Joegoslavische middeleeuwse
fresco's in Utrecht
Japans politiek staat onder
onverbiddelijke druk
Bij komende Belgische verkiezingen Geor J
verliest CVP haar meerderheid
Een zeer bijzondere expositie
Een nieuwe (Weiter) partij in de
politieke arena
Slechtste rijstoogst na 1934
Atoomenergie voor Engeland
een levenskwestie
Vernietiging en dood, maar
ook opbouw en leven
De ontwikkeling van de
Servische muur
schilderkunst
Prof. dr Eyskens zou
zich candidaat stellen
Honger leidt tot
kinderhandel
De eerste centrale is
in wording
Eisenhower wenst plan
tegen depressie
Ho Chi Min
driemaal to
- vrede hen
m
VRIJDAG 29 JANUARI 1954
I
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
EIGENLIJK zou men over kunstwerken nooit een historische verhan
deling moeten schrijven. Deze verklaren doorgaans maar weinig
zeker voor hen, wier kennis van historische feiten en ontwikkelingen
maar zeer beperkt is. Kunst wil immers in de eerste plaats uit een oog
punt van schoonheid worden benaderd. Zij moet worden ondergaan,
niet beredeneerd. Aan de andere kant zijn de schommelingen in de
waardering van schoonheid zo nauw verbonden met wat er zich op
andere terreinen des levens afspeelt, dat zeker de minder bekende ge
bieden van de beeldende kunst niet kunnen worden besproken, zonder
dat althans met een enkel woord de historische omlijsting wordt ge
schetst. Zo laat zich de Joegoslavische wandschilderkunst uit de
periode tussen 1000 en 1459 niet verstaan, wanneer men althans niet
weet, dat dit gebied tot deoverweldiging door de Turken althans in
naam deel heeft uitgemaakt van de culturele invloedssfeer van het
Oostromeinse of Byzantijnse keizerrijk. Niet van de politieke: de Ser
vische vorsten waren op zeker moment zo machtig, dat zij zich niet
alleen van de keizer konden losmaken, maar deze zelfs naar hun hand
konden zetten.
j^EN is gewoon, de kunst die met die
van het Oostromeinse Rijk samen
hangt, als Byzantijns te betitelen. Dat
is niet geheel onjuist. Byzantium ont
wikkelde in zijn mozaïeken en muur
schilderingen een volkomen eigen stijl,
welke niet de bedoeling had, de wer
kelijkheid nauwkeurig uit te beelden.
Integendeel: nergens sterker dan hier
beseft men, dat deze hoofdzakelijk
kerkelijke kunst m feite als symbool
voor een diep-godsdienstig beleven is
bedoeld. In een vaak zeer strenge
vorm, sterk lineair van opvatting, heeft
de niet zelden naamloze kunstenaar
figuren geschapen, die met de aarde
vrijwel geen enkele betrekking meer
onderhouden. De Westeuropese primi
tieven probeerden het heilige te ver
beelden, door het de gedaante van een
geïdealiseerde aardse werkelijkheid te
geven. Het Oosten trok zich van de
werkelijkheid weinig aan. In haar
meest geslaagde uitingen heeft de By
zantijnse kerkelijke schilderkunst een
in zich zelf gekeerde verhevenheid,
die inderdaad een veel sterkere bele
ving van het heilige mogelijk maakt
dan de Westelijke kunst uit dezelfde
tijd. Dit hangt stellig samen met de
veel sterkere neiging tot mystiek in de
Grieks-orthodoxe kerk.
Maar ook mag men bij de beoor
deling van de kunstvoortbrengselen
dezer kerk niet vergeten, dat zij zeer
sterk aan een traditie waren gebonden.
De vorm, waarin de schilders de heils-
feiten op de muren der kerken aan de
gelovigen mededeelden, lag in grote
lijnen vast. De artisten werkten als
het ware een door de eeuwen over
geleverd schema uit, de mate hunner
kundigheid tonend in hun kleur, hun
tekening, hun wijze van schilderen,
de persoonlijke verwerking der over-,
geleverde en het zoeken naar nieuwe
motieven.
Voor de ontwikkeling van de kerke
lijke kunst is in dit verband van zeer
groot belang, dat Stefan Menanja in
1165 de onafhankelijkheid van Servië
op de Byzantijnse legerscharen be
vocht. Dat betekende in dit geval niet
slechts een politieke splitsing een
van zijn familieleden, Sava, werd de
eerste aartsbisschop van de zelfstandi
ge Servische orthodoxe kerk. Voortaan
gingen kerk en kunst hier eigen we
gen, weliswaar in nauwe relatie met
die van Byzantium maar toch zelf
standig in de verwerking van de tra
ditie. In 1459 kwam er aan deze veel
belovende ontwikkeling plotseling een
eind. De Turken liepen Servië onder
de voet; vele kerken werden verwoest
of in moskeeën veranderd, talloze
schilderingen vernietigd of met dikke
lagen kalk bedekt. Pas in de laatste
veertig jaar zoekt men stelselmatig
naar de aldus verdwenen kunstschat
ten en poogt men met zorg en begrip
voor de geest dier vervlogen tijden de
aangerichte schade te herstellen. Ar
chiefonderzoek werpt licht op het ont
staan van tal van oude kerken en
brengt niet zelden de namen der
schilders aan het licht. Tal van fraaie
stukken zijn door Franse en Joegosla
vische schilders gecopieerd; de copieën
hebben een plaats gekregen in het
Fresco-Museum te Belgrado.
IN de betrekkelijk beperkte keuze uit
het bezit van dit museum, welke op
het ogenblik in het Centraal Museum
te Utrecht te zien is, valt de ontwik
keling der Servische muurschilder
kunst op zeer gelukkige wijze af te
lezen. Maar het is niet deze, die het
sterkst aanspreekt. Meer nog heb ik
diepe eerbied gevoeld, toen ik deze
schilderingen bezag en de vurige re
ligiositeit onderging, welke uit de be
trekkelijk primitieve vormgeving
sprak. Vroomheid van bijna tien eeuwen
geleden manifesteerde zich hier in een
taal, die ook thans nog vermag te ont
roeren. Het is uiteraard onmogelijk,
hier een opsomming te geven van het
geen in de zalen van het Utrechtse
Museum is tentoongesteld. Een enkele
greep zal de groei moeten markeren.
De oudste stukken stammen uit het
uiterste Zuiden, uit Macedonië, dat in
die dagen nog niet tussen twee of drie
staten was opgedeeld. Een in 1085 ge
schilderd fries van engelen uit de kerk
van de H. Sophia bij Ochrid bewijst,
hoe sterk de Byzantijnse invloed hier
nog is. Het stuk is in uitstekende staat
overgeleverd en prachtig van kleur en
tekening. Mooi is ook de groep fresco's
uit de kerk van St. Pantelejmon te
Nerezi bij Skoplje, uit 1164. De stuk
ken zijn vaak zwaar beschadigd; wat
is overgebleven is voldoende om ons
een indruk te geven van haar kwali
teit.
In het kader van de schilderkunst in
de Grieks-orthodoxe kerk vertegen
woordigt de Servische muurschilder
kunst al vroeg een stroming met een
eigen karakter. Weliswaar is de zwaar
beschadigde gestalte van St Joris uil
de kerk te Ras nog volkomen Byzan
tijns zij stamt uit 1168 maar een
halve eeuw later is reeds duidelijk,
dat de Servische schilders eigen wegen
zoeken. De schilderingen van de kerk
van de H. Maagd te Studenica mar
keren als het ware het ontstaan van
een eigen, nationale stijl. Het zijn zeer
levendige, monumentale stukken, in
rijke kleur geschilderd. Bepaald een
hoogtepunt echter zijn de fresco's uit
de kerk te Sopocani met hun prachtige,
rijpe kleur en hun gracieuze gestalten.
Er is een sterk realisme, dat af en toe
bepaald huiselijk wordt, zo b.v., wan
neer in een voorstelling van de ge
boorte van Christus in een hoek een
paar vrouwen worden afgebeeld, die
bezig zijn, het badwater voor de jong
geborene klaar te maken. Aan de
andere kant komen hier uitingen voor
van een verheven, ingetogen drama
tiek, zo <in de prachtige groep van de
drie Maria's in een kruisiging.
'I'KGEN het eind van de dertiende
eeuw wordt de monumentale stijl
losgelaten. Niet langer schildert de
kunstenaar grote figuren, die een ge
heel muurvlak beheersen. De fresco's
worden kleiner en meer verhalend van
karakter. De problemen van de schil
derwijze houden de meesters minder
bezig dan de vraagstukken, waarvoor
het onderwerp hem stelt. De in deze
tijd ontstane kerken bevatten vaak
honderden schilderingen, die van
allerlei behandelen: bijbelse verhalen,
heiligenlegenden, liturgische gezangen,
wetenschappelijke geschriften al
wat er maar wordt gelezen wordt in
beeld gebracht. Tot in het laatst van
de veertiende eeuw houdt deze stro
ming stand. Zij bereikt haar hoogte
punt in de kerk van Gratsjanitsa,
welker fresco's meesterlijk van tech
niek zijn en als het belangrijkste wor
den beschouwd wat de Servische schil
derkunst in de Middeleeuwen heeft
voortgebracht. Daarna zakt het peil
snel in.
Een opleving beleeft de Servische
kunst in het laatst van de veertiende
eeuw. Er wordt weer met grote zorg
geschilderd, hier en daar wordt ge
streefd naar de uitdrukking van vorm
en stof. De kleur is vaak zeer mooi,
beweging en uitdrukking zijn ingeto
gen en nergens heftig. Dan komt het
einde. In 1459 veroveren de Turken
Servië. Zij maken een verdere ontwik
keling van deze kunst onmogelijk. Hier
en daar op het platteland wordt nog
wat in de oude stijl voortgewerkt; de
uitingen zijn primitief-provinciaal en
zonder artistieke betekenis.
Los hiervan staat de ontwikkeling
in Kroatië en Slovenië. Deze 'gebieden
hebben nimmer tot de Grieks-ortho
doxe kerk behoord; zij waren en ble
ven Rooms-katholiek en ondergingen
daarnevens een vrij sterke Duitse in
vloed. Voor de kerkelijke schilder
kunst is dat van grote betekenis ge
weest. Van het weinige, dat hiervan
bewaard is gebleven, bewijzen de in
Utrecht geëxposeerde copieën, hoezeer
Westerse, en met name Gothische in
vloeden hier hebben gewerkt. Een tafe
reel als de Aanbidding der. Drie Ko
ningen uit de kerk te Matsje in Slo
venië zou door een Westerse schilder
kunnen zijn gemaakt. Er is geen enkele
relatie met de Byzantijnse opvattingen
aan te wijzen.
J-[ET is volkomen vruchteloos, hypo
thesen op te werpen oVer de vraag,
wat er van de kerkelijke kunst in Ser
vië zou zijn geworden, wanneer niet
de Turken haar ontwikkeling hadden
onmogelijk gemaakt. Het is trouwens
ook niet van belang. Betekenis hebben
alleen de stukken, die we thans nog
bezitten en die, welke nog voortdurend
worden ontdekt. Zij openbaren ons een
wereld van primitieve, maar allerminst
barbaarse schoonheid, in een vormen
taal, die weliswaar wisselt van kwali
teit, maar die steeds volkomen waar
achtig en eerlijk is. Hier verbergen
geen handigheidjes een innerlijke leeg
te. De vaak onbekende kunstenaar im
mers schildert wat hij gelooft, ook
wanne' - hij zich aan een traditioneel
schema houdt. Of dat nu de heilsfei-
ten van geboorte en kruisiging zijn
dan wel de ontzettingen van de hel
zij spreken hem aan, ook als hij in
opdracht van de geestelijkheid of van
een vorst een kerk versiert. Hij schiet
echter te kort en hij doet dat onbe
kommerd wanneer hij in een ge-
dachteniskerk zijn vorst en diens ge
zin en hofhouding moet uitbeelden.
Een heilige of een vorst het maakt
voor hem geen verschil; ze worden
beiden volgens hetzelfde schema be
handeld, waardoor de mensuitbeelding
volkomen onpersoonlijk wordt. Er is
een enkele uitzondering. De afbeelding
van de H. Sava uit het klooster Miles-
jeva is bij alle primitiviteit en sche
matisme een zeer menselijk portret
geworden, waaruit iets van de per
soonlijkheid van deze eerste aartsbis
schop der Servische kerk tot ons
spreekt.
De Utrechtse expositie is zeer be
langrijk. Zij laat ons kennismaken met
een kuns., waarvan we hier in het
Westen veel te weinig hebben gezien
en ondergaan. Zij is ons daardoor vrij
wel vreemd. En toch wanneer men
h-ar niet in de eerste plaats verstan
delijk poogt te benaderen, doch haar
inderdaad tracht te ondergaan, ver
mag zij ons tenminste zo sterk te ont
roeren en te boeien als de beste eigen
tijdse uiting. En tenslotte is dat het
belangrijkste. Niet de uiterlijke vorm,
want die wisselt met de mode en de
ambachtelijke bekwaamheid.
Van W.
(Van onze Brusselse correspondent)
OP HET POLITIEKE FRONT heerst thans te Brussel een stilte voor
de storm: de storm van de verkiezingscampagne, die in België steeds
veel meer beroering verwekt dan in Nederland het geval pleegt te zijn.
Hel wachten is nu op de datum van de verkiezingen. Vermoedelijk zal
het parlement einde Februari worden ontbonden. In dit geval zouden
de Belgen zich in April ter stembus kunnen begeven. Het is nog wat
vroeg om zich aan voorspellingen te wagen. Toch kan reeds worden ge
zegd, dat vrij algemeen wordt aangenomen, dat de C.V.P. (Christelijke
Volks Partij), die nu al bijna vier jaar alleen aan het bewind is, bij de
aanstaande verkiezingen haar absolute meerderheid zal verliezen. In
1950 bemachtigde de partij 107 op de 212 Kamerzetels. Om dit succes
te behalen had de C.V.P. blijkbaar de versterking ontvangen van men
sen, die anders liberaal stemmen, maar die teleurgesteld waren over
de linkse campagne, welke Koning Leopolds troonafstand tot gevolg
had gehad. De koningskwestie behoort thans echter tot het verleden,
zodat met deze troef geen rekening meer moet worden gehouden. Op
dit ogenblik heeft de C.V.P. trouwens met een andere moeilijkheid te
kampen.
P)E na-oorlogse politieke constellatie
in België werd zo sterk beheerst
door vier partijen de C.V.P., de so
cialistische, de liberale en de commu
nistische partij dat de verschijning
van een nieuwe groep als een gebeur
tenis van betekenis mag worden be
schouwd. Dit laatste is nu geschied.
Evenals zulks in Nederland het geval
was, is aan de rechtervleugel van de
Katholieke partij een afscheiding ont
staan. De Nederlandse groep van de
heer Weiter heeft in België een zuster
organisatie gekregen en het toeval wil,
dat één van de leiders van de Belgische
,,Christelijk-Sociale Verzameling van
de Vrijheid" ook Weiter heet.
De oorzaak van het conflict? De
C.V.P. ontleent haar eenheid aan haar
ideologische basis. Voor het overige is
de partij een conglomeraat van aller-
lie sociale en economische strekkingen.
De dissidenten die hoog van de toren
blazen, maar vooralsnog slechts een
kleine kern schijnen uit te maken, wa
ren van oordeel, dat de christelijke
vakbonden een te grote invloed uit
oefenden in de partij. Verder meenden
zij, dat de C.V.P. de politiek van de
Europese integratie te zeer opvatte als
de enig mogelijke buitenlandse poli
tiek.
De afscheiding is het gevolg van on
derhandelingen tussen de C.V.P. en de
„rebellen", die verscheidene weken
hebben geduurd. Toen geen comprimis
mogelijk bleek, hebben de Brusselse
leiders van de „Verzameling" te ver
staan gegeven, dat zij hun actie buiten
de partij zouden voortzetten, dat zij bij
de aanstaande parlementsverkiezingen
met afzonderlijke lijsten voor de dag
zouden komen en dat zij in enkele an-
(Van een bijzondere correspondent)
DE LAATSTE rijstoogst in Japan is de slechtste sinds 1934. Er werden
slechts 275 millioen bushels geoogst of wel 17% minder dan het
vorige jaar. Di feit dwingt Japan tot grotere exporten dan ooit. Om
vangrijke middelen moeten voor de landbouw ter beschikking gesteld
worden en de höop op een sluitende begroting is vervlogen. Wat deze
slechte oogst voor Japan met zijn bevolking van ruim 80 millioen be
tekent, wordt pas duidelijk, als men zich de algemene situatie voor
ogen houdt, waarin Japan na de tweede wereldoorlog is terechtge
komen. Ook reeds vóór die tijd kon de intensief bedreven landbouw
slechts een gedeelte van de voor de voedselvoorziening van het land
noodzakelijke levensmiddelen produceren. Het ontbrekende moest
door invoer gedekt worden.
QM DE middelen hiervoor te ver
schaffen ontwikkelde Japan in de
loop van tientallen jaren een aanzien
lijke industrie. Maar ook de grond
stoffen voor deze industrie moesten
grotendeels in het buitenland gekocht
worden. De exportoverschotten en een
grote handelsvloot konden deze moei
lijkheden wel enigszins overwinnen.
Maar toch vond de snel toenemende
bevolking slechts gedeeltelijk 'werk
in de zich steeds verder ontwikke
lende industrie, die tenslotte haar toe
vlucht moest nemen tot dumping-maat
regelen.
Dit alles was niet voldoende om
ruimte te maken voor de ontwikke
lingsmogelijkheden van het volk en
daardoor kwam het tot de Japanse
aanvallen op het vasteland, de verove
ring van Korea en Mantsjoerije, de
oprichting van grote industrieën al
daar, de emigratie van kapitaal en
mensen en tenslotte, als onvermijde
lijke consequentie, de onderwerping
van China.
Toen Amerika en Engeland zich
tegen deze politiek trachtten te ver
zetten, wilde Japan de in Europa reeds
in volle gang zijnde oorlog benutten
om zich van deze tegenstanders in
Oost-Azië voorgoed te ontdoen door
een reusachtig rijk te scheppen van
Sumatra tot aan de Amoer en van de
Himalay tot aan Japan. Dit plan mis
lukte. Niet alleen door de overmacht
van de Amerikaanse wapens, maar
evenzeer door de verkeerde imperia
listische politiek tegenover de Aziati
sche volkeren, hoewel de algemene
anti-Europese stemming een derge
lijke bevrijding eigenlijk begunstigd
had kunnen hebben.
het VERLIES van de tweede wereld
oorlog heeft Japan niet alleen be
roofd van zijn veroveringen, zijn wa
pens en een deel van zijn handelsvloot
en industrie, maar ook (wat op het
ogenblik het zwaarste weegt) van een
groot deel van zijn afzetgebieden, ter
wijl tegelijkertijd de bevolkingsdruk
toeneemt. Overal tracht Japan voor
zijn goederen weer afzet te vinden; het
stuit daarbij op het verbitterde verzet
van zijn concurrenten, die zich in de
jaren, waarin de Japanse exportgoede
ren ontbraken, overal vastgezet heb
ben, maar ook en wel bij zijn grootste
afnemer op een „Chinese muur",
waar het voorlopig niet overheen kan
klimmen, vanwege Amerikaanse ver
bodsbepalingen.
Het is waar, dat men Europese om
standigheden niet mag vergelijken met
de sociale toestanden in Azië. maar de
toestand in Japan is op sociaal gebied
zo schrikbarend, dat geen enkele re
gering zich doof zou kunnen houden
voor de problemen, die hierdoor ont
staan. Dit blijkt o.a. uit een verslag
van de Japanse minister van Justitie,
dat bijzondere aandacht verdient. In
dit verslag is namelijk sprake van
5 millioen werklozen en een prijsstij
ging van 60% in de laatste drie jaar.
De regering heeft zich genoodzaakt ge
zien 125.000 commissarissen te benoe
men ter bestrijding van de zwarte
handel in kinderen. De politie en de
rechtbanken moesten zich in het af
gelopen jaar met 67.000 gevallen van
kinderhandel bezighouden. De recht
banken. hebben slechts in 98 gevallen
vonnissen kunnen uitspreken. De straf
fen zijn minimaal. Een koopman, die
62 meisjes had verkocht, kreeg een
geldboete van nauwelijks 100 gulden;
een ander dezelfde straf voor de ver
koop van 73 meisjes, hoewel hij er
bijna 5000 gulden aan verdiend had
Jongens, die een waarde hebben van
ongeveer 100 gulden, worden hoofd
zakelijk in de kolenmijnen gebruikt,
waar ze ongeveer 3 jaar moeten wer
ken; voor meisjes wordt iets minder
betaald, tenzij ze, niet zoals gebruike
lijk is, aan de spinnerijen worden ver
kocht, doch aan de theehuizen, waar
ze tot 200 gulden voor de hongerlij
dende out' -»rs kunnen opbrengen.
De pers bracht onlangs het verhaal
van een wanhopige loodgieter, die het
anders deed. Tatsuji Ichii uit Tokio, die
bij zijn rijstlcoopman tot aan zijn nek
in de schulden stak, verkocht zijn
naaimachine en bood zijn gezin een
„feestmaal" aan, dat uit rijst en tuin
bonen bestond. Daarna bracht hij het
hele gezin om en verliet het huistegen
de rijsthandelaar. die betaling eiste, zei
hij, dat de familie goed gegeten had en
een middagdutje deed, terwijl hij zelf
een wandeling voor de spijsvertering
wilde maken. Op de terugweg zou hij
zijn rekening betalen. Met deze woor
den liep de ongelukkige weg en liet
zich door de eerste de beste trein over
rijden. De Japanse publieke opinie re
gistreerde dat Japan zeven onderdanen
armer, maar een held rijker geworden
is
Het Is begrijpelijk, dat de regering
van de Verenigde Staten van de ver
antwoordelijkheid voor het lot van het
„heropgevoede" eilandenrijk af wil.
De noodzaak van Japan's oriëntering
naar het dichtbijgelegen vasteland is té
sterk. MacArthur had een oplossing in
de richting naar dit vasteland voor
gesteld. Het plan was vermetel en ge
vaarlijk en werd daarom afgewezen.
Truman liet de dingen op hun beloop.
En wat zal Eisenhower doen?
dere Belgische steden soortgelijke groe
pen zouden oprichten.
Intussen zijn sommigen in de C.V.P.
nog van oordeel, dat de bruggen met
helemaal werden opgeblazen en dat de
verloren schapen wellicht ter elfder
ure nog in de kudde zullen terugkeren.
QP het ogenblik vertegenwoordigen
de Katholieken in België 47,7% de
socialisten 34,5%, de liberalen 13,1% en
de communisten 4,7% van het kiezers
corps. Daar aangenomen wordt, dat de
C.V.P. wel enkele zetels zal moeten
prijsgeven, is het geen wonder, dat
thans reeds volop gissingen worden ge
maakt over de samenstelling van de
nieuwe regering. Algemeen verwacht
men een coalitieregering.
In België is het politieke leven zo
georiënteerd, dat de socialisten en de
liberalen op één bepaald maar zeer
belangrijk punt dichter bij de com
munisten staan dan bij de Katholieken.
Het geldt hier hun gezamenlijke posi
tie ten opzichte van de „schoolstrijd".
De meeste leden van de drie linkse
partijen zijn gekant tegen het verlenen
van subsidies aan het confessioneel vrij
onderwijs. In enkele Belgische gemeen
ten hebben zij met dit doel een organi
satie gevormd om de Katholieken t«
bestrijden. Men verwacht echter niet,
dat de socialisten en liberalen een der
gelijk verbond durven sluiten op het
gouvernementele niveau. Onder de
huidige omstandighdeen zou een sa
mengaan met de communisten hun
door de internationale opinie immer»
al te zeer worden kwalijk genomen.
Intussen heeft iemand reeds op be
dekte wijze zijn candidaten gesteld
voor de functie van premier in de ver
wachte rechts-linkse regeringscombina
tie van na de verkiezingen. Het is nie
mand minder dan prof. dr Eyskens, de
voormalige minister-president. In 1950
verdween hij van het politieke toneel,
toen in de rangen van de C.V.p. de
strijd werd uitgevochten tussen de
„sterken" en de „slappen", tussen hen,
die gezwicht waren voor het linkse
anti-Leopoldistische oproer en hen, die
zichzelf als de zware jongens be
schouwden.
Thans heeft prof. Eyskens, die tot de
democratische vleugel van de C.V.p.
behoort, weer van zich doen spreken.
In een voordracht, die veel inkt heeft
doen vloeien, heeft hij gezegd, dat Bel
gië weer de weg zou moeten opgaan
van een zeker dirigisme op economisch
gebied. Hij verwees o.a. naar het
vraagstuk van de werkloosheid nog
steeds een zeer pijnlijk probleem in
België en verklaarde, dat een soort
van vijfjarenplan aan 100.000 werklo
zen werk zou kunnen verschaffen.
Ofschoon ongeveer drie maanden ons
nog scheiden van de aanstaande parle
mentsverkiezingen, worden er in de
pers steeds tal van proefballonnetjes
opgelaten. Langzamerhand stijgt de
verkiezingskoorts, maar vóór de grote
dag zal de Senaat nog twee politieke
problemen van belang moeten afhande
len de bekrachtiging van de Europese
Defensie-Gemeenschap en de verkla
ring over de grondwetsherziening.
(Van onze correspondent te Londen)
DE OPWEKKING van atoom-energie, vijftien jaar geleden nog slechts
een onopgelost natuurkundig vraagstuk in de studeerkamers en labo
ratoria der geleerden, is een kwestie van leven en dood geworden voor
Engeland. Weinigen zijn er, die zich voldoende kunnen realiseren, dat
het woord „atoom" binnen afzienbare tijd eenzelfde klank zal krijgen
als het huis-, tuin- en keukenwoord „steenkool". Het woord „atoom"
immers is voor ons begrip onlosmakelijk verbonden aan „vernietiging"',
„dood", „opbouw" en „leven". Geleidelijk-aan zal deze gevoelswaarde
meer algemeen worden, maar Engeland, als zovele andere landen,
wacht de tijd niet rustig af, doch werkt intensief aan de ontwikkeling
der atoom-energie.
gENï ENKEL cijfer kan illustreren
hoe dringend de behoefte is aan
een nieuwe energie-verwekker: vol
gens berekening van de British Elec
tricity Authority zal Engeland tegen
1960 minstens 13 millioen ton steen
kool méér moeten produceren dan
thans, willen de normale verbruiks-
behoeften van het land gedekt wor
den. Millioenen ponden sterling zijn
er na de oorlog in de Britse steen
koolindustrie geïnvesteerd, doch tot
op heden is men er niet in geslaagd
de productie bevredigend te verhogen
en steenkool is in Engeland vrij
wel de enige brandstof voor de op
wekking van electriciteit, precies als
in Nederland. In andere landen, die
de beschikking hebben over „witte
steenkool", het water van snelstr'-
mende rivieren of stuwmeren, is men
daarom in het atomisch onderzoek
lang niet zo gepresseerd als in En
geland. Er moét atoom-energie ko
men, anders is er voor Engeland geen
levensmogelijkheid meer.
QNDER de drang, om niet te spreken
van de dwang der omstandigheden
de ecuwen door de krachtigste
zweepslag voor activiteit is Engeland,
na een aanvankelijke aarzeling, thans
energiek het atoomtijdperk binnenge
treden. In twee delen van zijn wereld
rijk, die eikaars antipoden zijn, wordt
met kracht gewerkt aan de ontwikke
ling der atoomenergie in haar twee
aspecten: vernietiging en opbouw. In
Australië is binnen slechts enkele ja
ren niet minder dan 30 millioen ge
ïnvesteerd voor de inrichting van een
terrein voor het beproeven van raket
ten en atoomwapens. En in Engeland
zelf is men kortgeleden begonnen met
de bouw van een electriciteitscentrale,
die electrische stroom zal genereren
met behulp van atoom-energie. De fa
briek, die tegen 1955 gereed zal zijn,
wordt gebouwd te Caldor Hall, in de
tegen de Schotse grens aangelegen
provincie Cumberland.
Deze electriciteitsfabriek zal genoeg
electriciteit kunnen produceren om
een stad van 50.000 inwoners van
stroom te voorzien. Doch haar gereed
koming wordt vooral met spanning
afgewacht, omdat zij de geleerden in
staat zal stellen op grote schaal de
beste practische productiewijze te be
studeren. Pas nadat de resultaten van
dit onderzoek verwerkt zijn. zal wor
den overgegaan tot de bouw van meer
atoomcentrales. Bovendien is er, even
eens in Cumberland, een plutonium-
fabriek gereedgekomen.
j^AAR NIET alleen wetenschappelij
ke problemen vragen nog om in
tensieve bestudering. Ook de econo
mische kant van de zaak levert een
complex van uiterst ingewikkelde en
voorshands nog onopgeloste vraag
stukken op. Niemand weet nog maar
bij benadering wat de opwekking van
atoom-energie, bestemd voor vredes
doeleinden, zal gaan kosten.
De meest-uiteenlopende ramingen
kunnen gemaakt worden, elk daarvan
kan juist zijn, of misschien zijn ze
allemaal onjuist, dat ligt nog in de
schoot der toekomst verborgen. En
zolang men geen helderder inzicht
heeft omtrent de kosten, kunnen ook
geen definitieve beslissingen worden
genomen. Veel beleidvol staatsman
schap zal er van de Britse regering
in de komende jaren gevergd worden,
want de toepassing van atoom-energie
mag niet' te langzaam, maar ook niet
te snel bevorderd wjrden. Enorme
kapitalen zijn er in de steenkoolin
dustrie geïnvesteerd, en zelfs een leek
kan zich enigermate voorstellen wat
er zou gebeuren, als atoem-energie,
zeg binnen 15 jaar tijds, de taak van
de steenkool voor een kwart zou over
nemen. Maar de problemen moéten
worden opgelost en gezien Enge-
lands activiteit is er niets dat er op
wijst, dat zij niet zullen worden op
gelost.
President Eisenhower heeft bij het
Amerikaanse Congres een plan inge
diend dat de bedoeling heeft, een eco
nomische teruggang te bestrijden en zo
mogelijk te voorkomen. In zijn toelich
ting heeft de president toegegeven, dat
er zich in de Verenigde Staten een
lichte depressie voordoet. De economi
sche bedrijvigheid is iets teruggelopen,
waardoor hie. en daar werkloosheid is
ontstaan. Eisenhower verwachtte ech
ter, dat de teruggang zich dit jaar zou
herstellen.
Het.plan bevat geen gedetailleerde
maatregelen, slechts enkele richtlijnen,
welke de regering bi.i haar economische
activiteit zal volgen. Zo zullen er de
nodige voorzorgsmaatregelen worden
genomen, de particuliere activiteit moet
worden bevorderd Schuldmanipulaties,
credietpolitiek, lelnstingmanipulaties
e.d. staan de regering ten dienste.
MIDDEN in de langdi
gekomen Parijse weekb
oorlog in Indo-China
telegrammen tussen de
tot dusver onbekend
lijk, dat de thans 8-ji
handelingen niet door
opperbevelhebber in li
waren afgebroken. De
menten zijn, maar da
politieke kringen grote
hebben.
OP 19 December 19'
had Vo Nguyen Gia
Ho Chi-minh's troepe
bevëlhebber, met h
bloedbad op de Fronst
bij Hanoi de vijandi
heden geopend, omdat t
Franse militairen he
een ultimatum haddt
gesteld. Drie maandt
later, op 18 Maart, ve
hlaarde minister.-prei
dent Ramadier in de P
rijse Kamer: ,.Wij 'zullt
de kwestie Indo-Chir
niet langs de weg van li
geweld oplossen. Er zi_
slechts politieke oplossi
gen mogelijk." Reeds dr
dagen later antwoordt
Ho Chi-minh, die i
tegenstelling tot P
Nguyen Giap geen gew<
JJAAROP begaf de minij
fensie zich naar Ind
opperbevelhebber, gener;
gaf een zeer rooskleurige
van de militaire situatie,
lingen onder deze gunsl
digheden kwamen, volgen:
in aanmerking op basis v
tulatie van de vijand. Het
in de oren van generaal
de minister van Defensi
„Doe alles wat ge kunt
van onderhandelingen m
Minh af te brengen". V
zich van deze hem zeer
taak doordat hij nadat
om raad had gevraagd
miltaire zijde van de w
voorwaarden noemde, die
men met een capitulatie.
Op 12 Mei 19 7 kwam
lijke referent van de Hc
saris Bollaert, Paul Mus,
heim i. it Ho Chi-Minh
las hem de voorwaarden
Valluy voor: aflevering i
van het oorlogsmateriaal
tie van de Viet-Minh-trc
having van de orde uits
Franse strijdkrachten, die
hele land vrij zouden kt
gen, terwijl de Viet-Minh
door het Franse oppercoi
gestane beweging werd x
Chi-Minh wees deze cap
waarden af met de wo
wij dit zouden aannemen,
we lafaards zijn. En v
heeft de Franse Unie gee
QP 19 JUNI herhaalde
zijn toezegging om o
melijke voorwaarden vree
en „nauw met het Franse
schoot van de Franse Un
werken". Hij wijzigt zijn
dringt de radicalere eli
Vo Nguyen Giap op de
Inmiddels heeft B^pflaert,
djspogingen eveneens niel
Franse regering overtuigd
penstilstands-voorwaarden
gen en volmacht gekregei
zachten. Hij maakt het pl
met één slag door een i
te beëindigen. In een op
te houden rede, waarva
thans door de „Express"
bliceerd, wilde hij verk<
de Fransen om 12 uur i
dag het vuren zouden sta
vel was niet aan voorwaa
den, maar zou op 1 Sept
heven worden, als de Vi<
vóór die datum de vastg
zei aars had vrijgelaten,
stilstand zou na 1 Septer
en daarna nog eens me
verlengd worden, om ove
te kunnen onderhandele
wilde beperkingen voorste
HO CHI MINI