Nieuwe verhalen van Bel Campo
Culturele leven
herstelt
van Be
zich
Is het landbouwonderwijs veeï te
eenzijdig ingesteld?
Wondei
1
„Amsterdam"meesterlijk verteld verhaal uit
bundel „Liefde's verbijstering"
De ontdekking van Elianore van Raesfelt
Weer streven naar wereldcentrum
Scheiding Oost-West doet zich ook in de
kunst sterk gevoelen
Het oog slechts gericht op de
technische bedrijfsvoering
Gatun-slu
gigantii
Bel Campo op zijn
best
Papagos vraagt militaire
hulp voor Griekenland
Bende op Celebes houdt de
twee ontvoerden nog
steeds vast
Spaak is ziek te Londen
Binnenkort een nieuw
concertgebouw
Meisjes willen ook andere
gesprekken
DE, bezoekers van het Berlijn van
thans zal er met weemoed aan her
innerd worden, dat hier vóór de oorlog
gemusiceerd werd, als in geen andere
plaats ter wereld. De namen van vele
vooraanstaande orkesten, dirigenten en
solisten, die profiel en gewicht aan Ber
lijn als muziekstad hebben gegeven,
schieten hem te binnen. Maar als hij
namen moest noemen, dan zouden ze
vele kolommen-'beslaan, omdat het on
juist is er een paar naar voren te bren
gen en honderd andere te vergeten. On
danks dit moet hem één naam toch van
't hart: die namelijk van het Berliner
Philharmonische Orchester, dat achter
eenvolgens Hans von Bülow, Arthur
Nikisch en Wilhelm Furtwangler tot
zijn roemruchte dirigenten koos. Onver
getelijk waren die avonden in de Bern-
burger Strasze, welke nu, mét de we
reldbekende Philharmonie, één grote
puinhoop is.
Een culturele dag
Noord-Hollan
MARKTBERICm
DONDERDAG 11 FEBRUARI 1954
ELIANORE VAN RAESFELT, opgegroeid op haar vaders kasteel temidden der wijde natuur tot een
frank en vitaal jong meisje, is nog maar één dag getrouwd met de voorname Amsterdamse koopman
Willem Honselaersdijck, met wie zij de ene helft van het huis naast dat met de vier Heemskinderen op de
hoek van de Heerengracht en de Leidsegracht heeft betrokken in de andere helft woont haar zwager
Evert Honselaersdijck, gehuwd met de Amsterdamse patricische Wendela de Graeff of zij wil het bruisen-
de leven van de hoofdstad in die bewogen 17e eeuw zién niet alleen, maar meemaken. Want dat had
zij met haar onstuimige aard als haar toekomst gezien, toen zij het land voor de stad verwisselde.
*N[ET de meici8'1. hoor gehoorzaamheid verschuldigd waren, zou ze bood-
schappen halen op de Dam, in de open lucht tussen het gewoel van
matrozen, vissers en kooplui, op dat bedrijvigste plein van Europa waar je bij
elke stap het wonder van de dag kon ontmoeteneen ijzig magistraatspersoon
met uitgebreid gevolg, een goochelaar en kunstenmaker, een zwarte, een aan
zienlijk reiziger in rijke, vreemde dracht, uit het Noorden monumentaal in
machtig leer- en pelswerk, uit het Zuiden vlug van leden in los felkleurig
flodderwerk. Zij zou met alles wel willen meedoen, met hijsen en sjouwen langs
de kaden, met hameren op de scheepswerven, met schaven in de timmertuinen,
met tweernen op de lijnbanen, en dan ook weer drinken en zingen in de
herbergen en taveernen, meedoen, ook haar krachten geven in het wereld
omspannende werk van Amsterdam".
MAAR Elianore heeft buiten de tradi-
11 tie der deftige koopmansgeslachten
uit de laatste helft der zeventiende
eeuw gerekend: „Het is hier geen
usance dat koopmansvrouwen zonder
begeleiding op straat gaan", zegt Wil
lem en de toch al gespannen sfeer aan
die eerste maaltijd der echtelieden be
reikt hierdoor het hoogtepunt: de
jonge vrouw loopt woedend de kamer
uit. In de katoenen rok van het bel
lenmeisje Barbertje had ze die och
tend de gevelsteen boven het zolder
venster bekeken: Pieter de Kcyscr had
er in de top van het door Justus
Vinckboons gebouwde huis Elianoro's
beeltenis aangebracht tegenover die
van Willem. En terwijl ze op die on
gewone hoge plaats, vooroverbuigend
uit de dakgoot, over de levendige, kleu
rige zee van daken van de koopstad
uitkeek, had zij een toespraak tot haar
beeltenis gehouden, haar al datgene
overdragend wat bij de hoge positie
ener koopmansvrouw behoort, en be-
s'oten met de prachtige zin: „Weest
gij, stenen Elianoor, een Amsterdamse
maagd en laat mij vlezen Elianoor, een
Amsterdamse meid". Barbertje, die ook
tafeldienen moet, had zij haar satijnen
rok zo lang laten aantrekken en nog
daarin gestoken brengt zij de panne
koeken binnen, tot verbazing van Wil
lem. „Wat ontbreekt er aan haar om
een mevrouw te zijn?" flapt Elianore
er uit, maar haar man antwoordt: „Wie
eenmaal 't werken heeft geleerd, wordt
nooit meer een mevrouw". De jonge
vrouw huivert bij deze onverbiddelijk
harde uitspraak en vraagt: „En wie
nooit werken heeft geleerd, wordt die
steevast een mevrouw?" „Er is nog een
tweede mogelijkheid", antwoordde
haar man rustig. Ze begreep hem. Dus
mevrouw of
MEESTERLIJK heeft de in Nederland
unieke schrijver Belcampo
(pseudoniem van H. Schönfeld-Wichers)
in deze eerste pagina's van het tweede
verhaal („Amsterdam") uit zijn nieuw
ste bundel, die hij „Liefde's verbijste
ring" noemde (uitgave „Kosmos", Am
sterdam, 1953) de situatie gesteld, zo
vel naar de psychologie der figuren,
a's naar tijd en plaats waarin zij leven.
Dat is wel. de allereerste eis, die men
een schrijver van korte verhalen moet
stellen: de gave der „expositie". Elia
nore, Willem ze zijn terf voeten uit
getypeerd: de ontembare en de be
heerste. En wat de localisatie in tijd
en ruimte betreft: Amsterdam van
1675 is nergens in onze litteratuur
zo met verve de lezer voor ogen gezet.
En daar gaat zich Elianore nu aan
„bedrinken": het huis ontvlucht, hangt
ze nu te kijken over de leuning van
een hoge brug, ziet het rimpelend wa
ter. het wuivende jonge olmengroen,
het spetterend zonlicht cn „diep door
de drie gaten van de volgende brug
zag je de gracht verder en daar over
heen, aan 't eind knikte hij om naar
rechts met groene flank". Met de tra
nen in haar ogen ondergaat zij dit deel
worden van een groter levend geheel
En dan vaart (want diepste humor
leeft op tegenstellingen!) „met een
hol klinkende zucht van het water
onder haar voeten uit een groene
schuit beladen met felrode fusten". En
daar volgt ineens een leuke, lauwe
conversatie tussen de al wat oudere
man die de schuit voortboomt en de
ontroerde freule:
„Meid, vaar een eindje mee, dat is
nog er es een verzetje!" riep hij haar
toe, haar houdend voor een matrozen-
liefje uit een of andere kroeg van de
Zeedijk, die treurde om het vertrek
van haar minnaar; 's morgens was er
juist een convooi naar Bantam vertrok
ken.
„Hoe kom ik er op?" riep Elianore
door haar tranen heen.
„Ik kom wel effen an de kant!"
De bootsman die nu toch bij het roer
gekomen was, gaf een lichte uitslag en
deed de boot stevenen naar een in de
kode uitgespaarde trap, die in het
water afdaalde.
Elianore holde de helling af en was
er het eerst. Op de onderste trede aan
de rand van 't water, wachtte ze de
aandrijvende boeg, vatte het berghout
en slingerde zich met haar gewone be
hendigheid aan boord. De bootsman
had er schik in.
Boven over de tonnen balanceerde
ze naar de achterplecht.
„Mag ik het roer?"
„As je dat ken".
Nu zag hij het kostbare van haar
kleding, 'n Dure, dacht hij b\j zichzelf.
„Waar moeten we naar toe?"
,,'k Zal wel zeggen as 't om een
berh io vol Je leat op koers", en de
vaar oom vrp-t ~:"h f"or "-citer sle
pende, sjouwde hij naar voren.
Zij zette zich boven op de helmstok,
zoals zij het schippersvrouwen wel had
zien doen, sturend met de punt van een
voet".
UN dan begint Elianore's gelukkigste
uur: één tafereel van licht over het
water, geheimzinnig duister onder de
bruggen, bewimpelde en bevlagde
schepen aan de wal en zeilende vaar
tuigen op het wijde IJ nu zij de Nieu
we Sluizen door zijn. Hij zet haar af
bij de Nieuwe Stadsherberg en daar
ziet zij temidden van een gezelschap
van louter mannen deftige kooplie
den en levendige zeevaarders de
retourvloot van Bantam binnenvallen.
Ik moet me bedwingen om niet nog
ook te citeren dat door Belcampo zo
voortreffelijk getekend schouwspel van
de uit de verte naderende streng-orde-
lijk zeilende donkere massa met lichte
bovenbouw, op de windvlagen telkens
even vluchtig zijwaarts overhellend,
zich delend dichterbijkomend in de af
zonderlijke schepen „prachtig gebon
den fantasieën van lijn en massa"
En dan begint het welkomstfeest: de
V.O.C. zendt een paar boten lichte
vrouwen aan boord der voor anker ge-
gane schepen, opdat de matrozen niet
al hun soldij direct na het van boord
gaan zullen verliezenEn Elianore,
deze dolle roes voor een onschuldige
welkomstgroet verslijtend springt mee
in de boot en na verrukt geluisterd
te hebben naar een dialoog van luide
kreten tussen de matrozen en de juf
fertjes van plezier over het water, in
een pracht-j argon, waarvan zij natuur
lijk geen syllabe verstaat! komt tus
sen de dolle bende terecht. Hoe het
haar verder vergaat, kunt ge beter
zelf lezen; óók hoe zij, in haar grach
tenhuis teruggekeerd door Willem
wordt ontvangen en welke diepe waar
heid zij hem dan zegt over de split
sing die gekomen is tussen de zee
soldaten en de heren op de hoge kan
toorkrukken. Zij kiest en' h a a r
naam bleef leven onder degenen die
voeren tussen Amsterdam en Kaap
stad, Decima, Surinamemaar „De
strijd was gegaan tussen twee goede
dingen, dan heeft het hart altijd extra
te lijden".
£)IT VERHAAL Is wel Belcampo op
z'n best. Hier is zijn superieure hu
mor ver verheven boven de grapjes
schrijvers „van dag tot dag" die
inzicht in de relativiteit van alle ge
beuren paart aan een onverwoestbaar
geloof in de gave kern van de mens;
tragische, melancholische humor, die
vorm geeft aan de menselijke situatie
die dwingt te leven binnen normen,
waarbinnen de mens geen leven heeft;
ontroerende expressie van een nimmer
stervend brandend verlangen naar crea
tieve extase. Maar ook: hier hebben
we Belcampo, de vlotte schrijver, de
geestige fantast, de kenner van wat
hij beschrijft, de minnaar van het
avontuur, de man die daarom gevoel
en geest de vrije loop kan laten omdat
zuivere levensernst hun voedende bron
is.
Verbijsterend is de liefde van Elia
nore. Even wonderlijk openbaart ze
zich in „Het hardnekkige verlangen",
het eerste van de drie verhalen in deze
bundel. Chamisso in 1814 vertelde over
Peter Schlemihl, die zijn schaduw ver
kocht en sindsdien om die kleine af
wijking van de norm door ieder werd
geschuwd. Belcampo geeft zijn lief
tallige hoofdfiguur twee neuzen. En
hoewel zij als vriendin zeer gewaar
deerd wordt een minnaar krijgt ze
niet. Vergeefs zoekt zij steun bij een
theoloog (die vindt dat ze als monster
slechts vernietiging verdient), een bio
loog (die een mutatie meent waar te
nemen), een aestheet (die vrijblijvend
theoretiseert), een modern schilder (die
haar vervloekt omdat men nu zal den
ken dat hij voor zijn rare facies haar
tot model had!) tot een schrijver
met fantasie en gevoel voor de moge
lijkheid van het bestaan van meer dan
één „werkelijkheid" haar in z'n armen
sluit. Hoewel ik Belcampo's keuze; de
afwijking ad absurdum te voeren,
waardeer, prefereer ik hier Chamisso.
Het slot zou in een sprookje luiden:
„en vanaf die dag had zij slechts één
neus"als beloning voor de ruim
denkende minnaar. Maar die oplossing
heeft Belcampo niet ter beschikking
en in de pointe hapert nu iets.
Daartegenover is bij het slotverhaal:
„De Achtbaan" de expositie te lang en
te gedetailleerd. De hersenchirurgie in
2050 stelt de mens in staat zijn hersen
cellen met „gelukkige herinneringen"
voor goed te laten transplanteren in
neerslachtige soortgenoten een mis
schien niet geheel verantwoorde fan
tasie van de arts Schönfeld. In geld
nood besluiten een romancier en zijn
vrouw hun herinneringen aan elkaar
te gelde te maken. Een laatste samen
zijn een ongelooflijk prachtige evo
catie van hun wonderlijke eerste aan
blik van elkaar: in een op een veiling
omhooggehouden spiegel! en dan
Maarschalk Papagos, de Griekse pre
mier, zal binnenkort een memorandum
aan de Amerikaanse regering en de
NAVO doen toekomen, waarin wordt
aangedrongen op geallieerde hulp in
de vorm van materieel en economische
steun om Griekenland zijn tekort aan
militaire voorraden en inrichtingen te
doen inhalen.
Papagos zou zich voorstander tonen
van vermindering van de numerieke
sterkte der strijdkrachten tot op voor
oorlogs peil, 'zodra deze beperking
zal kunnen worden gecompenseerd
door een gelijkwaardige toeneming
van ed feitelijke kracht.
even de operatie. Maar: beiden weer
thuis, vinden zij elkaar onmiddellijk
weer als nieuwe mensen bleven zij
tóch onderbewust verbonden? Hier
doet dit slot 't niet geheel, omdat de
expositie niet voldoende ruimte liet
t.a.v. de mogelijkheden der situatie
na de operatie.
Maar alleen ai om het middenverhaal
moet men „Liefde's Verbijstering"
lezen en herlezen, wat het boek
doorstaat, en dat zegt veel. Daarna zal
men weer grijpen naar Belcampo's
vroeger werk: „Verhalen" (1935),
„Nieuwe Verhalen" (1946), „Sprongen
in de branding" (1950) en zijn koste
lijke reisherinneringen: „De Zwerf
tocht" (1936).
W. L. M. E. VAN LEEUWEN.
De Duitse dr De Wahl en dr Van de
Wetering van de Stichting voor Cul
turele Samenwerking bevjnden zicfc
volgens de laatste berichten nog steeds
in handen van de benden in Zuid-Ce
lebes. Beide heren werden, zoals men
weet, op 17 Januari ontvoerd, toen z»S
per auto van Makassar opweg waren
naar Malino,
Majoor Mochtar van de basis Makas
sar zeide, dat de benden van Kahar
Muzakkar de laatste tijd een nieuwe
tactiek toepassen bij het plegen van or»
deverstoringen, nl. het ontvoeren van
belangrijke personen en ook van jon*
gens en meisjes. Ook houden de ben»
den op bepaalde plaatsen autobussen
aan.
De Belgische staatsman Paul HenrJ
Spaak ligt sedert de eerste Februari
in een Londens hotel ziek. Zijn toe*
stand is gisteren enigszins mindet
goed geworden.
Spaak, die 54 jaar oud is, lijdt aa#
een ontsteking van de amandelen,
welke met enige verhoging gepaard
gaat, en aan een aanval van jicht.
Woensdag verklaarden de dokter»,
dat bij de patiënt ook een algemen»
vermoeidheid te constateren wa».
Spaak ging naar Londen voor een
conferentie, maar werd daar ziek.
(Van onze speciale verslaggever)
BERLIJN, Februari Zonder
cultuur beeft Berlijn nooit kun
nen leven. In de acht moeilijke
na-oorlogse jaren hebben de be
woners van deze ontlroonde hoofd,
stad de kunst net zo hard nodig
gehad als aardappelen, brood,
vlees en kolen. Bij het stadsbe
stuur is dan ook een streven waar
(Van een medewerker)
DREIGT ER EEN KLOOF TE ONTSTAAN tussen onze meisjes en
jongens ten plattelande, een geestelijke kloof althans? Staren de
jongens, mede als gevolg van de huidige vorm, waarin het landbouw
onderwijs is genoten, zich niet enigszins blind op hun bedrijf en op
de technische zijde van de bedrijfsvoering? Vergeten zij niet te veel,
dat de meisjes, hun toekomstige echtgenoten, ook andere interessen
hebben, dat ze ook wel eens een gesprek willen voeren over een on
derwerp, dat nu niet onmiddellijk verband houdt met de boerderij?
In de tijd van onze ouders en grootouders moesten de meisjes en jon
gens van het platteland voor het merendeel genoegen nemen met lager
schoolonderwijs. Daarin kwam verandering, zodra men begon met het
geven van landbouwcursussen voor jongens, waaruit reeds spoedig de
lagere- en Rijkslandbouwscholen voortkwamen. Tegelijkertijd ver.
rezen overal in het land de ambachtsscholen. In die jaren had de
„doorsneejongen" op het platteland meer kans om zich verder te ont
wikkelen dan de vrouwelijke jeugd en het gevolg hiervan was, dat de
vrouw dikwijls niet in staat bleek de veranderingen, die zich tenge
volge van de voortschrijdende wetenschappelijke en technische voor
lichting op het platteland voltrokken, bij te benen.
pn dat niet alleen: Zij werkte boven
dien vaak remmend. De leiding
gevende figuren, vooral op agrarisch
gebied, zagen heel goed in, dat hierin
alleen verbetering kon worden ge
bracht, wanneer ook de meisjes onder
wijs zouden ontvangen, dat haar het
hoe en waarom van die veranderingen
duidelijk zou maken. Zo ontstond het
iandbouwhuishoudonderwijs, dat van
meet-af-aan met dit doel rekening
hield, want naast onderricht in de huis
houdelijke vakken, werden lessen ge
geven, die verband hielden met haar
toekomstige taak van boerin. Boven
dien werd echter van den beginne af
in de lessen aandacht geschonken aan
vraagstukken, die niet in rechtstreeks
verband stonc'en met huishouding of
bedrijf, maar waardoor getracht werd
belangstelling voor al datgene wat het
leven rijkei en de blik ruimer kan
maken. Met dit laatste heeft ook de
BVOL (Bond van Oud Leerlingen dei-
huishoudscholen) zich bezig gehouden
en dat zelfdi doe] stelt zich tevens de
Bond van Plattelandsvrouwen, die uit
de oude BVOL is ontstaan.
Wanneer wij daarnaast nu de ontwik
keling van de plattelandsjongens
beschouwen, dan valt het op, hoe deze
zich meer uitsluitend in de technische
richting heeft bewogen. Onze vertech
nifiseerdè wereld eiste dat, al was het
alleen maar om zich in de strijd om
het bestaan te kunnen handhaven.
Maar dit alles ieidde ook tot een over
waardering van de technische zijde van
de bedrijfsvoering. De mens leeft ech
ter niet bij bröod alleen en dat dit alles
een zeker gevaar inhoudt voor onze
plattelandssamenleving, bleek ons uit
gesprekken met jongemeisjes van het
platteland, wier vorming vaak een
breder karakter draagt dan die der
jongens. En die toch daarnaast zeer
gehecht zijn aan het bedrijf, waarin
zij opgroeiden en hierin eenmaal haar
levenstaak hopen te vinden.
^/ij houden, zo vertelden zij ons, echt
van het bedrijf en wij willen er
graag in meewerken, ook al geloven
de jongens dat soms niet. Wij hebben
belangstelling voor het vee en alles
wat er op de boerderij gebeurt. Wij zijn
er immers van jongs af mee vertrouwd
en we zijn niet bang om onze handen
vuil te maken.
Maar als we eenmaal in de kamer
zitten willen wij ook wel eens over
wat anders praten. Nu vergen wij he
lemaal niet van onze „mannen", dat ze
alles afweten van boeken, moderne
meubels, woninginrichting, schilder
kunst of wat dan ook wij weten er
zelf maar een klein beetje van maar
wat wij graag zouden wensen is meer
bredere belangstelling. Wij zouden zo
graag eens over wat anders praten dan
de boerderij alleen, hoe belangrijk dit
ook is.
Qe „voorbewerking" van de platte-
landsjeugd dient te geschieden na
de lagére school in de periode, die hier
voor het meest geschikt is en die voor
degenen, die niet in de gelegenheid
zijn eerst ULO of HBS te bezoeken (en
dat zijn er nog steeds velen) samenvalt
met de tijd, dat men de landbouwcur
sussen of -scholen volgt.
Hoewel deze tijd kort is, het les
rooster weinig ruimte geeft om er en
kele uren aan te onttrekken voor werk
van algemeen vormende aaxd, ontkomt
men niet aan de indruk, dat het ook
wel dikwijls door de eenzijdige instel
ling van de leraren is, dat hieraan wei
nig aandacht besteed wordt. Want de
leraren, die zelf minder eenzijdig zijn
ingesteld (en dat zijn er gelukkig ook
nogsteeds velen) vinden in elke les wel
een aanleiding om de belangstelling
gaande te maken voor het leven in bre
dere zin en voor zijn vele problemen.
Ook hiervan zouden frappante uitlatin
gen van plattelandsjongens zijn neer te
schrijven.
Yyaar ligt u de oorzaak van dit al te
eenzijdige landbouwonderwijs op
de scholen? Naast het reeds genoemde
gebrek aan tijd, zullen ook factoren
als milieu, geaardheid der mannen en
misschien ook vele andere hierop van
invloed zijn. Belangrijker is de vraag,
in hoeverre misschien ook het onder
wijs aan dc toekomstige leraren, i.e. het
hoger landbouwonderwijs, te kort schiet
in zijn algem-ne vorming.
Deze vraag is des te belangrijker om
dat deze leraren, die o.a. hun opleiding
ontvangen aan de Landbouwhogeschool
te Wageningen, toch al meer dan de
jongelui aan de Universiteiten en ook
meer dan die aan andere hogescholen
Delft, Rotterdam, Tilburg uit een
zelfde milieu stammen. Hierdoor zijn
zij minder in de gelegenheid om gere
geld met studenten uit een geheel an
dere levens- en studiesfeer om te gaan,
hetgeen, indien dit wèl het geval was,
ongetwijfeld hun blik zou verruimen.
Het is ons bekend, dat velen dit ook
als een tekort voelen.
^EN VRAAGT zich echter met enige
bezorgdheid af, of men het niet te
veel bij het constateren van deze
feiten laat en dit des te meer,
wanneer men de ontwikkeling van het
platteland van nabij gadeslaat en be
denkt. hoe een groot deel van deze
studenten de toekomstige leraren en
leiders zullen zijn van onze boeren'
zoons die samen met onze dochters
weer een levensgemeenschap zullen
moeten vormen, waarin beiden zich ge
lukkig voelen en zich kunnen ont
plooien.
In dit verband lijkt ons de instelling
van de faculteit der Landbouwhuis-
houdwetenschappen van veel beteke
nis. Door uitwisseling van gedachten
zullen de studenten van beide facul
teiten meer begrip krijgen voor de
taak, die hen wacht leiding en voor
lichting geven aan de bewoners van
het platteland op een wijze, die maakt,
dat er geen kloof ontstaat tussen de
plattêlandsrneisjes en jongens en,
waar die al aanwezig mocht zijn, zo
vlug mogelijk wordt overbrugd.
te nemen, hetwelk er op gericht is
van Berlijn wederom een cultu
reel wereldcentrum te maken.
Gemakkelijk is dit zeker niet,
want de politieke scheidslijn, die
dit troosteloze eiland in stukken
deelt, blijkt ook een culturele
scheidslijn te zijn. In Oost-Berlijn
bestaat, evenals in het overige
deel van Oost-Duitsland, een grote
culturele honger, die nooit door
de marionetten van het Kremlin
gestild kan worden. Door een dras
tische vrijheidsbeperking keren
de onrechtmatige machthebbers
zich tegen de ongebonden geest,
tegën de waarheid, tegen de waar
achtige belevenis, kortomtegen
dat krachtveld van verbeelding en
schepping, dat door ons cultuur
wordt genoemd en dat, in een tijd
van verdrukking, vaak zo beslis
send kan compenseren.
Reeds in Mei 1945, toen er nog geen
treinen in het overwonnen Duitsland
liepen, toen er nog geen postverkeer
was en niemand ook nog wist, wat er
van bloedverwanten, vrienden en be
kenden terecht gekomen was, kwam het
orkest weer tezamen. Op 26 Mei con
certeerde het in het Titania Palast on
der leiding van de veelbelovende Leo
Borchard, die nog geen drie maanden
later dodelijk verongelukte. De jonge
Sergiu Celibidache nam onmiddellijk de
plaats van de laatste in en nog geen
jaar later ging het BPO reeds op een
eerste tournee door West-Duitsland.
Sinds 1947 staat Furtwangler weer aan
de spits, hetgeen betekent, dat een
avond met het orkest in Titania Palast
weer op hetzelfde niveau staat als vóór
de oorlog in de Philharmonie. De mu
ziek, welker taal internationaal is en
steeds vermag te troosten, heeft het
geschonden Berlijn weer op een hoog
Het in 1951 geopende nieuwe
Schiller-theater in West-Berlijn.
cultureel niveau gebracht. De bekend»
zomeravond-serenades in het Jachtslot
Grunewald zijn hervat en vele gasldiri»
genten, waaronder Knappertsbuch, Wal.
ter, Karajan en Jochum hebben zich
weer gemeld.
Door middel van straatloterijen en
geldinzamelingen hopen de Berlijnere
binnenkort in staat te zijn een nieuw
concertgebouw te doen verrijzen. Ta»
lemtvolle musici staan weer twee oplei.
dingsscholen ter beschikking, namelijk
de Hogeschool voor Muzik en het Ste>
delijk Conservatorium. En de tradities
van een Paul Hoeffer, een Ernst Pep
ping en een Heinz Tiessen worden met
kracht voortgezet, want Berlijn wil zich
weer zijn belangrijke plaats in de mu
ziekwereld heroveren.
Ofschoon de oude staatsopera en de
nieuwe Stadsopera ten slachtoffer aan
het oorlogsgeweld vielen, zijn de be
roemde „Berliner Musikbühnen" in 1954
toch weer gaan werken. Zoals vroeger
sloot zich een derde operahuis aan, na
melijk de Komische Opera, die zich in
het Metropool Theater vestigde. De
nieuwe gebouwen van de Staatsopera
(thsns gevestigd in de vroegere Admi
raliteit aan de Friedrichstrasze) en da
Komische Opera liggen echter in de
Oost-sector van Berlijn. De Stadsooera
moet dan ook sinds 1948 alle West-
berlijnse opera-liefhebbers tot onderko
men dienen en drie genres: het repre
sentatieve, het serieuze en het onder
houdende, in haar repertoire opnemen.
QOEDE WIJN behoeft geen krans en
daarom is het ook niet noodzakelijk
de plaats, die Berlijn vóór de oorlog op
het gebied van de toneelkunst had, te
verdedigen of aan te prijzen. Maar na
de oorlog heeft de toneelkunst het
zwaarder te verduren gehad dan enige
ander kunst in Berlijn. Vijf-en-dertig
van de 50 Berlijnse theaters waren in
1945 vernietigd of zwaar beschadigd. De
theatermensen waren in alle richtingen
verspreid en Hilpert en Gründgens. die
de tradities van resp. het Duitse Thea
ter en het Staatstheater grondden, leef
den niet meer.
Ondanks de zeer zware materiële op
gave zal het stadsbestuur tenslotte kans,
negen theaters in beheer te nemen,
waaronder het Schloszpark Theater, het
Deutsche Theater en het Hebbel Thea
ter. Het laatste, dat eigenlijk de groot
ste betekenis had, moest in 1951 geslo
ten worden het wordt thans voort
gezet als privé-theater maar in dat
zelfde jaar werd het weer opgebouwde
Schiller Theater officieel door president
Heuss geopend. Dit zeer moderne, ruime
gebouw, dat iets weg heeft van de
Royal Festival Hall in Londen, viel
eerst helemaal niet in de smaak van de
Berlijnex's. Het was niet intiem en warm
genoeg, was de critiek, en het zou nooit
de sfeer van vroeger kunnen uitade
men. Maar sinds Ferdinand Bruckner
als dramaturg aan de ontwikkeling van
dit toneel meewerkt en regisseur Hein-
rich Koch zijn scheppende krachten
heeft ingezet, beginnen de Berlijners
langzaam aan het Schiller Theater te
wennen.
Op toneelgebied heeft Berlijn zeker
nog niet terug gewonnen, wat het in de
oorlog verloren heeft. Maar de Berlij
ners, die drie dagen van te voren moe
ten boeken om van een theaterplaats
verzekerd te zijn, hopen op betere tij
den. De politieke en geestelijke hereni
ging van Berlijn (de meeste nog be
staande theaters liggen in de Oostelijke
sector) moet echter een eerste voor
waarde zijn.
(Bijl
VOOR DE JONGEREN
„HERA" werd het de
doorvaren, zodat zij in spi
werk op hen zou maken,
nacht in Christobal, want
echepen gebruikt. De jong
dat het Nederlandse schi]
wachten. Amerikaanse, i
Griek lagen eveneens te
bij het krieken van de d
baar radio-apparaat aan b
lui", die de tocht zoude
zijn bij het vastmaken in
heren" tenslotte. Acht vui
van: „Komen we er vand
I ANGZAAM voer het seh
de Limon-baai op met al
de Gatun-sluizen. Het was
in de morgen. Reeds nu zag
al de vissers druk aan het
hun ranke roeibootjes. Met a
ken zij soms op naa- een ko
we pelikanen, dat in zijn
ten meer vis ophaalde, dan
vissertjes.
Een blauwachtige nevelw
nog over het water, flauw
de bergruggen in het binn
verder was er niets dan de
derbroken door het monoton
van de scheepsmotor. De spa
der de bemanning, steeg, w
verte doemden de machtig
sluizen op. Een grote Zweed
troonde al 25 meter boven d
gel in de derde, tevens laa
T ANGZAAM liep de „HE
afgezette motor, getrokl
vier electrische locomotiefjei
ste sluis binnen. In de sluiz
de „vletterlui" in een klein
voor de verbinding met de
de trossen daar vast te legt
gaat even voorzichtig, de Ai
nemen geen enkel risico. Het
verboden voor de schepen
nes in de sluizen te laten
zelfs als het schip in de sli
gemeerd, moet steeds een
voor onmiddellijk gebruik
gen, ingeval het schip los
ken. Daar gingen de zwar
dicht. Langzaam steeg het wa
waren we in staat over de k
te kijken. Goed onderhoudei
met hier en daar een bosje
strekken zich aan weerskante
sluizen uit. De gebouwen var
nische dienst breken de omgi
hun hel gele kleur.
Het schutten ging nu sne]
werden de resterende sluize
men". Toen het schip naar t
trokken werd bevonden we o
grote Gatum-stuwmeer, dat
stuwdam in de Rio Chagres,
afgesloten, want anders zou
De Volkshogeschool te Bei
ganiseert op 15 Februari een
le dag Noord Holland 1954".
op deze dag een, zij het
maar toch stimulerend beeld
hoe op het gebied van enkf
teiten als zang, volksdans
in onze provincie met vreugc
wijding wordt gewerkt. Bove
men de gelegenheid bieden
ning en een gesprek over de
van het eigen gewestelijk cu
ven alsmede over de mog
tot bevordering hiervan.
Uit het belangwekkende
van deze dag, welke zal s
leiding van mr A. F. Kamp,
we een inleiding van prof. d:
Vries-Reilingh over „Dee beti
het gewestelijke culturele le
nagespreking en een korte
door mr L. Bouman, lid van
ten.
Het Gooise toneelgezelsc
Plankeniers" zal „Le Tartu
Molière voor het voetlicht
terwijl voorts medewerking
leend door Wognums Zangkc
Schermer Dansers.
Voorts is er gelegenheid t<
tiging van een tentoonstelling
Kunstenaarscentrum Bergen
een tentoonstelling van oud<
van Noord-Holland.
Voor inlichtingen kan men
den tot de Volkshogeschool
tel. K 2208—2734.
ALKMAAR, 10 Febr. Wit'
rode kool 711; savoye kool
groene kool 722,50; spruitkot
54, B 15—25 en Extra 61—74;
19.5026.50; rode bieten 58;
59,50; waspeen 2043; uie
prei 51—60; selderie II 510:
II 16—23; knolselderie 4,50—
Goudreinetten H 2731; perer
my H 27—29 en Winter jan Hl
NOORDSCHARWOUDE, 12
20.000 kg uien 11,60—12,30, gro
11,20 en drielingen 13; 3000 kg
5,80 en B 4,60; 2500 kg peen
8,20, C 7 en D 5,20; 42.000 kg
A 7—11,80 en B 6—7; 20.000 kg
8,30—13.20; 70.000 kg Deense
5,50—8,20.
BROEK OP LANGENDIJK,
0000 kg uien 11,4012 en gr
11,40; 57.000 kg gele kool A
en B 6,507; 14.000 kg rode
—11,40 en B 6—6,80; 85.000 kg
5,CO8,10; 3900 kg groene
24,20; 1100 kg witlof IB 57—
48—53; 5900 kg peen C 6,50—
1500 kg bieten A 6,50—7,10.
WARMENHUIZEN, 11 Febi
rode kool A 7—11.10: rode
6.80; 10.000 kg gele kool 7—
kg Deense witte 5.708.50.