Bij het begin van de Boekenweek
Meesterwerken ui t Sao Paulo
Een boek, Katrijne,
is een weergaloos
kleinood...."
Hoe een Braziliaanse stad een
belangrijk museum kreeg
HESMAN TEIRLINCK
Uit de tijd van de
BOEKKUNST
J^OSTELIJKE edities maar ook vaak
kostbaar en alleèn voor „the happy
few". Maar: ook in de normale uitga
ven werkt deze boekkunst door en
er zijn voortreffelijk uitgevoerde goed-
Het 500ste A. O.-deeltje
verschenen
Fraaie expositie
van 64 werken
Mi11? revenons d nos moutons om
Rabelais te citeren. De keurcollec-
tie uit de Braziliaanse verzameling, die
op het ogenblik in het Centraal Mu
seum te Utrecht te zien is Parijs en
Brussel toonden er reeds eerder hun
grote belangstelling voor, Londen zal
er in Juni nog van kunnen genieten
omvat slechts vier en zestig nummers,
maar zij is een der mooiste, die wij
ooit zagen. Zuiver kunsthistorisch be
zien is zij allerminst vol'rdig te noe
men. Maar ook al is de catalogus op
wetenschappelijke wijze samengesteld,
bij de vorming van de verzameling is
\\ET CITAAT „Een boek, Katrijne, mijn kind, is een
weergaloos kleinood is ontleend aan dat koste
lijke boek van Herman Teirlinck, dat de nestor der
Vlaamse letteren, wiens 75ste verjaardag wij dezer
dagen vierden, in 1908 liet verschijnen „Mijn
heer Serjanszoon, Orator
didacticus". De verfijnde
levensgenieter, de zoel-
sensuele aestheet, die de
centrale figuur is in dit
geestige werk van de
toen 30-jarige auteur van
„H°i Ivoren Aapje"
(1909), richt deze woor
den tot zijn nieuwe dienst
maagd, wanneer hij haar
op de dag harer intrede in
zijn woning instructies geeft ten aanzien van de op
haar schouders gelegde taak: hoe zij zorgen moet dat
zijn snuifdoos steeds gevuld is, hoe zij een bijzonder
fijne kappertjessaus bij z'n diner moet verzorgen, hoe
brandschoon zijn servet in de het licht weerkaatsende,
glanzende ring op 't blanke tafellinnen moet liggen en
hoe zij zijn boeken met eerbiedige aandacht moet
verzorgen.
HJaar Teirlinck Serjanszoon dacht bij dat ivoord
„boeken" stellig niet aan de onbenullige bundels
„humor" of aan de eendagsvliegen en best-sellers die
op die jaarlijks terugkerende boekenmarkt in „De
Bijenkorf" zo grif worden verkocht en die trouwens
het hele jaar door uitstekend gaan, Stellig tras
deze precieuze achttiende-eeuw se aristocraat en
waarschijnlijk Teirlinck,
zijn schepper, evenzeer
nog vervuld van het oude
ideaal: de waardigheid
van het boekenbedrijf
hoog te houden. Een be
roep, van hoge allure,
eerzaam en vol geeste
lijke ivaarde, een roeping
welhaast zo zou men
immers in de grond de
iverkzaamheid van de
ernstige uitgever en de goede boekhandelaar kunnen
noemen. Z ij zijn toch de onmisbare en verantwoorde
lijke bemiddelaars tussen de wijzen, de geleerden, de
kunstenaars enerzijds en het gehele volk anderzijds.
Richten zij zich naar dit culturele ideaal, dan is hun
functie van onmetelijk nut; richten zij zich echter
naar de gemakzuchtige smaak van een op sensatie in
gesteld publiek, dan zullen zij meer belust op geld
dan op eer - hun roeping ontrouw worden en meer
kwaad dan goed stichten.
POLIPHILO QVIVI NARRA.CHE GLIPARVEAN'
CORA Dl DORMIRE.ET ALTRONDE IN SOMNO
RITROVARSE IN VNA CON VALLE.LAQVALE NEL
FINEER A SERATADE VNA MIR ABILECLAVS VK A
CVM VNA PORTENTOSA PYRAMIDE,DE ADMI*
RATIONE DIGNA.ET VNO EXCELSOOBELÏSCODE
SOPRA.LAQVALE CVM DILIGENTIA ET PIACERE
S VBTILMENTE LA CONS1DEROE.
A SPAVENTEVOLE SILVA,ET CONSTI-
pato Nemoreeuafo.&glt primiaitri iodbipcr el dolcc
fomnochcfc hiuca per ie felle proflernatemébredif/
fuforclivH.meritrouaidi nouo iti urtopiu delcAabilc
fltoaflai pinched prarcedente.Eicjualettoti era demon
uhotridi.&crepidinofe rupe intorniato.nefalcato dli
ftrwnofi ingi. Ma compoflramenrc de grare montagnioie dinontro- 'ij
poaltecia.Siiuofc di giouani qucrcioli,diroburi.fraxim A Carpi-
nt ,6cdi frondofi ETciiii,&Jlfce,&difmmCoryli.&di Alni.&diTi'
lie.& di Opiode infruduofi Olcafbïdifpofiri fecondo lafpeöode j
gli arboriftri ColliEr giu al piano «ano grate filuuie di altri Cluarici j
ZATERDAG 27 MAART 1954
AM»*
WIE op een oud schilderij het inte-
rieur van een boekwinkel bekijkt,
wordt onmiddellijk getroffen door een
aandachtig bladeren enkele bezoekers
eigenaardige, ernstige, stille sfeer:
in de in perkament of leer gebonden
boeken met hun watermerk-papier;
zorgzaam maakt de boekverkoper zijn
klanten op kostelijke nieuwe uitgaven
attent. Rust en ingekeerdheid, kennis
en smaak komen u uit de voorstelling
tegemoet. Er is wel enig verschil met
de huidige jaarlijkse boekenkermis,
waar een dichte stroom van autogram-
menjagers langs de stands met ten
toon gestelde, boekenaanprijzende au
teurs zich voortdringt ten bate
(voor een zeker percentage natuurlijk)
van het steunfonds van de Vereniging
van Letterkundigen, zeker, maar met
een bate die 40 maal te overtreffen
zou zijn door eenvoudig een boeken-
zegel van zegge één cent in te voeren
er worden plm. 8 millioen „boeken"
per jaar verkocht....
JU EN kan zich zo indenken, hoe in
die eerste eeuwen na de uitvin
ding van de boekdrukkunst de druk
kers-uitgevers-boekverkopers zichzelf
als een geheel eigen en zeer belang
rijk gilde beschouwden. En zij waren
dan ook trots op hun producten, die
Leeuw uit Gouda, die Bellaert uit
Haarlem, die Vorsterman in Antwer
pen, zo rond het jaar 1500. Na hen
kwamen de beroemde drukkersge
slachten: de Plantijns in Antwerpe-i,
wier zaak „De Gulden Passer" sinds
1550 de grootste humanisten van die
tijd (Douza, Mercator, Dodonaeus, Ki-
liaen....) aan zich verbond en voor
wie zelfs Rubens en zijn leerlingen
de illustraties verzorgden. Driehonderd
jaar bleef het bedrijf aan het werk;
toen werd het geheel overgenomen
door de Belgische Staat en tot Mu-
seum-Plantijn ingericht.
En zo in het Noorden Plantijns leer
lingen: Elseviers, van 15801720 in
Leiden en van 16381681 ook in Am
sterdam werkzaam, daar met zijn win
kel naast de juist gestichte Leidse Uni
versiteit, van welker wereldberoemde
coryfeeën zij de werken uitgaven, hiér
gevestigd „aan het Water", d.w.z. op
het Damrak en in hun winkel lagen
de „klassieke" uitgaven der wereld
litteratuur in het bekende vrij smalle
duodecimoformaat.
yOORTWANDELENDE langs het
Damrak zou de in de 17e eeuw
teruggekeerde moderne mens toch wel
vol bewondering hebben stilgestaan
bij de Oude-Brug: een schat van glo
bes, land- en zeekaarten en boeken
over zeevaartkunde in Nederlands,
Frans en Engels, zou hem bekoord
hebben achter het winkelraam van
„In de Vergulde Sonnewyzer" bij Wil
lem Jansz. Blaauw, uitgever, drukker
en boekhandelaar èn kaartmaker der
Republiek en der Oost-Indische Com
pagnie. Hoe gezocht werden in later
jaren de „Stedenboeken" en al die
beschrijvingen met platen van het
eigen land. De rijke kooplieden vulden
er hun kasten mee op hun landhuizen
aan „De Zegepralende Vecht" titel
zelf van een „prachtuitgave": Claes
Bruin's „Stroomdicht", „Speelreis
langs de Vecht" van 1719, met 100
platen van Stopendaal. Want de teke
naars en hoe charmant is hun
werk! een Cornelis Pronk, een Jan
de Beyer, een Van Liender, een Spil
man, een Rademaker, zij trokken door
het land en schetsten er de schoonheid
van: verzamelingen van hun schetsen
met vaak poëtische teksten er naast
waren de „ansichtenalbums" en „foto
boeken" van die tijd.
\UE lopen verder en steken de Dam
over en daar staan we in het
begin van de Kaivferstraat rechts, voor
nummer 9, en kijken naar wat Claes
Janszoon Visscher heeft uitgestald, hij,
de bekwame drukker-uitgever-boekhan-
delaar, maar bovendien zelf uitstekend
tekenaar, etser en graveur: daar lig
gen dan ook Roemer Visscher's „Sin-
nepoppen", die aardige rijmpjes, met
gravures van de uitgever verlucht.
Ja een eerzaam, geëerd èn „ge
leerd" èn kunstzinnig beroep, deze
boek-verzorgersvooral in die eerste
tijd, toen lettersnijder, lettergieter,
drukker, uitgever en boekhandelaar
nog in één persoon verenigd wferen.
En Nederland heeft zéér oude papie
ren in deze: zetelen in de stad van
Laurens Jansz. Coster niet al 300 jaar
de Enschedé's, wereldberoemd om hun
matrijzensnijders, hun collectie oude
lettertypen, hun verzameling incuna
belen (drukken tussen plm. 1450 en
1500) en post-incunabelen (id. van
1500±1540), èn hun moderne schon'e
boekkunst?
gOEKKUNST inderdaad: een met
zóveel zorgende ijver vervaardigd
middeleeuws handschrift met miniatu
ren en initialen het is een werk
van schoonheid op het eerste gezicht.
Maar in de grote tijden van het edele
Een pagina vit een der fraaiste drukwerken ter wereld: Hypnerotomachia
Poliphili" m 1499 bij Aldus Manutius in Venetië gedrukt in de door hem
gesneden romein-letter en met houtsneden, die wel aan RaphaelBellini
en Mantegna zijn toegeschreven.
bedrijf van boeken drukken en uitge
ven, werden èn letter, èn titelblad, èn
bladspiegel, èn illustratie èn boekband
met de grootste zorg behandeld. Eerst
de Gothische of fraktuur letter (ont
staan uit het handschrift-alphabet),
dan al spoedig het Romein-type (nog
steeds „ons" lettertype), dat speciaal
in het Zuiden tot volmaakte lettervor
men leidt: Nicolas Jenson, maar voor
al Aldus Manutius brengen in romein
(de laatste voegt ook de cursief voor
het eerst toe aan de lettervoorraad)
typen uit, die nog steeds richtingge
vend zijn; zij bekoren door de soepele
overgangen van dik naar dun en de
heldere, open vorm,en. Een pagina uit
het beroemde werk „Hypnerotomachia
Poliphili" („Droomliefdestrijd van Po-
lifilus"), door Aldus Manutius in Ve
netië in 1499 gedrukt (met lijnho' S
sneden naar tekeningen die wel Man
tegna of diens leerlingen worden toe
geschreven), behoort stellig tot de
hoogtepunten der boekkunst. Sindsdien
werkten de Fransen Garamont, Grand-
jean, de Engelsen Caslon en Basker
ville (beiden in de 18e eeuw), de Ita
liaan Bodoni 1800)) aan de vervol
making van het Romein-type. In de
19e eeuw volgde eerst een inzinking
maar dan begint 1890 de „renais
sance" van het boek: William Morris
grijpt terug op de grote letterontwer
pers van vroeger en daarna breekt èn
in Engeland en Amerika èn op het
vasteland een nieuwe bloeiperiode aan,
wederom èn wat lettervorm, èn wat
spiegel, band Nen verluchting betreft.
Namen? Er zijn er te over! Vermel
den we alleen Eric Gill (1882—1940)
letterontwerper (zijn Perpetua antiqua
is van 1925) en verluchter (Chaucer,
1929), en in óns land S. H. de Roos
en J. van Krimpen.
De winkel van de boekhandelaar
Pieter Meyer Warnars op de Vijgen-
dam te Amsterdam. (J. Jelgershuis
1770—1836)
V.
kope serie-uitgaven. En als we dan le
zen, dat in Querido's Salamander-reeks
Marsman's diep-schone roman „De
Dood van Angèle Degroux" een oplage
van 11.000 ex. haalde, Van der Leeuw's
„Kinderland" 31.000 ex. en het on
vergetelijke „Gods Goochelaartjes" van
Augusta de Wit 28.000 ex. och,
dan is er toch ook alle reden, ondanks
phraseologische en schreewerige pro
paganda, de Boekenweek met plezier
in te gaan.
W. L. M. E. VAN LEEUWEN
De Stichting I.V.I.O. te Amsterdam
(afdeling A.O.-reeks) heeft reden tot
grote tevredenheid omdat in haar serie
boekjes voor algemene ontwikkeling
het 500ste deeltje is verschenen.
Vijfhonderd A.O.-boekjes (Actuele
Onderwerpen) betekenen tien jaren
van onverpoosde arbeid op dit gebied.
Men volgt steeds het wereldgebeuren
en over de belangrijke onderwerpen,
welke daarin de aandacht vragen wordt
zo spoedig mogelijk een populair en
van illustraties voorzien boekje aan de
rij der wekelijkse uitgaven toegevoegd.
Juist dit actueel blijven en de prettige
en populaire wijze waarop diverse on
derwerpen door vooraanstaande des
kundigen worden behandeld is het ge
heim van het succes dezer uitgave. De
Stichting I.V.I.O., Westeinde 1315 in
Amsterdam heeft thans wel de zeker
heid, dat zij met deze ontwikkelings
reeks haar abonné's een grote dienst
heeft bewezen.
(Van onze redacteur beeldende
kunsten
ALS we niet beter wisten, zouden
we kunnen gaan geloven, dat
Europa na de jongste oorlog een
soort uitverkoop van zijn kunst
bezit heeft gehouden, zoveel is er
de laatste jaren naar het Westelijk
halfrond verdwenen. Helemaal
waar is dat uiteraard niet. De
snelle groei van een instelling als
het Museum voor Moderne Kunst
te Parijs is alhaast een afdoende
bewijs voor het tegendeel. Toch
heeft Europa heel wat belangrijk
kunstbezit door verkoop verloren.
Dat kan alleen al blijken uit de
fraaie collectie schilderijen, die
het Museu de Arte in de Brazili
aanse stad Sao Paulo op rondreis
door het Oude Werelddeel heeft
gezonden. Want déze bestaat ge
heel en al uit werk, dat enkele
kunstliefhebbers in zes jaar tijds
met veel kennis van zaken en een
flink kapitaal hebben bijeenge
bracht. Het hele museum is trou
wens amper zes jaar oud; in 1947
stond er nog slechts het beton-
skelet van.
Het is met dit Museu de Arte dus op
zijn Amerikaans gegaan. De Brazi
liaanse senator Francisco de Assis Cha
teaubriand Bondeira de Mello, kort
genaamd Assia Chateaubriand, heeft in
een zeer werkzaam leven als kranten
magnaat en exploitant van radio en
televisie een vermogen verdiend. Toen
zijn krantenconcern na de oorlog in
een nieuw gebouw werd onderge
bracht, werd een groot deel van het
perspaleis gereserveerd voor de schep
ping van een museum, dat een levend
en samenhangend beeld zou moeten
geven van de vrije en de gebonden
kunsten door alle eeuwen heen. Er
moesten dus zeer vele kunstwerken
komen: antieke evenzeer als moderne
Europese evengoed als nationale.
Om het nieuwe museum nog meer een
levend cultureel centrum te doen zijn,
organiseerde de leiding allerlei cursus
sen: schilderen, tekenen, affichekunst,
ballet, muziek, film, toneel en zelfs
mode.
De stichter heeft bij zijn streven
steeds kunnen rekenen op de steun van
een groot aantal landgenoten. Menige
belangrijke aankoop hebben zij teza
men gefinancierd en zo staat daar thans
het Museu de Arte met zijn fraaie col
lectie als een sprekend bewijs van wat
een doelbewust particulier initiatief
vermag, wanneer het zich van zijn
maatschappelijke en culturele verant
woordelijkheid bewust is. Niet, dat men
dit ons land nadrukkelijk als voorbeeld
ter navolging zou moeten voorhouden.
Verschillende belangrijke kunstverza
melingen dankten in de afgelopen de
cennia hun ontstaan aan soortgelijke
gestes. Niettemin zou het Nederlandse
initiatief wel een kleine stimulans kun
nen velen. Het ras der vrijgevige col-
lectionneurs is bezig uit te sterven.
duidelijk meer op de schoonheid van
het afzonderlijke stuk en op de har
monie van het geheel dan op de nauw
keurig afgewogen vertegenwoordiging
van allerlei grote namen gelet. Dat
neemt niet weg, dat alle stijlperioden,
van de Italiaanse renaissance en de
Vlaamse meesters af tot aan de Franse
impressionisten en zelfs Picasso, zijn
vertegenwoordigd, zodat men stellig
wel een beeld krijgt van „hoe men het
heeft gedaan en hoe het is geworden".
Gezien de paedagogische bedoelingen,
die het Museu de Arte met zijn verza
meling heeft, is dat een zeer gelukkig
resultaat. Het gaat er immers om, een
breed, vrijwel ongeletterd publiek de
tiende eeuw, met name noemen het
qua kleur en psychologie ronduit
prachtige portret van Constance de
Löwendahl? En het juweel van colo-
riet, dat Goya van kardinaal Don Lui»
Maria de Borbon maakte? Dart doe ik
eigenlijk al weer een paar andere
fraaie stukken onrecht; dat doe ik
trouwens ook de knappe portretten
van de Engelse meesters Sir Joshua
Reynolds, Sir Thomas Lawrence en
Thomas Gainsborough, wanneer ik in
zonderheid de aandacht vroeg voor het
landschap van Constable, dat in zijn
deels brede, deels puntige schilder
wijze reeds de Franse Impressionisten
aankondigt.
Alweer: ik moet een paar grepen
doen. Dus laat ik de overigens mooie
werken van Corot, Courbet, Manet en
Dogas voor wat ze zijn en stap dadelijk
over op het kleurenfestijn van Renoir,
dat in zijn kinderportretteni zulk een
gelukkig beeld van groei en bloei geeft
en in zijn grote naakten zulk een
Zo zag Titiaan de prins-bisschop van Trente, Cristoforo Madruzzo.
schoonheid in het werk van alle tijden
te leren zien, de eenheid van alle kunst
vormen en de gelijkmatige stroom
ener ontwikkeling voelbaar te maken,
teneinde op deze wijze uiteindelijk te
geraken tot begrip voor hetgeen zich
in de eigen tijd afspeelt. Men aan
vaardt tegelijkertijd het standpunt van
Titiaan en dat van Miro om hier
een uitspraak van de museumdirectie
te citeren.
Nu is in deze reiscollectie, die over
wegend uit portretten en figuurstukken
bestaat, wel Titiaan, doch niet Mire
vertegenwoordigd. Het is dus onmoge
lijk uit te maken, hoe deze uitersten
elkaar zouden verdragen. Maar het
ging hier om een beginsel, niet om de
spanning tussen twee grootheden.
Titiaan dan, gezien als exponent van
een periode, is vertegenwoordigd met
een van die prachtige zelfportretten,
velke Rembrandt or streeks zijn 28ste
levensjaar schilderde. Frans Hals neemt
in twee knappe, bijna impressionistisch
geschilderde stukken haast een loopje
met de arrogantie en de burgerlijkheid
van een gezeten koopmansfamilie. Van
hun Vlaamse tijdgenoot Anthony van
Dyck, de gevierde hofschilder, zijn er
twee -gracieuze, wat melancholieke en
aristocratische portretten. De liefde
voor de oudheid van de Fransman
Poussin wordt hier gedemonstreerd in
zijn offer aan Hymen. Hoe men deze
tijd in Spanje heeft ondergaan, toont
een monumentaal stuk van Velazques,
waarin het fiere zelfbewustzijn van een
Spaande grande is gekristalliseerd.
TEAN-BAPTISTE PATER vertegen-
J woordigt het idyllische, Nattier het
hoofse van het Rococo in zijn volle,
rijpe bloei. En mag ik dan van Frage-
nard, de grootste schilder uit de acht-
prachtige klank krijgt. Paul Cézanne
is vertegenwoordigd met vijf doeken,
die evenzovele aspecten van zijn schil
derwijze laten zien: zijn belangstelling
voor zijn vrienden, zijn zoeken naar
een mooi licht-donker in zijn eerste
jaren, zijn zin voor het constructieve
in de latere figuurstukken en land
schappen en tenslotte het dynamisch-
stuwende van zijn laatste jaren. Van
Gauguin is er een zelfportret, dat hem
van een minder bekende kant laat zien:
het is een stuk vol tragiek en melan
cholie. Er zijn drie zeer mooie Van
Goghs en vier voortreffelijke gouaches
van Toulouse Lautrec, de schilder van
het Parijse nacht- en uitgaansleven.
Van Bonnard is er een van zijn mooie
paarlglanzende naakten, en Picasso is
vertegenwoordigd met het portret van
Suzanne Bloch uit zijn blauwe periode.
Sluitstuk van de expositie vormen vier
portretten van Amedeo Modigliani de
dichterlijke Italiaan die voor de Parijse
School van zoveel betekenis is geweest.
Dat van de Mexicaanse schilder Rivera
is weinig meer dan een vlotte schets,
maar de anderen zijn van een fraaie
kleur en een verfijnde poëzie, die doen
begrijpen waarom Modigliani ook
thans nog zo wordt gewaardeerd.
Dit summiere overzicht moge vol
staan om duidelijk te maken welk een
verrukkelijke collectie schilderijen er
op het ogenblik in Utrecht te zien is.
,,Als Utrecht hier niet dankbaar voor
is, weet ik het niet meer", verzuchtte
de directrice van het museum, dr M.
Elizabeth Houtzager, dezer dagen. Wij
zeggen het haar na. De waarde van
een gebeurtenis als deze exposit.a kan
men nauwelijks te hoog aanslaan.