen af te
vangen".
Daarbij blijven wij voor het ogen
blik buiten de vraag of de reclame in de
TV zal moeten worden toegelaten. Het
ir. bekend, dat tal van grote reclame-
bureaux gereed staan deze reclame op
verantwoorde wijze op het beeldscherm
te introduceren. Evenmin willen wij
thans een weg aangeven, waarlangs de
TV in Nederland tot een afzonderlijk
instituut wordt, dat zijn plaats naast
de omroepverenigingen gaat innemen.
De tijd voor een dergelijke studie is
nog niet rijp.
Wel was het onze bedoeling onze ver
wondering erover uit te spreken, dat
minister Cals klaarblijkelijk economi
sche redenen laat gelden, waar hij over
de toekomst van de TV in ons land
spreekt. Natuurlijk, het wel en wee van
Philips is voor ons land van ontzaglijk
gewicht. Doch de algemeen maatschap
pelijke kant en de culturele zijde van
het vraagstuk behoren zonder twijfel
het beeld te beheersen, dat de TV voor
ons geestesoog doet verschijnen, ook als
de zender te Lopik niet in de lucht is.
dei
£etteien
D
E jonge Vlaamse romanschrijver en criticus Piet van Aken is,
al heelt hij reeds een paar werken op zijn naam staan, in
Noord-Nederland nog weinig bekend. Zijn jongste roman,
„Het Begeren", is een zeer geslaagd werkstuk, en het is dan
ook een onverdeeld genoegen dit boek, en mogelijk ook Piet van
Aken, hiermee bij U te introduceren.
„Het begeren" verhaalt ons een episode uit het leven van een een
zelvige Vlaamse boer ten tijde van de opkomst van het socialisme.
Balten Reussens is een ruwe, oersterke kerel die zich bewust nog
harder heeft gemaakt dan hij van nature reeds is. Hij bezit een buiten
gewoon scherpzinnig verstand en een zekere filosofische inslag. Al
weet hij heel goed „dat niet één man te hard is om te dromen", heeft
hij toch de droom zo goed mogelijk uit zijn leven geweerd. Ontbeerde
moederliefde en een harde jeugd liggen mede ten grondslag aan dit
ruwe, zeer sympathieke karakter.
Na de dood van zijn ouders beheert hij als oudste zoon met zijn
twee eveneens volwassen broers, Tonne en Jep, de afgelegen boer
derij. Hij is beide broers de baas; vooral Jep, lichamelijk minder sterk,
is als was in zijn handen, en de zaken gaan vrij behoorlijk totdat
Tonne een vrouw in huis brengt: de mooie zwarte Maria, een ondoor
grondelijk mysterie van een vrouw.
MARIA zegt nooit meer dan ncdig
is en haar afkomst is volkomen
onbekend, maar zij doet haar
werk goed. Balten wordt verliefd op de
vrouw van zijn broer, of liever: hij be
gint haar te begeren. Maria's karakter
is zo mogelijk nog harder dan het zijne
en van enige toenadering is geen
sprake. Zij 'is bovendien volkomen on
genaakbaar, zelfs al staat ze vlak vóór
hem. Er ontstaat ongemerkt een scheu
ring in de kleine samenleving op de
boerderij. Tonne is argwanend, Jep
kiest de zijde van Maria, en aan Maria
zelf is niet veel te merken. Het leven
wordt er niet bepaald aangenamer op
en de toestand spitst zich toe wanneer
op een dag een kreupele zwerver om
een 'onderkomen voor de nacht komt
vragen. Balten ontvangt de man niet
erg vriendelijk, maar Maria schuift een
bord voor hem bij aan tafel, en wanneer
de man, die bovendien zwaar tubercu
leus is, zijn zakdoek opeens vol bloed
hoest, zijn alle zachte, goede en vrou
welijke instincten in Maria zó voelbaar,
slechts gedurende één stil ogenblik, dat
Balten dat moment nooit vergeet. Direct
daarna is Maria weer zakelijk en koud
als altijd.
Die „Manke'poot" is socialist en hij
komt in het dorp onder de uitgebuite
steenbewerkers uit de kleigroeven het
socialisme prediken. In dit menselijke
wrak brandt nog zo'n idealistisch
vuur, dat hij langzaam het gehele
dorp warm krijgt voor zijn ideeën,
ondanks al zijn persoonlijke tegen
slagen en de mishandelingen die men
hem doet lijden. Prachtig is dit door
de schrijver getekend. De nieuwe leer
splijt ook het gezin op de boerderij
verder: Jep, de tyrannie van zijn
broer beu, sluit zich aan bij de Man
kepoot en Maria staat zonder woor
den aan zijn zijde. En hoofdzakelijk
om Maria te winnen houdt Balten
zich niet helemaal afzijdig, hoewel hij
te verstandig is om critiekloos de leer
aan te hangen. Tonne, die tegen dit
alles niet meer op kan, raakt aan de
drank.
Tijdens een gevecht in de dorpsher
berg neemt Balten het op voor zijn
broer Jep omdat hij toch een Reus
sens is, en daarna zien de socialisten
in hem een bondgenoot, al schimpt
hij nog zo op hen. Wanneer tenslotte
een staking uitbreekt teneinde de al
leenheerschappij van de kleigroeve-
T - appelplantstertje op het land van een
I wee delen verschenen 'jiike boer die er ongewenste manieren
,op nahoudt. Zo is het leven nu een
maal, en Streuvels heeft de lezer geen
rad voor ogen willen draaien in zijn
kunst. „Lyrisch-realistisch" zou men
met een wel zeer tegenstrijdige term
dit werk kunnen noemen, maar de
lyriek wint het van het realisme, de
wereld wordt niet in de eerste plaats
van binnen uit de mens beschouwd.
Zij wordt liefst zorgzaam „beschreven"
en de mensen zijn meer figuranten in
vele van die impressies dan handelen
de wezens. In Streuvels' later werk
komt daarin verandering. Het is jam
mer, dat niet in elk deel een index is
geplaatst. De index voor de eerste
drie delen staat achterin deel III, wat
niet erg handig is. H. W.
STIJN STREUVELS
.Frank Lateur,
WAN Stijn Streuvels (die, volgens
de burgerlijke stand, Franciscus Ma
ria Petrus Lateur heet, en die, zoals
men zich herinneren zal, vorig jaar
onder grote belangstelling zijn tach
tigste verjaardag vierde) worden de
Volledige Werken uitgegeven door de
Wereldbibliotheek te Amsterdam. Wij
ontvingen de twee delen, die het eerst
van de persen kwamen: deel I, bevat
tend de verhalenbundels Lenteleven,
Zomerland en Zonnetij, en deel III
waarin men de twee bundels Dorps
geheimen en Najaar kan aantreffen.
Het is allemaal werk uit Streuvels'
eerste periode, van omstreeks 1900,
toen hij ook in ons land bekendheid
begon te verwerven. Ongeveer vijftig
jaren scheiden ons dus van de tijd
toen dit werk voor het eerst verscheen,
en daardoor staat het ons, met zijn
deugden en gebreken, klaarder voor
ogen. Deze novellen uit Streuvels'
eerste tijd ademen een heel eigenaar
dige sfeer. Ze zijn grotendeels gevuld
met een geperfectionneerde, impres
sionistische beschrijvingskunst. Het
Vlaamse landschap, ons zo vertrouwd
omdat het grote overeenkomst ver
toont met bepaalde delen van Zeeland,
wordt er weelderig in al zijn stemmin
gen in geschilderd. Van tijd tot tijd
wordt men helemaal meegevoerd door
die beeldende „beschrijvingskunst".
Maar doordat Streuvels ook in de leer
geweest was bij de realisten en bij
Tolsti en Björnson, verliest men zelden
het contact met de werkelijkheid.
Sterk komt dit b.v. tot uiting in de
mooie vertelling „Lente" (uit Lente
leven), waarin tevens een van Streu
vels knapste psychologische kinder
portretten voorkomt Horieneke. Dit
angclickf wezentje eindigt na de on
werkelijke vlucht van haar communie
dag heel nuchter als verregend aard-
eigenaar, de „vette Swinnen", te ont
krachten, levert Balten levensmidde
len aan de stakers en stoot hij de
rijke Swinnen voor het hoofd. In Ton
ne, die aan lager wal raakt, broeit
het, en op een keer, wanneer Balten
door handlangers van de vette Swin
nen overvallen en mishandeld is, en
Maria hem verzorgt, scheldt Tonne
haar in zijn dronkenschap: „Als ik
er bij ben, hou je je poten van
hem af, verstaan?" Maria gaat on
verstoorbaar haar gang, en Tonne
slaat haar, waarop een gevecht tussen
de broers ontstaat met als uiteindelijk
gevolg zij het door een ongeluk
de dood van Tonne. Met de staking gaat
het slecht; de mensen zijn tenslotte
murw en uitgehongerd en na een laat
ste, trieste opmars tegen de bereden
politie een opmars waarin ook
ineens Balten mee optrekt als hij zijn
broer en de Mankepoot in de voorste
gelederen ziet is hun verzet gebro
ken.
De Mankepoot wordt door paardehoe-
ven vertrapt en Balten komt in de ge
vangenis. Daar overpeinst hij dat die
vrijheid waarvan de Mankepoot de men
sen de smaak had laten proeven, toch
komen zal, en ook dat Maria, na de drie
maanden opsluiting, voor hem zal zijn.
Een mijlpaal
T
OT zover het schema van dit
boeiende verhaal. Wie nu denkt,
dat dit een doodgewone boeren
roman van twaalf in het dozijn is,
met als enige opluistering een rood
draadje er doorheen, heeft het deer
lijk mis. Van Aken heeft dit gege
ven zo indringend behandeld dat
het boek verre uitrijst boven het
bedoelde genre.
Zeker, het blijft een boerenroman,
een streekroman zelfs zo men wil, dóór
en door Vlaams en verbonden aan de
Vlaamse aard en aarde. Maar tevens
staat dit authentieke werk op interna
tionaal peil. Van Aken heeft zich vol
komen met zijn hoofdpersoon vereenzel
vigd, en het boek is dan ook in de eer
ste persoon enkelvoud, de z.g.n. „ik-
stiil" geschreven. Hij is zelf die kei
harde, stugge boer geworden en zijn
taal is even glashard, klaar en onver
schillig-ruw. Aan fraaiheid en beschrij
vingskunst wordt hier niet geofferd:
ruig en mannelijk, sterk van nauwelijks
bewust gemaakte hartstochten is dit
werk. Af en toe moet men even den
ken aan de bekende „hard-boiled"
(hardgekookte) stijl van vele moderne
Amerikaanse auteurs, maar zo er al van
beïnvloeding door deze sprake is ik
zou het niet met zekerheid durven zeg
gen dan is die invloed toch dermate
geassimileerd dat hij een onvervreemd
baar onderdeel geworden is van Van
Akens stijl.
Dit boek is een mijlpaal in de
reeks Vlaamse boerenromans, en
wonderlijk genoeg omdat het in
het verleden speelt, geheel een
werk van deze generatie door op
zet, uitwerking en stijl. Weer een
nieuwe aanwinst in de reeds zo in- -was Bovendien zegt hij
drukwekkende reeks belangrijke te willen waarschuwen
tegen de gevaren van
nieuwsgierigheid en lust
ÜAijtttje QoJmeUö" ftlocMiq,
ondeugend u-ofJkitoneet
(Van onze toneelmedewerker).
.E première-lawine houdt onverminderd aan: „Het onstui
mige hart" bij de Rotterdamse Comedie, „Een vrouw met
een klein hart" bij de Nederlandse Comedie, „Miss Poes"
bij het Amsterdams Toneel Gezelschap, „De Mirakelridder"
bij het Rotterdams Toneel en ten slotte „Circus Europa"' bij
de Haagse Comedie! Vijf nieuwe stukken sedert onze vorige
kroniek en ditmaal een stuk van een Nederlander erbij. Ary
den Hertog is de auteur van „Circus Europa", waarvan de
Koninklijke Schouwburg in Den Haag de eerste opvoering te
aanschouwen kreeg en waarover sindsdien door de vragen van
de Amerikaanse ambassade zo het een en ander is gezegd.
Toch willen wij het ditmaal niet hebben over Den Hertog's
„fantasie rondom een kostbaar bezit", maar over Constantijn
Huygens' „Trijntje Cornelis", dat eveneens door de Haagse
Comedie wordt gespeeld.
rYRIEHONDERD jaarge-
leden werd „Trijntje
Cornelis" geschreven door
de secretaris van prins
Willem van Oranje en het
is zulk prachtig maar on
deugend volkstoneel, dat
men zich verbaasd af
vraagt, hoe uit de pen van
de aristocraat Huygens
zo'n stuk kon vloeien en
hoe het mogelijk is, dat
het drie eeuwen duurde,
eer het in Nederland werd
opgevoerd.
Ondeugcr.dZelf om
schreef Huygens zijn stuk
in een puntdicht als volgt:
„Trijn, aengehaelt en
uijtgeplundert bijde Kan
Wreeckt sich met
vuijsten, en bedriegt
haer eighen man"
In de zeventiende eeuw
sprak men over dergelij
ke dingen in het open
baar openhartiger en plat
vloerser dan in de twin
tigste en kennelijk heeft
Huygens in Trijntje Cor
nelis het volk willen
schilderen, zoals dat toen
kan een excuus zijn voor
zijn eigen ondeugend
heid
En zo ziet men dan de
bloedjonge pas getrouw
de Zaandamse schippers
vrouw Trijntje Cornelis
in Antwerpen komen aan
boord van het schip van
Drie eeuwen
in de kast
moderne Zuidnederlandse werken.
HANS WARREN.
„Het Begeren": Uitg. De Arbeiderspers.
tot avontuur bij onerva
ren vrouwen. Maar dat
haar man. Zij raakt aan
het dwalen door de stad,
bezoekt eerst een klooster
en belandt dan in „De
noble Lepelstraet, het
steeghje van der minnen,
Daer niet als vreughd en
woont en vriendlicke
Goddinnen".
Een dezer „goddinnen"
Marie, ontfermt zich daar
over haar, in gezelschap
van haar vriend Francis
co. Zij voeren Trijntje
dronken, schudden haar
tot op haar hemd toe uit
en werpen haar vervol
gens in mannenkleren op
een mestvaalt. Trijntje
ontwaakt totaal onthutst,
een thuiskomende nacht
waker brengt haar naar
haar schip. De knecht
loodst haar behoedzaam
weer naar binnen en de
volgende dag lokken
Trijntje en Kees, de
knecht, Marie en Francis
co aan boord en nemen
wraak
UET wordt een kostelij
ke vertoning, levend,
bruisend toneel! En dat
is te danken aan de voor
treffelijke regie van Bob
de Lange en het voor
treffelijke spel van Myra
Ward als Trijntje, Ida
Wasserman als Marie,
Paul Steenbergen als
Francisco en Jan Retel
a's Kees, de knecht, die
een buitengewoon knap
team vormden.
Af en toe knippert men
wel eens even met de
ogen om Huygens' ruige
taal, maar reeds weken
lang juichen volle schouw
burgzalen 't stuk en de
spelers toe en inderdaad
mag men uiteindelijk de
Haagse Comedie dank
baar zijn, dat zij de on
deugende Trijntje Corne
lis tot leven heeft ge
wekt, nadat verleden jaar
de Vlamingen daarmede
voorgingen.
Fraai grafisch werk van twee vrienden
(Van onze redacteur Beeldende Kunsten)
•WEE VRIENDINNEN" heeft de Franse schilder Pierre Bonnard de krab
rijen vensters. Foeilelijk, zou men zeg- verkregen, waarbij zeer opvallend
gem Maar door de zeer gevoelige ver- van een „tekening" bijna, geen sprake
rVV iCj V ULl\IV ICWJb UtJ A' U'tbC CUIHUC7 THJ/ïe DU/HW/li U.K /V/UC/- 1
werking van het gegeven ontstaat een meer is.
bel genoemddie hij maakte van twee vrouwendie m een Parijs café boeiend en mooi geheel.
een glas wijn drinken. Het is inderdaad niet meer dan een vluchtige j_jEEL anders werkt Vuillard. Hij is
notitie, in een paar halen op het papier geworpen. Toch: in één oogopslag heeft jn zjjn steendrukken schil'derachti-
Bonnard zijn sujetten geobserveerd en de verbondenheid van deze twee vol- ger. Zijn werk is vaak een schilderij
komen uiteenlopende typen vastgelegd. De ene maakt een intelligente, be- °P steen. Er is, om een enkel stuk te
schaafde indruk, is over het geheel wat meer verfijnd dan haar vriendin, in HeuTvan^en Defe bmust^geheel
wie wij een wat grover, burgerlijke persoonlijkheid herkennen. De wat voor- en a[ op de plaatsing van enkele kleur-
overgebogen houding van de een verraadt de belangstelling, die de andere plekken in het vlak. De kleur is hier
blijkens de van afweer sprekende stand van haar romp mist. De kleding, een overwegend een gedempt olijfgroen,
enkele schaduwpartij is met een vluchtige pennestreek aangegeven evenals
de beide glazen.
met hier en daar een stukje rood er in.
Door de wijze, waatRp de groene
Orthodoxe steendrukkers zullen
misschien bezwaar maken tegen deze
manier van werken. Het uitgangspunt
van de litho is immers de zwart-krijt-
tekening. De meeste steendrukken her
inneren daaraan dan ook nog het
sterkst. Vuillard en ook anderen heb
ben echter het schilderen dat wil
zeggen het werken met kleur van
het doek op de steen overgebracht en
verkrijgen daardoor weliswaar een zeer
aantrekkelijk effect, maar doen aan
MU is deze krabbel niet eens het fraai
ste stuk van wat er op het ogenblik
aan grafisch werk van de Fransman
Pierre Bonnard en zijn Zwitserse
vriend Edouard Vuillard in het Stede
lijk Museum te Amsterdam is ten
toongesteld. Veel belangrijker zijn in
feite de steendrukken. De tekeningen
en schetsen zijn nog al eens voorstu
dies voor dergelijke werkstukken, al
zijn ze vaak vrij ver uitgewerkt en
daardoor op zichzelf complete kunst
werkjes geworden.
Bonnard trouwens heeft vrij veel
boekinllustraties en decoratief werk
gemaakt in zijn leven; daarvan kan
men hier, .temidden van de schetsen en
krabbels, ook nog al eens een specimen
aantreffen, evenals van zijn affiches.
In deze stukken vindt men af en toe de
invloed van Toulouse Lautrec terug,
zo goed als in een enkel boekomslag.
In de steendrukken tonen de beide
vrienden hun meesterschap. Beiden ge
bruiken er kleur in. Maar Bonnard be
perkt zich meestal tot een enkel vleug
je. Zo bijvoorbeeld in de fraaie litho,
waarin hij de binnenplaats van een
Franse huurkazerne uitbeeldt. Door
een venster, dat op zeer gelukkige
wijze het beeld omsluit, ziet hij de
gevel van een huis aan de overzijde
met zijn monotone plaatsing van de
kleurplekken over het beeldvlak zijn het vczenyan dezekunstvorm nog al
j i i J ppnc cfAxxrolH aar» Ril UmllorH ir. V.r.4-
verdeeld, is een zeer levendig geheel
„Twee vriendinnen" een krabbel
van de Franse schilder en litho
graaf Pierre Bonnard.
eens geweld aan. Bij Vuillard is het
resultaat soms niet zo fraai als men
wel zou wensen. Daar wordt zijn kleur
wat hard, zodat ze dus eigenlijk het
doel min of meer voorbijschiet. In-
plaats van het effect te versterken doet
ze het afbreuk.
De beide vrienden werken dus ge
heel verschillend. De een is verfijnd
in het gebruik van zijn middelen, de
andere fors. Niettemin hebben beiden
prenten geschapen, waarnaar men uren
kan kijken.
UET is een zeer gelukkige omstan
digheid, dat het Stedelijk Museum
deze collectie kan tonen. Dat is te dan
ken aan de bereidwilligheid van de
erven ener Zwitserse dame, die als
verzamelaarster voor vele Franse en
Zwitserse schilders van grote beteke
nis is geweest. Zij heeft hen bovendien
door haar vriendschap op vele wijzen
gestimuleerd. Ook Bonnard en Vuil
lard, die zij bij herhaling heeft ont
moet, hebben veel aan haar te danken
gehad, al zou het alleen maar z(jn in
materieel opzicht. Afgezien van het
werk, dat deze dame aan derden heeft
doorverkocht, heeft zij het was me
vrouw Hahnloser, de weduwe van een
arts uit Winterthur - alleen van deze
twee kunstenaars een collectie werk
aangelegd, welker opsomming een
c talogus van een paar honderd num
mers v°r™t- uit deze zeer uitgebreide
collectie zijn de ongeveer honderd in
Amsterdam tentoongestelde prenten
een keurcollectie. VAN W.
iaren
roor-
nlijk
daar
jord,
issen
ïtra-
aan
digd
Za-
eer-
1 28
met
icre-
van
iten
dr
aan
leid
toe-
teld
ival
:est
oon
snd
)OlS
zet
ilfs
Bg-
em
er-
ng
lal
In-
ra,
;s-
;d-
it-
n-
u-
|n
ift
•e-
S-
it.
it
ft
n
d
is
e
e