Bi
izarre
tonelen in de wondertuin
van 's werelds rijkste Chinees
De bergziekte plaagt ons
H
Openlucht-panopticum kosiie millioenen
2),e uJiLendetyfce
tij,yeJi doet aan
u~ot(cóop\wtdwity
Aw Boon Haw werd
schatrijk van een
Oosters medicijn
Naar Afrika's eeuwige sneeuw (3)
Moeizame worsteling door
hagel, mist en sneeuw
De ijskop in zicht
N
Laat
Van een bijzondere medewerker
fET KARAKTER van de stad Singapore wordt voornamelijk bepaald
door de duizenden Chinezen die er zich in de loop der jaren ge
vesligd hebben. Hoewel Singapore onder een Brits bestuur staat en dus
formeel Engels zou moeten zijn, hebben de Chinezen er op allerlei
gebied zo n invloed, dat men zonder overdrijving zou kunnen spreken
van „een stad, die in zijn geheel uit China naar Malakka >s overgeplaatst"
Er zijn in Singapore Chinezenwijken met een oppervlakte gelijk aan die
van flinke Nederlandse steden. Bijna elke maand zijn er Chinese,
godsdienstige- of openbare feesten, tijdens welke er vrijwel nergens gewerkt wordt. Overal trett
men tempels, monumenten en gebouwen aan, welke door hun bizarre vorm hun herkomst niet
verbergen. Dit geldt wel in de hoogste mate voor de Tiger Balm Garden", een exotische tuin,
even buiten Singapore, welke het eigendom is van de Chinese „krantenkoning, medicijnenvorst en
bierkeizer" Aw Boon Haw. Letterlijk vertaald betekent 's mans naam: „De Vriendelijke Tijger", een
wonderlijk juiste karakteristiek van deze man, die aan de ene kant millioenen besteedt aan de
opvoeding en ontwikkeling van zijn landgenoten in de vreemde, en aan de andere kant een on
barmhartig zakenman is
yiJN onbarmhartige karaktereigen-
schappen heeft hij op velerlei wijze
gedemonstreerd, zoals vele zakenlieden
kunnen getuigen. Zijn vriendelijke kant
laat hij zien in zijn reusachtige „Tijger-
balsemtuin", een park waar Aw Boon
Haw bepaalde verschijningsvormen van
de Chinese geschiedenis, de cultuur, de
legend enz., nieuw leven heeft ingebla
zen, teneinde zijn landgenoten in Sin
gapore, die vaak hun moederland nim
mer hebben gezien, een kijkje te geven
op het oude China. Het schitterende
park, dat door speciaal uit China ge-
importeerde architecten en volgens de
richtlijnen van Aw Boon Haw is aange
legd, heeft een dikke drie millioen gul
den gekost. In 1936 is men met de aan
leg ervan begonnen en wanneer dit gi
gantische werk klaar zal zijn weet nie
mand. Oosterse raadselachtigheid! De
wat ongewone naam van dit massa
recreatieoord wordt ontleend aan het
artikel dat Aw Boon Haw tot een van
de rijkste Chinezen ter wereld heeft
gemaakt: de tijgerbalsem. Tijgerbalsem
(ofwel obat Matjan') is een soort won
derzalf, die voor alle kwalen goed is.
Het wordt verkocht in doosjes ter
grootte van een vingerhoed. Millioenen
Chinezen masseren zich met deze zalf
of snuiven de geur ervan op. Ook dit
schijnt namelijk reeds heilzaam te zijn,
lUcmdelzatfr
0P de doosjes, waarin deze wonder
zalf aan de man wordt gebracht,
staat een tijger afgebeeld. De tijger
treft men overigens overal in Singa
pore aan. Hier houdt hij een krant in
de bek (een exemplaar van het Aw
Boon Haw-concern natuurlijk), daar
etaleert hij op zijn voorpoten een potje
of doosje wonderzalf en weer elders
zien we hem als een volleerd drinke
broer met een fles bier tussen de
kaken. Aw Boon Haw doet namelijk
ook in bier. Van de millioenen die de
tijger voor Aw Boon Haw verdiende,
werd de exclusieve tuin aangelegd.
De nuchtere Europeaan die deze tuin
bezoekt, voelt zich bij het betreden er
van reeds de adem afsnijden. Zodra hij
onder de poort staat ontrolt zich een
bijna eindeloos grasveld aan zijn voe
ten. Dit grasveld is bezaaid met opge
zette dieren, vooral tijgers, zoals te be
grijpen valt. Aan het eind van het
grasveld staat een huis, dat veel weg
heeft van een Chinese pagode en welks
aanblik de Europeaan even doet schrik
ken, Het is wanstaltig groot en zo mooi,
dat het alweer afschuwelijk is gewor
den. Voor de Chinezen geldt dit bouw
werk evenwel als een zeldzaam staal
van schoonheid. Overal waar men loopt
treft men de opgezette herten, lepe
laars, ooievaars, panters en andere in
de dood verstarde vertegenwoordigers
van het dierenrijk aan.
Zubtel no.. 13
eeuw. Deze monnik, Hsuan-Chang, is
een zeer beroemd man geworden en
daarom treffen we hem in de Tijger-
balsemlvin ook meermalen aan.
Een even populaire figuur is „zuster
nr. 13", die voorkomt in het Chinese
sprookje: „The Wicked Monk". Zuster
nr. 13 had de rol van de wrékende ge
rechtigheid. In één der grotten zien wé
haar een zondige, immorele monnik
met een pijl van het leven beroven.
9n de Hiei
Ook maken we
kennis met de
Chinese hel,
waar het warm
pjes toegaat.
Een zondaar
wordt in één
der grotten op
de rug van een
tijger in twee
stukken gehakt.
Elders zien we
een zondaar een
bewerking met
naalden in de
voetzolen on
dergaan. Er zijn
echter ook voor
stellingen die
met een waar
de
de
meesterschap, dat echter alleen
door Chinezen ten volle kan wor
den gewaardeerd, zijn vervaar
digd. Er zijn een schitterende Boed
dha, een groot aantal godinnen en
goden en andere Chinese helden
figuren.
Men aarzelt lichtelijk als men voor
de grotten komt waarin allerduidelijk-
In een reeks van kunstmatige grotten worden scènes uit de Chinese hel
afgebeeld. Een zondaar wordt door twee knechten van Satan doormidden
gehakt.
Een buitengewoon zuiver gesneden Boeddha lacht de be-
zoekers van de Tijgerbalsemtuin mild toe. I
ste slaapkamertonelen te zien zijn. Dg
Chinese pa's en ma's, die hun kroost
naar de Tiger Balm Garden begeleiden,
zulks in het kader van de algemene
ontwikkeling van de jeugd, zullen
moeite hebben om te bewijzen, dat de
personages in hun compromitterende
houdingen, goden en godinnen moesten
voorstellen
Een andere expositieplaats is nog de
bodem van het zwembassin, dat elders
in de tuin ligt. Vroeger kon iedereen
voor vijftig cent vam het zwembad ge
bruik maken, doch sedert de oorlog is
het onbruikbaar geworden. Veel men
sen vinden dat allerminst jammer, want
nu heeft men een prachtige kijk op de
zeemeerminnen en dolfijnen, die op de
bodem van het bassin staan.
£euxniuf.e^
r\E „vriendelijke" kant van Aw Boon
Haw blijkt wel heel duidelijk uit
het feit. dat hij bij de ingang van zijn
openlucht-panopticum geen entreegeld
heft. Vooral van een Chinees, wir-n hel
zakendoen in het bloed zit. is dit op
zijn zachtst uitgedrukt, vreemd. De
fabelachtig rijke Aw Boon Haw bedoelt
met zijn tuin enkel en alleen zijn
medemensen iets te leren kennen van
de Chinese Oudheid.
Aw Boon Haw, die om zijn verdien
sten vcor Singapore „The Order of
Empire" kreeg toegekend, heeft een ge
weldige geestdrift voor zijn levens
werk: de tijgerbalsemtuin. Jarenlang
ging hij iedere ochtend een uurtje
kijken bij de arbeiders die met de aan
leg van zijn tuin bezig waren.
't Interieur van Aw Boon Haws reuzen
huis, dat sterk domineert in de „Tijger
balsemtuin" is zo mogelijk nog meer
doortrokken van de Chinese sfeer dan
de tuin zelf. Aw Boon Haw heeft een
zeldzame verzameling gramofoonplaten,
die vrijwel de gehele dag in gebruik is.
Het zijn begrijpelijkerwijs voornamelijk
opnamen van Chinese orkesten, zanger
essen en zangers uit het Hemelse Rijk,
die door de rijke eigenaar van Tiger
Balm Garden en de zijnen beluisterd
worden.
Aw Boon Haw kan tevens beschouwd
worden als .ééij der. krantenkoningen
van het Oosten. Hij bezit op Malakka
twee grote krantên, een aantal in China,
in Indo China enz. Hij kocht deze kran
ten indertijd als geldbelegging, doch ze
brachten hem op den duur een veel
voud op van haar aankoopsom.
NA de barre nacht van onweer en hagelstormen, die wij
doorbrachten in „Peter's hut", traden we 's ochtends,
nog vóór de zon was opgekomen, naar buiten. De atmos
feer bleek schoongeveegd en een koude droge wind had alles
doen verstijven. Onze eerste kennismaking met de kou, die,
als men maar hoog genoeg gaat, zelfs in de tropen heersen kan.
Overal om ons heen een onafzienbare, hard bevroren steen
massa, met witte plekken van de 's nachts opgehoopte hagel.
Het bleek glashelder te zijn zodat we, in de verte, hoog boven
het golvende land uit, de machtige sneeuwtoppen van de
Mawenzi en de Kibo zagen. Een onvergetelijk schouwspel, dat
echter te spoedig reeds verloren ging in zware mist en wolken
die door een harde wind over alles werden heengeblazen,
ker te houden. Dat was wel eens
moeilijk, want de steil omhoog
gaande laatste hellingen van de
Mawenzi, waar wij nu reeds méér
dan een volle dag op aan gingen,
nog hoger. De volgende berghut Tag waren dan eindelijk wel wat nader
namelijk nabij de sneeuwgrens en daar
A een stevig ontbijt werd de bagage
opgepakt. Slechts een gedeelte er
van zouden we meenemen naar
gekomen, doch daarom nog niet
minder ongenaakbaar cn onver
biddelijk.
Toch behoefden we die Mawenzi
slechts tot omstreeks 5000 meter hoogte
te bestijgen om dan. scherp afslaande
naar het westen, het laatste traject vóór
ons te hebben.
KONING DER BERGEN
TEGEN de middag waren we op dat
punt aangekomen. Terwijl we er la
gen uit te rusten tussen de rotsblok
ken, brakèn de ons omringende wolken
en kregen we een kort ogenblik de ge
legenheid om in de verte ons eigenlijke
doel te zien. Een eindeloos lijkende val
lei lag aan onze voeten en daarachter
rees de Koning der Afrikaanse bergen
op en duwde zijn machtige ijskap hoog
naar de hemel. We vergaten de berg
ziekte er door en hesen ons op aan on
ze bergstokken om vol goede moed te
gaan afdalen in de kale woestenij on
der ons.
Enkele minuten later zaten we alweer
in een dichte mist, terwijl een harde,
kille wind trachtte deze door onze kle
ding heen te blazen. Hoewel we weer
afdaalden tot omstreeks 4800 meter,
kreeg de bergziekte ons nu pas góed te
pakken. Merkwaardigerwijze dezelfde
soort van symptomen veroorzakend als
de zeeziekte.
Na een kilometer of wat werd dit al
les nog aangevuld met dichte sneeuw
jachten en wij moeten erkennen dat het
ons soms droef te moede was!
Zó sjokten we voort door een
omgeving, die voor zover we gele
genheid kregen om rond te zien,
geen betere naam verdiende dan
die van koude steenwoestijn. Geen
plant, zelfs geen mos groeide er.
Niets dan brokstukken rots, wild
uitgestrooid over een bodem van
met een steeds dikker laag jacht
sneeuw overdekt grof zand.
Tegen een uur of vier ging Daoedi ons
moed inspreken: „Sasa njoemba hapa-
na mbali": de hut is nu niet zó ver
meer.
Een paar kilometers nog en we zou
den er zijn.
De kok en twee dragers gingen voor
uit om alvast een vuur te maken en wij
volgden in een langzamer tempo, ons
in onze poolkledij schrap zettend tegen
de koude wind.
Die laatste paar kilometers zullen ons
heugen! Telkens weer waren we vol
slagen uitgeput en moesten we gaan
zitten en zelfs gaan liggen in de sneeuw
om weer krachten op te doen voor het
volgende stuk. Eindelijk zelfs kreeg de
hoogte ons zó te pakken, dat we na en
kele stappen reeds niet verder konden
en onherroepelijk moesten rusten alvo
rens de volgende paar stappen te kun
nen doen.
DE Evangeliën van het Nieuwe
Testament bevatten gedeelten,
die dikwijls woordelijk hetzelfde
luiden. Des te meer valt het dan
op als bij woordelijk dezelfde gedeel
ten één der Evangeliën soms een toe
voeging heeft, die men in het anders
Evangelie tevergeefs zal zoeken.
Zo'n toevoeging vindt ge in Lucas
637. Woordelijk dezelfde stof als in
Mattheus 5; maar dan ineens de toe
voeging: „laat los en gij zult losgelaten
worden."
Het gehele tekstverband doet ons,
als wij vragen wat hiermee precies
bedoeld is, de volgende verklaring
aan de hand. Indien iemand bij u in
de schuld is geraakt en gij dus recht hebt
om van hem terug te eisen, desnoods
met de sterke arm, desnoods zelfs door
hem als slaaf te doen verkopen doe
dat dan niet! Maar bedenkt hoe groot
de barmhartigheid is van uw hemelse
Vader en weest daarom barmhartig
voor uw medemens. Laat los en gij
zult losgelaten worden.
Zo wordt het ons ook gezegd in de
gelijkenis van de onbarmhartige
dienstknecht (Mattheus 18). De godde
lijke schuldvergeving is voor een dls-
cioel van Jezus Christus de norm, die
zijn eigen handelen tegenover de me
demens bepaalt. Hij, die goed is zelfs
jegens de ondankbaren en bozen,
vraagt door Jezus Christus eenzelfde
houding van ons.
Laat los! Laat de mens los, die bij
u in de schuld staat, opdat God ook
u niet bij uw schuld zal houden, maar
u zal loslaten, zodat ge weer als een
vrij mens door het leven kunt gaan.
Wij mogen, dunkt mij, dit woord
evenwel nog in ruimer verband horen
ook dan als een vermaning omtrent
onze verhouding tot de medemens en
zijn eventuele schuld aan ons. Wij
moeten in het leven telkens opnieuw
leren om los te laten.
Wij moeten leren en hoe moeilijk
valt het dikwijls! om onze kinderen
los te laten; zé te zien als zelfstandige
mensen, die hun eigen weg moeten
vinden, die misschien niet onze weg
is. Dat is geen gebrek aan liefde! Neen,
daarvoor doet het onszelf misschien te
veel pijn.
De Vader uit de gelijkenis van de
verloren zoon keerde hem niet zijn
erfenis uit omdat het Hem koud liet
wat zijn zoon daarmee ging doen. Maar
hij liet hem los, opdat de zoon eens
vrijwillig terug zou keren, In alle
opvoeding komt dat pijnlijke moment
van het loslaten van onze kinderen.
Wij moeten leren onze zorgen en
angsten los te laten. Makkelijker ge
zegd dan gedaan! Als u mijn zorgen
eens kendeJa, maar als wij niet
ons best doen onze zorgen los te laten,
dan laten ze ons niet meer los, dan
geraken wij er onder.
Laat los uw getob, uw gepieker, al
die dingen, waar ge geen raad mee
weet en die u tot in de slaap blijven
kwellen. Er is zoveel immers waarmee
wij geen raad weten: in ons werk, in
ons gezin, in ons eigen hart. Wat moet
ik toch doen? Hoe speel ik het ooit
klaar? Laat los!
Gij wilt toch niet regeren,
als een die alles weet?
God blijft als Heer der heren
met 't hoogst gezag bekleed!
Gij moogt loslaten, want God kent
de oplossingen en God kent ook Zijn
tijd.
Laat los, omdat ge die dingen, waar
uit ge geen uitkomst ziet, moogt over
laten aan God.
Dan zult ge ook losgelaten worden!
Dan zal de drukkende last van u af
vallen; dan zal er stilte komen in uw
hart; dan zal er ontspanning komen;
dan zult ge „vrij" worden! Dan zal
alle krampachtigheid van u afvallen
en gij zult het moeilijke leven weer
aan kunnen.
Laat los en gij zult losgelaten wor
den! Want er is een barmhartig God,
aan Wie wij ons leven met alle schuld
en alle zorg en alle pijn in handen
mogen geven.
Mevrouw en kapitein-luitenant
ter zee Van Zadelhoff naderen de
trotse Mawenzi
HET meest penetrant voor
Westerse smaak is echter
geweldige reeks van kunst
matig aangelegde grotten en rot
sen, welke het gehele terrein bij
wijze van Chinese muur omgeven.
Een hellende weg leidt langs de
holen in dit rotsencomplex, waarin
Aw Boon Haw het summum van
de Chinese cultuur ten toon spreidt.
Elke grot is herschapen in een soort
miniatuur toneel, waar kunstig gesne
den poppen bepaalde taferelen uit de
Chinese mythologie uitbeelden. Met be
wonderenswaardige oprechtheid heeft
Aw Boon Haw de dikwijls bedenkelijke
scènes uit de over het algemeen zeer
originele godenverhalen van het oude
China doen voorstellen. Enkele nor
male voorstellingen zijn die van de
legendarische aap, die uit een steen
werd geboren en een Boedhistische
monnik bijstond en beschermde op
diens trip naar India, in de zevende
zou zelfs geen droog gras te vinden zijn
om een vuur te maken en ook geen wa
ter. Brandstof en drinkwater moesten
we daarom van Peters Hut af meedra
gen. Wassen was er niet meer bij!
En daarom lieten we drie zakKen met
bagage achter. Risico dat er iets van zou
worden gestolen liepen we niet.
Zwijgend gingen we op stap, de dra
gers nu ook met schoenen aan tegen de
koude. Wij blanken nog vervuld van het
machtige schouwspel dier verre sneeuw
toppen in de vroege ochtendlucht en te
vens wat onder de indruk van de som
bere onherbergzaamheid van al die
mistoverdekte rotsmassa's om ons heen.
Vaak tot over de enkels door natte
sneeuw trokken we moeizaam tegen de
zuidwestelijke hellingen van de Mawen
zi op, de spitse, met sneeuw bedekte
pieken steeds meer naderend.
De plantengroei hield op en er was
geen spoor van dierlijk leven.
BERGZIEKTE
NA enige uren zo te zijn voortgegaan,
deed zich bij ons beiden een onge
wone moeheid gevoelen. Schrijver
dezes had er het ergste mee te kampen:
het begin van de „bergziekte".
We sleepten ons vaak min of
meer voort en trachtten zo goed
mogelijk onze belangstelling wak-.
KIBO-HUT
MAAR toen zagen we in de schemer
tussen mist en sneeuwvlagen door
eindelijk het kleine plaatijzeren
hutje dat ons doel was: Kibo Hut, de
laatste pleisterplaats vóór de aanvang
van de eigenlijke laatste klim.
Tegen half zes kwamen we er aan,
in zulk een dichte mist, dat we van de
omgeving niets konden waarnemen.
Steil omhoog wisten we de berghelling
van de Kibo, maar we dachten slechts
aan één ding: rusten en slapen, om over
een uur of wat alweer in staat te zijn
om die helling te gaan beklimmen.
Onze kok Siarre ontving ons met een
brede grijns op zijn zwart maar sympa
thiek gelaat: hete citroenkwast had hy
voor ons klaargemaakt.
VOOR DE LAATSTE ETAPPE
IN een potkacheltje gloeide het restant
van de spaarzame takken, die van
Peters Hut af waren meegenomen.
Nauwelijks genoeg warmte gevend om
de ergste koude te verdrijven, die een
harde wind door de dichtgespijkerde
houten luiken binnendreef.
Ook in Kibo Hut lag weer een jour
naal, waarin onze voorgangers hun er
varingen hadden opgetekend. Een men
gelmoes van opwekkende èn van zeer
terneerdrukkende berichten!
We lazen hoe de klim naar „Gillmans
Point", de eerste top, de meesten vier
en méér uren had gekost en men dus
vóór twee uur des nachts vertrekken
moest om bij dagworden boven te zijn.
Wij lazen ook hoe velen het hadden
moeten opgeven wegens bergziekte en
oververmoeidheid en sneeuw.
Maar er waren er, die het hadden ge
haald en zelfs de hoogste top hadden
bereikt en dat prikkelde ons Hollandse
eergevoel.
Het zó spoedig er opnieuw op
uit moeten trekken, diep in de
nacht en bij felle koude, leek ons
echter voor mijn vrouw te zwaar
en daardoor levensgevaarlijk, zo
dat hoe teleurstellend dat ook was
na haar reeds geleverde prestatie,
besloten werd dat schrijver dezes
slechts tezamen met Daóedi zou
trachten de top te bereiken.
W. H. van Zadelhoff.