Toen Chicago in vlammen onderging
Verkeer thans 2v2 maal
zo druk als in 1938
Groter dan de brand van Londen in 1666 en
die van Moskou in 1812
RAMPEN DIE DE MENSHEID TROFFEN (I)
Het vuur vrat aan het hart
van de stad
De grote vlucht
De automatische tellers
brachten aanzienlijke
besparing
DE laatste Verkeerstelling op grote
schaal werd gehouden in 1946
Men telde op 700 punten in de maan
den Augustus, September en October,
behalve op de Zaterdagen en de Zon
dagen. Op de Zondagen was er toen
nog nagenoeg geen verkeer.
Ter overdenking
Geeft en u zal
In 1916 vonden we het
autoverkeer al druk
ZATERDAG 13 FEBRUARI 1954
QE VRIJWILLIGERS van Chicago's brandweer
waren de uitputting nabij, toen ze eindelijk hun
materiaal konden wegbergen op die Zondagavond,
de achtste October 1871. Zeventien uren lang hadden
zij een brand bestreden, die de kranten al direct be
stempeld hadden als „de grootste brand van onze
tijd". Weinig konden die kranten vermoeden, dat de
vier huizenblokken die aan de Westside verloren
waren gegaan, maar een vorspel vormden voor een
vlammenfanaal, die het millioen dollar schade van
deze eerste brand tweehonderdvoudig zou overtref
fen. Om kwart over negen die avond kwam een
nieuw alarm. Een brandweerman, die wacht had in
de wachttoren van de brandweerkazerne in die
tijd had men nog geen telefonische alarminstallaties
zag vlammen omlioogschieten zes blokken noord
waarts van de brandweerkazerne. De vermoeide
brandweerlieden trokken uit om deze nieuwe brand
te blussen zo snel als zij de paarden hadden kunnen
inspannen. Pas vijfentwintig uur later zouden zij
terugkeren, geblakerd, vuil en dodelijk vermoeid,
maar niet dan nadat het gehele hart van Chicago
was vernield. In een van de grootste branden van
alle tijden groter dan de brand van Londen in
1666 en die van Moskou in 1812 werden meer dan
zeventienduizend huizen vernield, verloren ruim
driehonderd mensen het leven, werden honderddui
zend mensen dakloos en was een schade van twee
honderd millioen dollar, een derde van de totale
bouwwaarde van de stad, geheel vernietigd
Er waren al eens eerder grote branden in Chicago
geweest. De stad groeide als een paddestoel, van
vierduizend mensen in 1840 tot driehonderdduizend
in 1870. Om al die mensen snel onder dak te kunnen
brengen waren tweederde van alle huizen van hout
opgetrokken. En in deze Octobermaand was er bijna
geen regen gevallen en de hele stad was kurk
droog
J)p brandweerlieden volg.
den het vuurbaken door
De Kovenstraat, waar zij
twee schuren, een verf
winkel en drie loodsen in
een vlammenzee aantrof
fen. En in deze wijk van
dicht opeen gebouwde
huizen en loodsen vonden
zij ook Sullivan, ge
schroeid en beroet, met
op zijn nek een doods
bang kalf, dat hij uit een
schuur had gered ten
koste van zijn houten
been. Het kalf behoorde
aan mevrouw O'Leary,
die vertelde, dat een koe
haar petroleumlamp had
omgeschopt, toen ze wat
zout ivas gaan halen voor
haar zieke kalfDe
brandweerlieden verbaas
den zich erover, dat er
geen andere brandweer
wagens kwamen, dan de
hunne. Later hoorden zij,
dat de centrale brand
wacht van de stad in de
toren van het rechtsge-
bouw de brand ook had
gezien, maar zich meer
dan twee kilometer in de
afstand had vergist, waar
door een verkeerd alarm
was gegeven. Ondertussen
was het vuur uit de
schuur van O'Leary in
kracht toegenomen en be
woog zich snel in noorde_
lijke richting, daarbij
aangewakkerd door een
sterke zuidwester storm.
Plotseling smeet deze
storm een massa bran
dend hout door de lucht,
vier huizenblokken ver,
naar de toren van de
Roomskatholieke kerk.
Vlammen sloegen direct
uit dit gebouw, sloegen
over naar een nabij
gelegen fabriek en in een
houtzagerij aan de oever
van de Chicagorivier.
Daar kreeg het vuur
voedsel uit meer dan een
millioen voet timmerhout
en driekwart millioen
dakspanten en ander licht
zaaghout. Het is geen
wonder, dat met zoveel
voedsel, het vuur spoedig
opsloeg tot een geweldige
brand. Alle brandweer
ploegen uit de hele stad
waren nu in actie en stre
den tegen drie geweldige
branden, die al spoedig
aan elke controle ont
snapten. Twee geweldige
vlammencolonnes bewo
gen zich door de stad
heen één noordwaarts
vanuit de schuur van
O'Leary, de andere ivest-
waarts vanuit de hout
opslagplaats. Maar geheel
buiten elke berekening
sloeg het vuur ook in
oostelijke richting, tvaar
pas nieuwe stallen ge-
bouivd ivaren. De stallen
waren nog leeg, maar de
opslagplaatsen lagen vol
hooi en stro. De wind
voerde een massa bran
dende dakspanten meer
dan vierhonderd meter
ver mee en smeet die
gloeiende vuurbal mid
den op de stalgebouwen.
De brand breidde zich nu
zeer snel uit. Zelfs de gas
fabriek vatte vlam. Een
moedige nachtwaker, een
van de vele onbekende
helden van deze ramp,
voorkwam een ontplof
fing door het gas naar
andere gashouders over
te voeren, maar daarmee
gingen in het zuidelijk
deel van de stad alle lich.
ten uit. Nu was de situa
tie werkelijk wanhopig
geworden. Het vuur vrat
aan het hart van de stad
zelf
Hoeveel mensen waren omgekomen,
wist men slechts bij benadering: ruim
driehonderd.
In de geheel vernielde stadsgedeel
ten waren maar twee huizen gespaard,
het huis van mister Ogden en het be
scheiden huis van de politieagent Ri
chard Bellinger. Ogden was weg toen
de brand uitbrak, maar vrienden be
dekten het dak van zijn huis met
natte zakken en natte dekens, een maat
regel, die in honderden andere geval
len achterwege bleef. Belinger as
de enige man in Chicago, die persoon
lijk een brand bestreed en bluste. In
de nacht van de brand harkte hij de
bladeren uit zijn tuin bijeen en ver
brandde zijn schuttingen. Hij hield
zijn dak nat, eerst met water uit de
put, later met emmers, die hij twee
huizenblokken verder vulde, tenslotte
door zijn hele voorraad appelwijn over
het dak leeg te gieten.
Ondanks verwoestingen en dood ga
ven de Yankees het niet op. Hoe
zwaar de stad ook getroffen was, be
gon men toch direct aan de weder
opbouw. Een tijdelijk stadhuis werd
neergezet en een hulpprogramma trad
dezelfde dag van de blussing al in
werking. De burgemeester nam dat
alles stevig in handen, beval dat geen
whisky meer verkocht mocht worden
en stelde de broodprijs vast. Het leger
verschafte tenten als tijdelijke woon
plaatsen. Extra treinen met voedsel
en kleding kwamen uit New York en
andere steden naar de zwaar getroffen
stad. De zakelijke geest van Chicago
wist te triomferen over alle verwoes
tingen. De huizenmakelaar Kerfoot
was een van de beste voorbeelden.
Toen de as van zijn kantoorgebouw
nog heet was, zette hij er al een zelf
gemaakt bordje neer „Alles weg, be
halve vrouw, kinderen en werklust
Elders zag men tal vai overeenkom
stige bordjes verschijnen. Door die
geest gedreven herrees Chicago uit
zijn as, maar de tragedie van die
brand, de grootste uit de Amerikaanse
historie, blijft onvergeten geboekstaafd.
QM middernacht telegrafeerde burge
meester Mason om hulp naar an
dere steden. In Milwaukee, in St.
Louis en in Cincinnatti werden brand
weerwagens met de grootste haast op
spoorwagens geladen om met extra
treinen naar Chicago gevoerd te wor
den. Toen de maan tegen twee uur
doorkwam was het duidelijk, dat er
maar één manier was om de brand
te beperken: brandgangen aanleggen.
Wethouder Hildreth kreeg tot taak
door het springen van gebouwen die
gangen aan te brengen, maar zijn ijver
was blijkbaar groter dan zijn be
kwaamheden, want zijn eerste poging
om de Union Bank in de lucht te la
ten vliegen, deed alleen de ramen in
scherven omlaag vallen.... Ondertus
sen ging het vuur verder met grillige
sprongen door de stad te vreten. Bran
dende bundels hout vlogen nog. steeds
door de lucht en verspreidden het vuur
op onberekenbare wijze. Een bundel
hout landde op de koepel van het ge
rechtsgebouw die direct een laaiende
fakkel werd. Het vuur verspreidde
zich naar lagere verdiepingen. De
alarmschellen begonnen te rinkelen en
de arme gevangenen in de cellen van
het gebouw begonnen om hulp te roe
pen. Zij werden allen in vrijheid ge
steld, behalve de moordenaars, die
geboeid naar het Michiganmeer ge
leid werden. Maar de alarmschellen
gingen vodrt met rinkelen, tot de koepel
instortte en het hele gebouw een
gloeiende puinhoop was geworden.
Het tempo, waarin de branden zich
verspreidden, nam steeds toe. Het gro
te, vijfhonderd kamers tellende Paci
fic Hotel ging in vlammen op, net als
het luxueuze Bigelow Hotel en Tre-
mont House, dat laatste gebouw oye-
rigens al voor .de derde maal in zijn
bestaan. De directeur van het Tremont
House, John Drake, gaf blijk van een
merkwaardig zakeninstinct. Toen de
vlammen zijn hotel bereikten, haalde
hij het geld uit de hotelsafe en rende
naar het Michigan Hotel, dat ook in
de weg der vlammen lag. Hij ver
bijsterde zijn collega daar, door aan te
bieden het hotel met meubilair en
alles van hem te kopen. Die man kon
niet geloven, dat Drake het meende,
maar die gaf hem duizend dollar hand
geld als optie met de gasten als getui
ge, van de overeenkomst dat hij het
Michiganhotel kocht, als dit de brand
overleefde. Het Michiganhotel ove-
leefde de brand en Drake vestigde
zich er mét zijn gasten de volgende
dag reeds.... Maar ondertussen ver
lichtten vijf geweldige branden de he
le hemel daghelder en het gebouw van
de waterleiding, Chicago's bijzondere
trots, ging in vlammen op. Alle pom
pen waren vernield en daarmee was
er geen water meer voor de brand
weerwagens van de stad, behalve wat
men uit de rivier kon oppompen. De
straten, waren nu stromen van gillen
de en vechtende mensen, die wanho
pig trachtten iets te vinden in de
brandende resten om het leven straks
mee te kunnen voortzetten. Daarbij
kwamen duizenden mensen, die krank
zinnig van angst, wegvluchtten en dui
zenden dieren, die bang en geschroeid,
voortdurend gemarteld door de hete
stukken gloeiende houtskool, die om
laag vielen, een goed heenkomen zoch
tenPlunderaars doken in de ver
nielde winkels en namen, wat er van
hun gading was.
*pERWIJL vrouwen vergeefs grote
hutkoffers langs de vernielde trot
toirs trachtten te slepen, legden ande
re mensen beslag op elke kruiwagen,
elke handkar, elke bespannen wagen,
om meubelen en goederen in veilig
heid te brengen. Een vrachtrijder
kreeg duizend dollar voor het in vei
ligheid brengen van het geld en de
effecten van één der banken. Huisva
ders deden pogingen om ijlings zilver,
kostbaarheden, geld en zelfs piano's
in de grond te begraven. Dat hielp
lang niet altijd. Mary Scudder, een
pas getrouwde dochter van een vriend
van Abraham Lincoln, begroef haar
trouwgeschenken, maar vond ze later
aaneengesmolten terug. Aan de noord
kant van de stad rukte de snel lopen
de brand de houten huizen uiteen met
de kracht van een orkaan. Gezinnen
hurkten aan de oevers van het Michi
ganmeer, omringd door hele eilanden
van geredde eigendommen, zilver, kist
jes met waardepapieren, stoelen en
zelfs uiteen gerukte bedden, matras
sen en vloerkleden vatten vlam door
de neervallende stukken brandend
hout. Er was daar een voortdurend
heen en weer gaan van mensen met
emmers water. Naarmate de hitte fel
ler werd, werden paarden en wagens
het meer ingedreven. Tal van mensen
wachtten het eind van de brand af,
zittend op stoelleuningen, de voeten
op de onder water liggende stoelzit
tingenOndertussen waren de le
den van de exclusieve Chicago Club
van mening, dat hun club niets kon
gebeuren. Men vierde daar het ver
wachte einde van de brand met een
champagneontbijtMaar voor men
klaar was met eten en drinken, begon
het vuur ook de Chicago Club te ver
slinden. Haastig vulden de leden hun
zakken met flessen en sigaretten, sta
pelden schotels op de roodpluche fau
teuils en vluchtten daarmee naar de
oever van het meer, waar men het
feest voortzette. Maandagochtend wa
ren twee branden geblust of gedoofd.
Maar een grote brand woedde nog om
het Michiganmeer heen en de vlammen
in de zakenwijk leken wel onblusbaar.
Tal van gebouwen, die men des nachts
had kunnen behouden, werden die
Maandagochtend dóór het vuur aan
getast. Het beroemde Palmer House
ging al evenzeer in vlammen op als
het MacVickers Theater en het vuur
vast geachte gebouw van de „Tribu
ne". Pas Maandagavond begonnen de
grote branden langzaam te doven.
Ko'rt voor middernacht begon een
druilerige regen te vallen en Dinsdag
ochtend om vier uur waren de bran
den geblust. Alleen de stapels kolen
in de kelders van de stad vormden
nog een gruwelijk voetlicht voor een
panorama van dood en verwoesting.
(Van onze speciale verslaggever)
WIE WEL EENS per auto of per autobus gebruik maakt van onze
grote verkeerswegen, zal opgemerkt hebben, dat op sommige plaatsen
dunne gummikabels over de rijbaan liggen, verbonden aan een op de
berm opgesteld kastje. Telkens als een voertuig over de kabel rijdt,
wordt het automatisch geteld. Vroeger moest men om het verkeer te
tellen enkele mensen met papier en potlood aan de kant van de weg
posteren en hoewel dat op sommige plaatsen nog wel gebeurt, heeft de
automatische telling toch de telling door personen grotendeels vervan
gen. Die tellingen zijn van groot belang. Zij lichten de Rijkswaterstaat
in over de behoefte aan nieuwe wegen en over de wenselijkheid bepaal
de wegen te verbreden of te verbeteren. Vandaar dat zij geregeld ge
houden worden. De gewichtige betekenis ervan begon men in 1923 in
te zien; toen werd een aanvang gemaakt met een reeks driejaarlijkse
verkeex-stellingen op enige honderden plaatsen langs de Rijkswegen.
In de tweede wereldoorlog werden uiteraard geen tellingen verricht,
doch daarna is men er weer mee begonnen.
Aan deze telling waren hoge kosten
verbonden. Vandaar dat men na die
tijd niet weer op een dergelijke schaal
heeft geteld. Voor een normaal tel
punt op een middelmatig drukke weg
zijn vier mensen nodig, namelijk twee
ploegen, die elk negen uur achtereen
werken. In 1946 werd op totaal vijf
dagen geteld. Dat betekent dus dat er
ongeveer 14.000 mandagen nodig wa
ren. Hierbij komen nog vele kosten,
zoals voor drukwerk, vervoer, even
tuele huur van telhokjes, voorberei
ding, toezicht, uitwerking van gege
vens, enz. Men schat, dat een telling
op dezelfde wijze als in 1946 thans
circa f 200.000.zou kosten.
Men is daarom gaan zoeken naar
een methode van beperkte telling, die
toch een betrouwbaar beeld geeft.
In 1950 werd zo'n beperkte telling met
succes als proef toegepast. Men bracht
de intensiteit terug tot vijf uur per
dag, in plaats van achttien uur, gedu
rende twee dagen, waarin één spits
uur lag, op slechts 125 punten. Men
vond een verhoudingsgetal tussen de
vijfurige en de achttienurige tellingen
en vermenigvuldigde daarmede het re
sultaat van de vijfurige telling. Steek
proeven bewezen, dat er slechts zeer
geringe afwijkingen waren. Bovendien
elimineerde men door een bepaalde
berekening de weers- en seizoenin
vloeden op de telling.
yeel gemakkelijker werd de telling,
toen men de beschikking kreeg
over automatische apparaten. In 1952
ontwikkelde men een schema, dat
voorzag in de plaatsing van 25 a 30
tellers in één bepaald gebied Zij blij
ven hier veertien dagen staan en ver
huizen daarna naar een andere streek.
Men probeert zoveel mogelijk dezelfde
punten van 1946 aan te houden, zodat
men vergelijkbare cijfers krijgt. Op
deze wijze wordt in één jaar het ge
hele land afgewerkt.
Bovendien worden iedere maand op
een Dinsdag en op een Donderdag op
achttien telpunten, die zodanig over
het Nederlandse wegennet verdeeld
zijn, dat er wegen van geheel uiteen
lopende aard bij betrokken zijn. waar
nemingen verricht. Reeds in 1937 zijn
telpunten gekozen; men beschikt thans
dus sinds dat jaar over een onafge
broken reeks cijfers, waaruit men de
groei van de verkeersintensiteit kan
aflezen. In grafieken vastgelegd, tonen
deze cijfers aan, dat er een opvallende
regelmaat is; een hoogtepunt in de
zomermaanden en geleidelijke daling
naar de winter toe; ook tekenen zich
de zogenaamde spitsuren duidelijk af.
Qoor vergelijking met het basisjaar
1938 - het eerste jaar, dat men de
beschikking had over een volledige
reeks van cijfers van alle achttien tel
punten - kan men de toeneming van
het verkeer bepalen. Zelfs is het hier
door mogelijk geworden om met vrij
grote nauwkeurigheid de toeneming
te voorspellen. Thans is het verkeer
ruim twee en een half maal zo druk
als in 1938 en men mag aannemen,
dat het in 1970 biina zes maal zo druk
zal zijn als in dat jaar.
Van de achttien punten zijn er thans
viif automatisch. Het is dé bedoeling
alle achttien punten te automatise
ren.
Korte tijd heeft men voor automa
tische tellingen gebruik gemaakt van
de foto-electrische cel, doch hieraan
waren zoveel nadelen ver-bonden, dat
men naar een ander systeem moest
zoeken.
De Algemene Dienst van de Rijks
waterstaat heeft nu een pneumatische
teller ontwikkeld, die in een kastje
langs de weg wordt opgesteld. Over
de rijbaan ligt een dunne rubber slang,
die met het telapparaat is verbonden.
Als deze slang door een autoband
wordt in gedrukt, wordt de lucht in
de slang een ogenblik samengeperst
waardoor het telmechanisme ver
springt. Iedere as veroorzaakt een
halve verspringing. Elke twee assen
worden dus als één auto geteld. Er-
komen uiteraard dubbele tellingen
voor - men denke aan trekkers met
aanhangwagens - doch hierop heeft
men door toepassing van een nauw
keurig berekende coëfficiënt voldoen
de correctie.
De automatische tellers zijn lang
zamerhand al zo geperfectionneerd,
dat men er ook fietsers mee kan tel
len en dat de verzamelde gegevens tege
lijk geregistreerd worden, waarbij nog
weer verschillende onderscheidingen
mogelijk zijn
Amerikaanse steden heb
ben vaak gebrand, maar ook
in Europa hebben steden hun
tol aan het vuur moeten be
talen. Groter dan de brand
van Moskou, of die van Lon
den, groter dan de branden
van San Francisco en New
York ivas de grote brand van
Chicago, toen de stad aan
het Michiganmeer letterlijk
in vlammen onderging.
IN het onlangs verschenen boek van
Jan Mens, dat tot titel heeft „Elisa
beth", wordt een gedeelte van het le
ven van Betje Wolff behandeld.
De dochter van de rijke Vlissingse
koopman heeft een misstap begaan in
haar jeugd. Het heeft tot gevolg dat
men in de vormelijke Vlissingse sa
menleving van 1750 haar met de vin
ger nawijst. Een uitweg uit de moei
lijkheden schijnt dan te bieden een
huwelijk met de veel oudere predi
kant uit de Beemster. Maar een har
monisch huwelijk blijkt onmogelijk:
de leeftijden, de milieu's, in welke
man en vrouw opgroeiden, hun inte
ressen lopen te ver uiteen.
Vandaar dat op verschillende blad
zijden van de roman er een bitse
woordenstrijd is tussen de ouder wor
dende predikant en de vinnige Elisa
beth.
Zo is er o.a. dit merkwaardige ge
sprek: Elisabeth klaagt over haar een
zaamheid: „Wie komen hier anders
dan predikanten en ouderlingen? En
ter afwisseling mag ik, omdat de domi
nee er geen lust toe heeft, op huis
bezoek bij een zieke boerin. De Beem
ster is voor mij één lange gaap".
„Je vergeet de kerk, Elisabeth".
„Wat heeft het voor zin iedere Zon
dag opnieuw oude waarheden aan te
horen? Waarheden, waarom men el
kaar voor 200 jaar als vliegen dood
sloeg. Ik wil warm worden in de kerk.
Warm.
„Je komt niet in de kerk om te ont
vangen".
„O neen? Waarom dan?"
„Om te geven".
„Te geven? Wat heb ik te geven?"
„Je adoratie aan God".
In dit gesprek wordt dus de aan
dacht gevestigd op de kerk en op
dat waarom het in de kerk te doen is.
In het leven van onze voorouders
speelde de kerk een geweldige rol.
Wie het niet geloven wil, leze boven
genoemd boek. Van de wieg tot het
graf begeleidde zij het leven. Verkon
digend, lerend, overtuigend, verma
nend, en, vooral ook, als het nodig
werd geoordeeld, straffend. Hoe was
het als een brandmerk in het leven
van Betje Wolff, dat zij eenmaal in
haar jeugd door de kerkeraad bestraft
werd.
Wij moeten niet terug verlangen
naar die oude tijd. Vooral niet naar
een kerk, die rechtbank wil spelen.
Toen men eens Jezus v. Nazareth er
toe wilde overhalen, zei hij„Wie van
u zonder zonde is, werpe het eerst een
steen". Er moet nl. niet verwond wor
den, maar genezen. Niet verstoten,
maar aangetrokken. Niet verkild, maar
verwarmd.
Zoals Betje Wolff het zegt: „Ik wil
warm worden in de kerk. Warm...."
Zou het ook niet de soms onuitgespro
ken wens zijn van vele moderne men
sen en van ons zelf?
Ik verlang niet terug naar die oude
tijd, maar acht het toch een verlies
dat de kerk als geestelijk tehuis in
het leven van de meeste mensen zo
weinig betekent. Jan Mens legt de
18e eeuwse predikant Wolff dit ant
woord in de mond. „Je komt niet in
de kerk om te ontvangen. Om te
geven je adoratie aan God". Daarom
gaat het.
In ons jachtend moderne leven is er
de mogelijkheid zich te bezinnen op
de diepste vragen van het leven, op
onze toewijding aan God. Wie deze
mogelijkheid benut zal ontdekken dat
waar is de wat vreemde uitspraak van
Jezus van Nazareth: Geeft en u zal
gegeven worden". Wij geven onze toe
wijding en ontvangen terug het ge
loof Hem gevonden te hebben, die
aan ons leven de vaste koers en de
zin wil geven.
Berkhout ds L. DOORN
IN 1908 WERDEN hier te lande
voor het eerst op enigszins uit
gebreide schaal verkeerstellin
gen gehouden. Acht jaar later
in 1916, ging men opnieuw
daartoe over. Veel moeite met
het venverken van de cijfers
heeft men toen niet gehad.
Op de Vechtbrug in de Rijks
leeg Amsterdam't Gooi telde
men in 1908 en 1916 respectie
velijk 27 en -63 auto's per dag.
Thans passeren dagelijks 10.000
auto's deze brug.
In deze beide jaren werden
op de Rijksweg tussen Den
Haag en Wassenaar, waar thans
per dag van 13.000 tot 20.000
auto's passeren, respectievelijk
80 en 339 auto's geteld, hetgeen
voor die tijd waarschijnlijk een
enorme verkeersdrukte is ge
weest!
Regelmatig wordt nog altijd
in ons land het verkeer geteld.
De uitkomsten zijn van groot
belang met het oog op het ont
werpen van nieuwe wegen en
voor onze wegenbouwers. In de
methode van tellen is sinds
die eerste jaren veel wijziging
gekomen.
In nevenstaand artikel ver
telt onze speciale verslaggever
over het tellen van het verkeer
en alles, wat daaraan vast zit.