:erogene in wonen lEFDE :ontact met de vrijheidslegers, i de Roden. In grote gebieden raine en elders werden de re- .ggedreven. Gezamenlijke ae- van noodlottige misverstanden an enerzijds en de contra-re- had het land kunnen redden, l vernietigd. Hun levens cn de chiedenis had dit een gans n geven. LITAUEN S LEVEN, onze zaak in Ar- rloren, vertelde de heer Stof- had, gelijk Estland en Let- verdragen een eigen bestaan jon ik een tuinderij, enkele ;n van Kaunas. Een bevolking mensen, verschillend van sa- mozaiek maar kan zijn, leefde vet maakte een eind aan het ierwijs werd verbeterd. Men id een eigen, goede toekomst de oorlog. Met de inval van i werden de Baltische staten, lezet, kwam weer de onzeker- rukking. De daarna tegen de Duitsers werden inderdaad iet. Hun legers werden met lid. Het betekende verlossing gezag. Nieuwe hoop gloorde, den opnieuw de Russen. De het sein tot de aftocht. Tien- trokken, ondanks hevige Dardementcn op de mensen- de Duitse colonnes weg uit k van de Sovjets, s de heer Soffels, wist toen Ik bleef het front afwachten, i de grond om als schuilplaats n, dat het goed mocht gaan. de strijd langs ons heen. De een omsingeling en trokken »en treffen kwam. ingen wederom aan de slag- tc meesterschap van de Rus. •ag, zo redeneerde men, zou iigheid wel worden hergeven. hij zijn. Doch ook die boop ■altisehe staten werden weer vjet-Unie ingelijfd. ■ften w'ü het hoe hier achter len een diepe en onpeilbare nhopige lot van menden, die hebben en van een zich-zclf- en afgesneden, dc heer Stoffels zijn verhaal, tdcrlandcr kon ik weg komen. die ik kon verkopen: het verden mij het geld or> voor I. Do rest, ons gehele bedrijf, dat er maar enige vergoeding d.... vijze nu hier in Holland, Jn i, met een oude Russische ten cn bloemen zouden kwe- t de keizerlijke garde zouden rouw een snel oud geworden in het avonduur op haar ka- het is wel het minste vaar- bben gedacht Maar het 1* nog iets zijn voor de naaste; enste. Uit liefde. het hope. beboste duin een ferentieoord met gronden, loot men voor de vijftien ont- hun eigen huis te stichten. 'er een half jaar verbleven da d persons" in het bestaande Toen in April 1951 konden zij e huis betrekken. Mensen uit zt-Unie, mannen reeds uitge- a de revolutie, doch nu ook in i cn Tsjechoslowakije opge- zn echtpaar nauwelijks ontko- de hel van het belegerde Bu ien jurist, die zijn studie door itie in Petrograd. moest afbre- e voortzette in Praag en op ftijd nogmaals jarenlang een werd, steeds met angst, met eid i het Huis, waar geen enkele doelstelling aan ten grondslag m liefde voor de naaste, voor ole mens, hebben zij tenslotte eind van hun leven weer iets eriële en voor zover daartoe eest nog bronnen wellen, vrij spreken en handelen herkre- kunnen ze naar de radio luis- m boeken lezen, hun gedenk- '.ren, spreken over dat wat het n bracht, dat waarop zij nog ij zijn daar dankbaar voor en hebben wij bewondering en lardering voor degenen, die n zo grootse en spontane wijze nogelijk gemaakt. HOEWEL DE JOURNALIST niet voor een klein geruchtje vervaard is, is de schrijver van deze regels het zeer bepaald wel geweest voor de lente. Toch is die lente inderdaad een klein gerucht, dat ieder jaar op een morgen op lauwe voeten over het land is geslopen en er niet mee volstaat een vriendelijke metgezel te zijn voor een maand of wat. Je durft het eigenlijk niet goed te zeggen, alsof het een vorm van exhibitionisme zou zijn ruiterlijk te erkennen, dat die lente op een meer dan schuchtere wijze in de mens pleegt rond te kriebelen en hem aanzet tot gedachten en daden, die nu niet direct in de trouwe wet van zeden en gewoonten zijn vastgelegd. Neen dat zeggen we vooral niet. We klagen over „trekbenen" als we thuis in eigen kring een tikje uiterlijke waardig heid naast onze stoel kunnen zetten; wij hebben een gloeierig hoofd en moeten ons inspannen onze gedachten redelijkerwijs te ordenen. Indien wij daarin al mochten slagen, dan mat het ons af. We voelen ons werk in die wonderlijke dagen sterker een straf voor weten-wij-welke-vreemde-zonde dan als een zogezegde zegen en wij hebben de akelige ervaring, dat wij ten slotte in een bloeiende natuur zijn geplaatst als complexe lieden, die het hart niet hebben op die eigenaardige morgen als het licht lichter, luch tiger, speelser en vooral darteier is dan anders laat het gisteren of van daag geweest zijn of misschien morgen komen de eerste ingeving te volgen en niet de weg van alledag te gaan, te fietsen of per auto af te leg gen, maar héél ergens anders naar toe te trekken. Zo maar ergens naar toe: naar Hoorn, Den Helder, een stille gracht in Amsterdam of naar de Loos- drechtse plassen. Maar de plicht roept, zeggen we dan koen tot ons zelf en we duikelen na deze hyper-oorspronkelijke terechtwijzing sloom in de slaperigheid van een toch écht wel geliefde arbeid, die evenwel in de lente een slokop van energie is. En niet anders. Zitten we soms niét in een keurslijf? Je mag nog van geluk spreken als dit kledingstuk je past. Maar hoevelen zijn er, die zich een héél jaar lang in een te nauw of een te wijd jasje hopeloos ongemakkelijk voelen. Die zich terwille van een baan op een niveau moeten bewegen, dat geens zins het hunne is? Die altijd leuk, altijd flink, altijd doortastend, altijd opbeurend, altijd christelijk, altijd humaan, altijd experimenteel of altijd litterair moeten zijn? Toe maar, troosten we dan ons zelf: mij gaat het niet aan. En mij natuurlijk ook niet. En ik ben precies wat ik al in mijn wieg wilde zijn. Eigenlijk, lieve, lome lente-lezer dezer zotheid, zouden wij een verhan deling moeten schrijven over de onzin van het leven. Maar, ziet Ge, het schaamtegevoel, aangekweekt in een dusgenaamde „moderne" maatschappij van „vrije" mensen, belet ons een pad te bewandelen, dat ons niet alieen in dit voorjaar, maar voor alle vóór- en najaren, zomers en winters buiten de samenleving zou stellen. En wij zijn veel te veel vergroeid met de gobelinkwestie in Enkhuizen, de marine in Den Helder, de paasvee- tentoonstelling in Schagen, de voetbalvereniging „Hollandia" in Hoorn, de kaas in Alkmaar, het kunstenaarscentrum en de heer Kamp in Bergen, de hoogovens en de aardbeien in Beverwijk en de streken van onze Zaan streek; met onze kegel-, tennis-, bridge-, dans-, debating-, kunst-, lief dadigheidsgezelschappen, met alle collectes voor alle doeleinden, en huis- aan-huislijsten, met onze stedelijke overheden en hare dienaren van Her mandad, met onze zalige roddels van weet-je-wel-wie-er-vandaag-gaat- trouwen, die-is-na-de-bevrijdingnou!met onze horretjes en spionnetjes, met de huis- en andere kamers van onze huurlieden; wij zijn, zeiden wij, véél te veel met al deze onontkoombaarheden vergroeid om ook maar liet woord onzin uit de pen te durven laten vloeien. Toch is alle nieuwe leven waarlijk onzin. Of liever het wórdt onzin, indien wij er met grote onbehoorlijke en onbeschaamde handen zelf zin aan geven. Dan wordt het pas goed fout. Ge moet, willen we maar zeggen, zelf dezer dagen eens goed naar die lente uitkijken. Wij bedoelen niet naar de crocusjes in Uw tuin of schoon Ge dat uiteraard óók mag doen maar naar de lente in U zelf. Tegenover het nieuwe leven staan wij allemaal, hoe belangrijk wij ons natuurlijk vinden, helemaal mis. Wij ordenen het en delen het in, net als de tuinman vóór of achter Uw huis, die plantjes neerzet, waaraan een keurig naambordje is opgehangen. Opdat Ge vooral niet wordt verrast. Verrassingen, die zomaar vrijelijk uit het leven vandaan op ons komen neervallen, zijn ongewenst. Om de spanning erin te houden, doen wij, rare-snaken-die-wij-zijn, héél anders. Wij verzekeren ons van wieg tot graf. Wij zorgen ervoor, dat onze werkgever door middel van wetten en bepalingen zodanig gebonden is, dat hij nauwelijks meester in eigen huis is: wat dacht U, hij kan ons niet zómaar ontslaan, de schavuit! Wij eten groente, die aan maximumprijzen is vastgelegd en kopen melk van een melkboer, die het alleen-verkooprecht in ons laantje heeft. En als we dood gaan kome er zonder dat onze nabestaanden er naar behoeven om te zien een begrafenisondernemer, die via het „fonds" onze laatste gang „keurig" regelt. Wie uit zulk een leven nog iets van spanning weet te puren, is een op timist. Als we dan voor vrouw, kinderen en onszelf goed zijn uitgeregeld, opdat werkelijk waar wordt, dat wij vrije mensen zijn, dan nemen we een lot in de staatsloterij vanwege de verrassing, doen mee aan tochten met onbekende bestemming vanwege de verrassing, gokken op de voetbal uitslagen (zoals het sportminnaars betaamt) vanwege de verrassing. Dat, lieve lezer van deze laaiende lawine van lente-leuzen, is wat wij in het algemeen van het leven maken. En dat leven is éénmaal net zo nieuw geweest als de lente, die wij vandaag of morgen uit de lucht zitten te kijken. Daarom durven wij vol te houden durven wij het vandaag en, laf aards die wij zijn, morgen wellicht niet meer dat nieuw leven in onze handen onzin is. Stel U gerust, wij zijn niet van plan degelijke conclusies te gaan trekken. Degelijkheid is vandaag de domper op onze lentelust. De natuur'zelve is verregaand onzinnig. Zij schept in de loop van eeuwen de schoonste eilanden, die er zijn, en jaagt ze in één nacht naar de ondergang. De mens woont onder de dijk, vergaat in het water en bouwt opnieuw onder de dijk. Wij knutselen met onze onzinnige hersens nieuwe plannen uit om nog hoger te bouwen, steviger te funderen en hechter te verankeren. Dat noemen we opbouw. Ge zult in dit nummer, dat aan het voorjaar van 1953 is gewijd, ook iets over de opbouwgedachte vinden. Dat leek ons een geschikte combinatie, hoewel Gorter pertinent ongelijk had, toen hij zijn „Mei" begon met op te merken, dat een nieuwe lente een nieuw geluid brengt. Iedere lente is immers zo oud als de wereld. Wij kunnen alleen het geluid niet horen en laten het toch telkenjare als een zoete surprise op ons afkomen. Ge wilt, dat wij gaan zeggen wat wij dan op die eerste lome dag gaan doen? Voelt Ge, dat wij dit nier kunnen. Omdat wij het niet weten. Om dat wij wellicht, ongepast, een lief meisie over de krullen zullen strijken, of een zeebad gaan nemen, of een dag thuisblijven en in de zon gaan liggen. Of in ieder geval gekke dingen uithalen, waarover het geen gewoonte is te spreken. Of U dat ook moet doen? Daarvoor gelieve U naar de lente zelf te luisteren en Uw eerste ge dachte te volgen. Met-deze .raad mogen -wij- besluiten. Uw raadsman niet de onze. Uw leidsvrouwe niet de onze. Uw vrijheid niet de onze.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1953 | | pagina 13