Nieuwe verhalen van Bel Campo Culturele leven herstelt van Be zich Is het landbouwonderwijs veeï te eenzijdig ingesteld? Wondei 1 „Amsterdam"meesterlijk verteld verhaal uit bundel „Liefde's verbijstering" De ontdekking van Elianore van Raesfelt Weer streven naar wereldcentrum Scheiding Oost-West doet zich ook in de kunst sterk gevoelen Het oog slechts gericht op de technische bedrijfsvoering Gatun-slu gigantii Bel Campo op zijn best Papagos vraagt militaire hulp voor Griekenland Bende op Celebes houdt de twee ontvoerden nog steeds vast Spaak is ziek te Londen Binnenkort een nieuw concertgebouw Meisjes willen ook andere gesprekken DE, bezoekers van het Berlijn van thans zal er met weemoed aan her innerd worden, dat hier vóór de oorlog gemusiceerd werd, als in geen andere plaats ter wereld. De namen van vele vooraanstaande orkesten, dirigenten en solisten, die profiel en gewicht aan Ber lijn als muziekstad hebben gegeven, schieten hem te binnen. Maar als hij namen moest noemen, dan zouden ze vele kolommen-'beslaan, omdat het on juist is er een paar naar voren te bren gen en honderd andere te vergeten. On danks dit moet hem één naam toch van 't hart: die namelijk van het Berliner Philharmonische Orchester, dat achter eenvolgens Hans von Bülow, Arthur Nikisch en Wilhelm Furtwangler tot zijn roemruchte dirigenten koos. Onver getelijk waren die avonden in de Bern- burger Strasze, welke nu, mét de we reldbekende Philharmonie, één grote puinhoop is. Een culturele dag Noord-Hollan MARKTBERICm DONDERDAG 11 FEBRUARI 1954 ELIANORE VAN RAESFELT, opgegroeid op haar vaders kasteel temidden der wijde natuur tot een frank en vitaal jong meisje, is nog maar één dag getrouwd met de voorname Amsterdamse koopman Willem Honselaersdijck, met wie zij de ene helft van het huis naast dat met de vier Heemskinderen op de hoek van de Heerengracht en de Leidsegracht heeft betrokken in de andere helft woont haar zwager Evert Honselaersdijck, gehuwd met de Amsterdamse patricische Wendela de Graeff of zij wil het bruisen- de leven van de hoofdstad in die bewogen 17e eeuw zién niet alleen, maar meemaken. Want dat had zij met haar onstuimige aard als haar toekomst gezien, toen zij het land voor de stad verwisselde. *N[ET de meici8'1. hoor gehoorzaamheid verschuldigd waren, zou ze bood- schappen halen op de Dam, in de open lucht tussen het gewoel van matrozen, vissers en kooplui, op dat bedrijvigste plein van Europa waar je bij elke stap het wonder van de dag kon ontmoeteneen ijzig magistraatspersoon met uitgebreid gevolg, een goochelaar en kunstenmaker, een zwarte, een aan zienlijk reiziger in rijke, vreemde dracht, uit het Noorden monumentaal in machtig leer- en pelswerk, uit het Zuiden vlug van leden in los felkleurig flodderwerk. Zij zou met alles wel willen meedoen, met hijsen en sjouwen langs de kaden, met hameren op de scheepswerven, met schaven in de timmertuinen, met tweernen op de lijnbanen, en dan ook weer drinken en zingen in de herbergen en taveernen, meedoen, ook haar krachten geven in het wereld omspannende werk van Amsterdam". MAAR Elianore heeft buiten de tradi- 11 tie der deftige koopmansgeslachten uit de laatste helft der zeventiende eeuw gerekend: „Het is hier geen usance dat koopmansvrouwen zonder begeleiding op straat gaan", zegt Wil lem en de toch al gespannen sfeer aan die eerste maaltijd der echtelieden be reikt hierdoor het hoogtepunt: de jonge vrouw loopt woedend de kamer uit. In de katoenen rok van het bel lenmeisje Barbertje had ze die och tend de gevelsteen boven het zolder venster bekeken: Pieter de Kcyscr had er in de top van het door Justus Vinckboons gebouwde huis Elianoro's beeltenis aangebracht tegenover die van Willem. En terwijl ze op die on gewone hoge plaats, vooroverbuigend uit de dakgoot, over de levendige, kleu rige zee van daken van de koopstad uitkeek, had zij een toespraak tot haar beeltenis gehouden, haar al datgene overdragend wat bij de hoge positie ener koopmansvrouw behoort, en be- s'oten met de prachtige zin: „Weest gij, stenen Elianoor, een Amsterdamse maagd en laat mij vlezen Elianoor, een Amsterdamse meid". Barbertje, die ook tafeldienen moet, had zij haar satijnen rok zo lang laten aantrekken en nog daarin gestoken brengt zij de panne koeken binnen, tot verbazing van Wil lem. „Wat ontbreekt er aan haar om een mevrouw te zijn?" flapt Elianore er uit, maar haar man antwoordt: „Wie eenmaal 't werken heeft geleerd, wordt nooit meer een mevrouw". De jonge vrouw huivert bij deze onverbiddelijk harde uitspraak en vraagt: „En wie nooit werken heeft geleerd, wordt die steevast een mevrouw?" „Er is nog een tweede mogelijkheid", antwoordde haar man rustig. Ze begreep hem. Dus mevrouw of MEESTERLIJK heeft de in Nederland unieke schrijver Belcampo (pseudoniem van H. Schönfeld-Wichers) in deze eerste pagina's van het tweede verhaal („Amsterdam") uit zijn nieuw ste bundel, die hij „Liefde's verbijste ring" noemde (uitgave „Kosmos", Am sterdam, 1953) de situatie gesteld, zo vel naar de psychologie der figuren, a's naar tijd en plaats waarin zij leven. Dat is wel. de allereerste eis, die men een schrijver van korte verhalen moet stellen: de gave der „expositie". Elia nore, Willem ze zijn terf voeten uit getypeerd: de ontembare en de be heerste. En wat de localisatie in tijd en ruimte betreft: Amsterdam van 1675 is nergens in onze litteratuur zo met verve de lezer voor ogen gezet. En daar gaat zich Elianore nu aan „bedrinken": het huis ontvlucht, hangt ze nu te kijken over de leuning van een hoge brug, ziet het rimpelend wa ter. het wuivende jonge olmengroen, het spetterend zonlicht cn „diep door de drie gaten van de volgende brug zag je de gracht verder en daar over heen, aan 't eind knikte hij om naar rechts met groene flank". Met de tra nen in haar ogen ondergaat zij dit deel worden van een groter levend geheel En dan vaart (want diepste humor leeft op tegenstellingen!) „met een hol klinkende zucht van het water onder haar voeten uit een groene schuit beladen met felrode fusten". En daar volgt ineens een leuke, lauwe conversatie tussen de al wat oudere man die de schuit voortboomt en de ontroerde freule: „Meid, vaar een eindje mee, dat is nog er es een verzetje!" riep hij haar toe, haar houdend voor een matrozen- liefje uit een of andere kroeg van de Zeedijk, die treurde om het vertrek van haar minnaar; 's morgens was er juist een convooi naar Bantam vertrok ken. „Hoe kom ik er op?" riep Elianore door haar tranen heen. „Ik kom wel effen an de kant!" De bootsman die nu toch bij het roer gekomen was, gaf een lichte uitslag en deed de boot stevenen naar een in de kode uitgespaarde trap, die in het water afdaalde. Elianore holde de helling af en was er het eerst. Op de onderste trede aan de rand van 't water, wachtte ze de aandrijvende boeg, vatte het berghout en slingerde zich met haar gewone be hendigheid aan boord. De bootsman had er schik in. Boven over de tonnen balanceerde ze naar de achterplecht. „Mag ik het roer?" „As je dat ken". Nu zag hij het kostbare van haar kleding, 'n Dure, dacht hij b\j zichzelf. „Waar moeten we naar toe?" ,,'k Zal wel zeggen as 't om een berh io vol Je leat op koers", en de vaar oom vrp-t ~:"h f"or "-citer sle pende, sjouwde hij naar voren. Zij zette zich boven op de helmstok, zoals zij het schippersvrouwen wel had zien doen, sturend met de punt van een voet". UN dan begint Elianore's gelukkigste uur: één tafereel van licht over het water, geheimzinnig duister onder de bruggen, bewimpelde en bevlagde schepen aan de wal en zeilende vaar tuigen op het wijde IJ nu zij de Nieu we Sluizen door zijn. Hij zet haar af bij de Nieuwe Stadsherberg en daar ziet zij temidden van een gezelschap van louter mannen deftige kooplie den en levendige zeevaarders de retourvloot van Bantam binnenvallen. Ik moet me bedwingen om niet nog ook te citeren dat door Belcampo zo voortreffelijk getekend schouwspel van de uit de verte naderende streng-orde- lijk zeilende donkere massa met lichte bovenbouw, op de windvlagen telkens even vluchtig zijwaarts overhellend, zich delend dichterbijkomend in de af zonderlijke schepen „prachtig gebon den fantasieën van lijn en massa" En dan begint het welkomstfeest: de V.O.C. zendt een paar boten lichte vrouwen aan boord der voor anker ge- gane schepen, opdat de matrozen niet al hun soldij direct na het van boord gaan zullen verliezenEn Elianore, deze dolle roes voor een onschuldige welkomstgroet verslijtend springt mee in de boot en na verrukt geluisterd te hebben naar een dialoog van luide kreten tussen de matrozen en de juf fertjes van plezier over het water, in een pracht-j argon, waarvan zij natuur lijk geen syllabe verstaat! komt tus sen de dolle bende terecht. Hoe het haar verder vergaat, kunt ge beter zelf lezen; óók hoe zij, in haar grach tenhuis teruggekeerd door Willem wordt ontvangen en welke diepe waar heid zij hem dan zegt over de split sing die gekomen is tussen de zee soldaten en de heren op de hoge kan toorkrukken. Zij kiest en' h a a r naam bleef leven onder degenen die voeren tussen Amsterdam en Kaap stad, Decima, Surinamemaar „De strijd was gegaan tussen twee goede dingen, dan heeft het hart altijd extra te lijden". £)IT VERHAAL Is wel Belcampo op z'n best. Hier is zijn superieure hu mor ver verheven boven de grapjes schrijvers „van dag tot dag" die inzicht in de relativiteit van alle ge beuren paart aan een onverwoestbaar geloof in de gave kern van de mens; tragische, melancholische humor, die vorm geeft aan de menselijke situatie die dwingt te leven binnen normen, waarbinnen de mens geen leven heeft; ontroerende expressie van een nimmer stervend brandend verlangen naar crea tieve extase. Maar ook: hier hebben we Belcampo, de vlotte schrijver, de geestige fantast, de kenner van wat hij beschrijft, de minnaar van het avontuur, de man die daarom gevoel en geest de vrije loop kan laten omdat zuivere levensernst hun voedende bron is. Verbijsterend is de liefde van Elia nore. Even wonderlijk openbaart ze zich in „Het hardnekkige verlangen", het eerste van de drie verhalen in deze bundel. Chamisso in 1814 vertelde over Peter Schlemihl, die zijn schaduw ver kocht en sindsdien om die kleine af wijking van de norm door ieder werd geschuwd. Belcampo geeft zijn lief tallige hoofdfiguur twee neuzen. En hoewel zij als vriendin zeer gewaar deerd wordt een minnaar krijgt ze niet. Vergeefs zoekt zij steun bij een theoloog (die vindt dat ze als monster slechts vernietiging verdient), een bio loog (die een mutatie meent waar te nemen), een aestheet (die vrijblijvend theoretiseert), een modern schilder (die haar vervloekt omdat men nu zal den ken dat hij voor zijn rare facies haar tot model had!) tot een schrijver met fantasie en gevoel voor de moge lijkheid van het bestaan van meer dan één „werkelijkheid" haar in z'n armen sluit. Hoewel ik Belcampo's keuze; de afwijking ad absurdum te voeren, waardeer, prefereer ik hier Chamisso. Het slot zou in een sprookje luiden: „en vanaf die dag had zij slechts één neus"als beloning voor de ruim denkende minnaar. Maar die oplossing heeft Belcampo niet ter beschikking en in de pointe hapert nu iets. Daartegenover is bij het slotverhaal: „De Achtbaan" de expositie te lang en te gedetailleerd. De hersenchirurgie in 2050 stelt de mens in staat zijn hersen cellen met „gelukkige herinneringen" voor goed te laten transplanteren in neerslachtige soortgenoten een mis schien niet geheel verantwoorde fan tasie van de arts Schönfeld. In geld nood besluiten een romancier en zijn vrouw hun herinneringen aan elkaar te gelde te maken. Een laatste samen zijn een ongelooflijk prachtige evo catie van hun wonderlijke eerste aan blik van elkaar: in een op een veiling omhooggehouden spiegel! en dan Maarschalk Papagos, de Griekse pre mier, zal binnenkort een memorandum aan de Amerikaanse regering en de NAVO doen toekomen, waarin wordt aangedrongen op geallieerde hulp in de vorm van materieel en economische steun om Griekenland zijn tekort aan militaire voorraden en inrichtingen te doen inhalen. Papagos zou zich voorstander tonen van vermindering van de numerieke sterkte der strijdkrachten tot op voor oorlogs peil, 'zodra deze beperking zal kunnen worden gecompenseerd door een gelijkwaardige toeneming van ed feitelijke kracht. even de operatie. Maar: beiden weer thuis, vinden zij elkaar onmiddellijk weer als nieuwe mensen bleven zij tóch onderbewust verbonden? Hier doet dit slot 't niet geheel, omdat de expositie niet voldoende ruimte liet t.a.v. de mogelijkheden der situatie na de operatie. Maar alleen ai om het middenverhaal moet men „Liefde's Verbijstering" lezen en herlezen, wat het boek doorstaat, en dat zegt veel. Daarna zal men weer grijpen naar Belcampo's vroeger werk: „Verhalen" (1935), „Nieuwe Verhalen" (1946), „Sprongen in de branding" (1950) en zijn koste lijke reisherinneringen: „De Zwerf tocht" (1936). W. L. M. E. VAN LEEUWEN. De Duitse dr De Wahl en dr Van de Wetering van de Stichting voor Cul turele Samenwerking bevjnden zicfc volgens de laatste berichten nog steeds in handen van de benden in Zuid-Ce lebes. Beide heren werden, zoals men weet, op 17 Januari ontvoerd, toen z»S per auto van Makassar opweg waren naar Malino, Majoor Mochtar van de basis Makas sar zeide, dat de benden van Kahar Muzakkar de laatste tijd een nieuwe tactiek toepassen bij het plegen van or» deverstoringen, nl. het ontvoeren van belangrijke personen en ook van jon* gens en meisjes. Ook houden de ben» den op bepaalde plaatsen autobussen aan. De Belgische staatsman Paul HenrJ Spaak ligt sedert de eerste Februari in een Londens hotel ziek. Zijn toe* stand is gisteren enigszins mindet goed geworden. Spaak, die 54 jaar oud is, lijdt aa# een ontsteking van de amandelen, welke met enige verhoging gepaard gaat, en aan een aanval van jicht. Woensdag verklaarden de dokter», dat bij de patiënt ook een algemen» vermoeidheid te constateren wa». Spaak ging naar Londen voor een conferentie, maar werd daar ziek. (Van onze speciale verslaggever) BERLIJN, Februari Zonder cultuur beeft Berlijn nooit kun nen leven. In de acht moeilijke na-oorlogse jaren hebben de be woners van deze ontlroonde hoofd, stad de kunst net zo hard nodig gehad als aardappelen, brood, vlees en kolen. Bij het stadsbe stuur is dan ook een streven waar (Van een medewerker) DREIGT ER EEN KLOOF TE ONTSTAAN tussen onze meisjes en jongens ten plattelande, een geestelijke kloof althans? Staren de jongens, mede als gevolg van de huidige vorm, waarin het landbouw onderwijs is genoten, zich niet enigszins blind op hun bedrijf en op de technische zijde van de bedrijfsvoering? Vergeten zij niet te veel, dat de meisjes, hun toekomstige echtgenoten, ook andere interessen hebben, dat ze ook wel eens een gesprek willen voeren over een on derwerp, dat nu niet onmiddellijk verband houdt met de boerderij? In de tijd van onze ouders en grootouders moesten de meisjes en jon gens van het platteland voor het merendeel genoegen nemen met lager schoolonderwijs. Daarin kwam verandering, zodra men begon met het geven van landbouwcursussen voor jongens, waaruit reeds spoedig de lagere- en Rijkslandbouwscholen voortkwamen. Tegelijkertijd ver. rezen overal in het land de ambachtsscholen. In die jaren had de „doorsneejongen" op het platteland meer kans om zich verder te ont wikkelen dan de vrouwelijke jeugd en het gevolg hiervan was, dat de vrouw dikwijls niet in staat bleek de veranderingen, die zich tenge volge van de voortschrijdende wetenschappelijke en technische voor lichting op het platteland voltrokken, bij te benen. pn dat niet alleen: Zij werkte boven dien vaak remmend. De leiding gevende figuren, vooral op agrarisch gebied, zagen heel goed in, dat hierin alleen verbetering kon worden ge bracht, wanneer ook de meisjes onder wijs zouden ontvangen, dat haar het hoe en waarom van die veranderingen duidelijk zou maken. Zo ontstond het iandbouwhuishoudonderwijs, dat van meet-af-aan met dit doel rekening hield, want naast onderricht in de huis houdelijke vakken, werden lessen ge geven, die verband hielden met haar toekomstige taak van boerin. Boven dien werd echter van den beginne af in de lessen aandacht geschonken aan vraagstukken, die niet in rechtstreeks verband stonc'en met huishouding of bedrijf, maar waardoor getracht werd belangstelling voor al datgene wat het leven rijkei en de blik ruimer kan maken. Met dit laatste heeft ook de BVOL (Bond van Oud Leerlingen dei- huishoudscholen) zich bezig gehouden en dat zelfdi doe] stelt zich tevens de Bond van Plattelandsvrouwen, die uit de oude BVOL is ontstaan. Wanneer wij daarnaast nu de ontwik keling van de plattelandsjongens beschouwen, dan valt het op, hoe deze zich meer uitsluitend in de technische richting heeft bewogen. Onze vertech nifiseerdè wereld eiste dat, al was het alleen maar om zich in de strijd om het bestaan te kunnen handhaven. Maar dit alles ieidde ook tot een over waardering van de technische zijde van de bedrijfsvoering. De mens leeft ech ter niet bij bröod alleen en dat dit alles een zeker gevaar inhoudt voor onze plattelandssamenleving, bleek ons uit gesprekken met jongemeisjes van het platteland, wier vorming vaak een breder karakter draagt dan die der jongens. En die toch daarnaast zeer gehecht zijn aan het bedrijf, waarin zij opgroeiden en hierin eenmaal haar levenstaak hopen te vinden. ^/ij houden, zo vertelden zij ons, echt van het bedrijf en wij willen er graag in meewerken, ook al geloven de jongens dat soms niet. Wij hebben belangstelling voor het vee en alles wat er op de boerderij gebeurt. Wij zijn er immers van jongs af mee vertrouwd en we zijn niet bang om onze handen vuil te maken. Maar als we eenmaal in de kamer zitten willen wij ook wel eens over wat anders praten. Nu vergen wij he lemaal niet van onze „mannen", dat ze alles afweten van boeken, moderne meubels, woninginrichting, schilder kunst of wat dan ook wij weten er zelf maar een klein beetje van maar wat wij graag zouden wensen is meer bredere belangstelling. Wij zouden zo graag eens over wat anders praten dan de boerderij alleen, hoe belangrijk dit ook is. Qe „voorbewerking" van de platte- landsjeugd dient te geschieden na de lagére school in de periode, die hier voor het meest geschikt is en die voor degenen, die niet in de gelegenheid zijn eerst ULO of HBS te bezoeken (en dat zijn er nog steeds velen) samenvalt met de tijd, dat men de landbouwcur sussen of -scholen volgt. Hoewel deze tijd kort is, het les rooster weinig ruimte geeft om er en kele uren aan te onttrekken voor werk van algemeen vormende aaxd, ontkomt men niet aan de indruk, dat het ook wel dikwijls door de eenzijdige instel ling van de leraren is, dat hieraan wei nig aandacht besteed wordt. Want de leraren, die zelf minder eenzijdig zijn ingesteld (en dat zijn er gelukkig ook nogsteeds velen) vinden in elke les wel een aanleiding om de belangstelling gaande te maken voor het leven in bre dere zin en voor zijn vele problemen. Ook hiervan zouden frappante uitlatin gen van plattelandsjongens zijn neer te schrijven. Yyaar ligt u de oorzaak van dit al te eenzijdige landbouwonderwijs op de scholen? Naast het reeds genoemde gebrek aan tijd, zullen ook factoren als milieu, geaardheid der mannen en misschien ook vele andere hierop van invloed zijn. Belangrijker is de vraag, in hoeverre misschien ook het onder wijs aan dc toekomstige leraren, i.e. het hoger landbouwonderwijs, te kort schiet in zijn algem-ne vorming. Deze vraag is des te belangrijker om dat deze leraren, die o.a. hun opleiding ontvangen aan de Landbouwhogeschool te Wageningen, toch al meer dan de jongelui aan de Universiteiten en ook meer dan die aan andere hogescholen Delft, Rotterdam, Tilburg uit een zelfde milieu stammen. Hierdoor zijn zij minder in de gelegenheid om gere geld met studenten uit een geheel an dere levens- en studiesfeer om te gaan, hetgeen, indien dit wèl het geval was, ongetwijfeld hun blik zou verruimen. Het is ons bekend, dat velen dit ook als een tekort voelen. ^EN VRAAGT zich echter met enige bezorgdheid af, of men het niet te veel bij het constateren van deze feiten laat en dit des te meer, wanneer men de ontwikkeling van het platteland van nabij gadeslaat en be denkt. hoe een groot deel van deze studenten de toekomstige leraren en leiders zullen zijn van onze boeren' zoons die samen met onze dochters weer een levensgemeenschap zullen moeten vormen, waarin beiden zich ge lukkig voelen en zich kunnen ont plooien. In dit verband lijkt ons de instelling van de faculteit der Landbouwhuis- houdwetenschappen van veel beteke nis. Door uitwisseling van gedachten zullen de studenten van beide facul teiten meer begrip krijgen voor de taak, die hen wacht leiding en voor lichting geven aan de bewoners van het platteland op een wijze, die maakt, dat er geen kloof ontstaat tussen de plattêlandsrneisjes en jongens en, waar die al aanwezig mocht zijn, zo vlug mogelijk wordt overbrugd. te nemen, hetwelk er op gericht is van Berlijn wederom een cultu reel wereldcentrum te maken. Gemakkelijk is dit zeker niet, want de politieke scheidslijn, die dit troosteloze eiland in stukken deelt, blijkt ook een culturele scheidslijn te zijn. In Oost-Berlijn bestaat, evenals in het overige deel van Oost-Duitsland, een grote culturele honger, die nooit door de marionetten van het Kremlin gestild kan worden. Door een dras tische vrijheidsbeperking keren de onrechtmatige machthebbers zich tegen de ongebonden geest, tegën de waarheid, tegen de waar achtige belevenis, kortomtegen dat krachtveld van verbeelding en schepping, dat door ons cultuur wordt genoemd en dat, in een tijd van verdrukking, vaak zo beslis send kan compenseren. Reeds in Mei 1945, toen er nog geen treinen in het overwonnen Duitsland liepen, toen er nog geen postverkeer was en niemand ook nog wist, wat er van bloedverwanten, vrienden en be kenden terecht gekomen was, kwam het orkest weer tezamen. Op 26 Mei con certeerde het in het Titania Palast on der leiding van de veelbelovende Leo Borchard, die nog geen drie maanden later dodelijk verongelukte. De jonge Sergiu Celibidache nam onmiddellijk de plaats van de laatste in en nog geen jaar later ging het BPO reeds op een eerste tournee door West-Duitsland. Sinds 1947 staat Furtwangler weer aan de spits, hetgeen betekent, dat een avond met het orkest in Titania Palast weer op hetzelfde niveau staat als vóór de oorlog in de Philharmonie. De mu ziek, welker taal internationaal is en steeds vermag te troosten, heeft het geschonden Berlijn weer op een hoog Het in 1951 geopende nieuwe Schiller-theater in West-Berlijn. cultureel niveau gebracht. De bekend» zomeravond-serenades in het Jachtslot Grunewald zijn hervat en vele gasldiri» genten, waaronder Knappertsbuch, Wal. ter, Karajan en Jochum hebben zich weer gemeld. Door middel van straatloterijen en geldinzamelingen hopen de Berlijnere binnenkort in staat te zijn een nieuw concertgebouw te doen verrijzen. Ta» lemtvolle musici staan weer twee oplei. dingsscholen ter beschikking, namelijk de Hogeschool voor Muzik en het Ste> delijk Conservatorium. En de tradities van een Paul Hoeffer, een Ernst Pep ping en een Heinz Tiessen worden met kracht voortgezet, want Berlijn wil zich weer zijn belangrijke plaats in de mu ziekwereld heroveren. Ofschoon de oude staatsopera en de nieuwe Stadsopera ten slachtoffer aan het oorlogsgeweld vielen, zijn de be roemde „Berliner Musikbühnen" in 1954 toch weer gaan werken. Zoals vroeger sloot zich een derde operahuis aan, na melijk de Komische Opera, die zich in het Metropool Theater vestigde. De nieuwe gebouwen van de Staatsopera (thsns gevestigd in de vroegere Admi raliteit aan de Friedrichstrasze) en da Komische Opera liggen echter in de Oost-sector van Berlijn. De Stadsooera moet dan ook sinds 1948 alle West- berlijnse opera-liefhebbers tot onderko men dienen en drie genres: het repre sentatieve, het serieuze en het onder houdende, in haar repertoire opnemen. QOEDE WIJN behoeft geen krans en daarom is het ook niet noodzakelijk de plaats, die Berlijn vóór de oorlog op het gebied van de toneelkunst had, te verdedigen of aan te prijzen. Maar na de oorlog heeft de toneelkunst het zwaarder te verduren gehad dan enige ander kunst in Berlijn. Vijf-en-dertig van de 50 Berlijnse theaters waren in 1945 vernietigd of zwaar beschadigd. De theatermensen waren in alle richtingen verspreid en Hilpert en Gründgens. die de tradities van resp. het Duitse Thea ter en het Staatstheater grondden, leef den niet meer. Ondanks de zeer zware materiële op gave zal het stadsbestuur tenslotte kans, negen theaters in beheer te nemen, waaronder het Schloszpark Theater, het Deutsche Theater en het Hebbel Thea ter. Het laatste, dat eigenlijk de groot ste betekenis had, moest in 1951 geslo ten worden het wordt thans voort gezet als privé-theater maar in dat zelfde jaar werd het weer opgebouwde Schiller Theater officieel door president Heuss geopend. Dit zeer moderne, ruime gebouw, dat iets weg heeft van de Royal Festival Hall in Londen, viel eerst helemaal niet in de smaak van de Berlijnex's. Het was niet intiem en warm genoeg, was de critiek, en het zou nooit de sfeer van vroeger kunnen uitade men. Maar sinds Ferdinand Bruckner als dramaturg aan de ontwikkeling van dit toneel meewerkt en regisseur Hein- rich Koch zijn scheppende krachten heeft ingezet, beginnen de Berlijners langzaam aan het Schiller Theater te wennen. Op toneelgebied heeft Berlijn zeker nog niet terug gewonnen, wat het in de oorlog verloren heeft. Maar de Berlij ners, die drie dagen van te voren moe ten boeken om van een theaterplaats verzekerd te zijn, hopen op betere tij den. De politieke en geestelijke hereni ging van Berlijn (de meeste nog be staande theaters liggen in de Oostelijke sector) moet echter een eerste voor waarde zijn. (Bijl VOOR DE JONGEREN „HERA" werd het de doorvaren, zodat zij in spi werk op hen zou maken, nacht in Christobal, want echepen gebruikt. De jong dat het Nederlandse schi] wachten. Amerikaanse, i Griek lagen eveneens te bij het krieken van de d baar radio-apparaat aan b lui", die de tocht zoude zijn bij het vastmaken in heren" tenslotte. Acht vui van: „Komen we er vand I ANGZAAM voer het seh de Limon-baai op met al de Gatun-sluizen. Het was in de morgen. Reeds nu zag al de vissers druk aan het hun ranke roeibootjes. Met a ken zij soms op naa- een ko we pelikanen, dat in zijn ten meer vis ophaalde, dan vissertjes. Een blauwachtige nevelw nog over het water, flauw de bergruggen in het binn verder was er niets dan de derbroken door het monoton van de scheepsmotor. De spa der de bemanning, steeg, w verte doemden de machtig sluizen op. Een grote Zweed troonde al 25 meter boven d gel in de derde, tevens laa T ANGZAAM liep de „HE afgezette motor, getrokl vier electrische locomotiefjei ste sluis binnen. In de sluiz de „vletterlui" in een klein voor de verbinding met de de trossen daar vast te legt gaat even voorzichtig, de Ai nemen geen enkel risico. Het verboden voor de schepen nes in de sluizen te laten zelfs als het schip in de sli gemeerd, moet steeds een voor onmiddellijk gebruik gen, ingeval het schip los ken. Daar gingen de zwar dicht. Langzaam steeg het wa waren we in staat over de k te kijken. Goed onderhoudei met hier en daar een bosje strekken zich aan weerskante sluizen uit. De gebouwen var nische dienst breken de omgi hun hel gele kleur. Het schutten ging nu sne] werden de resterende sluize men". Toen het schip naar t trokken werd bevonden we o grote Gatum-stuwmeer, dat stuwdam in de Rio Chagres, afgesloten, want anders zou De Volkshogeschool te Bei ganiseert op 15 Februari een le dag Noord Holland 1954". op deze dag een, zij het maar toch stimulerend beeld hoe op het gebied van enkf teiten als zang, volksdans in onze provincie met vreugc wijding wordt gewerkt. Bove men de gelegenheid bieden ning en een gesprek over de van het eigen gewestelijk cu ven alsmede over de mog tot bevordering hiervan. Uit het belangwekkende van deze dag, welke zal s leiding van mr A. F. Kamp, we een inleiding van prof. d: Vries-Reilingh over „Dee beti het gewestelijke culturele le nagespreking en een korte door mr L. Bouman, lid van ten. Het Gooise toneelgezelsc Plankeniers" zal „Le Tartu Molière voor het voetlicht terwijl voorts medewerking leend door Wognums Zangkc Schermer Dansers. Voorts is er gelegenheid t< tiging van een tentoonstelling Kunstenaarscentrum Bergen een tentoonstelling van oud< van Noord-Holland. Voor inlichtingen kan men den tot de Volkshogeschool tel. K 2208—2734. ALKMAAR, 10 Febr. Wit' rode kool 711; savoye kool groene kool 722,50; spruitkot 54, B 15—25 en Extra 61—74; 19.5026.50; rode bieten 58; 59,50; waspeen 2043; uie prei 51—60; selderie II 510: II 16—23; knolselderie 4,50— Goudreinetten H 2731; perer my H 27—29 en Winter jan Hl NOORDSCHARWOUDE, 12 20.000 kg uien 11,60—12,30, gro 11,20 en drielingen 13; 3000 kg 5,80 en B 4,60; 2500 kg peen 8,20, C 7 en D 5,20; 42.000 kg A 7—11,80 en B 6—7; 20.000 kg 8,30—13.20; 70.000 kg Deense 5,50—8,20. BROEK OP LANGENDIJK, 0000 kg uien 11,4012 en gr 11,40; 57.000 kg gele kool A en B 6,507; 14.000 kg rode —11,40 en B 6—6,80; 85.000 kg 5,CO8,10; 3900 kg groene 24,20; 1100 kg witlof IB 57— 48—53; 5900 kg peen C 6,50— 1500 kg bieten A 6,50—7,10. WARMENHUIZEN, 11 Febi rode kool A 7—11.10: rode 6.80; 10.000 kg gele kool 7— kg Deense witte 5.708.50.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1954 | | pagina 8