Zachte spinetmuziek en een
experimentele stormwind
Chaplins „Limelight" is geen wonderwerk
Twee aspecten van de hedendaagse dichtkunst
Te vroeg ontslapen
dichter
JO STAFFORD, DE STEM VAN AMERIKA
Harry Kuyten en Corn. Koning:
twee vergeten figuren
HÉf W> H"
Iéübmimm
- '?y* /*/•- -
Belangrijke bundels 'van Lucebert en
Hans Lodeizen
REALITEIT EN DROOM
Hun werk bleef ien onrechte in de schaduw
V
- -V H
m m mm. Igi
i vJ&s Y
JÖïïHfiffllllflIilllfltlllltHIfflllllliill
Klci-nUk dei
£ettei&n.
WANNEER men bedenkt dat de dichtkunst te allen tijde verder verwijderd
geweest is van de dagelijkse werkelijkheid van het leven dan de proza
kunst, en tevens in aanmerking neemt dat poëzie altijd levendiger en
sneller reageert op de tijdgeest dan proza, is het niet zo'n wonder dat
in de laatste, in alle mogelijke opzichten revolutionnaire, eeuw en het sterkst
r e bewogen afgelopen decennia de dichtkunst, vooral de lyrische, zich
l iate heeft bevrijd van de traditie en de doodgewone, voor elkeen zichtbare
wetnelijkheid, dat zij soms de indruk maakt, op drift geslagen te zijn (en dat ook
wel eens is). „Toch ziet de dichter de voorwerpen niet anders dan de andere
mensen" (de woorden zijn van de moderne Franse dichter Pierre Reverdy). „Hij
zou niet door kunnen lopen op straat. Maar hij is degene die wanneer hij zich
uit wil drukken (en dan van die dingen en voorwerpen gebruik maakt óm dat te
doen), allerlei onverwachte en vreemde verwantschappen tussen hen ontdekt die
hjj zelf voordien niet had kunnen vermoeden. Dat brengt hem er trouwens op
een dag toe om alleen nog maar te schrijven met het doel die wondere verwant
schappen te ontdekken. En dan wilt u eigenlijk maar liever dat hjj niet langer
leeft'.
DAN zijn we meteen aan de kern
van het conflict tussen de dich
ter en zijn publiek: men begrijpt
elkaar wederzijds niet meer. De dich
ter, gekwetst door gebrek aan weer
klank, haalt de schouders op met het
bekende gebaar van: publiek, ik ver
acht u, en het publiek haalt de schou
ders op en denkt: die vent is gek. Nu
is die kloof ongeveer even oud als de
dichtkunst zelf en dus welbekend en
gevaarlijk noch verontrustend in
de moderne tijd is hij hoogstens nog
wat verbreed en verdiept maar het
blijft betreurenswaard dat men zich
zoveel schoonheid in het leven laat
ontgaan door afwijzend te staan tegen
over deze moderne dichtkunst.
Overigens heeft de moderne poëzie
in alle landen haast evenveel facetten
als er dichters zijn, en ook hebben
lang niet allen volkomen met de tra
ditie gebroken. De twee dichters voor
wie we heden uw belangstelling vra
gen behoren echter, hoe verschillend
ze onderling ook zijn, zonder enige
twijfel tot de „modernen", tot de „ex
perimentelen" zelfs, als u wilt.
Hans Lodeizen
TOEN in 1950 de slechts 25 jaar pude
Hans Lodeizen voor goed de ogen
'sloot, leed de jongste Nederlandse
letterkunde een verlies dat slechts wei
nigen beseft hebben. De dichter heeft
zelf nog zijn bundel „Het Innerlijk Be
hang" kunnen verzorgen, hem zien
verschijnen en zich kunnen verheugen
in de waardering voor dit werk van
de mensen die hij achtte. Hoewel de
bedoelde bundel een keuze was (en
een met superieur overleg gemaakte
keuze) uit zijn beste gedichten, bevat
te zijn litteraire nalatenschap nog zo
veel mooie gedichten dat ook hieruit,
en wel door J. C. Bloem, J. Greshoff
en A. Morriën, weer een keuze werd
gemaakt, die, tezamen met een her
druk van het complete „Innerlijke Be
hang" door Van Oorschot keurig ver
zorgd werd uitgegeven. Een portret en
een bladzij handschift van de dichter
verluchten de tekst.
Hans Lodeizen was één van de wei
nige moderne Nederlandse dichters die
een zuiver evenwicht gevonden hadden
en wier experimenteren kunnen was
geworden. Luister naar dit jongens
achtige, zuivere vers:
Ben ik nu werkelijk zo slecht
als tnijn vader zegt....? wanneer
ik naar muziek luister stroomt er
van mijn schouders een beek
Ischaterend
door het maanlicht
„Wat jij me al niet in mijn leven
hebt aangedaan kan ik niet vergeten".
De woorden die hij zegt zinken als
rstenen
in ae dunne blauwe avond Waar
de wind uit de berkebomen glijdt
en het terras als een wijnglas vult.
Soms luwt hoop even als een fakkel
die de ruisende schemering dooft
De zee, matrozen en kapteins, dro
men en geliefde vrienden en voora)
zijn ziekte en nabije, onafwendbare
dood. zij zijn de telkens terugkerende
beelden en onderwerpen van deze
prachtige, bijna steeds^ in mineur ge
houden poëzie, die hij zelf onverbe
terlijk getekend heeft als „zachte spi
netmuziek uit een tuinhuisje komend,
hangend aan spinnewebben op een
Zondagmorgen met êen prinses":
Ik wou dat ik je ergens vinden kon
de nacht is uitgegaan als een kaars
de wind heeft haar uitgeblazen
waar komt de muziek vandaan?
de wereld heeft haar versierselen
rafgedaan
er is een kaal huis. red mij, kom;
ik wil niet alleen zijn.
Maar ik weet dat je nergens bent
alleen zal ik leven
alleen doodgaan.
Men kan geen uitbundige vrolijk
heid en geen ijzeren kracht verwach
ten van een ten dode opgeschrevene.
die het leven liefhad en zo teder wist
te bezingen als met de haperende zach
te stem van een lentevogel die zich
opeens in 'n ontbladerende herfst ziet
geplaatst en die in zijn lied al zijn
weemoed om de vermoede maar over
geslagen zomer uitzingt.
Hans Lodeizen is al twee jaar uit
ons midden verdwenen. Maar zijn stem
is onvergetelijk voor wie hem eens
hoorde en zijn plaats in de voorste
rang van onze moderne dichters onbe
twistbaar. Luister ten slotte nog naar
dit gedicht:
dit lewen zachtjes ken ik het
zachtjes loop ik eruit
als een kind uit de zandbak
ik stroom vol
met vredige zoetigheid
deze man goed kende ik hem
ik liep steeds met hem mee
zoals een kind langs het strand gaai
de zee groet
in langzame statigheid
er zijn zoveel andere levens
en zoveel andere mannen
een jongen speelt op een fluitje
in de avond
met vredige zoetigheid
dit leven zachtjes ken ik het
ik loop steeds eruit
zoals een kind uit het strand gaat
vol zee stroomt
in langzame statigheid
Apocriefvan
Lucebert
EEN geheel andere klank heeft het
forse, vitale werk van Lucebert
wiens „Apocrief" en „De Analpha-
betische Naam" in één lijvige bundel
bij de Bezige Bij verschenen, eveneens
keurig uitgegeven. Ook dit is een bun
del, die iedere belangstellende in onze
moderne poëzie stellig lezen moet. Bij
Lucebert is het „experiment om eter
wille van het experiment zelf" vaak
voelbaar, wat zijn gedichten wel eens
schaadt en ze in bepaalde gevallen alle
poëtische karakter doet verliezen, zo
dat ze zich enkel typografisch nog van
proza onderscheiden. Daar tegenover
staan vele meesterlijke verzen die als
een versterkende storm door ons heen
razen. Na het lezen van Lucebert blij
ken soms heel wat heilige poëtische
huisjes in ons hart voorgoed gekraakt
en klinkt menig gaaf sonnetje als zijn
kostelijke persiflage:
Ik, Mij, Ik, Mij Mij, Ik, Mij, Ik,
Ik, Ik, Mijn Mijn, Mijn, Ik,
1 óók al moet erkend dat Luceberts werk
eveneens zeer persoonlijk bleef en dat
daarin het „ik" niet naar het „wij"
werd verschoven.
Het is heel moeilijk, zo niet ondoen
lijk, in een paar woorden de betekenis
en de waarde van Luceberts werk dui
delijk te maken. We eindigen met het
cHeren van één var) zijn kortere ge
dichten: (Voor prachtige langere ver
zen is helaas geen plaats meer)
EEN LIEFDE
Op de drempel stond armenkruis je
1stem
En ik proef in huis je tranen in een
vaas staan
Ik bleef en passant aan de andere
1kant van de straat
Er groette mij een hand en ik las
[dat het te laat was.
Vroeger vonden wij tegen het glas
een vliegmachine
Maar lachten bij elke barst achter
1onze zachte kieuwen.
Nu glijden wij gescheiden door azië
[en europa
En je zwijgen is van porcelijn en mijn
[hijgen een hamer
HANS WARREN.
Hans Lodeizen: Gedichten, G. A. van
Oorschot, Amsterdam.
Lucebert: Apocrief, De Bezige Bij,
Amsterdam.
JO STAFFORD, die tot
voor enkele jaren nog
tot de trieste schare van
begaafde, maar volslagen
onbekende zangeresjes be
hoorde, mag op het ogen
blik met een gerust hart tot
de meest populaire vertolk
sters van het Amerikaanse
volkslied gerekend worden.
Deze populariteit heeft zij
zeker niet in de laatste
plaats te danken aan haar
veelvuldig optreden voor de
„Stem van Amerika"
De populaire lady-crooner
werd geboren in Californië
op 12 November 1920. Haar
muzikale talent dankt onze
Jo waarschijnlijk aan haar
moeder, die haar de oude
volksliedjes uit Tennessee
leerde. De vier zusjes had
den allen grote belangstel
ling voor muziek en Jo
droomde zelfs van triomfen
als coloratuursopraan.
Zij trouwde met John
Huddleston, doch dit huwe
lijk werd na enige jaren
ontbonden, waarna Jo in
het huwelijk trad met Paul
Weston, een der meest be
kende Amerikaanse band
leaders. Na korte tijd kreeg
zij een contract van Tommy
Dorsey, de beroemde trom
bonist. die veel voor Jo ge
daan heeft.
Jo's ster rees gedurig en
ha-ar grote kans kwam toen
Mike Nidorf haar hoorde
zingen. Nidorf, die op dat
dan die van haar collega's,
die dikwijls reeds na enkele
„top hits" in het vergeet
boek raakten, en dit moet
voornamelijk worden toege
schreven aan Jo's veelzijdig
heid. In plaats van zich te
bepalen tot een bepaald
genre, hetgeen op den duur
altijd funest blijkt, zocht zij
het in een bonte afwisseling
Een van de vijf populairsie
lady-crooners der V 5
ogenblik nog als kapitein in van „liedjes", die varieer-
he.t Amerikaanse leger dien
de, werd in 1944 na zijn ont
slag uit de militaire dienst
haar manager. Evenals z0
vele anderen, bracht hij ook
Jo in enkele maanden tijds
op het eerste plan en nog
vóór er een jaar verstreken
was, behoorde zij tot de vijf
populairste lady-crooners
van Amerika. Haar roem
bleek minder vergankelijk
den van cowboy-songs tot
ballades en kerkelijke ge
zangen.
Zijf die geregeld ha-ar
recitals en radioprogram
ma's beluisteren, beweren
dat zij haar nog nooit een
valse noot hebben horen
zingen en dat er iets in haar
stem is, dat vooral eenzame
thuiszitters en trieste natu
ren aanspreekt. Onder haar
„fans" bevinden zich ver
rassend veel frontsoldaten,
vuurtorenwachters en de
linquenten, allen mensen
die de eenzaamheid gemeen
hebben.
De „Jo Stafford Show"
wordt iedere week in Holly
wood oP gramofoonplaten
vastgelegd. Het aldus „in
geblikte" programma wordt
naar het bureau van „de
Stem van Amerika" in New
York verzonden, dat voor de
uitzending ervan zorg
draagt. Een van de meest
bekende onderdelen van
ha'ar programma's is een
prijsvraag, waarbij de luis
teraars verzocht worden een
opstel in te zenden onder de
titel: „Wat mij in Amerika
het meest interesseert". De
winnaars ontvangen een al
bum met Jo Stafford-platen.
Dat er ook in Nederland
trouw naar de uitzendingen
van de „Stem van Amerika"
geluisterd wordt, bewijst
wel het feit, dat reeds ver
scheidene Nederlanders een
dergelijk album gewonnen
hebben.
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
TWEE schilders,
die men „ver
geten figuren" zou
willen noemen,
worden op het
ogenblik geëerd
met een posthume
tentoonstelling van
hun werken in het
Stedelijk Museum
in Amsterdam. Het
is een eer, die zij
ten volle waard
zijn, meer zelfs dan
menige andere, die
in de laatste tijd
de expositieruimten
van het museum in
beslag heeft kun
nen nemen. Mis
schien is het hard,
om figuren als
Harry Kuyten uit
Groet en Cornelis
Koning uit Zaan
dijk „vergeten" te
noemen een feit
is, dat hun faam
eigenlijk nooit ver
der is doorgedron
gen dan tot een be
trekkelijk kleine
kring van vrienden
en bewonderaars.
Hun werk is niet in
den brede bekend
geworden. Beide
mannen, hoeveel
moois zij ook heb
ben geschapen, zijn
in de schaduw blij
ven staan. Zij zijn
niet in het volle
licht der nationale
en internationale
vermaardheid te
recht gekomen,
hoewel het niveau
van hun schilderij
en en tekeningen
zulks zou hebben
gewettigd.
KUYTENS LAATSTE ZELFPORTRET
1JARRY KUYTEN had een nationale
faam meer dan verdiend. Zijn werk
appelleert door de manier, waarop het
is geschilderd, aan bepaalde wezens
trekken van ons volk. De neiging is
groot, om het „zakelijk" te noemen;
daardoor zou echter meer misverstand
dan begrip worden gewekt. Men moet
het namelijk allerminst zo verstaan, dat
hij nuchter en gevoelloos zou zijn ge
weest. Zijn werk verraadt integendeel
een groot gevoel voor de waarde der
kleine dingen. Hij heeft scherp geobser
veerd en volkomen de betekenis van
het detail gepeild. Daarvan getuigen
zijn vaak prachtige tekeningen.
Kuyten had voorts een groot kleur
gevoel. Hij droomde niet, maar ging de
materie met verf en penseel te lijf, in
een verbeten pogen, haar naar zijn wil
te vormen. Al betrekkelijk jong heeft
hij geweten, waar zijn kracht lag- en
wat hij aankon. Als dertigjarige reeds
schilderde hij dat prachtige, haast mo
numentale zelfportret met model. Het
heeft nog wel niet de rijpheid van zijn
VIETS is moeilijker dan over een kunstmanifestatie te
schrijven, waarvan de roem al tot. ons is doorgedrongen.
Het risico is groot, dat men zich in zijn oordeel laat leiden
door wat elders werd opgemerkt. Indien ik mij daarvan niet
zou weten los te maken, zou ik ongetwijfeld in mijn arse
naal van superlatieven moeten duiken om enige aanteke
ningen te maken bij de Chaplin-film Limelightdie Don
derdag voor het eerst in ons land werd vertoond. Maar toen
ik 2 uur en 23 minuten (of daaromtrent) naar deze film
had gekeken, bleef ten slotte in de eerste plaats over een
duidelijk gevoel van onbehagen: deze Chaplinade is helemaal
niet zo groots als werd voorgesteld. Ik ben zelfs geneigd mij
af te vragen waarom er ter zake van „Limelight „tant de
bruit pour une ommelette" is gemaakt. Nu mag een omme.
lette bijzonder smakelijk zijn, deze film van Chaplin is dat
niet. Ik geloof dan ook, dat de gebeurtenissen rond de p er -
soon van Chaplin, de beschuldigingen, die in Amerika
tegen hem zijn uitgebracht in verband met het beruchte
McCarthyaanse epitethon van on-amerikaanse activiteiten"
het feit, dat men deze kleine man in Amerika liever ziet
gaan dan komen, hebben meegewerkt hem een aureool te
verschaffen, dat hem op grond van deze laatste film en tic
zeg nadrukkelijk deze laatste film bepaald niet toekomt.
TK heb Chaplin eens horen kwalifi
ceren als de beste publiciteits-
manager van zichzelf. De onbevoor
oordeelde toeschouwer, die prijs
stelt op een eigen mening, moet wel
tot de overtuiging komen, dat Lime
light zeker niet op filmische kwali
teiten tot zulk een wonderwerk is
geproclameerd. Integendeel, ik zou
zonder moeite Chaplin-films kunnen
noemen, die mij veel dieper gegrepen
hebben dan het alledaagse verhaaltje
van de oude clown, die de greep
op zijn publiek verloren heeft en die
de kans krijgt allerlei kwasi-filoso-
fische levenswijsheden uit een ima
ginair boekje „Hoe richt ik mijn le
ven in" los te laten op een jonge
danseres, wier leven in de knoop zit
en die zich instantelijk bij een psy
chiater had moeten melden. Dat zij
dit niet deed, vond ik nogal dom.
Een geluk voor haar, dat zij de
clown Calvero ontmoette, die be
schikte over een massa „common
sence" en een tikje levenservaring.
Deze Calvero had overigens heel
wat moeite de vanwege psychische
stoornissen geparalyseerde benen
van de danseres weer normaal te
laten functionneren, maar toen het
eenmaal zover was, klom het meisje
hoog op de artistieke ladder. En de
clown viel (uiteraard vanwege de
tegenstelling) steeds dieper en kwam
bij een groepje straatmuzikanten te
recht. Maar ziet, op een te zijner ere
gegeven benefice-avond krijgt hij
het publiek weer aan zijn zijde. Hij
vergt teveel van zichzelf en sterft
aan hartverlamming, nadat hij als
laatste clowneske stunt van het to
neel af in de grote
trom is geduikeld.
Laten v.ij vooral
niet vergeten dat
iedere goede clown
een melancholicus
is, een spotter met
de menselijke waar
digheid, die hij met
alle mogelijke mid
delen belachelijk
maakt. Misschien
zijn wij mensen ook
wei ridicuul met
ons gevoel van
eigenwaarde, met
onze conventies,
onze alledaagse hebbelijkheden en
vooral onhebbelijkheden. En het is
zelfs wel goed, dat wij ons eens een
lachspiegel voorhouden, opdat wij
bemerken hoe volkomen idioot wij
eruit zien, indien wij disproportie
brengen in onze van nature rechte
ledematen. Het kan uitermate in
teressant zijn de therapie van de
geestelijke lachspiegel toe te passen.
Accoord, maar dan amuseren wij
ons toch om andere dingen dan
Chaplin ons in Limelight wil doen
geloven.
Om deze redenen is Limelight als
geheel niet geslaagd. Chaplin heeft
de kleinheid en onbelangrijkheid
van de mens nog eens willen ver
beelden, maar hij greep naar een
taal, die hij niet meester was. Van
daar ook, dat de dialogen niet slaag
den. Ze waren niet alleen te lang, ze
waren bovendien doorspekt met
wijsheden, die o zo vriendelijk neer-
CLAIRE BLOOM EN CHARLES CHAPLIN IN „LIMELIGHT"
kwamen op het hoofd van een
geestelijk-labiel wicht, dat bereid
was alles te slikken en tenslotte na
tuurlijk op weg aan deze oude
clown haar ziel en zaligheid op te
offeren. Deze en ik zeg weer met
nadruk „deze" wijsheden kan ie
der zich in een uur verwerven; zij
hebben geen diepere betekenis, geen
andere achtergrond dan die van te
leurstelling om wat het leven soms
de mens aandoet.
Het is dunkt mij een teken des
tijds, dat deze opmerkingen tot wijs
heid werden verheven. Wij zullen er
goed aan doen, dat te blijven be
denken, opdat wij geen deel hebben
aan deze Chaplin-Umwertung aller
Werte.
TS êr dan in deze film niets te waar-
1 deren? O, zeker; Chaplin's tech
niek is ongelooflijk knap, zijn een
voud is verbluffend; maar wij ge
ven bijvoorbeeld het spel met de
twee vlooien en het van Crock af
gekeken muzikale nummer gaarne
voor de prachtige laatste meters van
Gold Rush, waar Chaplin de woes
tijn inloopt, voor het spel met de
wereldbol in de Dictator of de scène
aan de lopende band van City Lights.
Die zeggingskracht heeft Chaplin in
Limelight nergens kunnen bereiken.
En hij had toch alles mee: een prach
tige rol van Claire Bloom, uitmun
tende dansen van Eglevsky als Har
lekijn en Melissa Haydn als Colum
bine, voortreffelijke fotografie en
een camerauitvoering, dfe een geheel
eigen rol speelde. Chaplin's muziek
deed mij eerlijk gezegd niets.
Chaplin heeft in Limelight even
als altijd zichzelf gespeeld. Is deze
levensmoede clown werkelijk geen
pose, dan zouden wij eigenlijk diep
medelijden met hem moeten heb
ben! H.M.K.
latere zelfportretten en stillevens, maar
toont toch reeds duidelijk, welk een
sterke persoonlijkheid hier aan het
wasrri'ff15- Het d0ek is bewonderens-
g' eY®nz®er om wijze waarop
au, hler.m het vlak zijn geplaatst
vin' 11 mamer waarop de problemen
va" de kleur zijn opgelost.
De dingen zijn in het werk van Kuy
ten volkomen picturaal gezien. Het gaat
i-em om de onderlinge verhouding, om
de spanning die kleur en vorm kunnen
fnr<feJrei\u2 h^eft hii sterk sPrekende,
ii jpfehdderde doeken gemaakt, die
al dadelijk door hun realisme bij velen
zullen aanspreken. In dit opzicht is hij
een typische Nederlander. Maar ook
die meer willen dan een
uiterlijke gelijkenis, bevatten zij zeer
veel moois. Het prachtige zelfportret
met kop en schotel, dat hij enige maan
den voor zijn dood schilderde, is als het
ware de vervulling van vele beloften.
Het zal wel tot het einde der tijden
een raadsel blijven, waarom dit werk
nooit de aandacht heeft gekregen die
het verdiende. Misschien was de neiging
van Kuyten, om zich in eigen omgeving
op te sluiten, daarvan mede oorzaak.
Up belangrijke tentoonstellngen is hij
er nooit mee voor de dag gekomen,
JJAT de schilderijen en tekeningen van
Cornells Koning als een soort tegen
hanger gelijktijdig en in dezelfde ruim
ten van het museum worden tentoon
gesteld, moge enigermate een toeval zijn,
het is aan de andere kant evenzeer een
gelukkige omstandigheid. Men zou het
dunkt ons te scherp stellen, wanneer
men deze twee schilders tegenvoeters
noemde. Eerder kunnen zij als eikaars
complement worden beschouwd. Kuy-
tens krachtig realisme wordt door het
merkwaardige, verdroomde werk van
Koning als het ware versterkt en ver-1
diept en omgekeerd.
Cornelis Koning moet een overgevoe
lige, uiterst verfijnde geest zijn geweest
Een grote mate van innerlijke verstil
ling was een van zijn voornaamste ken
merken. Hij kon zich volkomen in het
kijken naar de dingen verliezen. „Als
je lang naar de dingen ziet, gebeurt er
vaak een wonder", placht hij te zeggen.
Het is dat wonder, dat hij heeft willen
weergeven. Hij zag naar de mensen,
hun handelen en gebaren, hij zag naar
de dingen en peilde er het wezen van.
Ien slotte waren er dan niet meer die
mensen, die deden en droomden er
restte nog slechts de daad en de droom
zelf. De uiterlijke schijn der dingen
was weggevallen, er restte nog slechts
wat hij als essentieel voelde. Zo
maakte hij schilderijen en tekeningen
met een zo ijle droomsfeer, dat men bij
na zou aarzelen er naar te kijken. Het
verschil in gebruikt materiaal in de
wijze van zien en reageren zijn ze vol
komen gelijk en gelijkwaardig.
Het wekt weinig verbazing, dat hij
geheel buiten de decoratieve kunst
van deze tijd stond dat hij in feite
buiten iedere stroming stond, al kon
hij er ook nog zo veel in waarderen.
Hij is volkomen zijn eigen weg gegaan,
door slechts weinigen begrepen en ge
waardeerd.
Misschien is hij in dit geestelijk isole
ment gelukkig geweest. Wij voor ohs
hebben een rijk en gelukkig moment
beleefd aan de kennismaking met dit
werk een kennismaking, die mis
schien meer dan ooit een binnendrin
gen in een intimiteit is geweest, maar
die ons de zekerheid heeft gegeven, dat
hier Schoonheid van internationaal ni
veau is geschapen.
Zowel jegens Harry Kuyten als je"
gens Cornelis Koning is daarom deze
expositie een daad van eenvoudige
rechtvaardigheid. VAN W.