Zachte spinetmuziek en een experimentele stormwind Chaplins „Limelight" is geen wonderwerk Twee aspecten van de hedendaagse dichtkunst Te vroeg ontslapen dichter JO STAFFORD, DE STEM VAN AMERIKA Harry Kuyten en Corn. Koning: twee vergeten figuren HÉf W> H" Iéübmimm - '?y* /*/•- - Belangrijke bundels 'van Lucebert en Hans Lodeizen REALITEIT EN DROOM Hun werk bleef ien onrechte in de schaduw V - -V H m m mm. Igi i vJ&s Y JÖïïHfiffllllflIilllfltlllltHIfflllllliill Klci-nUk dei £ettei&n. WANNEER men bedenkt dat de dichtkunst te allen tijde verder verwijderd geweest is van de dagelijkse werkelijkheid van het leven dan de proza kunst, en tevens in aanmerking neemt dat poëzie altijd levendiger en sneller reageert op de tijdgeest dan proza, is het niet zo'n wonder dat in de laatste, in alle mogelijke opzichten revolutionnaire, eeuw en het sterkst r e bewogen afgelopen decennia de dichtkunst, vooral de lyrische, zich l iate heeft bevrijd van de traditie en de doodgewone, voor elkeen zichtbare wetnelijkheid, dat zij soms de indruk maakt, op drift geslagen te zijn (en dat ook wel eens is). „Toch ziet de dichter de voorwerpen niet anders dan de andere mensen" (de woorden zijn van de moderne Franse dichter Pierre Reverdy). „Hij zou niet door kunnen lopen op straat. Maar hij is degene die wanneer hij zich uit wil drukken (en dan van die dingen en voorwerpen gebruik maakt óm dat te doen), allerlei onverwachte en vreemde verwantschappen tussen hen ontdekt die hjj zelf voordien niet had kunnen vermoeden. Dat brengt hem er trouwens op een dag toe om alleen nog maar te schrijven met het doel die wondere verwant schappen te ontdekken. En dan wilt u eigenlijk maar liever dat hjj niet langer leeft'. DAN zijn we meteen aan de kern van het conflict tussen de dich ter en zijn publiek: men begrijpt elkaar wederzijds niet meer. De dich ter, gekwetst door gebrek aan weer klank, haalt de schouders op met het bekende gebaar van: publiek, ik ver acht u, en het publiek haalt de schou ders op en denkt: die vent is gek. Nu is die kloof ongeveer even oud als de dichtkunst zelf en dus welbekend en gevaarlijk noch verontrustend in de moderne tijd is hij hoogstens nog wat verbreed en verdiept maar het blijft betreurenswaard dat men zich zoveel schoonheid in het leven laat ontgaan door afwijzend te staan tegen over deze moderne dichtkunst. Overigens heeft de moderne poëzie in alle landen haast evenveel facetten als er dichters zijn, en ook hebben lang niet allen volkomen met de tra ditie gebroken. De twee dichters voor wie we heden uw belangstelling vra gen behoren echter, hoe verschillend ze onderling ook zijn, zonder enige twijfel tot de „modernen", tot de „ex perimentelen" zelfs, als u wilt. Hans Lodeizen TOEN in 1950 de slechts 25 jaar pude Hans Lodeizen voor goed de ogen 'sloot, leed de jongste Nederlandse letterkunde een verlies dat slechts wei nigen beseft hebben. De dichter heeft zelf nog zijn bundel „Het Innerlijk Be hang" kunnen verzorgen, hem zien verschijnen en zich kunnen verheugen in de waardering voor dit werk van de mensen die hij achtte. Hoewel de bedoelde bundel een keuze was (en een met superieur overleg gemaakte keuze) uit zijn beste gedichten, bevat te zijn litteraire nalatenschap nog zo veel mooie gedichten dat ook hieruit, en wel door J. C. Bloem, J. Greshoff en A. Morriën, weer een keuze werd gemaakt, die, tezamen met een her druk van het complete „Innerlijke Be hang" door Van Oorschot keurig ver zorgd werd uitgegeven. Een portret en een bladzij handschift van de dichter verluchten de tekst. Hans Lodeizen was één van de wei nige moderne Nederlandse dichters die een zuiver evenwicht gevonden hadden en wier experimenteren kunnen was geworden. Luister naar dit jongens achtige, zuivere vers: Ben ik nu werkelijk zo slecht als tnijn vader zegt....? wanneer ik naar muziek luister stroomt er van mijn schouders een beek Ischaterend door het maanlicht „Wat jij me al niet in mijn leven hebt aangedaan kan ik niet vergeten". De woorden die hij zegt zinken als rstenen in ae dunne blauwe avond Waar de wind uit de berkebomen glijdt en het terras als een wijnglas vult. Soms luwt hoop even als een fakkel die de ruisende schemering dooft De zee, matrozen en kapteins, dro men en geliefde vrienden en voora) zijn ziekte en nabije, onafwendbare dood. zij zijn de telkens terugkerende beelden en onderwerpen van deze prachtige, bijna steeds^ in mineur ge houden poëzie, die hij zelf onverbe terlijk getekend heeft als „zachte spi netmuziek uit een tuinhuisje komend, hangend aan spinnewebben op een Zondagmorgen met êen prinses": Ik wou dat ik je ergens vinden kon de nacht is uitgegaan als een kaars de wind heeft haar uitgeblazen waar komt de muziek vandaan? de wereld heeft haar versierselen rafgedaan er is een kaal huis. red mij, kom; ik wil niet alleen zijn. Maar ik weet dat je nergens bent alleen zal ik leven alleen doodgaan. Men kan geen uitbundige vrolijk heid en geen ijzeren kracht verwach ten van een ten dode opgeschrevene. die het leven liefhad en zo teder wist te bezingen als met de haperende zach te stem van een lentevogel die zich opeens in 'n ontbladerende herfst ziet geplaatst en die in zijn lied al zijn weemoed om de vermoede maar over geslagen zomer uitzingt. Hans Lodeizen is al twee jaar uit ons midden verdwenen. Maar zijn stem is onvergetelijk voor wie hem eens hoorde en zijn plaats in de voorste rang van onze moderne dichters onbe twistbaar. Luister ten slotte nog naar dit gedicht: dit lewen zachtjes ken ik het zachtjes loop ik eruit als een kind uit de zandbak ik stroom vol met vredige zoetigheid deze man goed kende ik hem ik liep steeds met hem mee zoals een kind langs het strand gaai de zee groet in langzame statigheid er zijn zoveel andere levens en zoveel andere mannen een jongen speelt op een fluitje in de avond met vredige zoetigheid dit leven zachtjes ken ik het ik loop steeds eruit zoals een kind uit het strand gaat vol zee stroomt in langzame statigheid Apocriefvan Lucebert EEN geheel andere klank heeft het forse, vitale werk van Lucebert wiens „Apocrief" en „De Analpha- betische Naam" in één lijvige bundel bij de Bezige Bij verschenen, eveneens keurig uitgegeven. Ook dit is een bun del, die iedere belangstellende in onze moderne poëzie stellig lezen moet. Bij Lucebert is het „experiment om eter wille van het experiment zelf" vaak voelbaar, wat zijn gedichten wel eens schaadt en ze in bepaalde gevallen alle poëtische karakter doet verliezen, zo dat ze zich enkel typografisch nog van proza onderscheiden. Daar tegenover staan vele meesterlijke verzen die als een versterkende storm door ons heen razen. Na het lezen van Lucebert blij ken soms heel wat heilige poëtische huisjes in ons hart voorgoed gekraakt en klinkt menig gaaf sonnetje als zijn kostelijke persiflage: Ik, Mij, Ik, Mij Mij, Ik, Mij, Ik, Ik, Ik, Mijn Mijn, Mijn, Ik, 1 óók al moet erkend dat Luceberts werk eveneens zeer persoonlijk bleef en dat daarin het „ik" niet naar het „wij" werd verschoven. Het is heel moeilijk, zo niet ondoen lijk, in een paar woorden de betekenis en de waarde van Luceberts werk dui delijk te maken. We eindigen met het cHeren van één var) zijn kortere ge dichten: (Voor prachtige langere ver zen is helaas geen plaats meer) EEN LIEFDE Op de drempel stond armenkruis je 1stem En ik proef in huis je tranen in een vaas staan Ik bleef en passant aan de andere 1kant van de straat Er groette mij een hand en ik las [dat het te laat was. Vroeger vonden wij tegen het glas een vliegmachine Maar lachten bij elke barst achter 1onze zachte kieuwen. Nu glijden wij gescheiden door azië [en europa En je zwijgen is van porcelijn en mijn [hijgen een hamer HANS WARREN. Hans Lodeizen: Gedichten, G. A. van Oorschot, Amsterdam. Lucebert: Apocrief, De Bezige Bij, Amsterdam. JO STAFFORD, die tot voor enkele jaren nog tot de trieste schare van begaafde, maar volslagen onbekende zangeresjes be hoorde, mag op het ogen blik met een gerust hart tot de meest populaire vertolk sters van het Amerikaanse volkslied gerekend worden. Deze populariteit heeft zij zeker niet in de laatste plaats te danken aan haar veelvuldig optreden voor de „Stem van Amerika" De populaire lady-crooner werd geboren in Californië op 12 November 1920. Haar muzikale talent dankt onze Jo waarschijnlijk aan haar moeder, die haar de oude volksliedjes uit Tennessee leerde. De vier zusjes had den allen grote belangstel ling voor muziek en Jo droomde zelfs van triomfen als coloratuursopraan. Zij trouwde met John Huddleston, doch dit huwe lijk werd na enige jaren ontbonden, waarna Jo in het huwelijk trad met Paul Weston, een der meest be kende Amerikaanse band leaders. Na korte tijd kreeg zij een contract van Tommy Dorsey, de beroemde trom bonist. die veel voor Jo ge daan heeft. Jo's ster rees gedurig en ha-ar grote kans kwam toen Mike Nidorf haar hoorde zingen. Nidorf, die op dat dan die van haar collega's, die dikwijls reeds na enkele „top hits" in het vergeet boek raakten, en dit moet voornamelijk worden toege schreven aan Jo's veelzijdig heid. In plaats van zich te bepalen tot een bepaald genre, hetgeen op den duur altijd funest blijkt, zocht zij het in een bonte afwisseling Een van de vijf populairsie lady-crooners der V 5 ogenblik nog als kapitein in van „liedjes", die varieer- he.t Amerikaanse leger dien de, werd in 1944 na zijn ont slag uit de militaire dienst haar manager. Evenals z0 vele anderen, bracht hij ook Jo in enkele maanden tijds op het eerste plan en nog vóór er een jaar verstreken was, behoorde zij tot de vijf populairste lady-crooners van Amerika. Haar roem bleek minder vergankelijk den van cowboy-songs tot ballades en kerkelijke ge zangen. Zijf die geregeld ha-ar recitals en radioprogram ma's beluisteren, beweren dat zij haar nog nooit een valse noot hebben horen zingen en dat er iets in haar stem is, dat vooral eenzame thuiszitters en trieste natu ren aanspreekt. Onder haar „fans" bevinden zich ver rassend veel frontsoldaten, vuurtorenwachters en de linquenten, allen mensen die de eenzaamheid gemeen hebben. De „Jo Stafford Show" wordt iedere week in Holly wood oP gramofoonplaten vastgelegd. Het aldus „in geblikte" programma wordt naar het bureau van „de Stem van Amerika" in New York verzonden, dat voor de uitzending ervan zorg draagt. Een van de meest bekende onderdelen van ha'ar programma's is een prijsvraag, waarbij de luis teraars verzocht worden een opstel in te zenden onder de titel: „Wat mij in Amerika het meest interesseert". De winnaars ontvangen een al bum met Jo Stafford-platen. Dat er ook in Nederland trouw naar de uitzendingen van de „Stem van Amerika" geluisterd wordt, bewijst wel het feit, dat reeds ver scheidene Nederlanders een dergelijk album gewonnen hebben. (Van onze redacteur beeldende kunsten) TWEE schilders, die men „ver geten figuren" zou willen noemen, worden op het ogenblik geëerd met een posthume tentoonstelling van hun werken in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Het is een eer, die zij ten volle waard zijn, meer zelfs dan menige andere, die in de laatste tijd de expositieruimten van het museum in beslag heeft kun nen nemen. Mis schien is het hard, om figuren als Harry Kuyten uit Groet en Cornelis Koning uit Zaan dijk „vergeten" te noemen een feit is, dat hun faam eigenlijk nooit ver der is doorgedron gen dan tot een be trekkelijk kleine kring van vrienden en bewonderaars. Hun werk is niet in den brede bekend geworden. Beide mannen, hoeveel moois zij ook heb ben geschapen, zijn in de schaduw blij ven staan. Zij zijn niet in het volle licht der nationale en internationale vermaardheid te recht gekomen, hoewel het niveau van hun schilderij en en tekeningen zulks zou hebben gewettigd. KUYTENS LAATSTE ZELFPORTRET 1JARRY KUYTEN had een nationale faam meer dan verdiend. Zijn werk appelleert door de manier, waarop het is geschilderd, aan bepaalde wezens trekken van ons volk. De neiging is groot, om het „zakelijk" te noemen; daardoor zou echter meer misverstand dan begrip worden gewekt. Men moet het namelijk allerminst zo verstaan, dat hij nuchter en gevoelloos zou zijn ge weest. Zijn werk verraadt integendeel een groot gevoel voor de waarde der kleine dingen. Hij heeft scherp geobser veerd en volkomen de betekenis van het detail gepeild. Daarvan getuigen zijn vaak prachtige tekeningen. Kuyten had voorts een groot kleur gevoel. Hij droomde niet, maar ging de materie met verf en penseel te lijf, in een verbeten pogen, haar naar zijn wil te vormen. Al betrekkelijk jong heeft hij geweten, waar zijn kracht lag- en wat hij aankon. Als dertigjarige reeds schilderde hij dat prachtige, haast mo numentale zelfportret met model. Het heeft nog wel niet de rijpheid van zijn VIETS is moeilijker dan over een kunstmanifestatie te schrijven, waarvan de roem al tot. ons is doorgedrongen. Het risico is groot, dat men zich in zijn oordeel laat leiden door wat elders werd opgemerkt. Indien ik mij daarvan niet zou weten los te maken, zou ik ongetwijfeld in mijn arse naal van superlatieven moeten duiken om enige aanteke ningen te maken bij de Chaplin-film Limelightdie Don derdag voor het eerst in ons land werd vertoond. Maar toen ik 2 uur en 23 minuten (of daaromtrent) naar deze film had gekeken, bleef ten slotte in de eerste plaats over een duidelijk gevoel van onbehagen: deze Chaplinade is helemaal niet zo groots als werd voorgesteld. Ik ben zelfs geneigd mij af te vragen waarom er ter zake van „Limelight „tant de bruit pour une ommelette" is gemaakt. Nu mag een omme. lette bijzonder smakelijk zijn, deze film van Chaplin is dat niet. Ik geloof dan ook, dat de gebeurtenissen rond de p er - soon van Chaplin, de beschuldigingen, die in Amerika tegen hem zijn uitgebracht in verband met het beruchte McCarthyaanse epitethon van on-amerikaanse activiteiten" het feit, dat men deze kleine man in Amerika liever ziet gaan dan komen, hebben meegewerkt hem een aureool te verschaffen, dat hem op grond van deze laatste film en tic zeg nadrukkelijk deze laatste film bepaald niet toekomt. TK heb Chaplin eens horen kwalifi ceren als de beste publiciteits- manager van zichzelf. De onbevoor oordeelde toeschouwer, die prijs stelt op een eigen mening, moet wel tot de overtuiging komen, dat Lime light zeker niet op filmische kwali teiten tot zulk een wonderwerk is geproclameerd. Integendeel, ik zou zonder moeite Chaplin-films kunnen noemen, die mij veel dieper gegrepen hebben dan het alledaagse verhaaltje van de oude clown, die de greep op zijn publiek verloren heeft en die de kans krijgt allerlei kwasi-filoso- fische levenswijsheden uit een ima ginair boekje „Hoe richt ik mijn le ven in" los te laten op een jonge danseres, wier leven in de knoop zit en die zich instantelijk bij een psy chiater had moeten melden. Dat zij dit niet deed, vond ik nogal dom. Een geluk voor haar, dat zij de clown Calvero ontmoette, die be schikte over een massa „common sence" en een tikje levenservaring. Deze Calvero had overigens heel wat moeite de vanwege psychische stoornissen geparalyseerde benen van de danseres weer normaal te laten functionneren, maar toen het eenmaal zover was, klom het meisje hoog op de artistieke ladder. En de clown viel (uiteraard vanwege de tegenstelling) steeds dieper en kwam bij een groepje straatmuzikanten te recht. Maar ziet, op een te zijner ere gegeven benefice-avond krijgt hij het publiek weer aan zijn zijde. Hij vergt teveel van zichzelf en sterft aan hartverlamming, nadat hij als laatste clowneske stunt van het to neel af in de grote trom is geduikeld. Laten v.ij vooral niet vergeten dat iedere goede clown een melancholicus is, een spotter met de menselijke waar digheid, die hij met alle mogelijke mid delen belachelijk maakt. Misschien zijn wij mensen ook wei ridicuul met ons gevoel van eigenwaarde, met onze conventies, onze alledaagse hebbelijkheden en vooral onhebbelijkheden. En het is zelfs wel goed, dat wij ons eens een lachspiegel voorhouden, opdat wij bemerken hoe volkomen idioot wij eruit zien, indien wij disproportie brengen in onze van nature rechte ledematen. Het kan uitermate in teressant zijn de therapie van de geestelijke lachspiegel toe te passen. Accoord, maar dan amuseren wij ons toch om andere dingen dan Chaplin ons in Limelight wil doen geloven. Om deze redenen is Limelight als geheel niet geslaagd. Chaplin heeft de kleinheid en onbelangrijkheid van de mens nog eens willen ver beelden, maar hij greep naar een taal, die hij niet meester was. Van daar ook, dat de dialogen niet slaag den. Ze waren niet alleen te lang, ze waren bovendien doorspekt met wijsheden, die o zo vriendelijk neer- CLAIRE BLOOM EN CHARLES CHAPLIN IN „LIMELIGHT" kwamen op het hoofd van een geestelijk-labiel wicht, dat bereid was alles te slikken en tenslotte na tuurlijk op weg aan deze oude clown haar ziel en zaligheid op te offeren. Deze en ik zeg weer met nadruk „deze" wijsheden kan ie der zich in een uur verwerven; zij hebben geen diepere betekenis, geen andere achtergrond dan die van te leurstelling om wat het leven soms de mens aandoet. Het is dunkt mij een teken des tijds, dat deze opmerkingen tot wijs heid werden verheven. Wij zullen er goed aan doen, dat te blijven be denken, opdat wij geen deel hebben aan deze Chaplin-Umwertung aller Werte. TS êr dan in deze film niets te waar- 1 deren? O, zeker; Chaplin's tech niek is ongelooflijk knap, zijn een voud is verbluffend; maar wij ge ven bijvoorbeeld het spel met de twee vlooien en het van Crock af gekeken muzikale nummer gaarne voor de prachtige laatste meters van Gold Rush, waar Chaplin de woes tijn inloopt, voor het spel met de wereldbol in de Dictator of de scène aan de lopende band van City Lights. Die zeggingskracht heeft Chaplin in Limelight nergens kunnen bereiken. En hij had toch alles mee: een prach tige rol van Claire Bloom, uitmun tende dansen van Eglevsky als Har lekijn en Melissa Haydn als Colum bine, voortreffelijke fotografie en een camerauitvoering, dfe een geheel eigen rol speelde. Chaplin's muziek deed mij eerlijk gezegd niets. Chaplin heeft in Limelight even als altijd zichzelf gespeeld. Is deze levensmoede clown werkelijk geen pose, dan zouden wij eigenlijk diep medelijden met hem moeten heb ben! H.M.K. latere zelfportretten en stillevens, maar toont toch reeds duidelijk, welk een sterke persoonlijkheid hier aan het wasrri'ff15- Het d0ek is bewonderens- g' eY®nz®er om wijze waarop au, hler.m het vlak zijn geplaatst vin' 11 mamer waarop de problemen va" de kleur zijn opgelost. De dingen zijn in het werk van Kuy ten volkomen picturaal gezien. Het gaat i-em om de onderlinge verhouding, om de spanning die kleur en vorm kunnen fnr<feJrei\u2 h^eft hii sterk sPrekende, ii jpfehdderde doeken gemaakt, die al dadelijk door hun realisme bij velen zullen aanspreken. In dit opzicht is hij een typische Nederlander. Maar ook die meer willen dan een uiterlijke gelijkenis, bevatten zij zeer veel moois. Het prachtige zelfportret met kop en schotel, dat hij enige maan den voor zijn dood schilderde, is als het ware de vervulling van vele beloften. Het zal wel tot het einde der tijden een raadsel blijven, waarom dit werk nooit de aandacht heeft gekregen die het verdiende. Misschien was de neiging van Kuyten, om zich in eigen omgeving op te sluiten, daarvan mede oorzaak. Up belangrijke tentoonstellngen is hij er nooit mee voor de dag gekomen, JJAT de schilderijen en tekeningen van Cornells Koning als een soort tegen hanger gelijktijdig en in dezelfde ruim ten van het museum worden tentoon gesteld, moge enigermate een toeval zijn, het is aan de andere kant evenzeer een gelukkige omstandigheid. Men zou het dunkt ons te scherp stellen, wanneer men deze twee schilders tegenvoeters noemde. Eerder kunnen zij als eikaars complement worden beschouwd. Kuy- tens krachtig realisme wordt door het merkwaardige, verdroomde werk van Koning als het ware versterkt en ver-1 diept en omgekeerd. Cornelis Koning moet een overgevoe lige, uiterst verfijnde geest zijn geweest Een grote mate van innerlijke verstil ling was een van zijn voornaamste ken merken. Hij kon zich volkomen in het kijken naar de dingen verliezen. „Als je lang naar de dingen ziet, gebeurt er vaak een wonder", placht hij te zeggen. Het is dat wonder, dat hij heeft willen weergeven. Hij zag naar de mensen, hun handelen en gebaren, hij zag naar de dingen en peilde er het wezen van. Ien slotte waren er dan niet meer die mensen, die deden en droomden er restte nog slechts de daad en de droom zelf. De uiterlijke schijn der dingen was weggevallen, er restte nog slechts wat hij als essentieel voelde. Zo maakte hij schilderijen en tekeningen met een zo ijle droomsfeer, dat men bij na zou aarzelen er naar te kijken. Het verschil in gebruikt materiaal in de wijze van zien en reageren zijn ze vol komen gelijk en gelijkwaardig. Het wekt weinig verbazing, dat hij geheel buiten de decoratieve kunst van deze tijd stond dat hij in feite buiten iedere stroming stond, al kon hij er ook nog zo veel in waarderen. Hij is volkomen zijn eigen weg gegaan, door slechts weinigen begrepen en ge waardeerd. Misschien is hij in dit geestelijk isole ment gelukkig geweest. Wij voor ohs hebben een rijk en gelukkig moment beleefd aan de kennismaking met dit werk een kennismaking, die mis schien meer dan ooit een binnendrin gen in een intimiteit is geweest, maar die ons de zekerheid heeft gegeven, dat hier Schoonheid van internationaal ni veau is geschapen. Zowel jegens Harry Kuyten als je" gens Cornelis Koning is daarom deze expositie een daad van eenvoudige rechtvaardigheid. VAN W.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 6