HET CHRISTUSGELAAT IN DE SCHILDERKUNST Worsteling om van eeuwig d e en uitbeelding eindig Kerstgedachten KERSTNUMMER Woensdag 24 December 1952 Twee siromingen DOOR Dr. R. Miedema Het zijn de kunstenaars geweest, die krachtens de hun geschonken talenten, in staat zijn geweest deze zielebeelden van de mensheid visueel tot uitdruk king te brengen door hun kunst. Want duidelijker en dieper dan enige theo logische of kunsthistorische studie of verhandeling brengt het kunstwerk de zielegesteldheid, de vroomheid, de eigenlijke inhoud van het geloofsleven aan het licht. Dat niettemin herhaaldelijk van de zijde van theologen de strijd is aange bonden tegen de kunst, in het bijzonder tegen de kunst die zich met de gods- vTeGferf Christus heeft geleefd en geleden heeft de mensheid zich n et alleen bezig gehouden met de inhoud van zijn prediking, met het verhaal van zijn leven en sterven en met de vraag in welke verhouding zijn leven en prediking staan tot de Schepper, die hij zelf zijn Vader noemde, doch ook met de vraag aan welke voorstelling zijn gestalte visueel het best en het zuiverst beantwoordt. Dit is niet alleen en in de eerste plaats een vraag van menselijke nieuwsgierigheid, maar bovenal een vraag uit de diepste diepten van de ziel en van het verstand naar de menselijke gestalte als de duidelijke, zichtbare omlijning van hem of haar die men lief heelt of vereert. Hoe sterker de liefde is van de mens voor de ander, des te sterker zal het verlangen zijn een afbeelding van de geliefde te bezitten en te bewaren. Dit behoeft allerminst een aesthetische aangelegenheid te zijn van uiterlijke aard. Men zal zulk een afbeelding mooi noemen, wellicht de mooiste die men kent, zonder dat er sprake behoeft te zijn van een sierlijke gestalte, van regelmatige trekken doch omdat de liefdeverhouding een innerlijke schoonheid openbaart waar tegenover de uiterlijke vorm geving als bijkomstig verbleekt. De talloze Christusafbeeldingen, die in de loop der eeuwen zijn ontstaan en waaraan nog dagelijks nieuwe worden toegevoegd bewijzen niet alleen welk een ont zaglijke invloed deze gestalte op de mensheid, zowel de Westerse als de Oosterse, heeft uitgeoefend en nog uitoefent, doch duiden niet minder op de behoefte der mensheid de visuele afbeelding of verbeelding van de geliefde of vereerde gestalte te bezitten en te bewaren Kan bij deze afbeelding gesteund worden op historische gegevens, op beelden door tijdgenoten van Christus vervaardigd op andere wijze ontvangen? WIJ WETEN dat in de eeuwen vóór Christus' geboorte in het Joodse volk messiaanse voorspel lingen hebben geleefd, die spraken van de komst van een Messias, een Chris tus, waarin de beschrijving van de ge stalte van de Messias wel zeer uiteen lopend is, als van een koning die scho ner is dan enig mensenkind, bij wie vriendelijkheid over zijn lippen is uit gegoten (Ps. 45 vs. 3) en daarnaast van een die geen voorkomen had of luister, dat wij naar hem zouden omzien, geen uiterlijk, dat wij hem zouden begeren1, veracht en van de mensen verlaten, een man van smarten en gemeenzaam met krankheid, als één voor wie men het gelaat omhult, veracht en wij tel den hem voor niets(Jesaja 53 vs 2-3). Aan welke van de beide voorstel lingen de gestalte, die zich met deze profetische Messiasverbeelding heeft geïdentificeerd, historisch en visueel beantwoord heeft, blijft volkomen in het duister, ondanks allerlei goed be doelde pogingen, om authentieke gege vens te verschaffen, het vinden van een albasten beeldje in de nabijheid van Jeruzalem met een gebaarde mannen kop, de Turijnse lijkwade, de zweet doek van Veronica, r Reeds Augustinus heeft er op gewe zen dat, veel belangrijker dan het zoe ken naar het historische beeld, is het ontdekken van het beeld, dat in de ziel van de mens zich gevormd heeft, nadat hij de levende en levendmakende aanraking met Christus heeft ervaren. dienstige voorstellingswereld bezig-' houdt bovenal met de uitbeelding van de Schepper en van Christus, vindt zijn oorzaak allereerst in het misbruik dat men menigmaal van het kunstwerk heeft gemaakt door het als een fetisch te gebruiken en beeld en afgebeelde zonder meer te identificeren, maar ook hierin, dat tallozen het onderscheid tus sen kunst en kunstemakerij niet zien en daardoor onwaarachtig, schijnvertoon en wansmaak worden versterkt in plaats van bestreden. De beeldenstrijd van de achtste eeuw in het Oosten en de beeldenstorm van de zestiendeeeuw in het Westen wa ren, evenals het «tweede gebod van de tien geboden van jVlozes waarop zij zich beriepen, een strijd tegen het feti- chisme en de kunstemakerij, doch zij ontaardden in een strijd tegen de kunst zelf en moesten daarmee in een neder laag eindigen. Want wel kan men kunst werken en kunstenaars vernietigen (het leven doet dit trouwens zelf voortdurend), doch datgene wat hen deed ontstaan en bezielde, de godde lijke scheppingsdrang, die tot het kunst werk voert, is onuitroeibaar, en maakt steeds opnieuw gebruik van willige en onwillige instrumenten. Zelfs een theo loog van het formaat van Karl Barth zal niet kunnen verhinderen dat kun stenaars voortgaan met het worstelen om Christus uit te beelden zoals deze voor hun geestesogen is verschenen. Hoe zwaar deze worsteling is geweest in de loop der eeuwen kan in de be perking van dit artikel, dat een inlei ding bedoelt te zijn op het vieren van een verantwoord Kertsfeest, zelfs niet worden aangeduid. Volstaan worde met de verzekering dat de geboorte van het Christusbeeld van de kunstenaar me nigmaal even zwaar is geweest als de geboorte van-het Kerstkind in de nacht te Bethlehem en dat het dikwijls aan veel misverstand en verguizing moest blootstaan eer men het herkende en aanvaardde. WIJ WILLEN ons in dit artikel bepalen bij de uitbeelding van het gelaat van Christus, als het allerzwaarste maar daarom ook het al lerbelangrijkste en meest boeiende. Directeur van het Instituut voor religieuse en kerkelijke kunst Ice kerk) kerkelijk vastgesteld en voor geschreven is. De kunstenaar bezit dan het uiterlijk gelaat als een gegeven grootheid. Hij is daaraan gebonden. Het is zijn stramien waarop en waar omheen hij zijn visie op Christus op bouwt. Het stramien bestaat uit het gelaat van een bejaard man met baard en lang, om de schouders golvend, don ker haar, donkere ogen en een regel matig gevormde neus. Het hangt onge twijfeld samen met antieke, vóór- en buitenchristelijke afbeeldingen van go dengestalten en is waarschijnlijk niet de oudste uitbeelding van Christus' ge laat. Want tot de oudste afbeeldingen van Christus moeten de jonge herders gestalten met ongebaard gelaat en kort krullend haar gerekend worden, die reeds in de oudste catacomben voorko men en naar de vorm zijn geïnspireerd door de Hermesfiguren en naar de geest door de identificatie van Christus met de goede Herder (Psalm 23). De tweede stroming nu grijpt bij voorkeur naar deze oudste visie op het gelaat van Christus, niet zozeer van wege haar prioriteit doch als reactie op het kerkelijk gefixeerde en alge meen gebruikelijke stramien, als een accentueren van het jonge, nieuwe le ven en in de meeste gevallen ook als een op de voorgrond plaatsen van het menselijke, het humanistische tegen over het theocentrische, dat in de eer ste stroming overheerst. Deze beide stromingen gaan door de eeuwen naast elkander en komen zelfs dikwijls samen in dezelfde kunstenaar. Wij kunnen generaliserend, hun uit gangspunten en geestelijke samenhang wel aanwijzen in de beide uiteenlopen de visies over de Messias, de schone en de afzichtelijke, de leider en de lijder, doch dan verwaarlozen wij toch een aantal belangrijke verschijnselen, waar uit blijkt dat herhaaldelijk het humanis tisch element in de eerste stroming en het theocentrische in de tweede stro ming praevaleert. Voorstudie van Leonardo da Vinei voor „Het laatste avondmaal" Christusgelaat van C. Rouault In het gelaat van de mens is het we zen van de mens geconcentreerd. Van daar, dat de aandacht van de mens als vanzelf het sterkste op het gelaat ge richt is, hoe belangrijk ook de handen voor de Wezensbepaling kunnen zijn. In het gelaat weerspiegelt zich niet al leen de wereld waarin de mens leeft maar ook de wereld waaruit hij leeft. Achter het uiterlijke gelaat ligt een tweede gelaat verborgeij. Het is de op dracht van de kunstenaar deze beide gelaten te' zien en zichtbaar te maken door zijn kunst. De fotografie kan het tweede gelaat nooit fixeren. Dat is de genade van de kunstenaar, dat dit bij hem wel mogelijk is. Dit geldt te meer waar het gaat om het Christusgelaat, waarbij men geen houvast heeft, geen uitgangspunt aan een historisch gege ven. Hier wordt het gelaat noodzake lijkerwijze een symbool, een samen vallen van eeuwig en eindig, waarbij al naar gelang van de levensdiepte en visie van de kunstenaar het uiterlijke of het tweede gelaat het sterkst geac centueerd zal worden, of geworsteld wordt om een harmonisch samenvallen van beide gelaten, of waar een fel re alisme onmiddellijk met een numineus tweede gelaat gegeven wordt, een ge laat waarvan men zich afkeert en dat toch tevens, als in de Messias-profetie van Jesaja, de trekken van het eeuwi ge openbaart. In de kunst van het Christusgelaat zijn tal van stromingen te herkennen, doch wij willen er hier op twee wijzen, in aansluiting op de drie kunstwer ken die aan dit artikel zijn toegevoegd. De ene stroming houdt zich aan een uiterlijk Christusgelaat, dat niet te ma ken heeft met een historisch portret, doch dat door de traditie een historisch karakter heeft gekregen, een gegeven incarnaat, dat zelfs later menigmaal door een Christelijke geloofsgemeen schap (bijv. door de Grieks Katholie- E EERSTGENOEMDE stroming, die uitgaat van een door de traditie vastgelegd incarnaat, kan zich ten volle wijden1 aan de beelding van het tweede gelaat, van de wereld waar uit Christus leeft. Dit komt duidelijk tot uiting in de mozaïkkunst, waarbij zelfs het materiaal in substantie en kleur medewerkt om de eeuwigheids achtergrond te doen beseffen en waar door het Christusgelaat, als pantokrator (albeheerser) in de apsis aangebracht, van een wonderlijk mystische, dikwijls ook magische werking wordt, dat doet huiveren als voor het mysterium tre- mendum. Maar ditzelfde ervaren wij ook van de iconen, waar het acheiropoietes (niet door mensenhanden gemaakt) Christusgelaat eenzelfde indruk kan maken, te meer omdat de Russische ge lovige de icoon als mystische incarna tie van Christus' ziel ervaart, die, ge bruikmakend van de kunstenaar als in strument, zich daarin visueel manifes teert. In de Renaissance wordt deze stro ming niet afgebroken doch de ingetre den verstarring heftig bestreden. Aan het uiterlijk gelaat van Christus wordt het menselijke, de schoonheid van het menselijke, tot uitdrukking gebracht, dikwijls ten koste van het tweede ge laat. Is de Renaissance niet de ontdek king van de natuur en daarmee tevens een heftige reactie op de gotische angst en de onnatuurlijkheid van de middel eeuwen? Toch gaat de stroming die het Christusgelaat schept volgens het door de traditie gegeven incarnaat, dwars door de renaissance en de barok verder tot in deze tijd. Zowel bij Michelangelo als bij Dürcr, El Greco en Rembrandt vinden wij de gebaarde oudere gestalte met het lange haar, al hebben vooral bij Rembrandt de humanistische ele menten de verstarring doorbroken. G. Rouault: „Tête de Christ" In het werk van Rouault, een der grootste uitbeelders van het Christus gelaat van onze tijd, zien wij hoe deze lijn wordt voortgezet en weer veel ster ker aansluit op de wereld der moza- ieken en iconen. Het menselijke maakt weer plaats voor het numineuze, het mysterie, de wereld waaruit Christus leefde en leeft. De tweede stroming, die aansluit op het jeugdig Christusgelaat als de goede herder, is veel minder dan de vorige van een gegeven incarnaat uitgegaan. Alleen de iconenkunst met de uitbeel ding van Christus als Immanuel heeft ook hier de jonge ongebaarde figuur met kort haar in eerste gelaat gefixeerd Doch verder wordt dit gelaat, dat van de beginne een sterk symboolkarakter draagt door de gelijkenis die Christus op zichzelf toepast, uitgebeeld door kunstenaars in perioden van geestelijke revolutie en vernieuwing. En zo treffen wij dit jonge Christusgelaat aan op Michelangelo's „Laatste oordeel" in de Sixtijnse kapel en op Leonardo' da Vin ci's „Laatste avondmaal" in de Santa Maria delle Grazie in Milaan, als brandpunten van de geweldige revolu tie, die als renaissance en reformatie door het Westen van de 15e en 16e eeuw gaat. Helaas bezitten wij van Le onardo's visie alleen de hierbij afge beelde voorstudie, daar het fresco zelf geen juist beeld weergeeft van wat Leonardo bedoelde wegens de vele res tauraties en wijzigingen die het in de loop der eeuwen heeft ondergaan. Het is niet meer na te gaan of Leonardo de visie op de schetstekening heeft over gedragen op de wandschildering dan wel op aandrang van de opdrachtgevers het traditionele gelaat zelf reeds heeft geschilderd of dat anderen nog tijdens zijn leven het jonge gelaat in het oude re hebben gewijzigd. Persoonlijk ben ik er van overtuigd dat hij ook hier, evenals bij het gelaat van Johannes de Doper, in de jonge uitbeelding zi.in 'revolutionnaire gezindheid zowel in de vormgeving van het gelaat als in de geestelijke achtergrond daarvan tot uit drukking heeft gebracht. In de schildering van dit Christus- gelaat is Leonardo, van wien dit jaar door de gehele wereld heen herdacht is dat hij vijfhonderd jaren geleden werd geboren, méér de pionier geweest van de nieuwe tijd in welks grensge bied hij leefde, dan Michelangelo met het Christusgelaat in de Sixtijnse kapel. In Michelangelo's visie herleeft de dic tatuur van de Romeinse goden- en kei- zerwereld. In Leonardo's visie krijgt de ontfermende liefde van Christus, het stil verdragen van de smart over ver raad en misverstand opnieuw gestalte door middel van een arbeid, die ziel kundig de menselijke factoren bloot legt in onverbrekelijke samenhang met de goddelijke factoren van het tweede gelaat. Vooral in de laatste vijftig ja ren, waarin talloze kunstenaars tegen kerkelijke tradities in opstand zijn ge komen, is Leonardo's visie als een reactie op het traditioneel Christusge laat, door kunstenaars uit bin'nen- en buitenland voortgezet met steeds ster ker accentuering van de menselijke elementen als de jonge revolutionnaire arbeider, als de uitgestoten paria bnder de armsten, als de verdwaasde mens in een verdwaasde samenleving, waarvan dan wederom de visie als die van Rou ault de tegenpool vormt, waarin de sacrale waarden de uiterlijk menselijke overstemmen. I N DIT ARTIKEL konden slechts en- kele facetten van het onmetelijk gebied waarin de Christusgestalte visueel centraal gesteld wordt, worden belicht. Wanneer wij langer stil ston den bij Leonardo da Vinei dan bij Rou- nault, was dit het gevolg van het ver langen in dit herdenkingsjaar ook op deze wijze hulde te brengen aan deze grootmeester tijdens de revolutie van de 15e en 16e eeuw. Doch het was niet onze bedoeling daarmee te willen zeg gen dat Rouault minder zou betekenen voor onze tijd. Deze, thans tachtigjarige meester, wiens werk dit jaar in het Stedelijk museum te Amsterdam werd geëxposeerd, heeft door twee wereld oorlogen heen de felle bewogenheid van zijn leven in zijn werk tot uitdrukking gebracht. In het schilderen van het Christusgelaat, dat hij, evenals Rem brandt in zijn tijd, telkens herhaalt zonder ooit hetzelfde te zeggen, toont hij. dat zijn bewogen mensenziel zich, ondanks het breken met vele tradities, van de wereld van het heilige niet heeft trachten los te maken, doch juist in en door dit gelaat wil getuigen van Christus' mysterieuze tegenwoordigheid te midden van deze, in zoveel opzich ten, onchristelijke, wereld. Aan deze te genwoordigheid van Zijn geest van ont- fermende liefde in een wereld vol angst en duisternis, in de barensweeën van een nieuwe tijd, ontleent het Kerstfeest zijn diepste zin. Menigeen denkt of spreekt in deze dagen uit, dat het vpl- gens zijn mening toch niet wel doenlijk is om Kerstmis te vieren in deze wereld van donker te en zwaar neerhangende drei ging. In soms wrange bewoordin gen geven anderen te kennen, dat het misplaatst is nu het Kerstlied „Vrede op aarde" aan te heffen waar alles op de wereld a.h.w. tegen dit lied in opstand schijnt te komen. Spreekt het Kerstevangelie dan niet van Licht, dat uit de duisternis geboren wordt? Waren de tijden van toen niet in velerlei opzicht in overeenstemming met dat, wat nu de wereld bedreigt en verduistert? Ligt er dan niet in het Kerstfeest juist de overwinning van Gods Licht over de duisternis, die wo ning gekozen had in het hart der mensen? Men gaat van een verkeerd ge geven uit. Kerstfeest kan niet ge vierd worden van uit de wereld, doch alleen van uit de mens zelf. Diep in hem zelf moet er geloof zijn IN en een intens verlangen NAAR Licht opdat hij daardoor naderen kar. tot de kribbe van het kindeke Jezus. Ieder die daar komt brengt immers iets, draagt aan het Kind een offerande op. DAT wordt ook van ons gevraagd. Éérst moet het donker en duister uit eigen ik worden verdreven, vóórdat men iets kan gaan ver staan van het Goddelijk indalen in deze wereld van het Licht, dat de ganse wereld doorstralen gaat. Dat is het offer dat door ons zal moe ten worden gebracht, willen wij iets doorvoelen van het mysterie Gods, dat zich aan ons wil mede delen. Zich openen voor het won der, dat ook aan ons voltrokken kan worden is een voorwaarde voor Kerstfeestviering. De afwijzende houding van velen vindt zijn oorzaak in het uitsluitend gericht zijn naar de wereld en wat daarmede samen hangt. Men WIL het licht niet zien, omdat de duisternis zo veel bedekt, dat niet aan de openbaar heid treden mag. Men gelooft niet in het wondere Kerstgebeuren ook in onze dagen, omdat men geen offer brengen wil van zijn egoïs me, hebzucht, machtsbegeerte en zo veel andere innerlijk gekoester de en met zorg opgekweekte harts tochten. Het is veel gemakkelijker rustig zijn zelf gekozen weg door hot leven te vervolgen dan daarvan af te wijken en te naderen tot de kribbe met zijn offer, dat van de mens wordt gevraagd. Heeft het offer, dat Christus bracht, dan niets tot ons te zeggen? Kunnen wij niet aanvaarden, dat daar, waar het, naar de wereld geoordeeld, heel donker is, dat daar juist ver langen geboren wordt naar Hens en dat daar het licht Gods opgaat vopr de nens? Laten wij ons in gelovige over- gave voorbereiden om te ontvan gen opdat wij eenmaal mogen na deren tot Hem. Die het Licht de wereld is. Dan is het mogelijk doo een ster geleid *e worden naar o plaats, waar ook voor ons in no Ievensland he* K;nd geboren i- Dan wordt het Kerstmis voor o en zullen wij ondanks alle werei - gebeuren, dat een omfloersing va het licht is. toch geloven in n Licht, dat schijnt óók in de duis ternis. Ds. F. W BOERS. Hoorn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 10