Joegoslavische middeleeuwse fresco's in Utrecht Japans politiek staat onder onverbiddelijke druk Bij komende Belgische verkiezingen Geor J verliest CVP haar meerderheid Een zeer bijzondere expositie Een nieuwe (Weiter) partij in de politieke arena Slechtste rijstoogst na 1934 Atoomenergie voor Engeland een levenskwestie Vernietiging en dood, maar ook opbouw en leven De ontwikkeling van de Servische muur schilderkunst Prof. dr Eyskens zou zich candidaat stellen Honger leidt tot kinderhandel De eerste centrale is in wording Eisenhower wenst plan tegen depressie Ho Chi Min driemaal to - vrede hen m VRIJDAG 29 JANUARI 1954 I (Van onze redacteur beeldende kunsten) EIGENLIJK zou men over kunstwerken nooit een historische verhan deling moeten schrijven. Deze verklaren doorgaans maar weinig zeker voor hen, wier kennis van historische feiten en ontwikkelingen maar zeer beperkt is. Kunst wil immers in de eerste plaats uit een oog punt van schoonheid worden benaderd. Zij moet worden ondergaan, niet beredeneerd. Aan de andere kant zijn de schommelingen in de waardering van schoonheid zo nauw verbonden met wat er zich op andere terreinen des levens afspeelt, dat zeker de minder bekende ge bieden van de beeldende kunst niet kunnen worden besproken, zonder dat althans met een enkel woord de historische omlijsting wordt ge schetst. Zo laat zich de Joegoslavische wandschilderkunst uit de periode tussen 1000 en 1459 niet verstaan, wanneer men althans niet weet, dat dit gebied tot deoverweldiging door de Turken althans in naam deel heeft uitgemaakt van de culturele invloedssfeer van het Oostromeinse of Byzantijnse keizerrijk. Niet van de politieke: de Ser vische vorsten waren op zeker moment zo machtig, dat zij zich niet alleen van de keizer konden losmaken, maar deze zelfs naar hun hand konden zetten. j^EN is gewoon, de kunst die met die van het Oostromeinse Rijk samen hangt, als Byzantijns te betitelen. Dat is niet geheel onjuist. Byzantium ont wikkelde in zijn mozaïeken en muur schilderingen een volkomen eigen stijl, welke niet de bedoeling had, de wer kelijkheid nauwkeurig uit te beelden. Integendeel: nergens sterker dan hier beseft men, dat deze hoofdzakelijk kerkelijke kunst m feite als symbool voor een diep-godsdienstig beleven is bedoeld. In een vaak zeer strenge vorm, sterk lineair van opvatting, heeft de niet zelden naamloze kunstenaar figuren geschapen, die met de aarde vrijwel geen enkele betrekking meer onderhouden. De Westeuropese primi tieven probeerden het heilige te ver beelden, door het de gedaante van een geïdealiseerde aardse werkelijkheid te geven. Het Oosten trok zich van de werkelijkheid weinig aan. In haar meest geslaagde uitingen heeft de By zantijnse kerkelijke schilderkunst een in zich zelf gekeerde verhevenheid, die inderdaad een veel sterkere bele ving van het heilige mogelijk maakt dan de Westelijke kunst uit dezelfde tijd. Dit hangt stellig samen met de veel sterkere neiging tot mystiek in de Grieks-orthodoxe kerk. Maar ook mag men bij de beoor deling van de kunstvoortbrengselen dezer kerk niet vergeten, dat zij zeer sterk aan een traditie waren gebonden. De vorm, waarin de schilders de heils- feiten op de muren der kerken aan de gelovigen mededeelden, lag in grote lijnen vast. De artisten werkten als het ware een door de eeuwen over geleverd schema uit, de mate hunner kundigheid tonend in hun kleur, hun tekening, hun wijze van schilderen, de persoonlijke verwerking der over-, geleverde en het zoeken naar nieuwe motieven. Voor de ontwikkeling van de kerke lijke kunst is in dit verband van zeer groot belang, dat Stefan Menanja in 1165 de onafhankelijkheid van Servië op de Byzantijnse legerscharen be vocht. Dat betekende in dit geval niet slechts een politieke splitsing een van zijn familieleden, Sava, werd de eerste aartsbisschop van de zelfstandi ge Servische orthodoxe kerk. Voortaan gingen kerk en kunst hier eigen we gen, weliswaar in nauwe relatie met die van Byzantium maar toch zelf standig in de verwerking van de tra ditie. In 1459 kwam er aan deze veel belovende ontwikkeling plotseling een eind. De Turken liepen Servië onder de voet; vele kerken werden verwoest of in moskeeën veranderd, talloze schilderingen vernietigd of met dikke lagen kalk bedekt. Pas in de laatste veertig jaar zoekt men stelselmatig naar de aldus verdwenen kunstschat ten en poogt men met zorg en begrip voor de geest dier vervlogen tijden de aangerichte schade te herstellen. Ar chiefonderzoek werpt licht op het ont staan van tal van oude kerken en brengt niet zelden de namen der schilders aan het licht. Tal van fraaie stukken zijn door Franse en Joegosla vische schilders gecopieerd; de copieën hebben een plaats gekregen in het Fresco-Museum te Belgrado. IN de betrekkelijk beperkte keuze uit het bezit van dit museum, welke op het ogenblik in het Centraal Museum te Utrecht te zien is, valt de ontwik keling der Servische muurschilder kunst op zeer gelukkige wijze af te lezen. Maar het is niet deze, die het sterkst aanspreekt. Meer nog heb ik diepe eerbied gevoeld, toen ik deze schilderingen bezag en de vurige re ligiositeit onderging, welke uit de be trekkelijk primitieve vormgeving sprak. Vroomheid van bijna tien eeuwen geleden manifesteerde zich hier in een taal, die ook thans nog vermag te ont roeren. Het is uiteraard onmogelijk, hier een opsomming te geven van het geen in de zalen van het Utrechtse Museum is tentoongesteld. Een enkele greep zal de groei moeten markeren. De oudste stukken stammen uit het uiterste Zuiden, uit Macedonië, dat in die dagen nog niet tussen twee of drie staten was opgedeeld. Een in 1085 ge schilderd fries van engelen uit de kerk van de H. Sophia bij Ochrid bewijst, hoe sterk de Byzantijnse invloed hier nog is. Het stuk is in uitstekende staat overgeleverd en prachtig van kleur en tekening. Mooi is ook de groep fresco's uit de kerk van St. Pantelejmon te Nerezi bij Skoplje, uit 1164. De stuk ken zijn vaak zwaar beschadigd; wat is overgebleven is voldoende om ons een indruk te geven van haar kwali teit. In het kader van de schilderkunst in de Grieks-orthodoxe kerk vertegen woordigt de Servische muurschilder kunst al vroeg een stroming met een eigen karakter. Weliswaar is de zwaar beschadigde gestalte van St Joris uil de kerk te Ras nog volkomen Byzan tijns zij stamt uit 1168 maar een halve eeuw later is reeds duidelijk, dat de Servische schilders eigen wegen zoeken. De schilderingen van de kerk van de H. Maagd te Studenica mar keren als het ware het ontstaan van een eigen, nationale stijl. Het zijn zeer levendige, monumentale stukken, in rijke kleur geschilderd. Bepaald een hoogtepunt echter zijn de fresco's uit de kerk te Sopocani met hun prachtige, rijpe kleur en hun gracieuze gestalten. Er is een sterk realisme, dat af en toe bepaald huiselijk wordt, zo b.v., wan neer in een voorstelling van de ge boorte van Christus in een hoek een paar vrouwen worden afgebeeld, die bezig zijn, het badwater voor de jong geborene klaar te maken. Aan de andere kant komen hier uitingen voor van een verheven, ingetogen drama tiek, zo <in de prachtige groep van de drie Maria's in een kruisiging. 'I'KGEN het eind van de dertiende eeuw wordt de monumentale stijl losgelaten. Niet langer schildert de kunstenaar grote figuren, die een ge heel muurvlak beheersen. De fresco's worden kleiner en meer verhalend van karakter. De problemen van de schil derwijze houden de meesters minder bezig dan de vraagstukken, waarvoor het onderwerp hem stelt. De in deze tijd ontstane kerken bevatten vaak honderden schilderingen, die van allerlei behandelen: bijbelse verhalen, heiligenlegenden, liturgische gezangen, wetenschappelijke geschriften al wat er maar wordt gelezen wordt in beeld gebracht. Tot in het laatst van de veertiende eeuw houdt deze stro ming stand. Zij bereikt haar hoogte punt in de kerk van Gratsjanitsa, welker fresco's meesterlijk van tech niek zijn en als het belangrijkste wor den beschouwd wat de Servische schil derkunst in de Middeleeuwen heeft voortgebracht. Daarna zakt het peil snel in. Een opleving beleeft de Servische kunst in het laatst van de veertiende eeuw. Er wordt weer met grote zorg geschilderd, hier en daar wordt ge streefd naar de uitdrukking van vorm en stof. De kleur is vaak zeer mooi, beweging en uitdrukking zijn ingeto gen en nergens heftig. Dan komt het einde. In 1459 veroveren de Turken Servië. Zij maken een verdere ontwik keling van deze kunst onmogelijk. Hier en daar op het platteland wordt nog wat in de oude stijl voortgewerkt; de uitingen zijn primitief-provinciaal en zonder artistieke betekenis. Los hiervan staat de ontwikkeling in Kroatië en Slovenië. Deze 'gebieden hebben nimmer tot de Grieks-ortho doxe kerk behoord; zij waren en ble ven Rooms-katholiek en ondergingen daarnevens een vrij sterke Duitse in vloed. Voor de kerkelijke schilder kunst is dat van grote betekenis ge weest. Van het weinige, dat hiervan bewaard is gebleven, bewijzen de in Utrecht geëxposeerde copieën, hoezeer Westerse, en met name Gothische in vloeden hier hebben gewerkt. Een tafe reel als de Aanbidding der. Drie Ko ningen uit de kerk te Matsje in Slo venië zou door een Westerse schilder kunnen zijn gemaakt. Er is geen enkele relatie met de Byzantijnse opvattingen aan te wijzen. J-[ET is volkomen vruchteloos, hypo thesen op te werpen oVer de vraag, wat er van de kerkelijke kunst in Ser vië zou zijn geworden, wanneer niet de Turken haar ontwikkeling hadden onmogelijk gemaakt. Het is trouwens ook niet van belang. Betekenis hebben alleen de stukken, die we thans nog bezitten en die, welke nog voortdurend worden ontdekt. Zij openbaren ons een wereld van primitieve, maar allerminst barbaarse schoonheid, in een vormen taal, die weliswaar wisselt van kwali teit, maar die steeds volkomen waar achtig en eerlijk is. Hier verbergen geen handigheidjes een innerlijke leeg te. De vaak onbekende kunstenaar im mers schildert wat hij gelooft, ook wanne' - hij zich aan een traditioneel schema houdt. Of dat nu de heilsfei- ten van geboorte en kruisiging zijn dan wel de ontzettingen van de hel zij spreken hem aan, ook als hij in opdracht van de geestelijkheid of van een vorst een kerk versiert. Hij schiet echter te kort en hij doet dat onbe kommerd wanneer hij in een ge- dachteniskerk zijn vorst en diens ge zin en hofhouding moet uitbeelden. Een heilige of een vorst het maakt voor hem geen verschil; ze worden beiden volgens hetzelfde schema be handeld, waardoor de mensuitbeelding volkomen onpersoonlijk wordt. Er is een enkele uitzondering. De afbeelding van de H. Sava uit het klooster Miles- jeva is bij alle primitiviteit en sche matisme een zeer menselijk portret geworden, waaruit iets van de per soonlijkheid van deze eerste aartsbis schop der Servische kerk tot ons spreekt. De Utrechtse expositie is zeer be langrijk. Zij laat ons kennismaken met een kuns., waarvan we hier in het Westen veel te weinig hebben gezien en ondergaan. Zij is ons daardoor vrij wel vreemd. En toch wanneer men h-ar niet in de eerste plaats verstan delijk poogt te benaderen, doch haar inderdaad tracht te ondergaan, ver mag zij ons tenminste zo sterk te ont roeren en te boeien als de beste eigen tijdse uiting. En tenslotte is dat het belangrijkste. Niet de uiterlijke vorm, want die wisselt met de mode en de ambachtelijke bekwaamheid. Van W. (Van onze Brusselse correspondent) OP HET POLITIEKE FRONT heerst thans te Brussel een stilte voor de storm: de storm van de verkiezingscampagne, die in België steeds veel meer beroering verwekt dan in Nederland het geval pleegt te zijn. Hel wachten is nu op de datum van de verkiezingen. Vermoedelijk zal het parlement einde Februari worden ontbonden. In dit geval zouden de Belgen zich in April ter stembus kunnen begeven. Het is nog wat vroeg om zich aan voorspellingen te wagen. Toch kan reeds worden ge zegd, dat vrij algemeen wordt aangenomen, dat de C.V.P. (Christelijke Volks Partij), die nu al bijna vier jaar alleen aan het bewind is, bij de aanstaande verkiezingen haar absolute meerderheid zal verliezen. In 1950 bemachtigde de partij 107 op de 212 Kamerzetels. Om dit succes te behalen had de C.V.P. blijkbaar de versterking ontvangen van men sen, die anders liberaal stemmen, maar die teleurgesteld waren over de linkse campagne, welke Koning Leopolds troonafstand tot gevolg had gehad. De koningskwestie behoort thans echter tot het verleden, zodat met deze troef geen rekening meer moet worden gehouden. Op dit ogenblik heeft de C.V.P. trouwens met een andere moeilijkheid te kampen. P)E na-oorlogse politieke constellatie in België werd zo sterk beheerst door vier partijen de C.V.P., de so cialistische, de liberale en de commu nistische partij dat de verschijning van een nieuwe groep als een gebeur tenis van betekenis mag worden be schouwd. Dit laatste is nu geschied. Evenals zulks in Nederland het geval was, is aan de rechtervleugel van de Katholieke partij een afscheiding ont staan. De Nederlandse groep van de heer Weiter heeft in België een zuster organisatie gekregen en het toeval wil, dat één van de leiders van de Belgische ,,Christelijk-Sociale Verzameling van de Vrijheid" ook Weiter heet. De oorzaak van het conflict? De C.V.P. ontleent haar eenheid aan haar ideologische basis. Voor het overige is de partij een conglomeraat van aller- lie sociale en economische strekkingen. De dissidenten die hoog van de toren blazen, maar vooralsnog slechts een kleine kern schijnen uit te maken, wa ren van oordeel, dat de christelijke vakbonden een te grote invloed uit oefenden in de partij. Verder meenden zij, dat de C.V.P. de politiek van de Europese integratie te zeer opvatte als de enig mogelijke buitenlandse poli tiek. De afscheiding is het gevolg van on derhandelingen tussen de C.V.P. en de „rebellen", die verscheidene weken hebben geduurd. Toen geen comprimis mogelijk bleek, hebben de Brusselse leiders van de „Verzameling" te ver staan gegeven, dat zij hun actie buiten de partij zouden voortzetten, dat zij bij de aanstaande parlementsverkiezingen met afzonderlijke lijsten voor de dag zouden komen en dat zij in enkele an- (Van een bijzondere correspondent) DE LAATSTE rijstoogst in Japan is de slechtste sinds 1934. Er werden slechts 275 millioen bushels geoogst of wel 17% minder dan het vorige jaar. Di feit dwingt Japan tot grotere exporten dan ooit. Om vangrijke middelen moeten voor de landbouw ter beschikking gesteld worden en de höop op een sluitende begroting is vervlogen. Wat deze slechte oogst voor Japan met zijn bevolking van ruim 80 millioen be tekent, wordt pas duidelijk, als men zich de algemene situatie voor ogen houdt, waarin Japan na de tweede wereldoorlog is terechtge komen. Ook reeds vóór die tijd kon de intensief bedreven landbouw slechts een gedeelte van de voor de voedselvoorziening van het land noodzakelijke levensmiddelen produceren. Het ontbrekende moest door invoer gedekt worden. QM DE middelen hiervoor te ver schaffen ontwikkelde Japan in de loop van tientallen jaren een aanzien lijke industrie. Maar ook de grond stoffen voor deze industrie moesten grotendeels in het buitenland gekocht worden. De exportoverschotten en een grote handelsvloot konden deze moei lijkheden wel enigszins overwinnen. Maar toch vond de snel toenemende bevolking slechts gedeeltelijk 'werk in de zich steeds verder ontwikke lende industrie, die tenslotte haar toe vlucht moest nemen tot dumping-maat regelen. Dit alles was niet voldoende om ruimte te maken voor de ontwikke lingsmogelijkheden van het volk en daardoor kwam het tot de Japanse aanvallen op het vasteland, de verove ring van Korea en Mantsjoerije, de oprichting van grote industrieën al daar, de emigratie van kapitaal en mensen en tenslotte, als onvermijde lijke consequentie, de onderwerping van China. Toen Amerika en Engeland zich tegen deze politiek trachtten te ver zetten, wilde Japan de in Europa reeds in volle gang zijnde oorlog benutten om zich van deze tegenstanders in Oost-Azië voorgoed te ontdoen door een reusachtig rijk te scheppen van Sumatra tot aan de Amoer en van de Himalay tot aan Japan. Dit plan mis lukte. Niet alleen door de overmacht van de Amerikaanse wapens, maar evenzeer door de verkeerde imperia listische politiek tegenover de Aziati sche volkeren, hoewel de algemene anti-Europese stemming een derge lijke bevrijding eigenlijk begunstigd had kunnen hebben. het VERLIES van de tweede wereld oorlog heeft Japan niet alleen be roofd van zijn veroveringen, zijn wa pens en een deel van zijn handelsvloot en industrie, maar ook (wat op het ogenblik het zwaarste weegt) van een groot deel van zijn afzetgebieden, ter wijl tegelijkertijd de bevolkingsdruk toeneemt. Overal tracht Japan voor zijn goederen weer afzet te vinden; het stuit daarbij op het verbitterde verzet van zijn concurrenten, die zich in de jaren, waarin de Japanse exportgoede ren ontbraken, overal vastgezet heb ben, maar ook en wel bij zijn grootste afnemer op een „Chinese muur", waar het voorlopig niet overheen kan klimmen, vanwege Amerikaanse ver bodsbepalingen. Het is waar, dat men Europese om standigheden niet mag vergelijken met de sociale toestanden in Azië. maar de toestand in Japan is op sociaal gebied zo schrikbarend, dat geen enkele re gering zich doof zou kunnen houden voor de problemen, die hierdoor ont staan. Dit blijkt o.a. uit een verslag van de Japanse minister van Justitie, dat bijzondere aandacht verdient. In dit verslag is namelijk sprake van 5 millioen werklozen en een prijsstij ging van 60% in de laatste drie jaar. De regering heeft zich genoodzaakt ge zien 125.000 commissarissen te benoe men ter bestrijding van de zwarte handel in kinderen. De politie en de rechtbanken moesten zich in het af gelopen jaar met 67.000 gevallen van kinderhandel bezighouden. De recht banken. hebben slechts in 98 gevallen vonnissen kunnen uitspreken. De straf fen zijn minimaal. Een koopman, die 62 meisjes had verkocht, kreeg een geldboete van nauwelijks 100 gulden; een ander dezelfde straf voor de ver koop van 73 meisjes, hoewel hij er bijna 5000 gulden aan verdiend had Jongens, die een waarde hebben van ongeveer 100 gulden, worden hoofd zakelijk in de kolenmijnen gebruikt, waar ze ongeveer 3 jaar moeten wer ken; voor meisjes wordt iets minder betaald, tenzij ze, niet zoals gebruike lijk is, aan de spinnerijen worden ver kocht, doch aan de theehuizen, waar ze tot 200 gulden voor de hongerlij dende out' -»rs kunnen opbrengen. De pers bracht onlangs het verhaal van een wanhopige loodgieter, die het anders deed. Tatsuji Ichii uit Tokio, die bij zijn rijstlcoopman tot aan zijn nek in de schulden stak, verkocht zijn naaimachine en bood zijn gezin een „feestmaal" aan, dat uit rijst en tuin bonen bestond. Daarna bracht hij het hele gezin om en verliet het huistegen de rijsthandelaar. die betaling eiste, zei hij, dat de familie goed gegeten had en een middagdutje deed, terwijl hij zelf een wandeling voor de spijsvertering wilde maken. Op de terugweg zou hij zijn rekening betalen. Met deze woor den liep de ongelukkige weg en liet zich door de eerste de beste trein over rijden. De Japanse publieke opinie re gistreerde dat Japan zeven onderdanen armer, maar een held rijker geworden is Het Is begrijpelijk, dat de regering van de Verenigde Staten van de ver antwoordelijkheid voor het lot van het „heropgevoede" eilandenrijk af wil. De noodzaak van Japan's oriëntering naar het dichtbijgelegen vasteland is té sterk. MacArthur had een oplossing in de richting naar dit vasteland voor gesteld. Het plan was vermetel en ge vaarlijk en werd daarom afgewezen. Truman liet de dingen op hun beloop. En wat zal Eisenhower doen? dere Belgische steden soortgelijke groe pen zouden oprichten. Intussen zijn sommigen in de C.V.P. nog van oordeel, dat de bruggen met helemaal werden opgeblazen en dat de verloren schapen wellicht ter elfder ure nog in de kudde zullen terugkeren. QP het ogenblik vertegenwoordigen de Katholieken in België 47,7% de socialisten 34,5%, de liberalen 13,1% en de communisten 4,7% van het kiezers corps. Daar aangenomen wordt, dat de C.V.P. wel enkele zetels zal moeten prijsgeven, is het geen wonder, dat thans reeds volop gissingen worden ge maakt over de samenstelling van de nieuwe regering. Algemeen verwacht men een coalitieregering. In België is het politieke leven zo georiënteerd, dat de socialisten en de liberalen op één bepaald maar zeer belangrijk punt dichter bij de com munisten staan dan bij de Katholieken. Het geldt hier hun gezamenlijke posi tie ten opzichte van de „schoolstrijd". De meeste leden van de drie linkse partijen zijn gekant tegen het verlenen van subsidies aan het confessioneel vrij onderwijs. In enkele Belgische gemeen ten hebben zij met dit doel een organi satie gevormd om de Katholieken t« bestrijden. Men verwacht echter niet, dat de socialisten en liberalen een der gelijk verbond durven sluiten op het gouvernementele niveau. Onder de huidige omstandighdeen zou een sa mengaan met de communisten hun door de internationale opinie immer» al te zeer worden kwalijk genomen. Intussen heeft iemand reeds op be dekte wijze zijn candidaten gesteld voor de functie van premier in de ver wachte rechts-linkse regeringscombina tie van na de verkiezingen. Het is nie mand minder dan prof. dr Eyskens, de voormalige minister-president. In 1950 verdween hij van het politieke toneel, toen in de rangen van de C.V.p. de strijd werd uitgevochten tussen de „sterken" en de „slappen", tussen hen, die gezwicht waren voor het linkse anti-Leopoldistische oproer en hen, die zichzelf als de zware jongens be schouwden. Thans heeft prof. Eyskens, die tot de democratische vleugel van de C.V.p. behoort, weer van zich doen spreken. In een voordracht, die veel inkt heeft doen vloeien, heeft hij gezegd, dat Bel gië weer de weg zou moeten opgaan van een zeker dirigisme op economisch gebied. Hij verwees o.a. naar het vraagstuk van de werkloosheid nog steeds een zeer pijnlijk probleem in België en verklaarde, dat een soort van vijfjarenplan aan 100.000 werklo zen werk zou kunnen verschaffen. Ofschoon ongeveer drie maanden ons nog scheiden van de aanstaande parle mentsverkiezingen, worden er in de pers steeds tal van proefballonnetjes opgelaten. Langzamerhand stijgt de verkiezingskoorts, maar vóór de grote dag zal de Senaat nog twee politieke problemen van belang moeten afhande len de bekrachtiging van de Europese Defensie-Gemeenschap en de verkla ring over de grondwetsherziening. (Van onze correspondent te Londen) DE OPWEKKING van atoom-energie, vijftien jaar geleden nog slechts een onopgelost natuurkundig vraagstuk in de studeerkamers en labo ratoria der geleerden, is een kwestie van leven en dood geworden voor Engeland. Weinigen zijn er, die zich voldoende kunnen realiseren, dat het woord „atoom" binnen afzienbare tijd eenzelfde klank zal krijgen als het huis-, tuin- en keukenwoord „steenkool". Het woord „atoom" immers is voor ons begrip onlosmakelijk verbonden aan „vernietiging"', „dood", „opbouw" en „leven". Geleidelijk-aan zal deze gevoelswaarde meer algemeen worden, maar Engeland, als zovele andere landen, wacht de tijd niet rustig af, doch werkt intensief aan de ontwikkeling der atoom-energie. gENï ENKEL cijfer kan illustreren hoe dringend de behoefte is aan een nieuwe energie-verwekker: vol gens berekening van de British Elec tricity Authority zal Engeland tegen 1960 minstens 13 millioen ton steen kool méér moeten produceren dan thans, willen de normale verbruiks- behoeften van het land gedekt wor den. Millioenen ponden sterling zijn er na de oorlog in de Britse steen koolindustrie geïnvesteerd, doch tot op heden is men er niet in geslaagd de productie bevredigend te verhogen en steenkool is in Engeland vrij wel de enige brandstof voor de op wekking van electriciteit, precies als in Nederland. In andere landen, die de beschikking hebben over „witte steenkool", het water van snelstr'- mende rivieren of stuwmeren, is men daarom in het atomisch onderzoek lang niet zo gepresseerd als in En geland. Er moét atoom-energie ko men, anders is er voor Engeland geen levensmogelijkheid meer. QNDER de drang, om niet te spreken van de dwang der omstandigheden de ecuwen door de krachtigste zweepslag voor activiteit is Engeland, na een aanvankelijke aarzeling, thans energiek het atoomtijdperk binnenge treden. In twee delen van zijn wereld rijk, die eikaars antipoden zijn, wordt met kracht gewerkt aan de ontwikke ling der atoomenergie in haar twee aspecten: vernietiging en opbouw. In Australië is binnen slechts enkele ja ren niet minder dan 30 millioen ge ïnvesteerd voor de inrichting van een terrein voor het beproeven van raket ten en atoomwapens. En in Engeland zelf is men kortgeleden begonnen met de bouw van een electriciteitscentrale, die electrische stroom zal genereren met behulp van atoom-energie. De fa briek, die tegen 1955 gereed zal zijn, wordt gebouwd te Caldor Hall, in de tegen de Schotse grens aangelegen provincie Cumberland. Deze electriciteitsfabriek zal genoeg electriciteit kunnen produceren om een stad van 50.000 inwoners van stroom te voorzien. Doch haar gereed koming wordt vooral met spanning afgewacht, omdat zij de geleerden in staat zal stellen op grote schaal de beste practische productiewijze te be studeren. Pas nadat de resultaten van dit onderzoek verwerkt zijn. zal wor den overgegaan tot de bouw van meer atoomcentrales. Bovendien is er, even eens in Cumberland, een plutonium- fabriek gereedgekomen. j^AAR NIET alleen wetenschappelij ke problemen vragen nog om in tensieve bestudering. Ook de econo mische kant van de zaak levert een complex van uiterst ingewikkelde en voorshands nog onopgeloste vraag stukken op. Niemand weet nog maar bij benadering wat de opwekking van atoom-energie, bestemd voor vredes doeleinden, zal gaan kosten. De meest-uiteenlopende ramingen kunnen gemaakt worden, elk daarvan kan juist zijn, of misschien zijn ze allemaal onjuist, dat ligt nog in de schoot der toekomst verborgen. En zolang men geen helderder inzicht heeft omtrent de kosten, kunnen ook geen definitieve beslissingen worden genomen. Veel beleidvol staatsman schap zal er van de Britse regering in de komende jaren gevergd worden, want de toepassing van atoom-energie mag niet' te langzaam, maar ook niet te snel bevorderd wjrden. Enorme kapitalen zijn er in de steenkoolin dustrie geïnvesteerd, en zelfs een leek kan zich enigermate voorstellen wat er zou gebeuren, als atoem-energie, zeg binnen 15 jaar tijds, de taak van de steenkool voor een kwart zou over nemen. Maar de problemen moéten worden opgelost en gezien Enge- lands activiteit is er niets dat er op wijst, dat zij niet zullen worden op gelost. President Eisenhower heeft bij het Amerikaanse Congres een plan inge diend dat de bedoeling heeft, een eco nomische teruggang te bestrijden en zo mogelijk te voorkomen. In zijn toelich ting heeft de president toegegeven, dat er zich in de Verenigde Staten een lichte depressie voordoet. De economi sche bedrijvigheid is iets teruggelopen, waardoor hie. en daar werkloosheid is ontstaan. Eisenhower verwachtte ech ter, dat de teruggang zich dit jaar zou herstellen. Het.plan bevat geen gedetailleerde maatregelen, slechts enkele richtlijnen, welke de regering bi.i haar economische activiteit zal volgen. Zo zullen er de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen, de particuliere activiteit moet worden bevorderd Schuldmanipulaties, credietpolitiek, lelnstingmanipulaties e.d. staan de regering ten dienste. MIDDEN in de langdi gekomen Parijse weekb oorlog in Indo-China telegrammen tussen de tot dusver onbekend lijk, dat de thans 8-ji handelingen niet door opperbevelhebber in li waren afgebroken. De menten zijn, maar da politieke kringen grote hebben. OP 19 December 19' had Vo Nguyen Gia Ho Chi-minh's troepe bevëlhebber, met h bloedbad op de Fronst bij Hanoi de vijandi heden geopend, omdat t Franse militairen he een ultimatum haddt gesteld. Drie maandt later, op 18 Maart, ve hlaarde minister.-prei dent Ramadier in de P rijse Kamer: ,.Wij 'zullt de kwestie Indo-Chir niet langs de weg van li geweld oplossen. Er zi_ slechts politieke oplossi gen mogelijk." Reeds dr dagen later antwoordt Ho Chi-minh, die i tegenstelling tot P Nguyen Giap geen gew< JJAAROP begaf de minij fensie zich naar Ind opperbevelhebber, gener; gaf een zeer rooskleurige van de militaire situatie, lingen onder deze gunsl digheden kwamen, volgen: in aanmerking op basis v tulatie van de vijand. Het in de oren van generaal de minister van Defensi „Doe alles wat ge kunt van onderhandelingen m Minh af te brengen". V zich van deze hem zeer taak doordat hij nadat om raad had gevraagd miltaire zijde van de w voorwaarden noemde, die men met een capitulatie. Op 12 Mei 19 7 kwam lijke referent van de Hc saris Bollaert, Paul Mus, heim i. it Ho Chi-Minh las hem de voorwaarden Valluy voor: aflevering i van het oorlogsmateriaal tie van de Viet-Minh-trc having van de orde uits Franse strijdkrachten, die hele land vrij zouden kt gen, terwijl de Viet-Minh door het Franse oppercoi gestane beweging werd x Chi-Minh wees deze cap waarden af met de wo wij dit zouden aannemen, we lafaards zijn. En v heeft de Franse Unie gee QP 19 JUNI herhaalde zijn toezegging om o melijke voorwaarden vree en „nauw met het Franse schoot van de Franse Un werken". Hij wijzigt zijn dringt de radicalere eli Vo Nguyen Giap op de Inmiddels heeft B^pflaert, djspogingen eveneens niel Franse regering overtuigd penstilstands-voorwaarden gen en volmacht gekregei zachten. Hij maakt het pl met één slag door een i te beëindigen. In een op te houden rede, waarva thans door de „Express" bliceerd, wilde hij verk< de Fransen om 12 uur i dag het vuren zouden sta vel was niet aan voorwaa den, maar zou op 1 Sept heven worden, als de Vi< vóór die datum de vastg zei aars had vrijgelaten, stilstand zou na 1 Septer en daarna nog eens me verlengd worden, om ove te kunnen onderhandele wilde beperkingen voorste HO CHI MINI

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1954 | | pagina 6