De vreemde huwelijksreis van Toon Prens
J
Vietminh
naar he
Aanvallen la
r
Nt *- Ui m
Een ernstige beschouwing voor de Oudejaarsavond
opgediept uit de herinneringen van Zuid-Afrika's
meesterverteller KOOT SWANEPOEL
en vertolkt en vertaald door
A. KAPTEIN
GU neemt de munt aan, zoals de vorst haar
heeft geslagen; neem ook de mens aan, die
Gods beeltenis draagt. Gij neemt de munt nog
steeds aan, als het stempel is afgesleten; neem
ook de mens, ook al is Gods beeld half uitgewist.
Hoge onderscheidin
voor Jo Vincent
Prijsverlaging van
de huisbrandkolen
De prijs van schoeisel bliji
bijna onveranderd
De jaarwisseling met
vorstkans
WOENSDAG 30 DECEMBER 1988
OP DE BRUILOFT van Rechte Roelf liep ik
dan eindelijk de ouwe Toon Prens tegen het
lijf, de grootste leugenaar van Zuid-Afrika
zoals iedereen zegt, die hem 'n beetje kenten de
grootste held uit de Boerenoorlog (zoals hijzelf
altijd beweert). Misschien ligt de waarheid ergens
in het middenmisschien heeft Toon Prens wel
inderdaad met dapperheid gevochten en misschien
is hij, in plaats van een kolossale leugenaar, eigen
lijk een beste „storie-verteller"Ik wil daarover
thans geeen oordeel vellen.
We zaten al spoedig in een rustig hoekje om hem
heen en we keken toe, hoe hij zijn ouwe, kromme pijp
stopte.
„Nee", zei hij zachtjes voor zich heen, „nee, de
trouwerij is tegenwoordig niet meer wat ze vroeger
was. In die dagen, toen ik in de huwelijkse staat beves
tigd moest worden.... nee, dat was toch allemaal
anders."
„Wat bedoelt oom Prens met ónders?" vroeg ik voor
zichtig. De spanning in ons groepje was voelbaar. We
wisten, dat Toon Prens bezig was op zijn praatstoel te
komen.,.. En als hij goed op dreef is, mensen, dan
kan er wat tevoorschijn komen.
„Anders. Helemaal anders", zei hij langzaam. „Neem
nou mijn geval: ik woonde in de Kaap en ik moest in
Pretoria gaan trouwen. Reken effe na; duizend mijl om
in de huwelijkse staat te komen. De familie van mijn
meisje woonde daar. Zij en haar ouwers waren een paar
maanden met vacantie naar de Kaap gekomen en in die
tijd kwam het dan te gebeuren, dat zij en ik verliefd
op elkaar werden. De verloving liet niet lang op zich
wachten, want als oudstrijder was ik er de man niet
naar, om ergens gras over te laten groeien. In die da
gen wisten wij nog van aanpakken en doorzetten. Nou
ja, toen zij en haar ouwers teruggingen naar de Trans
vaal gingen ik en mijn ouwers maar tegelijk mee voor
de trouwerij. Er waren natuurlijk nog geen treinen en
soort van die dingen, we moesten maar op ons dooie
gemak met de ossewagens gaan. Honderden mijlen met
de ossewagens; in die dagen waren kerels nog kerels
en vrouwen vrouwen. Mijn bruid en haar ouwers gin
gen in hun wagens en ik en mijn ouwers gingen in de
onze. Verder hadden we nog een derde wagen, waarin
de deftige kleren, het kookgerei voor onderweg en
allerlei andere spullen lagen, 's Nachts sliep ik in de
wagen en overdag bleef ik er óók maar in liggen om een
beetje op te bleken voor de grote dag. Want ik kon
immers niet voor de kansel verschijnen met een room
witte bruid, als ik zelf zo bruin als een baviaan was?
In die dagen hadden de mensen nog goeie manieren.
Let op mijn woorden.
ONDERWEG sloten zich een stuk of vijf wagens van
jagers bij ons aan. Dat was gezellig, 's Avonds
speelden wij, jongeren, wegkruipje en.... nou ja,
we vrijden natuurlijk een beetje. Zonder tegenspoed
reden we tot Kimberley. Daar moesten we een Zondag
overblijven, want op Zondag reden we niet, In die ouwe
dagen, 's Ochtends gingen we allemaal naar de kerk in
Kimberley. Ik vergeet van m'n levensdagen de tekst niet,
waarover de predikant preekte; zij luidde: „En de gier
en de kraai, naar haren aard".
Die man kon preken dat het kraakte! Dót was nou
wat je noemt een prediker van de solide kwaliteit. Die
man wist, hoe hij met zijn stem moest woekeren. Voort
durend haalde hij die tekst maar weer van de kapstok:
„En de gier en de kraai naar haren aard". Zijn preek
had vijf punten; hij telde ze een voor een af op de vijf
vingers van zijn linkerhand het is, alsof ik het van
daag wéér voor me zie.
Welaan, 's Maandags reden we bij het eerste morgen-
grauwen weg uit Kimberley. Maar een beetje verder
op begint daar een treurig stukje wereld. Hier en daar
een droog plukje gras of 'n bruinverbrand bosje en
onze ossen begonnen te lijden. Het water was schaars.
Acht spannen ossen zonder een kruimel eten of een
spatje water, dat is geen flauwe nonsens. We wisten niet
wat we moesten beginnen. Omkeren? Geen sprake van
hoe zou ik dan ooit in de huwelijke staat zijn ge
komen.
En toen de nood op het hoogst was, was de redding
daar. We trokken over de velden van een boerderij
je kon direct zien dat daar een rijk man moest zitten
te boeren en net toen we om de bocht van een berg
pad gingen, zagen we een paradijs van 'n weideveld.
Het gras kwam tot aan mijn middel. Ja, toen hebben
we gejuicht. En een paar honderd tree van de weg af
lag bovendien nog een opgaardam boordevol met hel-
der water.
De ossen trokken schele ogen van begeerte. En het
geloei, toen we hen verder wilden drijven iets vre
selijks! Ach, wat praten jullie, die arme dingen
hebben gewoonweg pal op de weg stilgehouden en ze
vertikten het, om nog één poot van de grond te lich
ten. Het gekerm brak onze harten....
Op dat ogenblik ben ik naar voren getreden. En ik
heb het bevel gegeven: „Span uit!"
De anderen wilden nog weten, wat mijn plannen wa
ren, maar ik heb mij niet eens verwaardigd om ant
woord te geven. Ik heb slechts herhaald: „Span uit!"
en zo kalm als een held op het oorlogsveld haal ik
een tang uit de wagenkist en stap op de heiningdraad
toe. Bij de wagens staan mijn bruid en de anderen en
kijken en kijken en ik weet, dat ik een held ben
in hun lieder ogen.
Ik knip de draad door en zeg tot de knechten: „Jaag
ia".
Acht span ossen banen zich een pad naar de opgaar-
dam en zuipen dat het klapt!
MAAR toen krijgt die boer te horen wat er gebeurt op
zijn land! Me lieve mensen: als een satan komt hij
op zijn rijpaard aangesneld! Het is, of ik hem op dit
ogenblik weer zie: recht tegen de wind in met een
lange, rooie baard, die als twee rooie vlaggen aan alle
bei de kanten van zijn gezicht wapperden. Een moor
denaarsfiguur! De vrouwen beginnen te huilen en mijn
bruid smeekt me, toch gauw weg te kruipen in de
ossewagen. Maar daarvoor was ik te heldhaftig. Ik heb
daar gestaan als een rots in de woedende golven.
.A. JttS'il?
i 5 N7
v s
4V.-XS& H
Toen die boer zo komt aanrennen hoor ik hem m
verte al brullen iets vreselijks. En toen hij van zijn
paard springt en op mij afstormt beginnen de vrouwen
te bidden, want hij was een reus van een kerel en zo
rood als een kroot. Mijn bruidje komt aan mijn zijde
staan. Zij is zo bleek als een lijk, maar ik zeg tot haar:
„Ga een beetje terug, kindje. Voor zo'n bullebak is
jouw Toon niet bang."
Dat maakt hem nóg woedender, Hij beet zó erg op
zijn tanden, dat ze hem als maiskorrels uit zijn bek
vielen, maar ik heb mijn hand zachtjes op zijn schou
der gelegd en met een bewogen stem gevraagd: „Broe
der, ontvangt gij niet eens een leraar in uw midden?"
Ik zag die kerel verbleken. Hij vroeg verschrikt:
„Excuus?"
Met grote waardigheid zeg ik toen: „Wacht toch enen
ogenblik, mijn broeder". En ik verdwijn in de ossewa
gen, waar ik mijn ma vraag om mijn trouwkleren. Zij
STEMMIG kwamen wij langs het pad aangestapt; ik
helemaal vooraan, mijn hoofd een beetje scheef. Ik
zag, dat de bruid haar ogen niet van me af kon
houden. Nouja die ontvangst daar in dat huis!
Twee erebogen. Een bij het tuinhek en een voor de
voordeur. En die maaltijd! Een speenvarken, een kal
koen en tien hoenders. En die pudding! zoiets heb ik
zelfs op een Nieuwjaarsfeest niet in de Kaap gezien.
En laat ik niet praten van de eerbied, die al die men
sen de leraar bewezen. Niet links of rechts, ik moest
aan het hoofd van de tafel zitten. En rooie Piet z'n
dochter Sytje kon iedere keer, als ik haar richting
keek, wel in de grond zinken. Iets vreselijks. Dat begon,
zodra haar ma zich had doen ontvallen, dat de leraar
nog ongehuwd was.
Er was zeker wel tien maal meer eten dan wij die
dag konden verwerken en toen we niet meer kónden
kwamen er nog een heleboel andere mensen in de ka-
wist natuurlijk niet, wat er in mijn innerlijk omging,
maar er was geen tijd voor lange verhalen. Zij geeft
mij de kleren en ik trek ze aan, van kop tot tenen:
zwarte hoge hoed, wit balfhempje, zwarte broek en
geklede jas.
ET open mond komt ma achter me aan als Ik in al
mijn pracht en praal naar die woedende stier van
Basan stap. Hij is totaal verbluft en ik denk: Grijp,
Grijp nou de kansen.
„Broeder", zeg ik en ik geef hem een krachtige klap
op zijn rug. Jullie zult me niet geloven, maar er viel
een hele zwerm kakkerlakken uit zijn baardgewas en
die dieren bleven met hun poten omhoog in het gras
liggen. Maar die boer stond als een zoutpilaar.
„Broeder", herhaal ik. „Broeder, het spijt mij u te
moeten bestraffen in uw aangezicht, maar gij hebt
woorden gebezigd die geenszins betamelijk zijn, vooral
niet in de tegenwoordigheid van een prediker."
Nouja, die man werd zo zacht als een lam. Hij wreef
zijn handen samen en smeekte me om vergiffenis. Maar
tegelijk zuchtte hij nog 'n beetje over zijn weideveld en
zijn opgaardam. Ik deed, alsof ik dat niet hoorde en met
bevende stem heb ik hem vermaand over zijn boze hu
meur van daarstraks. Ja, ik heb hem van voren en van
achteren bebroederd tot zijn oren omlaag hingen van
schaamte. Hij was een gebroken man, doch ik praatte
maar dóór, met één oog op de zuipende ossen, en het
andere op mijn bruidje.
„Dominee" zegt de rooie, als hij eindelijk een woord
over zijn lippen kan krijgen, „dominee vergeef mij toch
en komt gij en al de anderen toch asjeblieft met mij
mee naar mijn huis. Mijn echtgenoot zal voor u een
maal bereiden, zoals alleen de vrouw van Rooie Piet
van der Merwe dat bereiden kan".
Maar ik zeg tot hem: „Nee, dank je broeder, want
dan zou ik in het pad des zondaars staan." Die man sid
dert en kronkelt en soebat iets vreselijks! En terwijl
ik hem kapittel, zijn de vrouwen in de wagen al druk
bezig om zich netjes aan te kleden, want zij knorden
van de honger.
„En mijn ossen?" vraag ik. Het is, alsof de man
schrikt maar hij zegt manmoedig: „Laat de stomme
dieren vreten en zuipen, eerwaarde leraar en vergeef
mij de onbetamelijke woorden, die ik gebezigd heb. Ik
smeek het u".
Zijn berouwvolle woorden hebben mij tenslotte zacht
gemaakt en met z'n allen gingen we naar zijn huis. Hij
was al op zijn paard vooruitgesneld om zijn familie te
commanderen, dat ze hun kerkkleren hadden aan te
trekken en de maaltijd moesten voorbereiden voor de
geëerde gasten.
mer allemaal in hun Zondagse kleren want die
had rooie Piet laten waarschuwen, dat er een dominee
in hun contreie was.
NOUJA ik neem nog één laatste hap van die pud
ding en op datzelfde ogenblik zegt rooie Piet, dat
het al lang geleden is sinds zij onder het geklank
waren en dat dominee wel zo goed zal willen zijn,
om een klein dienstje te houden. De buren en de vrien
den zijn allen aanwezig. In diepe eerbied kijkt rooie
Piet me aanIk heb bijna de apestuipen gekregen,
maar jullie weet het: Toon Prens laat zich niet gemak
kelijk uit het veld slaan, vooral niet. als het oog van
zijn bruid op hem gevestigd is. Ik ben opgestaan en
begonnen. Mijn pad lag open voor mijn aangezien. Ik
kies mijn tekst: „En de gier en de kraai, naar haren
aard". Ik kon zien, dat mijn familie dreigde uit te ster
ven van het ingehouden lachen, maar ik liet me door
niets van m'n apperdepo afbrengen. Ik zet door en ik
preek dat het gonst. Op vele plaatsen laat ik mijn stem
dalen tot een nauwelijks hoorbaar gemurmel en dan
weer moker ik met mijn vuist op de tafel en brul als
een woedende stier iets vreselijks.
Ja, ik heb mijn preek, precies als de dominee van
Kimberley, in vijf punten verdeeld en ik héb gepreekt.
De vrouwen hebben gesnikt van aandoening en iedere
keer heb ik de tekst van de kapstok gehaald en gezegd:
„En de gier en de kraai, naar haren aard!" Prachtig!
Van al dat schreeuwen werd mijn keel langzamer
hand rauw en hees en toen ik bij het derde punt kwam,
gaf rooie Piet zijn dochter Sytje een wenk. Zij werd
rood en bleek tegelijk en stapte eerbiedig op haar
tenen de kamer uit om een glas koud water te halen.
Ze zet het voor me neer en ik zeg plechtig: „Har
telijk dank, zuster". Maar dat was teveel. Iemand aan
de tafel barst in lachen uit; ik raak de draad van mijn
redevoering kwijt en kan hem niet meer vinden. Ik
praat nog wat links en rechts, ik sla nog een keer op
de tafel en ik besef, dat Toon Prens zichzelf maar weer
zal moeten redden, gelijk als op het oorlogsveld. Ik
haal voor de allerlaatste keer de tekst van de kapstok,
ik zeg: „de kraai" en val in een hoestbui, Dan zucht ik
nog iets van „de gier" en grijp naar mijn keel, om te
beduiden, dat mijn stem mij begeven heeft. En daar
mee was de dienst uit. En een meelij dat die mensen
met de leraar haddenl Mijn bruid kwam aangesneld
met een zakdoek, om mijn voorhoofd af te vegen en
ma zei, dat we nu maar direct naar de wagens terug
moesten gaan, opdat ik wat kon rusten. Rooie Piet
heeft mij zelf in zijn kar weggebracht, tegelijk met de
zakken beschuit en biltong en gedroogde perziken en
koud vlees.
Toen hij mij aflaadde zei hij nog, dat ik me nou hele
maal niet meer moest bekommeren om die ossen. Die
dieren konden vreten naar hartelust. Want hij wilde
niet, dat de mensen zouden zeggen: rooie Piet van der
Merwe weet niet, hoe hij een dominee moet ontvangen.
Zo zijn we als goeie vrienden gescheiden. En wij
trokken verder naar Pretoria, alwaar ik in de huwelijkse
staat zou bevestigd worden.
EINDELIJK was de grote dag aangebroken. Da's een
vreemd gevoel: de ochtend van je trouwdag. Van
boven had ik het erg zomers, want mijn hoofd
zweette, maar van onderen was het winter, want
mijn broekspijpen sidderden. Terwijl ik zo in mijn ka
mer zit, zie ik op de gang een bediende lopen met een
blad met lege glaasjes. Ik vraag hem, mij een verster
kend middel te brengen en dat schepsel brengt me pure
brandewijn. Nadat ik er zeven had ingenomen beveel ik
hem om maar weg te gaan, want ik kan net zo goed
klaar water drinken.
In mijn huwelijksdracht ga ik naar beneden. Als
een plaat. Een bloesemtak in mijn knoopsgat, het witte
overhemd zo stijf als een plank, het witte strikje en de
vier vingers hoge gummiboord met de scheve punten,
teneinde de adamsappel schuifkans te geven, een witte
zije zakdoek in mijn borstzak en de schoenen zo glim
mend als een spiegel. Mijn gouden haren had ik in het
midden gescheiden en boven ieder oog had ik een krul.
Een beeld. Mijn snor zat ook dik in de pommade en de
punten waren zó fraai gedraaid, dat ze uitstonden als
de horens van een Afrikaner os.
Zo schrijd ik naar de open landauer, die reeds te
wachten staat op het bruidspaar. Daar ga ik zitten en
wacht op de bruid. De omstanders vragen mij, of ik
zo beef van de zenuwen, maar ik zeg, dat ik beef van
blijdschap op mijn komende huwelijk. En daar komt
de bruid! Ik kén haar nauwelijks, want ze lijkt meer op
een pauw dan op een meisje. Het witte bruidskleed
sleepte ergens ver achter haar, de witte puntschoenen
en de zije kousen waren kompleet onzichtbaar en ze
zag er uit als een bloemtuintje; overal hingen trossen
bloemen, voor het hoofd, op de borst, in de handen
iets vreselijks!
Ja, wij vormden een uitgelezen pracht-paar.
Voor de kansel heb ik op mijn hielen gestaan en dón
weer op mijn tenen en in mijn kop bonsden de zenuwen.
Maar toen zegt die predikant ineens: „Geeft elkander
de rechterhand" en op dat moment springen al die ze
ven brandewijntjes met een wip naar boven en ik word
zo manmoedig als Toon van ouds. Ik pak mijn bruid en
zoen haar dat het klapt. En toen we in de consistorie
waren, om het boek te tekenen, wist ik nauwelijks waar
ik was. Ik sla die dominee op zijn schouder en ik roep:
„kom hier met die ganzeveer, ouwe eerwaarde!" Mijn
vrouwtje trekt zachtjes aan de panden van mijn jas,
om me kalm te houden, maar ik zeg „Lang zal 'ie le
ven" en ik lach tegen die dominee tot hij zelf ook be
gint te lachen en mijn vrouwtje complimenteert met
de vrolijke aard van haar echtgenoot.
In de landauer reden we terug naar de boerderij.
Overal wagens en ruiters te paard en grote vlaggen en
kleine vlaggen zover het oog maar wilde reiken. Toen
de bruid en ik onder de ereboog doorliepen schoten
ze hagelgeweren af en alle mensen riepen: „Ter ere van
onze held Toon Prens!"
Ik heb niets gezegd. Alleen maar fijntjes eventjes mijn
hoge zije gelicht en ik hoorde de mensen zeggen: „Je
kunt zomaar aan zijn lopen zien, dat hij een held is."
Wij werden naar een bank geleid, die overtrokken
was met een prachtig tapijt en versierd met bloemen
en daar kwamen de mensen ons geluk wensen. Het al
lerlaatste kwam mijn bediende. Ik weet nog precies wat
hij gezegd heeft, want we hebben flauw gelegen van de
lach. Hij zei; „Groot geluk, mijn baas. Zalig leven en
lang sterven, samen met de mevrouw".
Toen begon de eterij. Melktaart en honingtaart en
vruchtentaart en zoetekoek met boter. Tussen het eten
door waren er toespraken. Een ouwe oom maakte het
erg kort. Hij zei alleen maar; „Vrienden, ik ben een
slecht spreker maar een beste vreter" en toen nam
hy een halve kip in zijn handen.
Later begon de dans. Niet van die moderne flodder-
dansen, nee, ordentelijk en fraai. Ik moest met de
bruid de baan openen. De monden der Transvalers
hingen open, zó mooi waren bruid en bruidegom. En
toen ik voorbij een spiegel zweefde hing mijn eigen
mond óók open: want ik zag mezelf in al mijn schoon
heid; mijn jaspanden zwierden achteruit als de staart
van een kalkoen.
HET was allemaal erg gezellig, maar later op de
avond kwam de grote benauwdheid. Mijn vrouwtje
had zich al te rusten gelegd en de tijd kwam nader
bij, dat ik ook in de richting van de kamer wilde
verdwijnen. Maar zodra ik moed genoeg verzameld had
om weg te stappen begonnen de jongelui te schreeuwen:
„Niggie pas op, de bruidegom komt!" En ik natuurlijk
terug
Later keerde mijn bekende heldhaftigheid weer en
ik ben naar de kamer gerend als weleer naar een fort
van de vijand. Gelukkig, zo scheen het me toe, sliep de
bruid toen reeds.
Uiterst voorzichtig heb ik mij neergevleid, maar nau
welijks had mijn hoofd het kussen bereikt, of zij schoof
weg.
Nouja. ik schoof een beetje nader. Maar toen vatte
zij zo'n grote schrik, dat ze verder wegrolde en met een
dreun uit het bed kelderde.
Ja zucht Toon Prens in die dagen was er nog
bedeesdheid onder de bruiden. De pasgetrouwde vrou
wen waren zo schrikkerig als jonge paarden.
Later, toen we terug waren in de Kaap, heb ik haar
natuurlijk met mijn aangeboren tact en veel geduld ge
leerd om niet schrikkerig te worden als ik haar handje
vasthield of haar teder omhelsde.
Nee, zegt hij, terwijl hij zijn pijp uitklopt, nee, de
tijden zijn niet meer wat ze geweest zijn."
Directie:
J.BIJLSMA en C. KRAK
Hoofdredacteur:
H. M. KOEMANS
Redactie:
Achterdam 18, Tel. 5541
ADVERTENTIES
en ABONNEMENTEN:
Voordam 11 Tel. 3320
Postgiro 187284
RüCKERT.
DE STRIJDKRACHTEN van
Indo-China, die met hun ni
zoveel ongerustheid hebben ver
bied zelf, maar ook in het buui
zijn grenzen stuurde, en in poli
nog steeds een grote activiteit. I
\an Laos, dat werd bezet, te ve
\an deze staat. Acties van de V
bied van Moeng Lap, 150 km
koning; 55 km ten Oosten van
De Franse strijdkrachten stoott
vijandelijke legers en brachter
manschappen en materiaal. Gis
delta van de Rode Rivier eenhc
Franse stellingen in het Noorde
Militaire waarnemers achten dit
Gisteravond heeft Jo Vincent in
Haarlemse concertzaal haar laatste
scheidsconcert gegeven. Haar is da
b i cioor het Nourdhollands Philharn
nisch Orkest en de burgerij van Ha;
lem en omstreken een grootse hui
bereid. Na het concert werd de zan;
res o.a. toegesproken door de voori
ter van het erecomité voor deze
la-avond, de Commissaris van
Koningin in Noord-Holland ür J.
baron de Vos van Stecnwiik. D<
overhandigde Jo Vincent de hoge c
derscheiding, die H.M. de Konint
haar heeft verleend, nl. de gouden ei
medaille voor kunst en wetensch:
verbonden aan de Huisorde van Ors
je. Namens het huldiginssromité we
de zangeres een radiotoestel aang
boden.
Jo Vincc dankte put-oerd. v
telde, dat zij nu eindelijk een fiets
gaan kopen om er in weer en wind
te rijden, zonder bang t dat
haar st n zal schaden. Iets wat ha
al 'iie jaren onthouden is.
In de Nederlandse Staatscourant vs
gisteren is de prijsverlaging voor c
huisbrandkolen gepubliceerd, welke pi
1 Januari in het kader van het con
pcnsatieplan voor de huurverhoging
vastgesteld.
De verlagingen bedragen o.a. voi
anthracietnootjes 3, eerste groep f 0;
per hl. voor anthracietnootjes 3. twei
de groep 0.40 per hl, voor eierbr
kotten f 0.25 per hl en voor brecl
cokes f 0.20 per hl.
De opheffing van de omzetbelastir
op schoeisel per 1 Januari zal niet vei
invloed hebben op de prijs van schot
ren. De gewone schoenen, vervaardig
van rundleer, zullen wellicht 3 tot 4'
in prijs dalen. De prijzen van het bete
re en luxueuze schoeisel zullen onvei
anderd blijven, doordat het kalfsleer e
ardere fijnere leersoorten duurder zij
geworden. Bovendien zijn de loonsvei
hoging en de verzwaring van de socia
le en pensioenlasten van dien aard, da
de voordelen van de opheffing der om
zetbelasting daardoor vrijwel worde
genivelleerd.
£H5iV zwakke storing trok van
Engeland die fit langs onze
kust naar het Zuiden. Dit had tot
gevolg, dat in het Wasten veel
bewolking voorkwam en hevige
veerslag viel, terwijl in de Ooste
lijke helft van het land bij
zwakke Oostenwind helder vrie
zend winterweer optrad. Ons
land zal tijdens de jaarwisseling
in het grensgebied van zachte
Oceaan/licht en koude vorstlucht
blijven liggen. De kans is groot,
dat de vorst tijdelijk enig terrein
zal winnen Dit kan betekenen,
dat het komende nacht ook in
onze provincie 1 d 2 graden gaat
vriezen en dal het morgen ook
hier in het Noordwesten een zon
nige winterdag zvordt, waarmee
1954 dus een goed entree zal
maken.
WEERBERICHT
Weerbericht geldig van heden
avond tot morgenavond: 1
LICHTE VORST 1
Plaatselijk mist, vrij veel be-
wolking met plaatselijk enige
neerslag. Weinig wind. Lichte I
vorst tot temperaturen om het
vriespunt. I
Vrijdag: Zon op 8.48, onder 16.39
Maan op 5.34. onder 13.16
Zaterdag: Zon op 8.48. onder 16.40
Maan op 6.42, onder 13.55