Het stofje
De naamloze held van dit land:
de Groenlandse hond
Zij brachten Cook en Peary naar de Pool
IMA
VAN GEND EN LOOS KAN
PAARD NIET MISSEN
MATROZENSHAG
^flCElES*^
Dienst des Woords
en ambten
Ter overdenking
Onder Groenlanders en Eskimo's (28)
Wreed, wild, maar
onvermoeibaar
Anth. van Kampen
Goede koetsiers zijn
moeilijk te vinden
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1953
ONTZAGLIJK groot is het heelal.
V De aarde, waarop wij .leven is
slechts een klein planeetje, cirke
lend om de zon. De zon zelf behoort
tot het Melkwegstelsel. Dit is een
ontzaglijk lensvormig samenstel van
zonnen, waarvan wil een zwakke
glans aan de nachthemel zien als
een brede lichte band. Het Melkweg
stelsel telt ongeveer honderd milliard
zonnen, die op geweldige afstanden
van elkaar door de ruimte zweven.
(Als u tot honderd milliard zoudt
willen tellen, en u zoudt iedere
seconde een getal zeggen en dag en
nacht doorgaan, zoudt u drie bui
zend jaar rusteloos door moeten tel-
Ons Melkwegstelsel is echter niet
het enige. Met de moderne grote
telescopen zijn er zeer vele waar-
neembaar. De hemel is bezaaid met
kleine witte vlekjes, en de stel
kunde vertelt ons,, dat elk vlekje
een melkwegstelsel is, op onvoorstel
baar verre afstand. Met de reuzen-
telescoop op de berg Palomar in Ca-
lifornië zijn er meer dan. honderd
millioen melkwegstelsels, ieder be
staande uit milliarden zonnen, waar
neembaar. Trillioenen zonnen zwe
ven aldus door de onmetelijkheid.
Wellicht zijn er bij die zonnen ook
aardbollen, in totaal millioenen pla
neten, bewoond door levende en
denkende wezens. In de onmetelijke
ruimte en de onmetelijke tijd, als
een uit milliarden en nog eens mil
liarden levende wezens, leven u en
ik ons kleine leven: stofjes en min
der dan stofjes.
Als wij ons bestaan oppervlakkig
bekijken, zeggen wij: het is niets en
minder dan niets. Wat voor betekenis
kan zo'n nietige microbe, als de
mens is, nog hebben?
U moet niet denken, dat deze vraag
pas voor het eerst in ónze hoofden
is opgekomen. Al wisten de mensen
twee of drie duizend jaar geleden
nog niet zo goed als wij hóe over
weldigend groot de kosmos is, toch
wisten zij wel, dat de mens bij de
kosmische geweldigheden in het niet
verzinkt.
In het Oude Boek vinden wij dit
besef vertolkt. Jesaja, ongeveer ze
ven eeuwen voor Christus, zegt:
Zie, de volken zijn geacht als een
druppel aan een emmer,
als een stofje aan een weegschaal;
zie, de eilanden zijn als fijn stof,
dat uitgestrooid wordt.
Het Oude Boek ziet achter dit ge
weldig heelal een Macht aan het
werk. Die Macht maakt zich ook
kenbaar in het binnenste van de
mens. Elk mens, die niet afgestompt
is door het jagen naar brood, bezit
of genot, en die niet vastgeroest is
in zijn beperkte kringetje, kan aan
geraakt worden door ontzag voor de
heilige Macht, die zich in ons binnen
ste doet vernemen.
Hoe ondenkbaar geweldig moet die
Macht zijn, die dit verbijsterend
groots heelal als een kleed uitge
rold heeft.'
Hij omhult zich met licht als
met een mantel,
Hij spant de hemelen uit als een
tentzeil.
Ja, de mensen van de oude tijd
hebben diep beseft de kleinheid van
de mens.
Alle volken zijn als niet voor Hem,
zij zijn voor Hem als niet en ijdel-
neid.
Duizend jaren zijn voor Hem als
een dag, ja als de dag van giste
ren, die al voorbij is. en die daar
door nog korter lijkt. De generaties
der mensen stromen voorbij als de
golven van een rivier. Alles ver
dwijnt, alles verzinkt. Tenslotte zal
ook de laatste herinnering aan al
wat er geweest is verdwijnen.
Er is geen heugenis van de
vorige tijden,
en ook van de latere, die er zijn
zullen,
zal er geen heugenis wezen.
IJdelheid der ij delheden,
alles is iidelheid.
Is dit nu het laatste woord? Moe
ten wij ons leven zó bezien? On
getwijfeld is er een kant van nietig
heid aan ons bestaan. De ervaring
toont het, de wetenschap verdiept
het besef er van. Maar is er ook niet
een andere, kant? Heeft het leven
van de nietige .mensmicrobe, die wij
zijn, toch een zin? Zin dat is ver
vulling, diepste doelbereiking, dat
is deel hebben aan iets dat niet weg
zinkt, aan iets eeuwigs.
Er staat een mens in de oude tijd
onder de wijde nachthemel. In hem
ïïft;„de vraafv Wat betekent dit
nietige mensenleven?
Aanschouw ik, Heer, uw hemel,
het werk uwer vingeren,
de maan en de sterren, die Gij
w=t- i. bereidt hebt,
wat is de mens, dat Gij hem
het mensenkind, dat (ffS
hem omziet?
En dan rijst er een bijna verbijs
terende zekerheid in hem op:
Gij hebt hem bijna goddelijk ge-
maakt
en hem met heerlijkheid en
luister gekroond.
Gij doet hem heersen over de
werken uwer handen-
alles hebt Gij onder zijn voeten
gelegd.
De mens is stof, dat tot stof we
derkeert, zegt het Oude Boek, maar
God blies in hem Zijn levensadem.
De mens is een bijna goddelijk we
zen. De mens is geschapen naar het
beeld van God. Hij is een spiegel
beeld van de Eeuwige. Hij kan dat
beeld besmeuren en bekrassen, en
Hij doet dat altijd weer op een
vreselijke wijze. Maar toch blijft er
iets van, ook bij de meest alle
daagse mens, ook bij de verdorven
mens: een vonkje, een flits. De
mens is geschapen naar Gods beeld,
dat wil zeggen: de mens is geroepen
fleel te hebben aan Gods leven. Hij
Biag deel hebben aan het Gewel
dige Leven, dat van eeuwigheid tot
eeuwigheid scheppend en schenkend
werkt en straall, de Bron van alle
activiteit, liefde, vreugde. Dat be
tekent, dat wii bestemd zijn om
vrede en vertrouwen, blijdschap en
levensmoed in ons hart te dragen;
dat wij ge>n melancholici en pessi
misten zullen zijn. maar kinderen
van het licht: dat wij alle afgunst,
egoïsme haat en wrok zullen af
zweren. en tegens onze medemens
edelmoedigheid. gulheid en hulp
vaardigheid zullen betrachten.
JN Zuid-Groenland zijn geen honden en de eer
sten die wij, nu al weer verscheidene weken
geleden, ontmoetten, waren de honden van Hol-
steinborg. Mijn eerste indruk was te doen te
hebben met een stel verwaarloosde, nogal schurf
tige vertegenwoordigers van hun ras. Een aantal
Groenlanders, mannen, vrouwen en kinderen, was
bezig met het flenzen van een paar zeehonden en
de honden hadden zich in een grote kring rondom
opgesteld, teneinde ook hun deel te krijgen. U
moet namelijk weten, dat de Groenlander zijn
honden in de zomer geen voedsel geeft. Dat heeft
twee redenen: de eerste is, dat de honden 's-zo-
mers niet werken, omdat er in die maanden geen
sleevervoer bestaat. Waarom zou men zijn honden
dan ook voeden, nietwaar? De andere reden is,
dat men vindt, dat de honden tijd en gelegenheid
genoeg hebben in die periode, om hun kostje zelf
op te scharrelen. Hetgeen ze dan ook doen.
En hetgeen ze ook die dag deden: grommend,
jankend, keffend. De handigsten zagen kans af
HIER, in en bij Jakobshavn aan
Diake-baai, valt men over de
honden. Jakobshavn is trouwens ver
maard in heel Groenland om zijn
honden. Omdat vrijwel iedere expe
ditie hier zijn honden koopt. Omdat
de fokkers van Jakobshavn de beste
fokkers van Groenland zijn. Omdat
ze een ervaring op dit gebied heb
ben van eeuwen en eeuwen.
Het zijn merkwaardige dieren en
beslist niet in ieder opzicht sympa
thiek. Maar daar zijn allerlei rede
nen voor. Zoals het feit, dat het nog
halve wolven zijn. En dat ze met
weinig of geen zorg omringd wor
den. Omdat ze goeddeels voor zich
zelf hebben te. zorgen, hetgeen in
een land' waar zo weinig voedsel
is geen eenvoudige zaak is.
Ze sluipen de hele dag rondom
onze hut en eveneens de hele nacht,
Soms, als ik niet kan slapen en naar
buiten ga, zitten ze voor de hut en
kijken me aan in de verwachting iets
te krijgen, omdat ze altijd honge
ren. We sloegen nogal wat biscuit
in en verscheidene rollen zijn intus
sen in de bodemloze magèn dezer
zwervers verdwenen. Ik denk dat
de Groenlanders, als ze het wisten,
aan ons verstand zouden twijfelen.
iniiiiiiiiiiuiiiiiiniiiiNiiiiniiiiiiiiiiiiiiii
door
Riiinimiinniiininmiiiflniiiiiniiiniiiiiiiiiniiiiiiniiiniiiniiiniiiiniiiiminiiiiiiiiiiiininiiiin
Velen zijn vals, hetgeen wel zijn
historische oorzaak zal hebben. En
het woord vals geeft maar betrek
kelijk juist weer, wat dit bete
kent. Omdat in bijna iedere neder
zetting aan deze Noord-West
kust ieder jaar kinderen door de
honden worden verslonden. En om
dat eveneens mannen en vrouwen,
die buitenshuis inslapen, of door
drank of kou bedwelmd worden, het
leven er bij inschieten. In zo'n geval
eindigt ook altijd het leven van de
hond. Hij wordt opgehangen. En
niet alleen hij, maar het gehele team,
waarvan hij een onderdeel vormt.
Een hond hier behoort altijd tot
een team. Een team is circa 10 tot
12 honden. Bij de huizen van de
Denen hier ziet men de kinderen, de
babies, spelen in van ijzerdraad ge
construeerde kooien. Vanwege de
honden. De Far 'Oer-dokter heeft een
team van 12 honden. Ik vroeg hem,
hoe hij over z'n honden dacht. Hier
is zijn antwoord: „Soms zou ik ze
kunnen vermoorden, maar meestal
ben ik stapelgek op ze. Het zijn je
vrienden, maar soms je vijanden".
De honger van deze dieren in de
zomer wordt wel aardig geïllustreerd
door het volgende: Van der Zee en
ik doen hier, op een bepaalde ma
nier en op een bepaalde plaats, ze
kere behoeften. Tijdens dat proces
zitten zes, zeven honden ongedul
dig te wachten. Hun maaltijd be
en toe een brok ingewand of een stuk van het
donkerrode zeehondenviees te bemachtigen, maar
iedere poging werd ook prompt beloond met een
schop, of een feilloos geworpen steen. Die dag
leerde ik opnieuw, dat deze Groenlanders hard
zijn. Oók voor hun honden. Men moet hier, in dit
land, bepaald geen Hollandse maatstaven inzake
dierenbescherming aanleggen. En ik meen wel te
mogen zeggen, dat de verhouding tussen een Ne
derlandse en een Groenlandse hond zo ongeveer
gelijk is aan die van een schoothond en een ver
jaagde en verhongerde zwerver. Ln toch is het
noodzakelijk dat ik in deze reportage een apart
hoofdstuk wijd aan deze honden. Omdat de ge
schiedenis van Groenland zónder die honden niet
te schrijven is en wel zeer incompleet zou zijn.
Omdat het juist deze honden zijn, die hun stempel
op dit land drukken. En tenslotte, en eigenlijk in
de eerste plaats, omdat deze honden in feite de
onbekende, naamloze helden van Arctica, dit
Poolgebied, zijn.
Wij hebben dat gezien aan de
mens van Nazareth. Hij heeft ons
doen beseffen, wat het betekent te
leven met God. Uit zijn leven straal
den het licht en de warmte, die ons
toevloeien uit de Grote Bron.
De mens is een stofje, ja, maar
een levend stofje, dat deel mag heb-
oen aan het eeuwige, liefde-vervul
de, zalige leven van God.
Dat zegt ons het Oude Boek over
ons leven.
vjaramtr' dat w'i ons in deze
verrif0n2Sdsihp 20 wc,lni* (of nooit)
j n- sukkelen als een
trekpaard door net leven. De kop
a grauw Plaveisel aansta
rend, of de tanden in het gras
Gicuw is hun leven, tot de dood er
een eind aan maakt.
Het Oude Boek zegt ons: Heft uw
hooiden omhoog. Wees niet als een
paard, als een muildier zonder ver
stand
Wees mens, dat wil zeggen- sta
vrij van 1 ehzuchl, zelfzucht' en
kleinzieligheid in het leven, sta in
de uefde van Christus, sta in het
licht van God
Nieuwe Niedorp. A. DE WILDE.
De honden van het land
gint namelijk als wij gereed zijn. Ik
ge=f toe dat dit een bijster onsmake
lijke geschiedenis is, maar tenslotte
gelden hier andere wetten dan in
Nederland.
Over eindeloze vlakten
TN de winter trekken deze teams
de sleden, die het enige middel
van transport zijn. Dan worden ze
goed gevoed, en dit is ook wel nodig,
als men weet wat er van de dieren
gevergd wordt. In dit opzicht is zelfs
de hardst behandelde trekhond in
Nederland een varwend dameshond
je. Twintig tot dertig uur voor de
slee (en neemt u maar aan, dat die
ongelooflijk zwaar beladen zijn) is
niets bijzonders. En dit werk vindt
plaats bij temperaturen van 30 tot
40 graden onder het vriespunt. Deze
honden moeten over een nauwelijks
voorstelbaar uithoudingsvermogen
beschikken, om dit verbijsterende
harde leven te kunnen doorstaan. En
tevens: de behandeling. Ik zag de
meterslange zwepen en iedere Groen
lander ziet kans met één slag van
die zweep alle honden van het ge
hele team tegelijk te raken.
Ik heb ze urenlang gadegeslagen,
deze Groenlandse honden. Hoe ze
vechten, hoe ze elkaar te lijf gaan,
zodat de vlokken en plukken haar
er afvliegen. Ik heb hun jongen
gezien, de welpen, zo lief en zo wol
lig en zo hartveroverend warm en
aanhalig, dat je je moeilijk kunt
voorstellen, dat uit diezelfde welp
over een jaar een half-wilde wolf
zal groeien.
Ze kennen ons al lang en ze zul
len ons wel voor half-gek uitmaken.
Zoveel kostelijk afval, zoveel blik
jes, waarin nog kostelijke resten zit
ten. En nooit een steen die naar hen
toevliegt.
Het was de dokter, zelf een harts
tochtelijk slee-rijder, die ons iets
over het leven dezer halfwilde die
ren vertelde. Over hun enorm uit
houdingsvermogen. Over hun in
stinkt, dat hun de weg laat terug
vinden. als de mens die weg vol
ledig kwijt is. Hoe zij hem over de
bevroren fjorden en over de glet-
schers brachten, soms zwemmend,
met de slee achter hen aan, waarop
hij zat, tot aan z'n borst in het wa
ter. Gelooft u mij zei de dok
ter. dat je dari van je honden
gaat houden en dat je ze alleen nog
maar ziet als je beste vrienden in
dit land.
Dan komt de veertienjarige zoon
binnen. Hij heeft vier, vijf lelijke
lidtekens in z'n hals. Speelde met de
honden. Daarom haat de dokter ook
zijn honden.
Vanwaar?
NEE, de geschiedenis van Groen
land kan men niet schrijven zon
der de honden. Vanwaar komen
zedeze wilde, ruwe half-wol
ven? Was hun verre voorvader de
Siberische Samojeed, of stamt hij
van een ander ras? Ik ben er hier
niet achter kunnen komen. Als je
het vraagt, krijg je ten antwoord: het
zijn onze Poolhonden. Of: het is de
Groenlandse hand.
De Groenlandse hond. Dezelfde die
Admiraal Peary naar de Pool bracht.
En dr. Cook. Dezelfde die Nansen
over de IJskap bracht, van Oost-
naar West-Groenland. En mannen
als Lauche Koch en, misschien als
eerste van allen, de onvergelijke
lijke Knud Rasmussen, door de Es
kimo's en Groenlanders hier genaamd
de Koning van Groenland.
Zij waren het, die de Peary's, de
Cook's en de Nansens in staat stel
den prestaties te leveren, waarbij
de wereld de adem inhield. Zij wa
ren het, die hen brachten naair het
Noorden en uiterste Noorden, in
tochten van eindeloze dagen en nach
ten. In tochten, zo zwaar en lang
durig, dat een Europeaan, die dit
land niet kent. er geen idee van
heeft. Bij temperaturen van 40 gra
den onder 0 en lager. Tochten, ge
durende welke de honden elkaar tot
voedsel dienden. Ende men
sen. Zo waren zij altijd: transport en
voedsel tegelijk.
Als de barre, witte sneeuwvlak
ten van dit van Godverlaten land
konden spreken, zouden zij vele ver
halen vertellen van bovenmenselijke
moed en uithoudingsvermogen. Maar
ook van moed en uithoudingsvermo
gen van de honden. Zonder hén had
Peary niet op de Pool gestaan. Zon
der hén was menig epos van helden
moed in Arctica nooit geschreven.
VANNACHT slopen ze weer om onze
hut. Zacht jankend, licht grom
mend. Wachtend op een blik, waarin
zich nog iets eetbaars zou bevinden.
Wachtend op een stuk hard brood.
En misschien alleen maar wachtend
op een niet al te bars, ruw woord.
Er is er een, die helemaal niet meer
weggaat. Het is een wijfje en het is
half blind. Ik denk, dat ze wel nooit
meer in een team zal meerennen en
dat ze in haar nadagen is. Ze is wit
achtig en het was me een lief ding
waard als we nog in de dagen van
Olim verkeerden, toen de dieren
nog spreken konden. Want ik denk,
dat deze hond, met de diepe in
kervingen van het tuig in de huid,
menig verhaal zou kunnen vertel
len, waarbij menig Europeaan, thuis
in z'n gemakkelijke stoel, het koude
zweet over z'n rug zou voelen lo
pen.
De honden van Groenland: de on
bekende helden van het Noorden, de
helpers van de mens in dit land zon
der transport en duizendvoudig de
redder van de mens.
„Het is daarom, dat ik maar moei
lijk kan begrijpen, waarom diezelf
de mens, die zoveel aan deze honden
te danken heeft, hen zo liefdeloos
behandelt.
Ook daar sprak ik over met onze
vriend, die Far 'Oer-dokter. Hij keek
peinzend voor zich uit en zei toen:
Ik weet niet zeker of de Groen
lander ze zo slecht behandelt. Waar
schijnlijk maakt u de fout door Euro
pese begrippen te laten gelden in een
land als dit. Dat kunt u niet. Dit is
een hard land, met harde mensen.
En hard zijn de, honden zelf. Voor
elkaar en voor cte mensen.
Europees of Groenlandsdat
halfblinde wijfje, dat om onze hut
zwerft, zal het tijdens ons verblijf
in ieder geval een fractie beter heb
ben dan daarvoor. En helaas
daarna!
(Van onze speciale verslaggever)
JNEENS valt zoiets je op. Wat
merkwaardig, dat eerfïgroot ver
voersbedrijf als Van Gend Loos
nog altijd paardentractie heeft. En
dan paardentractie voor kolderde-
bolderwagens op ijzeren ratelban
denWaarom geen luchtbanden?
„Die stomme dieren denk je
dan. Met welke laatste gedachte je
natuurlijk alleen maar meelij uit
drukt ten aanzien van de meest
trouwe viervoeters die je kent, en
beslist niet stilstond bij de bedrijfs
leiders van Van Gend Loos, die
dit levendige element in hun be
drijf maar handhaven.
Met de heer mr. T. W. Mertens, de
actieve bedrijfsjurist van Van Gend
Loos en de heer C. Buser, de
„assistent van de baas van Van Gend
Loos' paardenspul", hebben we
vervolgens ten hoofdkantore in
Utrecht over dit merkwaardige ver-
chijnsel m deze gemechaniseerde tijd
zitte; praten. Onze verbazing was
gauw verdwenen. „Hier is nog steeds
een uitgebreid terrein, waar het
paard zuiniger en ef fir enter werkt
dan de auto", kregen we te horen.
„Denk maar eens wat het kost aan
benzine, wanneer bijna huis aan huis
goederen moeten wórden afgeleverd
in bepaalde wijken van een stad.
Het telkens starten van een auto
„vreet" benzine, terwijl er misschien
een paar honderd meter afgelegd
zijn. Daarom worden de paarden nog
altijd gebruikt in de plaatselijke
besteldiensten. Niet natuurlijk op de
grotere trajecten, of wanneer de be-
stelplaatsen vrii ver van honk ge.
legen zijn.
Het is dus een vrije eenvoudig re
kensommetje voor Van Gend Loos:
Wat kost ae haver en wat kost de
benzine. En zolang als de haverprijs
en eetlust van de paarden nog aan
zienlijk minder zijn dan de benzine
prijs en het brandstofverbruik van
de auto's, houden wij de paarden in
ere. Ook al, omdat de bebouwing
van vele steden het onmogelijk
maakt op bepaalde plaatsen met
auto's te komen, terwijl het paar
denspan ongehinderd door kan gaan."
„Hoeveel paarden heeft Van Gend
Loos nog?"
„Ongeveer vierhonderd vijftig!
En ze hebben de naam tot de best-
verzorgde van Nederland te beho
ren. Dat is de mening van de heer
van Nieuwenhuyzen, de directeur
van de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren, met wie
wij dan ook een bijzonder prettig
contact onderhouden.
„En die ratelwielen dan?"
„Alweer mis. Trekproeven hebben
bewezen, dat de ijzeren banden, lich
ter rijden dan de luchtbanden. Ook
in dit opzicht was „de ouderwets
heid" dus doelmatiger dan het nieu
we."
„Er zijn naast de landbouw weinig
bedrijven meer in Nederland, die
met paardentractie werken. Met de
brouwerijen zijn wij de belangrijk
ste. Maar het is een vraag, of de
brouwerijen de beesten niet houden
voor de show. Men zegt, dat ze daar
geld kosten, maar de reclamefactor
dat geld waard is. Wordt het niet
steeds moeilijker personeel te krij
gen, dat de kunst verstaat met de
paarden om te gaan. Inderdaad. Geen
der koetsiers of stalbazen van Van
Gend Loos is beneden de veertig,
en van verscheidene van hen deden
vader en grootvader dit werk ook al.
De liefhebberij om deze familietra
ditie voort te zetten neemt echter
sterk af. Zo er al een verband met
Van Gend Loos gewenst wordt,
willen de jongens uit deze gezinnen
op de auto's. Alleen het platteland,
waar het paard zich soms zelfs in
sterk gemechaniseerde bedrijven
handhaafde, kan nog goede koetsiers
opleveren. De meeste onzer stalba
zen we hebben er zo'n veertigtal
komen weer uit de categorie der
koetsiers voort. Beiden stalbazen
en koetsiers zijn tegenwoordig
van een ander allooi dan in de glo
rietijd van het naard: toen deze
lieden bekend stonden als nogal
dorstig. Dat is voorbij. Tegenwoordig
hebben ze een andere reputatie. Die
van goede vaklui. Het is een kunst
om met paarden om te gaan. Men
moet er gevoel voor hebben, en we
ten wat de dieren voor werk kun
nen en moeten verzetten, om te voor
komen dat ze ziek worden. Hebben
ze tekort werk, dan gaan ze zich
vervelen en worden het kribbebli
ters, luchthappers. kroontrappers of
wevers. Iedere paardenkenner kent
deze afwijkingen en vreest ze.
Bij Van Gend Loos staan de
paarden dagelijks een uur of tien
in het gareel. En ze bevinden zich
er wel bij. Ook omdat ze na gedane
arbeid telkens weer een prima stal
vinden. Straks in Den Haag, waar
nog vijf-en-zestig paarden worden
gebruikt, zelfs een geheel nieuwe
stal, omdat 27 Mei j.l. de oude, tij
dens de ziekte van de stalbaas, af-
Iiw
VAN ROSSEM S
(Advertentie, ln\ Med„
brandde.".
Men ziet het, de paarden van Van
Gend Loos, het zijn troetelkinde
ren van deze 157 jaar oude firma.
Troetelkinderen, waarvan er al ver
scheidene uitzwierven naar verra
landen. Engeland, Italië. België,
Duitsland, ja zelfs Turkije kochten
reeds dieren bjj Van Gend Loos.
En soms komt men ze ook lenen.
Zoals voor Coronation-dag in Enge
land. Maar de viervoeter, die de eer
genoot die plechtigheid luister te
gaan bijzetten, heeft niet voldaan.
„Daar is teveel lawaai bij geweest",
vertelde de heer Buser. Wij denken,
dat taalmoeilijkheden een rol heb
ben gespeeld
Zoals men weet ls het ambt op het
ogenblik het onderwerp van diepgaan
de studie en discussies in de protestant
se kerken en met name in de Neder
land Hervormde Kerk. Ook elders
bestaat er echter belangstelling voor
en zo kon het gebeuren, dat kortelings
op een internationale conferentie ia
ons land een reeks lezingen over dit
onderwerp werd gehouden. Zeer be
langwekkend was de inleiding, waarin
prof. dr A. A. van Ruler, kerkelijk
hoogleraar te Utrecht, „De dienst van
het Woord in de wereld van vandaag"
besprak.
De dienst van het woord wordt
meestal vereenzelvigd met de predi
king, zo betoogde prof. Van Ruler.
Dienaar des Woords is de predikant, de
plaats waar de dienst geschiedt is de
kerk, alles vclgens de gangbare opvat
tingen. De grondfout van deze zienswij
ze is, dat men de kerk ziet als doel op
zichzelf. Zij is echter het instrument
om de wereld met Gods Woord te con
fronteren. Gods uiteindelijke bedoeling
met de wereld is niet de kerk. maar
- veel wijder - het Rijk Gods. De amb
ten functionneren dan ook in de kerk
weliswaar, maar bovenal in en met het
oog op de wereld.
Op het eerste gezicht lijkt het een
zeer hoge waardeschatting van het
ambt, het verkrijgen ervan afhankelijk
te stellen van het ontvangen der wij
ding, zoals dat in de katholieke ker
ken gebeurt. Wanneer men echter weet,
dat het God om het gehele bestaan be
gonnen Js en niet slechts om een „uit
de wereld gered" groepje mensen, of
om de kerk dan begrijpt men dat er
aan het ambt geen wijding verbonden
kan zijn. Het ambt mag namelijk niet
aan de wereld ontheven worden, maar
is in de wereld, is gericht op de we
reld.
Deze dingen kunnen aan het ambt
van predikant niet duidelijk worden.
De predikant kan nog altijd, door de
wiize waarop hij zijn taak vervult, de
gedachte wekken, dat de mens aan de
wereld ontheven moet worden. Daarom
ziin er ook meer ambten. De diaken
en de ouderling ziin eveneens ambts
dragers. De ouderling is ambtsdrager
(ten volle!), gemeentelid en staatsbur
ger.
De dienst aan het Woord bestaat dus
niet alleen in de prediking, geschiedt
niet alleen in de kerk. Er wordt in de
kerk ook geleefd en gehandeld. En men
vraagt zich af: wat is in het Rjjk Gods
meer, de prediking van de dienaar des
Woords of het vooi beeld van levenshei
liging dat de ouderling probeert te ziin,
of het grootste visioen van gerechtig
heid in de maatschappii. op welk vi
sioen de diaken toewerkt?
Het gevaar dreigt, aldus prof. Van
Ruler, dat de predikant in onze pro
testantse kerken de centrale figuur
wordt, een soort verkapte bisschop. Dat
gevaar ontstaat door de reeds genoem
de verkeerde theologische opvatting:
als zou het bii de dienst dés Woords
alleen maar gaan om de verkondiging.
Dan wordt de verkondiger belangrij
ker dan wie ook in de kerk en de we
reld Wie de dienst des Woords alleen
in de prediking ziet. valt van Calviin
terug op Luther. Men heeft tegenover
de betrekkelijke begrensdheid van de
kerk de volkomen wildheid van het
Riik Gods nodig om geheel en al te
verstaan wat Dienst des Woords in
houdt.