m TM Een mannelijke en ruige Vlaamse roman „Hei Begeren" een mijlpaal D' STEENDRUKKEN VAN BONNARD EN VUILLARD Iv-ado-h, [JGT GOEDE Aanwinst in reeks een Siijn Sireuvels' volledige werken Een Zwitserse collectie in Amsterdam >p F ZATERDAG XI OCTOBER 1953 X T flink uit, et knappe ge- is dicht, zo '■en paarden- ort en tot op mgend, van- kuif, die ze m nooit af- verven zich f rood of een in er bij die weer anderen <f alleen hun m of hun neus, ipenen dragen niet; die ken- n ze niet eens. toonde hun iaarden en zij kten die bij t scherp aan sneden zich erlijk. it die eiland- ïan Salvador) knechten zul- alt me op, dat es wat ik zeg, d ik het er- zkelijk Chris- want ze be vel heb, tot Zo God. wil, 'trek van hier, ;rs meenemen. taal leren..." iiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin eeft de Zweedse ren, een demon- een model van de uitse uitvinders ge- welke gebruik één rail. De trein, roefbaan van een uitgelegd op de nj Keulen, bereik- 135 km. per uur. n" wordt voortbe- rische energie en ind bediend. Ze is iium, dat in stroom- De locomotief en niet twee geschei- ij de thans in ge- doch een eenheid rte pilaren. Als de 't verkeer toegepast ij volgens de des- eid van 350 km. in 50 km. in de steden Ingenieurs zeiden, moderne transport oruit doet gaan Er a de ,monorailtrei- sngo en verscheide- pa te gaan gebrui- ondent te Brussel) :e poging, die Belgie etering van het we- is een belangrijke loor de plannen, die zijn om het zoge- n signalisatie geheel een beter te ver- e was het met die wegen treurig ge- euren, dat de auto kleine palen tegen- plankje getimmerd inwijst naar een na- pthode van wegaan- ien vijftig jaar gele maar tegenwoordig jls verregende en fjes worden nu op- plaats maken voor de weg naar een rdt aangeduid. e directeur-generaal krijgsplan van weg- ien. „Spijtig genoeg" i wij nog tamelijk eden: zij spruiten lik van twee talen", men de stad Halle i de Vlaamse taal- t men op de wijzer- Doornik", in plaats lournai", wat voor i moeilijkheden op- an plan niet slechts e verdubbelen door Ie landstalen op aan ■oor hen, die lange wil men er ook ris" en „Lille" bij- idere woorden: er ectief gegeven, s-:: :W mmm NEENMr CALS Televisie is geen economische zaak (Van onze televisie-medewerker). VERSCHOLEN in de memorie van toelichting op de begro ting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen geeft de minis ter, mr J. M. L. Th. Cals, te ken nen, dat het moeilijk zal zijn na de experimentele periode de televisie „selfsupporting" te maken. Mr Cals staat op het standpunt, dat de televisie haar kans moet hebben met het oog op de daarmee samen hangende belangen voor onze export-industrie, welke een bin nenlandse markt dringend behoeft, ook met het oog op het feit, dat in het najaar in Duitsland een aan tal TV-zenders zal gaan werken, waarvan de programma's in grote delen van ons land waarneembaar zullen zijn. Een dergelijke ontwik keling kan naar de mening van mr Cals ook in België worden verwacht. Het is altijd een vrij lastige taak te doorgronden wat een Nederlandse mi nister in een officieel stuk wil zeggen. Bewindslieden, die zich in het dage lijkse leven van een alleszins begrijpe lijke taal bedienen, hullen zich, zodra zij zich op het niveau van hun ambt bevinden, in een raadselachtige uitdruk kingswijze, die vaak zo al niet geheel onverstaanbaar, dan toch voor een dubbele uitleg vatbaar is. Wat ons namelijk in hoge mate ver baast is in de eerste plaats, dat de mi nister van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen zich in stede van te wijzen op de grote waarde van de televisie als middel om cultureel verantwoorde pro gramma's aan de kijkers te brengen, zich bij het geven van zijn mening over de toekomst min of meer plaatst op het standpunt van zijn collega van econo mische zaken. Want het mag com mercieel gezien inderdaad zo zijn, dat d- TV hier haar kans moet hebben met het oog op de belangen van Philips, men mag toch gerede verwachten, dat de minister, die als staatssecretaris de eerste TV-uitzending in Nederland als (fotogeniek) spreker opende, de nadruk zou hebben gelegd op de kwaliteit van de programma's en op het toekomstige televisie-bestel, dus op de vraag of straks, als het tweede experimentele jaar achter de rug is de Nederlandse Televisie Stichting in haar huidige vorm (met de vijf zuilen van VARA, NCRV, KRO, AVRO en VPRO) zal blijven voortbestaan na verkregen officiële machtiging. Om deze twee bijzonder belangrijke punten gaat het. Zij hangen nauw samen. W;j hebben er in een vorig artikel over de TV op gewezen, dat de vrouwen en mannen in Bussum een jaar geleden met groot enthousiasme zijn begonnen. Zij waren verliefd op het experiment en zijn dit tot op zekere hoogte nog, al is de liefde tengevolge van ettelijke „koude douches" van hoger hand, wel enigszins bekoeld. Het is ons volkomen onmogelijk een beeld te geven van de omstandigheden, waaronder in Bussum wordt gewerkt. De technische voorzie ningen zijn, het gebrek aan ruimte daar gelaten, voortreffelijk. Maar de ver schillende TV-afdelingen der radio-om- Toepverenigingen hebben met een chro nisch tekort aan geld te kampen. Televisie i s ontzaglijk duur. Men heeft gemeend om organi satorische reden het nieuwe medium in handen te moeten ge ven aan de radio-omroepvereeni- gingen. Daarbij maakte men van den beginne af aan de fout Radio en TV te combineren. Televisie is heel iets anders. Er is dus geldge brek. Dit zou overkomelijk zijn, indien de zaak organisatorisch maar klopte. Dat is evenmin het geval. Wij menen te mogen zeggen, dat nu reeds kan worden vastgesteld, dat het experiment op organisatorisch gebied is mislukt. Of: de televisie zal in Nederland nimmer iets wor den wanneer de omroepverenigin gen de kans blijven krijgen elkaar programmatisch „vliegen af te vangen". Daarbij blijven wij voor het ogen blik buiten de vraag of de reclame in de TV zal moeten worden toegelaten. Het ir. bekend, dat tal van grote reclame- bureaux gereed staan deze reclame op verantwoorde wijze op het beeldscherm te introduceren. Evenmin willen wij thans een weg aangeven, waarlangs de TV in Nederland tot een afzonderlijk instituut wordt, dat zijn plaats naast de omroepverenigingen gaat innemen. De tijd voor een dergelijke studie is nog niet rijp. Wel was het onze bedoeling onze ver wondering erover uit te spreken, dat minister Cals klaarblijkelijk economi sche redenen laat gelden, waar hij over de toekomst van de TV in ons land spreekt. Natuurlijk, het wel en wee van Philips is voor ons land van ontzaglijk gewicht. Doch de algemeen maatschap pelijke kant en de culturele zijde van het vraagstuk behoren zonder twijfel het beeld te beheersen, dat de TV voor ons geestesoog doet verschijnen, ook als de zender te Lopik niet in de lucht is. dei £etteien D E jonge Vlaamse romanschrijver en criticus Piet van Aken is, al heelt hij reeds een paar werken op zijn naam staan, in Noord-Nederland nog weinig bekend. Zijn jongste roman, „Het Begeren", is een zeer geslaagd werkstuk, en het is dan ook een onverdeeld genoegen dit boek, en mogelijk ook Piet van Aken, hiermee bij U te introduceren. „Het begeren" verhaalt ons een episode uit het leven van een een zelvige Vlaamse boer ten tijde van de opkomst van het socialisme. Balten Reussens is een ruwe, oersterke kerel die zich bewust nog harder heeft gemaakt dan hij van nature reeds is. Hij bezit een buiten gewoon scherpzinnig verstand en een zekere filosofische inslag. Al weet hij heel goed „dat niet één man te hard is om te dromen", heeft hij toch de droom zo goed mogelijk uit zijn leven geweerd. Ontbeerde moederliefde en een harde jeugd liggen mede ten grondslag aan dit ruwe, zeer sympathieke karakter. Na de dood van zijn ouders beheert hij als oudste zoon met zijn twee eveneens volwassen broers, Tonne en Jep, de afgelegen boer derij. Hij is beide broers de baas; vooral Jep, lichamelijk minder sterk, is als was in zijn handen, en de zaken gaan vrij behoorlijk totdat Tonne een vrouw in huis brengt: de mooie zwarte Maria, een ondoor grondelijk mysterie van een vrouw. MARIA zegt nooit meer dan ncdig is en haar afkomst is volkomen onbekend, maar zij doet haar werk goed. Balten wordt verliefd op de vrouw van zijn broer, of liever: hij be gint haar te begeren. Maria's karakter is zo mogelijk nog harder dan het zijne en van enige toenadering is geen sprake. Zij 'is bovendien volkomen on genaakbaar, zelfs al staat ze vlak vóór hem. Er ontstaat ongemerkt een scheu ring in de kleine samenleving op de boerderij. Tonne is argwanend, Jep kiest de zijde van Maria, en aan Maria zelf is niet veel te merken. Het leven wordt er niet bepaald aangenamer op en de toestand spitst zich toe wanneer op een dag een kreupele zwerver om een 'onderkomen voor de nacht komt vragen. Balten ontvangt de man niet erg vriendelijk, maar Maria schuift een bord voor hem bij aan tafel, en wanneer de man, die bovendien zwaar tubercu leus is, zijn zakdoek opeens vol bloed hoest, zijn alle zachte, goede en vrou welijke instincten in Maria zó voelbaar, slechts gedurende één stil ogenblik, dat Balten dat moment nooit vergeet. Direct daarna is Maria weer zakelijk en koud als altijd. Die „Manke'poot" is socialist en hij komt in het dorp onder de uitgebuite steenbewerkers uit de kleigroeven het socialisme prediken. In dit menselijke wrak brandt nog zo'n idealistisch vuur, dat hij langzaam het gehele dorp warm krijgt voor zijn ideeën, ondanks al zijn persoonlijke tegen slagen en de mishandelingen die men hem doet lijden. Prachtig is dit door de schrijver getekend. De nieuwe leer splijt ook het gezin op de boerderij verder: Jep, de tyrannie van zijn broer beu, sluit zich aan bij de Man kepoot en Maria staat zonder woor den aan zijn zijde. En hoofdzakelijk om Maria te winnen houdt Balten zich niet helemaal afzijdig, hoewel hij te verstandig is om critiekloos de leer aan te hangen. Tonne, die tegen dit alles niet meer op kan, raakt aan de drank. Tijdens een gevecht in de dorpsher berg neemt Balten het op voor zijn broer Jep omdat hij toch een Reus sens is, en daarna zien de socialisten in hem een bondgenoot, al schimpt hij nog zo op hen. Wanneer tenslotte een staking uitbreekt teneinde de al leenheerschappij van de kleigroeve- T - appelplantstertje op het land van een I wee delen verschenen 'jiike boer die er ongewenste manieren ,op nahoudt. Zo is het leven nu een maal, en Streuvels heeft de lezer geen rad voor ogen willen draaien in zijn kunst. „Lyrisch-realistisch" zou men met een wel zeer tegenstrijdige term dit werk kunnen noemen, maar de lyriek wint het van het realisme, de wereld wordt niet in de eerste plaats van binnen uit de mens beschouwd. Zij wordt liefst zorgzaam „beschreven" en de mensen zijn meer figuranten in vele van die impressies dan handelen de wezens. In Streuvels' later werk komt daarin verandering. Het is jam mer, dat niet in elk deel een index is geplaatst. De index voor de eerste drie delen staat achterin deel III, wat niet erg handig is. H. W. STIJN STREUVELS .Frank Lateur, WAN Stijn Streuvels (die, volgens de burgerlijke stand, Franciscus Ma ria Petrus Lateur heet, en die, zoals men zich herinneren zal, vorig jaar onder grote belangstelling zijn tach tigste verjaardag vierde) worden de Volledige Werken uitgegeven door de Wereldbibliotheek te Amsterdam. Wij ontvingen de twee delen, die het eerst van de persen kwamen: deel I, bevat tend de verhalenbundels Lenteleven, Zomerland en Zonnetij, en deel III waarin men de twee bundels Dorps geheimen en Najaar kan aantreffen. Het is allemaal werk uit Streuvels' eerste periode, van omstreeks 1900, toen hij ook in ons land bekendheid begon te verwerven. Ongeveer vijftig jaren scheiden ons dus van de tijd toen dit werk voor het eerst verscheen, en daardoor staat het ons, met zijn deugden en gebreken, klaarder voor ogen. Deze novellen uit Streuvels' eerste tijd ademen een heel eigenaar dige sfeer. Ze zijn grotendeels gevuld met een geperfectionneerde, impres sionistische beschrijvingskunst. Het Vlaamse landschap, ons zo vertrouwd omdat het grote overeenkomst ver toont met bepaalde delen van Zeeland, wordt er weelderig in al zijn stemmin gen in geschilderd. Van tijd tot tijd wordt men helemaal meegevoerd door die beeldende „beschrijvingskunst". Maar doordat Streuvels ook in de leer geweest was bij de realisten en bij Tolsti en Björnson, verliest men zelden het contact met de werkelijkheid. Sterk komt dit b.v. tot uiting in de mooie vertelling „Lente" (uit Lente leven), waarin tevens een van Streu vels knapste psychologische kinder portretten voorkomt Horieneke. Dit angclickf wezentje eindigt na de on werkelijke vlucht van haar communie dag heel nuchter als verregend aard- eigenaar, de „vette Swinnen", te ont krachten, levert Balten levensmidde len aan de stakers en stoot hij de rijke Swinnen voor het hoofd. In Ton ne, die aan lager wal raakt, broeit het, en op een keer, wanneer Balten door handlangers van de vette Swin nen overvallen en mishandeld is, en Maria hem verzorgt, scheldt Tonne haar in zijn dronkenschap: „Als ik er bij ben, hou je je poten van hem af, verstaan?" Maria gaat on verstoorbaar haar gang, en Tonne slaat haar, waarop een gevecht tussen de broers ontstaat met als uiteindelijk gevolg zij het door een ongeluk de dood van Tonne. Met de staking gaat het slecht; de mensen zijn tenslotte murw en uitgehongerd en na een laat ste, trieste opmars tegen de bereden politie een opmars waarin ook ineens Balten mee optrekt als hij zijn broer en de Mankepoot in de voorste gelederen ziet is hun verzet gebro ken. De Mankepoot wordt door paardehoe- ven vertrapt en Balten komt in de ge vangenis. Daar overpeinst hij dat die vrijheid waarvan de Mankepoot de men sen de smaak had laten proeven, toch komen zal, en ook dat Maria, na de drie maanden opsluiting, voor hem zal zijn. Een mijlpaal T OT zover het schema van dit boeiende verhaal. Wie nu denkt, dat dit een doodgewone boeren roman van twaalf in het dozijn is, met als enige opluistering een rood draadje er doorheen, heeft het deer lijk mis. Van Aken heeft dit gege ven zo indringend behandeld dat het boek verre uitrijst boven het bedoelde genre. Zeker, het blijft een boerenroman, een streekroman zelfs zo men wil, dóór en door Vlaams en verbonden aan de Vlaamse aard en aarde. Maar tevens staat dit authentieke werk op interna tionaal peil. Van Aken heeft zich vol komen met zijn hoofdpersoon vereenzel vigd, en het boek is dan ook in de eer ste persoon enkelvoud, de z.g.n. „ik- stiil" geschreven. Hij is zelf die kei harde, stugge boer geworden en zijn taal is even glashard, klaar en onver schillig-ruw. Aan fraaiheid en beschrij vingskunst wordt hier niet geofferd: ruig en mannelijk, sterk van nauwelijks bewust gemaakte hartstochten is dit werk. Af en toe moet men even den ken aan de bekende „hard-boiled" (hardgekookte) stijl van vele moderne Amerikaanse auteurs, maar zo er al van beïnvloeding door deze sprake is ik zou het niet met zekerheid durven zeg gen dan is die invloed toch dermate geassimileerd dat hij een onvervreemd baar onderdeel geworden is van Van Akens stijl. Dit boek is een mijlpaal in de reeks Vlaamse boerenromans, en wonderlijk genoeg omdat het in het verleden speelt, geheel een werk van deze generatie door op zet, uitwerking en stijl. Weer een nieuwe aanwinst in de reeds zo in- -was Bovendien zegt hij drukwekkende reeks belangrijke te willen waarschuwen tegen de gevaren van nieuwsgierigheid en lust ÜAijtttje QoJmeUö" ftlocMiq, ondeugend u-ofJkitoneet (Van onze toneelmedewerker). .E première-lawine houdt onverminderd aan: „Het onstui mige hart" bij de Rotterdamse Comedie, „Een vrouw met een klein hart" bij de Nederlandse Comedie, „Miss Poes" bij het Amsterdams Toneel Gezelschap, „De Mirakelridder" bij het Rotterdams Toneel en ten slotte „Circus Europa"' bij de Haagse Comedie! Vijf nieuwe stukken sedert onze vorige kroniek en ditmaal een stuk van een Nederlander erbij. Ary den Hertog is de auteur van „Circus Europa", waarvan de Koninklijke Schouwburg in Den Haag de eerste opvoering te aanschouwen kreeg en waarover sindsdien door de vragen van de Amerikaanse ambassade zo het een en ander is gezegd. Toch willen wij het ditmaal niet hebben over Den Hertog's „fantasie rondom een kostbaar bezit", maar over Constantijn Huygens' „Trijntje Cornelis", dat eveneens door de Haagse Comedie wordt gespeeld. rYRIEHONDERD jaarge- leden werd „Trijntje Cornelis" geschreven door de secretaris van prins Willem van Oranje en het is zulk prachtig maar on deugend volkstoneel, dat men zich verbaasd af vraagt, hoe uit de pen van de aristocraat Huygens zo'n stuk kon vloeien en hoe het mogelijk is, dat het drie eeuwen duurde, eer het in Nederland werd opgevoerd. Ondeugcr.dZelf om schreef Huygens zijn stuk in een puntdicht als volgt: „Trijn, aengehaelt en uijtgeplundert bijde Kan Wreeckt sich met vuijsten, en bedriegt haer eighen man" In de zeventiende eeuw sprak men over dergelij ke dingen in het open baar openhartiger en plat vloerser dan in de twin tigste en kennelijk heeft Huygens in Trijntje Cor nelis het volk willen schilderen, zoals dat toen kan een excuus zijn voor zijn eigen ondeugend heid En zo ziet men dan de bloedjonge pas getrouw de Zaandamse schippers vrouw Trijntje Cornelis in Antwerpen komen aan boord van het schip van Drie eeuwen in de kast moderne Zuidnederlandse werken. HANS WARREN. „Het Begeren": Uitg. De Arbeiderspers. tot avontuur bij onerva ren vrouwen. Maar dat haar man. Zij raakt aan het dwalen door de stad, bezoekt eerst een klooster en belandt dan in „De noble Lepelstraet, het steeghje van der minnen, Daer niet als vreughd en woont en vriendlicke Goddinnen". Een dezer „goddinnen" Marie, ontfermt zich daar over haar, in gezelschap van haar vriend Francis co. Zij voeren Trijntje dronken, schudden haar tot op haar hemd toe uit en werpen haar vervol gens in mannenkleren op een mestvaalt. Trijntje ontwaakt totaal onthutst, een thuiskomende nacht waker brengt haar naar haar schip. De knecht loodst haar behoedzaam weer naar binnen en de volgende dag lokken Trijntje en Kees, de knecht, Marie en Francis co aan boord en nemen wraak UET wordt een kostelij ke vertoning, levend, bruisend toneel! En dat is te danken aan de voor treffelijke regie van Bob de Lange en het voor treffelijke spel van Myra Ward als Trijntje, Ida Wasserman als Marie, Paul Steenbergen als Francisco en Jan Retel a's Kees, de knecht, die een buitengewoon knap team vormden. Af en toe knippert men wel eens even met de ogen om Huygens' ruige taal, maar reeds weken lang juichen volle schouw burgzalen 't stuk en de spelers toe en inderdaad mag men uiteindelijk de Haagse Comedie dank baar zijn, dat zij de on deugende Trijntje Corne lis tot leven heeft ge wekt, nadat verleden jaar de Vlamingen daarmede voorgingen. Fraai grafisch werk van twee vrienden (Van onze redacteur Beeldende Kunsten) •WEE VRIENDINNEN" heeft de Franse schilder Pierre Bonnard de krab rijen vensters. Foeilelijk, zou men zeg- verkregen, waarbij zeer opvallend gem Maar door de zeer gevoelige ver- van een „tekening" bijna, geen sprake rVV iCj V ULl\IV ICWJb UtJ A' U'tbC CUIHUC7 THJ/ïe DU/HW/li U.K /V/UC/- 1 werking van het gegeven ontstaat een meer is. bel genoemddie hij maakte van twee vrouwendie m een Parijs café boeiend en mooi geheel. een glas wijn drinken. Het is inderdaad niet meer dan een vluchtige j_jEEL anders werkt Vuillard. Hij is notitie, in een paar halen op het papier geworpen. Toch: in één oogopslag heeft jn zjjn steendrukken schil'derachti- Bonnard zijn sujetten geobserveerd en de verbondenheid van deze twee vol- ger. Zijn werk is vaak een schilderij komen uiteenlopende typen vastgelegd. De ene maakt een intelligente, be- °P steen. Er is, om een enkel stuk te schaafde indruk, is over het geheel wat meer verfijnd dan haar vriendin, in HeuTvan^en Defe bmust^geheel wie wij een wat grover, burgerlijke persoonlijkheid herkennen. De wat voor- en a[ op de plaatsing van enkele kleur- overgebogen houding van de een verraadt de belangstelling, die de andere plekken in het vlak. De kleur is hier blijkens de van afweer sprekende stand van haar romp mist. De kleding, een overwegend een gedempt olijfgroen, enkele schaduwpartij is met een vluchtige pennestreek aangegeven evenals de beide glazen. met hier en daar een stukje rood er in. Door de wijze, waatRp de groene Orthodoxe steendrukkers zullen misschien bezwaar maken tegen deze manier van werken. Het uitgangspunt van de litho is immers de zwart-krijt- tekening. De meeste steendrukken her inneren daaraan dan ook nog het sterkst. Vuillard en ook anderen heb ben echter het schilderen dat wil zeggen het werken met kleur van het doek op de steen overgebracht en verkrijgen daardoor weliswaar een zeer aantrekkelijk effect, maar doen aan MU is deze krabbel niet eens het fraai ste stuk van wat er op het ogenblik aan grafisch werk van de Fransman Pierre Bonnard en zijn Zwitserse vriend Edouard Vuillard in het Stede lijk Museum te Amsterdam is ten toongesteld. Veel belangrijker zijn in feite de steendrukken. De tekeningen en schetsen zijn nog al eens voorstu dies voor dergelijke werkstukken, al zijn ze vaak vrij ver uitgewerkt en daardoor op zichzelf complete kunst werkjes geworden. Bonnard trouwens heeft vrij veel boekinllustraties en decoratief werk gemaakt in zijn leven; daarvan kan men hier, .temidden van de schetsen en krabbels, ook nog al eens een specimen aantreffen, evenals van zijn affiches. In deze stukken vindt men af en toe de invloed van Toulouse Lautrec terug, zo goed als in een enkel boekomslag. In de steendrukken tonen de beide vrienden hun meesterschap. Beiden ge bruiken er kleur in. Maar Bonnard be perkt zich meestal tot een enkel vleug je. Zo bijvoorbeeld in de fraaie litho, waarin hij de binnenplaats van een Franse huurkazerne uitbeeldt. Door een venster, dat op zeer gelukkige wijze het beeld omsluit, ziet hij de gevel van een huis aan de overzijde met zijn monotone plaatsing van de kleurplekken over het beeldvlak zijn het vczenyan dezekunstvorm nog al j i i J ppnc cfAxxrolH aar» Ril UmllorH ir. V.r.4- verdeeld, is een zeer levendig geheel „Twee vriendinnen" een krabbel van de Franse schilder en litho graaf Pierre Bonnard. eens geweld aan. Bij Vuillard is het resultaat soms niet zo fraai als men wel zou wensen. Daar wordt zijn kleur wat hard, zodat ze dus eigenlijk het doel min of meer voorbijschiet. In- plaats van het effect te versterken doet ze het afbreuk. De beide vrienden werken dus ge heel verschillend. De een is verfijnd in het gebruik van zijn middelen, de andere fors. Niettemin hebben beiden prenten geschapen, waarnaar men uren kan kijken. UET is een zeer gelukkige omstan digheid, dat het Stedelijk Museum deze collectie kan tonen. Dat is te dan ken aan de bereidwilligheid van de erven ener Zwitserse dame, die als verzamelaarster voor vele Franse en Zwitserse schilders van grote beteke nis is geweest. Zij heeft hen bovendien door haar vriendschap op vele wijzen gestimuleerd. Ook Bonnard en Vuil lard, die zij bij herhaling heeft ont moet, hebben veel aan haar te danken gehad, al zou het alleen maar z(jn in materieel opzicht. Afgezien van het werk, dat deze dame aan derden heeft doorverkocht, heeft zij het was me vrouw Hahnloser, de weduwe van een arts uit Winterthur - alleen van deze twee kunstenaars een collectie werk aangelegd, welker opsomming een c talogus van een paar honderd num mers v°r™t- uit deze zeer uitgebreide collectie zijn de ongeveer honderd in Amsterdam tentoongestelde prenten een keurcollectie. VAN W. iaren roor- nlijk daar jord, issen ïtra- aan digd Za- eer- 1 28 met icre- van iten dr aan leid toe- teld ival :est oon snd )OlS zet ilfs Bg- em er- ng lal In- ra, ;s- ;d- it- n- u- |n ift •e- S- it. it ft n d is e e

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 9