t anais m im iwox laid mo WILLEM REYERS: vertalen in steen OnZe BaDsMoEs Twintig jaar alleen op eenzaam eiland vamov t[djT9A jsofipoq apuinojqjQj\ Restauratie mijmeringen r Juana Maria Beter-dan Niets wilde haar geboortegrond niet verlaten Werk met sterk monumentaal karakter Beeld moet „van binnen uif'gedaeht worden De bond van nachtegalen protesteert Pas de derde expeditie slaagde er in haar te vinden Het spreken verleerd 3fpuaJBg UBA U9Sui5|J[3UI3a -joz at ie UBA 'UBBjs-aq-jnais au-0Ai-a3 at uea soi ubp ;uaq ap juftz uau-imq qCq -ad-dEqos-teeui-uo tiaui-oq -IOA ;cp tjsiu ag-g-EZ aip ug sib 'uagjag JBEU iEEUiopq at -ojnE apjaasjjEdag jeepie uaa uioq moJBEjYi." 'apijM uoaq [jq uaquozjaA sutadag ui liq afliajeji aeeaa puapaojAaq jeeav 'pasAainoq-jaiiaz jiii ap 'fiAA uaqEzds '„sEEAip aCjaaq do uagaj imnuiip jaojazzEg uaa pEEpjapui si }eq" afpuajEg NaiMVAVH 3A\ •gBp opgas ap 'g ueei -auina 'sA'tiquajoog jaq UEEiiEnbiiuv •jnn 9tl>i sgspuoz jnn 91 tl "3 ZX—Ol puadoag sql'tpSeQ :Soa\ -suijg apno "uapaqpno uea mnosnpvi ivaasaivi xnvhhoj ava aauaaa ££61 !lnf ScpruA T---VI» J, CJ f JdWC/rfOU uaw tvp 'mrmu -uaffoifzaao puopapa^f ui su3Bj.3u ua sjam zoop ipioca 'j.30a J33i/ ap snpiv s! aijsaaiJisiaonafi aiaamz uaa fay "tvpuio uaaftxyosiuo Jifjjwoiu OZ J3l( UVy U3UI -lajqlUDq JIQ puufj o&op *>UU]/][ U.OIUHVP UU.f Utlip ua soq zoop pzoojsaBuo Bou uaiu ua putoo.ijsiaao si SdaBuvBaijuva -va jam ja;u Bou pumjs fail sln Vl/WVM l/tiv puDVui aBuoci way uaqqay Ci/& •aaz "D uaBjag una fsoB amnoi% uaa si H30a ODIN H33H ad XNvaaoa ava aaoaaa ££61 !lnf ^ipfuA (Van onze redacteur beeldende kunsten) BEELDHOUWER WILLEM REYERS heeft zich pas ruim een jaar geleden na vele omzivervingen zowel door West-Europa als door het gebied der beeldende kunsten in Bergen gevestigd. Eigenlijk zou hij aanvankelijk helemaal niet „in de kunst". Geboren te Arnhem in 1910 woonde hij een aantal jaren in Gent; hij bezocht een handels school, ging reclametekenen, kwam vandaar tot het tekenen van dieren en tot schilderen, studeerde toen bij de Franse schilder Fernand Leger en schakelde vlak voor de oorlog over op beeldhouwen. Ossip Zadkine, de schepper van „Verwoeste stad", leidde zijn eerste schreden op dit pad. Via Amsterdam en Groet is hij thans in Bergen terecht ge komen, waar hij zijn intrek heeft genomen in een atelier aan de dr Van Peltlaan. Deze biografie „in a nutshell" zegt eigenlijk weinig over de kunstenaar Reyers. Wie een blik tersluiks in de tuin voor zijn huis werpt, leert iets meer omtrent hem verstaan wie de moeite neemt eens met hem te gaan praten, treft een man aan, die vervuld is van een brandende belangstelling voor icat er op het terrein der beeldende kunsten omgaat en die te midden van alle experimenten en excessen rustig een eigen monumentale vormentaal aan het scheppen is. RUSTIG, MAAR ALLERMINST zon der moeite en strijd. Een beeldhouwer komt naar zijn overtuiging pas zeer laat tot een persoonlijke vorm. De meesten zijn eerst zover, wanneer ze ongeveer zestig jaar oud zijn. De problemen zijn thans groter dan ooit. Aangezien er op geen enkel ge bied meer sprake Is van eenheid van stijl, wordt er alom wild geëxperi menteerd en kan men zelfs vaak van excessen spreken. Voor de beeldhou wer is het moeilijk, er aan mee te doen, omdat het materiaal vaak zo Het fluitconcert, dat door meer dnn tienduizend nachtegalen werd aangeheven op de onlangs gehou den vergadering op het terrein Maasdam, ivas bedoeld als protest tegen drie als heer verklede man nen, die daar niet een draagbare radio de omgeving onveilig maak ten De zeer besmeurde kleding van dit drietal is een straf, die alle ver dere pogingen om de natuur met een kunstfluiter te overtreffenin de kiem zal smoren Men zij gewaarschuwd kostbaar is. Dat neemt niet weg, dat ook Reyers zoekt. Hij gaat echter nimmer zo ver, dat zijn werk volko men abstract wordt. Er moet een her kenbare vorm in blijven, vindt hij. Aan een van zijn pogingen hebben we samen nog al wat aandacht besteed. Het is het op de foto afgebeelde beeldje „Zittende danser". Het ont stond uit een blok steen, dat er spe ciaal voor werd aangeschaft. De beeldhouwer had het gevoel, dat de vorm ervan zoveel mogelijk onge schonden diende te blijven. „Dan moet ik er dus maar in binnendringen", concludeerde hij. Zo begon hij het stuk aan alle kanten uit te hollen er resulteerde ten slotte een in elkaar gedoken figuur met een sterk dynamisch spel van vormen, dat met name in de open lucht, onder de werking van het licht, door de grillige schaduwen zeer sterk spreekt. Uit deze opvatting blijkt al zijn eerbied voor het materiaal. Die is niet zo sterk, dat de steen het ka rakter van zijn ontwerpen bepaalt. Wel echter leidt ze voor hem tot de overtuiging, dat hij sterke, vrij zware en hoekige vormen dient te gebruiken, dat hij zijn ideeën als het ware in steen heeft fe „verta len". Zo krijgen zijn beelden een archi tecturaal karakter; zij hebben een sprekende belijning, hun werking berust op de toepassing van grote, weinig gedetailleerde massa's. Een klein, maar zeer fraai voorbeeld is het verzetsmonumentje bij de Zij- persluis aan het Noordhollands Ka naal. De sobere detaillering vloeit bovendien voort uit de omstandig heid, dat een monumént doorgaans in een bepaalde ruimte wordt ge plaatst en het dus ook op een zekere afstand moet „doen". DAT DIT ALLES voor de kunste naar een zekere beperking van zijn mogelijkheden inhoudt, vindt Reyers alleminst een bezwaar. Integendeel: zijn kracht toont de beeldhouwer in wat er uiteindelijk uit het samen spel van kunstenaar en materiaal te voorschijnt komt, in de mate dus, waarin hij door deze beperkingen heen tot een overtuigende uitwer king van zijn ideeën komt. Een beeldhouwer dient, zo zegt hij verder, zijn beeld altijd van binnen uit te denken. Dat is uiteraard het gemakkelijkst wanneer hij het boet seert. Maar ook, wanneer hij in steen arbeidt en dus als het ware negatief te werk gaat, moet hij zich voortdurend indenken in wat hij uiteindelijk wenst te scheppen. Wat er weggehakt wordt is niet belang rijk. Het gaat om wat er uiteinde lijk moet overblijven. Reyers heeft de laatste tijd veel gelegenheid gehad, zijn ideeën in praktijk te brengen. Er waren en kele fraaie - opdrachten: een oorlogs monument voor Vorden, een bron zen gevelversiering voor Werkspoor te Amsterdam, een relief voor het nieuwe gebouw van het Instituut voor Landbouwtechniek te Wagenin- gen. Zij alle verraden, dat hier een kunstenaar aan het woord is met een sterke persoonlijke stijl; zij zijn in hun vormgeving sober maar over tuigend en uitgesproken monumen taal. Momenteel houdt hij zich bezig met een conceptie voor een twee delig beeld van Saul en David. Een kleine schets siert reeds zijn tuin deze is nog volkomen een eenheid. Uiteindelijk wil hij een compositie maken van twee beelden, die tot elkaar in relatie staan. Ook hier mogen we een sterke vormgeving verwachten, die de kunstenaar weer van een nieuwe kant zal laten zien. VAN W. OMA VAN DER STEEN, (85), vond het lang niet goed, dat enige jaren ge leden, het oude „Dorpscafé" genaamd „De Hoop" waar zij haar kinderjaren heeft doorgebracht een keer veranderd is geweest in een soortement jungle, al was dit laatste woord ver van haar bed. Het uithangbord, dat van 't café uitstak, sierde de gevel met erop een „Scheveningse vrouw", die meer dan een halve eeuw de „Doodswallen" in- staarde naar de „Doodweg". De Doodweg is op verzoek van de bewoners veranderd in Karei de Grote laan en de „Doodswallen" in „Hoop- weg", omdat het café „De Hoop" in het front ervan troonde. Harddraverijen, boeren met lange Goudse pijpen, wilde Kermistaferelen, de gemengde zangver eniging, de oprichting van de dorpse „Fanfare", de „Kerkwagens" op Zon dag, het Pinksterrijden op Pinkster- drie, het is één lang relaas van een nóg langer leven, totdat zij op het punt komt nü vijf en vijftig jaar geleden, dat café „De Hoop" alle hope liet va ren en er wel voor vier duizend gulden een „Kunstzaal" werd aangebouwd. Dan met sprongen van tientallen jaren heen en weer komt de jungle zaal weer in haar gedachten, want als er toen geen zaal was aangebouwd, was het laatste ook nooit „voorkom men". Piet Blankendaal van de muziek en die z'n vader heeft het nog „bouwt" en daarna is die Hilbrand „er inkom- men". En daarna Gerard Nieuwendijk, en die heeft „nou" die zwarte smeer- troep van de wanden laten halen. Op aanraden van „Oma van der Steen" zijn we gaan kijken en inder daad, blanke eiken beschieting van de wanden, blank, Tonet-meubilair, een nieuwe vleugel en Zaterdag 4 Juli de officiële ingebruikname van het ge restaureerde rederijkerszaaltje. Dat moed en optimisme mogen wor den vervuld in de exploitatie van het zaaltje, eerder café „De Hoop". Dancing, cabaret, variété en kermis- zaterdagDat is morgen! Ziet de leliën des velds \TERDER DAN DEZE REGELS bij wijze van motto kan C. Paard niet gaan. Het wordt een onnette geschiedenisdie alleen door dichters in trance kan worden behandeld. Uw paard komt niet verder dan: Gaat dat zien, gaat dat zien! UEBT U AL GEHOORD, dat de pensionhouders in algemene nachtvergadering bijeen, hebben be sloten het voorseizoen tot het naseizoen te ver lengen? De V. V. V. heeft lang gedacht overeen nieuwe slagzin. De keuze is gevallen op: Beter een half ei dan een lege dop. £EN ZEER GELEERD RAADSLID heeft onlangs zijn duizendste motie ingediend en weer inge trokken. De raad zal voortaan de vergaderingen openen en sluiten met declamatie van „Con- stantijntje, aardig keindje". MIEUW BERGENS WERKWOORD inzake onder- wijsvernieuwing: Nijdummen. Het tegenoverge stelde is: Nijdassen. MEN ZEGT, DAT BINNENKORT alle schilders- ateliers tegen betaling voor publiek zullen wor den opengesteld. JEGSW1JZE: Als die deuren opengaan, Kamp, pas op je schilders. fEEN STAND zo van standing als de contrapres- tant. QEEN ROZEN zonder doorntjes. U/EET GE, dat men op een dijk in de nesten kan zitten? IN VOORBEREIDING is de nieuwjaarsuitgave van het KCB. Het zal een klein, geïllustreerd boekje worden. Titel: Ons kampje. TOEN HIJ UITGESCHILDERD WAS, wies hij zich de handen, haalde zijn J beste pak uit een koffertje en begaf zich in het society-leven van de Wilde Weitas aan de koffie. JIJ ZETTEN hun feestneus op en stortten zich doldriest in het feestgewoel. VIETEKOM, fietekom, farilanla. 'T is kermis in m'n street je JN ANTWOORD OP vele vragen: C. Paard is bisexueel: C. Hengst en C. Merrie. lUAARSCHUWING: niet doen!. vv C. PAARD. O i y*' f."A v, -4 i f" f HONDERD JAAR GELEDEN heeft men haar ge vonden op het eilandje San Nicolaas, nabij Califor- nië. Men noemde haar Juana Maria Beter-Dan-Niets, maar haar werkelijke naam wist men niet, want twin tig jaar lang had zij even eenzaam geleefd als Robin son Crusoë. Zij had zelfs geen Vrijdag bij zich om haar gezelschap te houden. Wel een hond. SAN NICOLAS IS EEN KAAL, onvruchtbaar eiland. Een groepje eikebomen, een stuk grasland en umt wilde rozen doorstaan met kou de bijna dagelijks woedende stor men. Het lijkt niets op een Califomisch paradijs. Er zijn geen zonnige dalen, geen kabbelende beekjes. Juana Maria woonde er in 1830, toen het eiland nog deel van Mexico was. Op een historisch bezien duistere reden gaf de Mexicaanse regering in dat jaar een bevel uit, dat alle eilandbewoners naar het vasteland overge bracht moesten worden. Een schoener, de Beter-Dan-Niets, met kapitein Sparks als gezagvoerder, voer naar San Nicolas om by de volksverhuizing te assisteren. Er waren zo weinig bewoners, dat de bemanning en enkele soldaten slechts een dag nodig hadden om hen met hun schaarse bezittingen aan boord te verzamelen. Tegen de avond lag de Beter-Dan-Niets zeilklaar. Maar juist toen de kapitein het sein tot vertrek wilde geven, dook er een Indiaanse vrouw naast hem op, die gilde dat zij haar baby had ver geten. Kapitein Sparks beloofde haar dat hy even zou wachten, maar toen zij na een uur nog niet was terug gekeerd, stuurde hij soldaten uit om de vrouw en het kind te zoeken. Zij keerden met lege handen terug. De vrouw was nergens meer te vinden. verdwenen vrouw, en na tuurlijk ging het van mond tot mond. Men keerde zelfs naar het eiland terug, zon der haar te vinden overi- gehs. Wel kwamen er soms schepen binnen met zeelui, die meenden dat zij haar gezien hadden aan de kust of op een heuvel. In 1850 kwam er een ja ger in Santa Barbara, die niet alleen ,de verdwenen vrouw' had gezien, maar ook haar woning had gevonden. Het was een vreemd ge- houwtje, vertelde hij, opge trokken uit het skelet van een walvis en gevlochten takken. Binnen had de ja ger voedsel aangetroffen, en kleren gemaakt van dieren huiden. Een hoopje huiden en veren diende als bed voor de vrouw. Men geloofde de man niet, en een priester, Padra Gon zales, verzamelde geld om DE WIND WAS inmiddels gaan opstekenen Spraks ging scheep, hoewel met te genzin. Op weg naar San Francisco raakte de schoe ner midden in een orkaan terecht en verging met man en muis. Behalve Juana Ma ria, achtergebleven op het eiland, waren alle bewoners van San Nicolas omgeko men.. Soldaten, die nog voor de schipbreuk aan land waren gezet in Santa Barbara, ver telden het verhaal over de een expeditie te kunnen uit rusten. Een zekere kapitein Nidevar zou de leiding heb ben. Twee keer trok hij er op uit, maar twee keer kwam hij zonder vrouw te rug. Wel bevestigde hij de berichten over de woning en Hij geloofde ook zeker, dat de bewoonster nog leef de. EEN VAN NIDEVARS vrienden, Carl Ditman, raakte zo onder de indruk van het verhaal, dat hij Pa dre Gonzales en Nidevar be praatte om nog een derde tocht te maken, maar dan Indianen als .zoekers' te ge bruiken en geen gewone ma trozen. Hij wilde dwars over het eiland een keten van Indianen leggen, die elk op honderd meter afstand van elkaar de wacht zouden moeten betrekken. Het plan werd goedgekeurd. Toen men aan land was, verspreidden de Indianen zich, zoals Ditman het had voorgesteld. Op de eerste dag bestreek men ongeveer de helft van het eiland, vond wel de woning, maar niet de bewoonster. Ditman schreef later in zijn mémoires: „Ka pitein Nidevar en de ande ren waren al naar het schip teruggekeerd, terwijl het nog licht was. Ik bleef nog even rondhangen bij de kop van het eiland. Kort daarop vond ik voet sporen In het zand. Ik ren de terug naar de boot om het de kapitein te vertellen. Hij vroeg zich af of we niet met de voetsporen van onze eigen Indianen te doen had den. Ik zei dat de sporen kleiner waren en alleen van een vrouw of een kind kon den zijn De volgende dag verkenden we alles, behalve de heuvel. We vonden slechts een mandje met ve ren. Ik pikte het op en ver spreidde de veren aan de voet van de heuvel. Later, toen wij er terugkwamen, vonden we het mandje op nieuw. Alle veren waren er weer keurig ingelegd." DITMAN liep razendsnel de heuvel op. Aan de an dere kant zag hij een vrouw naar beneden hollen. Zij probeerde kennelijk de mannen te ontlopen. Ditman schrijft dan: „Ik haalde haar snel in. Zij was achter haar barricade van gevlochten takken gaan zitten, bezig een zeeleeuw te stropen. Even dacht ik dat zij 't weer op een lopen zou zet ten, maar neen zij stond op en boog diep, alsof zij me kende. Ik sprak haar aan, maar uit niets bleek, dat zij mij begreep. De In dianen scheen zij evenmin te begrijpen. Wel bood zij hun voedsel aan." Nidevar en Ditman ble ven een maand op het eiland achter om zich een idee te vormen hoe zij het barre leven op die winderige plek doorstaan moest hebben. Zij was geen wilde gewor den. Zij had de levensge woonten van haar eigen volk voortgezet, toen het nog op San Nicolas woonde. Haar dieet bestond voorna melijk uit voedsel van de zee: vis, oesters en andere schelpdieren. Van het taaie gras had zij manden en fles sen gevlochten. Zij had een verzameling vijzels en stam pers, die al duizenden jaren oud waren en die nu nog op San Nicolas zijn te vin den. Er was ook een hond. Er waren trouwens verschei dene honden op het eiland, maar één scheen speciaal bij haar te horen en week geen moment van haar zijde. De zeeleeuwen doodde zij des nachts door er behoedzaam heen te sluipen en de bees ten dan met zware stenen te bekogelen. Onkruid, dat zij op het eiland aantrof, was een prettige afwisseling in haar eentonig dieet Zij was ook heel handig in het van gen van vogels en maakte kleren van hun veren. ER STONDEN vele men sen te wachten, toen kapitein' Nidevar in zijn haven te rugkeerde. Eerst werd de Indiaanse vrouw angstig, toen zij die massa mensen zag, maar later glimlachte zij en wuifde met de han den. Zij werd op slag beroemd. De kranten schreven lange artikelen en een circus-di recteur uit Los Angeles bood Nidevar een groot bedrag, als hij haar wilde afstaan. Maar de oude kapitein wei gerde. Hij liet haar dopen in het gebouw van de mis sie en zij kreeg de naam Juana Maria. De beman ning van de schoener, die zich de naam herinnerde van de boot, die haar had achtergelaten op San Nico las, voegde er nog aan toe Beter-Dan-Niets'. Het schijnt dat onze ver fijnde beschaving weinig troost biedt aan iemand, die twintig jaar lang als een Robinson Crusoë heeft ge leefd. Binnen enkele maan den, in het voorjaar van 1853, was Juana Maria over leden. Ondanks de zorg aan haar besteed, kwijnde zij weg. Het meest ironische van 1 deze uitzonderlijke geschie- denis is misschien dat ande ren, met name Carl Ditman, haar leven hebben moeten reconstrueren. Juana Maria Beter-Dan-Niets, de hoofd rolspeelster, heeft er zelf niets van kunnen vertellen, omdat zij het spreken ver leerd was. GERTH VAN ZANTEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1953 | | pagina 10