Door het ijs naar de Zuidpunt Duitsers hebben toekomst van Europa in handen Kajaks, kleinste bootjes ter wereld De wekelijkse wereldschouw HET DOEL Onder Groenlanders en Eskimo's (22) Wonderlijk, maar waar Vertrouwen in de stembusuitslag ProfV ening Meinesz naar de V.S. En dan eindelijk op weg naar Brattahlid door Anth. van Kampen Ter overdenking Wat komt en gaat en wat blijft ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1953 IJE nevenstaande reportage van u Anthonie van Kampen en de twee daaropvolgende artikelen, zijn gewijd aan de slotfaze van de reis, die onze medewerker, samen met AVRO's reporter Siebe van der Zee, vanuit Godthab naar de Zuidwestpunt van Groen land maakte. Met deze faze eindigt het eerste gedeelte der zwerftocht van beide journalisten, en dit einde is met succes bekroond, omdat het feitelijke doel dezer tocht naar het Zuiden bereikt werd. Het is thans de tijd te kunnen mededelen wat dit doel was: namelijk een bezoek aan de alleroudste ruïnes van Groenland, aan de overblijfselen van de nederzetting van Erik de Rode, de eerste Viking, die 1000 jaar ge leden, van IJsland komend, zich hier vestigde. In dit en de beide volgende artikelen leest men hoe onze medewerker, daar, op Brattahlid, aoAkwarn, wat hij vond en hoe zijn indrukken waren, op deze wel bij uitstek historische plek in de Skandinavische historie. Uiteraard was het ons bekend dat dit doel werd nagestreefd, doch op verzoek van beide reizigers gaven wij er nog geen bekendheid aan, om dat teveel factoren een mislukking mogelijk maakten. Tenslotte: et is reden voor aan te nemen, dat Van Kampen en van der Zee de eerste Nederlanders waren, die Brattahlid bereikten. Het is denk baar dat in de zeventiende eeuw een enkele Hollandse walvisvaarder be sloot daarheen te zeilen, maar vermoedelijk interesseerde deze categorie zich meer voor de walvis en de zeehond ,dan voor iets zo romantisch als Erik's nederzetting. Hoe dan ook, ons is niet bekend dat op die plaats eerder Nederlanders aankwamen. Een Groenlander in zijn kajak. De kajak is veruit het kleinste vaartuigje ter wereld. En waarschijnlijk ook het snelste. Man en boot vormen één geheel. VIJF en dertig millioen Westduit- ge kiezers zullen morgen te kennen geven of zij in algemene zin bereid zijn de gedurende de laatste vier jaar door Bondskanselier Adenauer en zijn Ckr. Democratische Unie gestimuleerde politiek der Euro pese eenheid te volgen, dan wel zich zullen aansluiten bij de door Ollenhauer en diens Socialisten voorgestane idee tot vorming van een zg. neutraal gebied tussen West en Oost. JN heel de wereld, zowel ïn het Ooste lijke als het Westelijke blok zullen oog en oor op de Westduitse Bondsre publiek gericht zijn, omdat men beseft, dat de keuze der Westduitsers van enorme betekenis zal worden voor de toekomstige ontwikkeling van het ge hele politieke wereldbeeld. Immers het is meer dan ooit duidelijk, dat een ne derlaag voor Adenauer c.s. het eind zal betekenen van alle pogingen om een Westeuropese eenheid tot stand te bren gen. De Westduitse Socialisten twij felmoedig en vreesachtig als zij zijn moeten van Europese eenwording niets hebben. (Stel je voor als dat de Russen S,e1?..te fterk z°u prikkelen, denken zij. Gelijkertijd koesteren zij de onvoor stelbare idee dat de Russische beer zich rys'ig in eigen bossen zal terugtrekken als West-Europa zou terugkeren tot een zwakke, verdeelde neutraliteit Och arm!). Dezer dagen legde Adenauer 'nog eens de nadruk op deze taak toen hij z°i- „Wij zullen nooit tot vrede komen als Duitsland wordt geïsoleerd. Ons land zou dan open liggen voor wie het eerst wenst toe te slaan. Dan zou de Sovjet unie haar pogingen kunnen voortzet ten om in Frankrijk en Italië de com munisten aan de macht te brengen. De gehele Russische politiek is er op ge richt, dat de Europese eenheid niet tot stand komt. Als het de Russen gelukt Duitsland in de vorm van een neutraal gebied uit te schakelen, hebben zij daarmee hun doel in de koude oorlog bereikt. Dan hebben zij de kans West- Europa te veroveren en potentieel even sterk te worden als de Ver. Staten. In dien het ons gelukt de Europese een heid tot stand te brengen, zullen de Sov jets hun politiek moeten herzien. Ik hoon dan dat Eisenhower zijn voors'el tot ontwapening zal herhalen en de dan te besparen bewapeningsgelden ten goede zullen komen aan de minder ont- wikkelde gebieden, waarbij ik ook de j Sovjet-Unie reken Dit moment zou spoedig bereikt kunnen worden. Dan bio- t de Russen hun vrees niet voor buropa, doch ook voor de VS worden ontnomen en kan men de aig«-mene ont spanning verwachten, die de mensheid fo dringend nodig heeft". Mi. grootste binnenlandse strijd gaat min 'i'530" de Christen-Democraten, meer gesteund door L.beralen on Conservatieven (DP) en de Socialisten (SPD). De tegenenstellin- gen staan scherp en het is wel zeker dat de aanhang der Socialisten juist gedurende het laatste jaar is vermin derd. De drie regeringspartijen werden weer dichter naar elkaar toe gedreven door één der laatste uitspraken van de SPD, waarbij werd geproclameerd dat het Westen de Russen concessies dien de te doen in het belang van een spoe dig herstel der Duitse eenheid. Dr Adenauer noemde deze verklaring een „verraad aan Duitsland". De voorzitters der drie regeringspartijen beschuldig den de Socialisten ervan wegbereiders van het communisme te zijn. Gezien deze en andere tegenstellingen ver wacht men daarom ook niet een „grote coalitie" tussen Adenauer en Ollen hauer, indien de regeringspartijen ais winnaars uit de verkiezingsstrijd zou den tevoorschijn treden. Dr Adenauer schijnt van zijn overwinning reeds ze ker. Hij zeide daaromtrent tijdens zijn verkiezingstournee een „verrassend goede indruk" te hebben opgedaan. Een onderzoek van de openbare me ning (Gallup) wees uit, dat de CDU op 36 pet. der stemmen zou kunnen re kenen en de SPD op 30 pet. Wij hech ten geen al te grote waarde aan voor spellingen in deze zin, doch geloven wel dat de stembusuitslag gunstig zal uitvallen voor het huidige regerings- bok. De gunstige economische positie van het land, het voortdurend dalen van het werkloosheidscijfer gedurende de laatste jaren vertellen, dat Ade nauers bewind ook in deze succesvol is geweest. Van grote betekenis voor Adenauers koers zal zijn het feit, of hij straks met de hem goedgezinden in de Bondsdag een twee derde meerderheid zal bezit ten. Indien het staatsrecht in Karlsruhe een grondwetswijziging voor de z.g. Europese Verdragen nodig acht, is dat bezit van twee derde der stemmen in de volksvertegenwoordiging vereist om tot Duitslands ratificatie deir verdragen te komen en van dat punt uit eerst zal de Europese eenheid zich weer verder kunnen ontwikkelen. Met gegronde hoop op goed nieuws zien wij de uitslag der verkiezingen van morgen tegemoet. Verkiez ngen, waarbij dus in wezen niet alleen be slist wordt omtrent de toekomst van West-Duitsland, maar van West-Europa. Een wonderlijke gedachte, waarover wij in 1945 zeker niet gedroomd zou den hebben Prof. dir F. A. Vening; Meinisz, hoog leraar aan de Rijksuniversiteit te utrecht, is gisteren aan boord van het ss „Veendam" gegaan, dat hem naar Verenigde Staten zal b-rengen. in een onderhoud, dat wij met prof. jening Meinisz hadden, vertelde hij, t "et hoofddoel van zijn reis een be zoek is aan het „Mapping and carting ^ar.ch laboratciry" te Columbus unio), daL kort geleden is opgericht ,J'aar aPe driehoeksmetingen en Kaarten ngen uit de gehele wereld ge ünieerd zullen worden. Zoals bekend is neeit de Nederlandse geleerde enige rflz,fn met onderzeeboten van de Ko ninklijke Marine, onder meer de be kende reis van de K XVIII gemaakt en de door hem verrichte onderzoekingen zullen de basis vormen voor de arbeid van het nieuwe Amerikaanse instituut, dat dus een sluitend geheel gaat ma ken van alle driehoeksmetingen en nauwkeurige zwaartekrachtmetingen, zodat de vorm van de aarde kan wor den bepaald. ^EG van Ivigtut, Groenlands allervreemdste Klondyke, en koer send in de richting van Julianehab. Wij zullen van de zee voorlopig geen last meer ondervinden, want een dag lang zal de Tikerak alleen maar geflankeerd worden door de twee ontzaglijke rotswanden van de fjord. Aan het einde ervan wacht het doel van deze Zuidreis. Die nacht ga ik opnieuw heseffen hoe goed het is dat dit schip, de Tikerak, een houten schip is. Want als ik nauwelijks een oog heb dichtgedaan, schrik ik wakker van een zware dreun, die haast aan een verre exploisie doet denken. Er volgde direct daarop weer een schok, en daarop een derde. Ten slotte enkele stoten van minder zwaar kaliber. Toen ik aan dek stond wist ik, dat het 't ijs was. Rondom de Tikerak lag een vrij wel stampvol met schotsen gevul de fjord. Ergens daarachter, nog uren varen, lag Julianehab. Toen ik het, door meer dan twintig Groenlandse winters verweerde ge zicht van kapitein Moller zag, be greep ik dat het bereiken van deze nederzetting nog steeds een kwestie van geluk moest zijn. TN die uren kreeg de Tikerak een on telbaar aantal klappen van het ijs te incasseren, en ik geef u de verze kering dat er genavigeerd werd op een manier, om ieder contact met deze schotsen en brokken en bergen te ont gaan. Steeds zat een uitkijk in de mast om een geul te vinden, waardoor 't schip zich kon bewegen. Er was steeds een geul, maar ik moet u zeggen dat ik hem niet gevonden zou hebben. Om dat ieder ogenblik de fjord een com pacte ijsmassa leek, omdat men de in druk kreeg, dat er geen doorkomen aan was en dat het beter zou zijn te trachten zo snel mogelijk rechts omkeert te maken. Wij kregen een bijzonder goede in druk van de kracht van dit in bewe ging zijnde ijs. Men behoefde maar over de bo„eg van. de Tikerak te gaan hangen en te zien wat het resultaat was van een poging van het schip een dier enorme schollen in beweging te krijgen en zo mogelijk opzij te druk ken. Dat resultaat was doorgaans ont moedigend het bestond meestal uit een inkeping van drie, vier decimeter. Niet meer. Dat was wat de som van gewicht en vaart van het schip konden bereiken in deze ijsmassa's. Ik zag die uren iets, dat men gevoegelijk mag rekenen tot de hogeschool der ijs- navigatie. Wat kapitein Moller pres teerde in die uren was ongelooflijk knap en het was tijdens deze vaart dat ik diep respect voor deze eenvoudige zeeman begon te krijgen. Deze grijze Deen, die met zijn verschoten jasje en platte petje eigenlijk meer weg heeft van een Nederlands beurtschippertje dan van iemand, die men gezagvoerder noemt. In geen enkel opzicht doet deze kapitein denken aan zijn Nederlandse collega's van de grote lijnen. Geen Jong Groenland verwelkomt ons op de steiger van de nederzetting Frederikshab. gouden banden, alleen een rafelig blauw jasje. Maar deze kleine man groeide in mijn ogen tot een groot na vigator, toen ik hem daar zag staan, vlak naast de roerganger, die al die tijd deed denken niet aan een roergan ger, maar.... aan een acrobaat in het circus. Hij draaide aan het wiel alsof dit een koffiemolen was. Nog nooit had ik zulk sturen gezien. Maar ik was dan ook nog nooit in een barstend vol met ijs gevulde fjord geweest. En we kwamen er door, door het ergste tenminste. Toen kwam het min der erge en ook die twee laatste uren vereisten alle zeemanschap van de mannen van de Tikerak. JWIET ver van Julianehab, waar de grote schotsen losser lagen en waar tussen hen in het groene water kolkte, schoten plotseling drie kajaks tussen het ijs vandaan. Ik had deze hyper-kleine vaartuigjes der Eskimo's al eerder gezien, maar nog niet daar, waar ze werkelijk behoren: tussen het ijs. En daar waren ze, als drie libellen, die laag over het ijs vlogen. Ze zoch ten een stukje open wateren op dat ogenblik kon je zien dat een kajak, en de man erin, geen twee dingen zijn, maar één. Het is een volkomen twee eenheid. De man, volkomen gehuld in oliegoed, zit als het ware vastge schroefd, vastgeklemd in het onmoge lijk smalle kano'tjedat niet meer breedte heeft dan vier en een half, vijf decimeter. Het doet denken aan iemand die zich op een soort water ski voortbeweegt. De kajakhét scheepje van de Eskimo en tevens het allerkleinste, allersmalste schip ter wereld. Gemaakt uit wat stukjes drijf hout, overtrokken met de huid van zeehonden. Dat is zijn vaartuig en daarin jaagt hij achter de zeehonden aan, dwars door een zee vol ijs. Ik lette op het roeien van deze Groenlanders. Noch voor, noch achter de kajak zag ik een spoor in het wa ter. En waar de riemen neerkwamen, ook daar was nauwelijks een minimale beweging te ontdekken. Maar tenslotte behoeft men zich over dit soort dingen niet te verwonderen. Deze zeevaarders iiiiiiimiiiii («MiHlllilllflIll worden practisch geboren in een ka jak. En voor hen is het geen sport maar de bitter-harde noodzaak om voedsel te bemachtigen. Van der Zee, die naast me staad suggereerde me om, als zich een gele genheid voordeed, ook eens te probe ren in een kajak te water te gaan. Ik kan u zeggen, dat dit alleen maar ironie was. Niet dat mijn omvang niet berekend is op de allergrootste kajak van heel Groenland, maar ik las eens in een boek van Nansen, dat hij drie weken lang oefende om in een kajak niet binnen twee seconden om te slaan. En dat was Nansen J7N dan ligt Julianahab voor ons. Op nieuw een nederzetting van zo op het oog lukraak neergezette houten huisjes tegen de bergwand. Rood, blauw, geel en zwart. Niets kleurigers is denkbaar dan zo'n Groenlandse post en zeker niet als de zon er over vaagt. Dat waren de ogenblikken dat Van der Zee bezeten werd door het heilig vuur van de fotograaf en filmer. En bij het invaren van de baai van Julianehab kreeg hij het volle pond. In die ogenblikken was er een grote onrust in mij. Omdat wij hier, bij Julianehab, niet alleen het meest Zui delijke punt van onze reis hadden be reikt, maar omdat hier een der doelen lag, waarom wij deze reis begonnen waren. Het doel dat heet: Brattahlid. Brattahlid, de eerste nederzetting der Vikings, duizend jaar geleden gesticht en eeuwen geleden tenondergegaan. Brattahlid, hèt veelbezongen oord in de Noorse skalden, heldenliederen. Wij waren er nu zo dicht bij, dat een mis lukking uitgesloten leek. Kapitein Moller had berekend dat een motor boot er ons in acht uur zou kunnen heenbrengen. Acht uur.... een klei nigheid in een land als Groenland. En kapitein Moller had relaties te over onder Groenlanders, die bereid zouden zijn ons naar de ruïnes te brengen. Er was maar een dubieus punt: zou er niet teveel ijs in de fjord liggen. Brat tahlid ligt aan het einde van de fjord en de berichten over ijsgang waren ronduit allerongunstigst. Drijfijs bij het naderen van Juliunehdb. Een kwartier nadat we voor anker lagen kwam kapitein Moller ons ver tellen dat we Brattahlid maar uit ons hoofd* moesten zetten. Hij had ver scheidene Groenlanders gepraaid, maar ze weigerden scheepjes aan het risico van te veel ijsgang prijs te geven. Er was niets aan te doen. Hij had ze ge paaid met een behoorlijk loon, maar ze hadden voet bij stuk gehouden. Van der Zee en ik hebben toen lang gepraat, en dit gesprek was niet be paald vrolijk. Vlak, haast onder hand bereik van ons eerste doel, scheen dit doel ons te gaan ontglippen. De teleur stelling was meer dan we dragen kon den en we besloten er zelf op uit te gaan. Nu was het probleem dat geen van ons beiden een woord Groenlands kende. Dat is een taal, waaraan men niet eens behoeft te beginnen. De enige mogelijkheid, die over bleef was een gesprek met de Deense bestuur der van Julianehab. Hij was het, aan wie we onze wensen kenbaar maakten en ook zijn reactie was verre van op beurend. Maar hij was bereid te gaan praten. Hij kende nog een paar Groen landers, die voor een flink daggeld wellicht bereid zouden zijn een poging te wagen. Een half uur later werden we gecon fronteerd met twee raszuivere Groen landers; donkere, haast zwarte kerels, die ons met evenveel belangstelling monsterden als wij hen. Er werd lang gesproken met "de bestuurder en ik merkte wel, dat de zaak verre van eenvoudig was. Er werd ook gecondi- tionneerd en tenslotte richtte de Deen zich weer tot ons, die in grote span ning het resultaat van het onverstaan baar palaver zaten af te wachten. Wel we zouden het proberen. Lukte het, dan de volle prijs. Zo niet, dan de helft. Dat risiko moesten we aanvaar den. We aanvaardden het. We hadden het aanvaard voor de driedubbele prijs! Twee uur later zouden ve varen. Het was acht uur naar de ruïnes, maar we werden verzocht proviand voor drie dagen mee te nemen Een typi sche Groenland-maatregel. Ook voor de Groenlanders moesten wij vivres meenemen. Voor even lange tijd. Daarna gingen we ons gereed maken voor de reis. Warme kleding, brood, cigaretten, kijkers en van der Zee's radio-, film- en foto-instrumentarium. T~\E TUNEK was klein, zoals ze daar langs de schotsen lag, die tegen de Tikerak opkruiden. Maar ze maakte een solide en plezierige indruk. De beide Groenlanders kwamen aan met de olie, met zeilen en allerhande andere voorwerpen en toen vertrokken we Goede reisriep kapitein Moller ons na. En danover drie dagen moet ik varen, zorg dat je terug bent Ik zag aan z'n gezicht, dat hij aan het resultaat van deze tocht twijfelde. Dat was een lelijk ding, want we wis ten dat hij dit land kende als geen andere zeeman. Het voordeel van de Tunek was, dat ze smal was en klein. Je kon in een soort onderkomen wegduiken, maar je moest je voor de helft in elkaar bui gen en het rook er niet fris. Daarbij kwam, dat het beeld van de langs de schotsen schuivende Tunek een uiterst fascinerend beeld was. Ongelooflijk, zo handig als deze twee Groenianders de spleten tussen het ijs wisten te vin den. Spleten die soms voor ons tot op drie, vier meter onzichtbaar bleven. Een der twee mannen klom regelmatig in de mast van de boot om de zaak te verkennen. Met brede armgebaren gaf hij de ander te kennen hoe hij moest sturen. Soms gingen we vooruit, soms grote stukken dwarsuit en meer dan eens keerde de Tunek op haar weg terug. Het was één aanhoudend zoeken, tasten, speuren naar water. Ze had niet veel water nodig, maar toch wel iets. Daar ging het om. De hoge wan den van de fjord schoven langzaam, veel te langzaam, voorbij. En als ik over de eindeloze séhotsenvlakte voor me uit keek, gaf ik, om de waarheid te zeggen, geen cent voor onze kans Brattahlid ooit te bereiken. Maar we hadden tenslotte A gezegd en we gingen nog vooruit. Iedere mi nuut keek ik naar de gezichten van de twee Groenlanders. Om er vanaf te lezen hoe de situatie zich ontwikkel de. Ik had het beter kunnen nalaten. Die gezichten waren volmaakt ondoor grondelijk. Natuurlijk waren ze dat. Ze wisten het zelf ook niet, hoe ver ze de Tunek de fjord in zouden kunnen persen. Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem in het gras; het gras verdort en de bloem valt af, maar het Woord des Heren blijft in der eeuwigheid. (1 Petr. 1:24, 25) VOLGENS de kalender begint de herfst op 21 September, maar in feite kan men zeggen, dat met September de herfst zijn intrede heeft gedaan: de najaarsbloemen bloeien nog in volle fleur, maar het zijn najaarsbloemen en de bladeren der bomen verkleuren reeds en de eerste vallen reeds af en ritselen op voor onze voeten als open brieven van de dood. Ja, van de dood. Dat is het wat aan de herfst dat onzegbaar weemoedige geeft De herfst is mooi, de herfsttinten zijn prachtig; de schoonheid van de hersft evenaart die van de lente, maar het is alles zo heel anders: in de lente is er de vreugde van de verwachting; in de herfst de weemoed van het af scheid. De herfst is als een lange oude jaarsavond, die ook zo sterk met doods- gevoelens verbonden kan zijn. Want de herfst spreekt van de vergankelijk heid van al het aardse leven en van de aardse schoonheid. De herfst roept de gedachte aan ouder worden en ster ven moeten, onontkoombaar op. En zo wordt de herfst tot een prediking, tot een oproep tot bezinning: „het hoofd omhoog, het hart naar boven, hier be neden is het niet". Dit sursum corda zingen we in de kerken, gelijk we in de kerken alles zingen, wat ons opgegeven wordt! Maar beseffen we het eigenlijk wel, wat we daar zingend uitspreken en belijden? En als we het beseffen, menen we het dan ook? Het ziin ten slotte zulke geweldige woorden! En ook wij Christenen hebben van nature net leven en de wereld zeer lief. En nu mag dat natuurlijk wel, ja, ik geloof, dat het zelfs móet Het is een plicht van eenvoudl* godsdienstige dankbaarheid, in het bij belse scheppingsgeloof gegeven- Het leven en de wereld te verachten is in wezen ondankbaarheid jegens da Schepper van hemel en van aarde. Maar wij hebben leven en wereld zo vaak op de verkeerde wijze lief: wij hebben ze lief op zich zelf, wij hebben ze niet lief in God; wij hebben ze van God losgemaakt en ze daardoor tot het eigenlijke doel van ons bestaan ge maakt. En juist daardoor kriigt de herfst zo iets drukkends en beklemmends: nu zien we en moeten we zien, dat we tot doel van ons bestaan Iets vergan kelijks, iets sterfelijks gemaakt hebben, dat alles, wat we nastreven in de jacht op leven en wereld vergankelijk is en dat we zelf vergankelijk zijn; dat de dood achter alles loert en dat we ons geraamte in de letterlijke zin meedragen in ons lichaam. Daarom is het eigenlijk zo'n dwaze wens, zo veel in bepaalde kring gehoord: dat er „uit het leven ge preekt moet worden". Want uit het leven gepreekt willen hebben, dat is eigenlijk uit de dood gepreekt willen hebben. En dat verkondigt nu de herfst: dat het leven aan alle kanten van de wijde zeeën van de dood om sloten is. Niet alleen de „naturen", maar ook de „culturen" delen in dat lot. Ook als men het naturalisme in Oswald Spengler's visie in ziin Unter- gang des Abendlandes afwijst, zal men het waarheidsmoment daarin toch niet kunnen ontkennen Als de Bijbel over vlees spreekt, be doelt hij niet alleen het stoffelijke en lichamelijke, bloem en blad, huid en haar; maar dan denkt hij aan al het aardse, ook aan de scheppingen der menselijke cultuur: het gaat voorbij. „Alle vlees is als gras Toch leidt deze erkenning niet tot pessimisme, niet tot vermoeidheid gelijk die aan het woord is in de aanhef van het boek Prediker: ijdelheid der ijdelheden, al les is ijdelheid. Want op de erkenning der vergankelijkheid van alles volgt de belijdenis: maar het Woord onzesGods bestaat in de eeuwigheid. Zonder dat laatste was inderdaad de vraag niet te ontgaan bij de zich meldende doods gedachte: waarvoor leven en werken we eigenlijk? Nu wordt deze vraag te ruggedrongen en overwonnen: wij le ven uit en voor dat eeuwige Woord van God. Dat Woord heeft altijd weer een tweeledig karakter: het is een be lofte en een opdracht. Het is de belofte van heil in het komend Koninkrijk, het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk der hemelen, het Koninkrijk niet in de hemel, na zijn dood door de mens te bereiken, maar het Koninkrijk u i t de hemel, dat naar deze aarde komt en. dat God als de bestemming van deze aarde heeft gesteld, als het Rijk, waar in geen dood meer zal zijn, het Rijk der getransfigureerde aarde. Maar het is ook de opdracht van in de verwach ting van dat Rijk te leven, zich daarop in te stellen en daarvan in de kracht van Christus als een nieuw schepsel reeds iets te anteciperen in eigen leven en in de levensverbanden, waarin God ons heeft gesteld. Alles is vlees behalve het Woord van God. Met dit Woord komt de eeuwig heid in de tijdelijkheid van dit leven en herschept het reeds hier en nu en geeft ons leven zo eeuwige zin en waarde. Van hieruit verstaan we de predi king van de herfst: alle vlees is als gras. Laat mij het mogen zeggen ineen beeld: als de aarde in bloei staat, dan vergeten wij zo licht om naar boven te kijken; de glorie dier aarde houdt onze blikken vast; en als de bomen vol in blad staan, dan zien vij vaak de hemel niet meer door dat dikke bladerdak. Maar als de schoonheid der aarde ver gaat, kan zich de blik bevrijden en als de bomen kaal worden, komt de hemel weer in zicht. Zalig wie zo achter de alomme dood de eeuwigheid Gods weer kan zien én ziet. Hem wordt de herfst ten zegen. SJootdorp. Ds. J. VINK. (Advertentie, Lig. Med.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1953 | | pagina 5