Achter de schermen van het Musée Grévin
Initiatief van een dagbladdirecteur bezorgde
Parijs een interessant panopticum
In dit museum is alle roem vergankelijk
Met grote zorg en
toewijding
Een actuele museumscène: bezoek aan de Opéra te Parijs
ONDER DE VELE MUSEA, op allerhand gebied, die Parijs telt, be
hoort ook het Musée Grévin. Wij Nederlanders zouden het kortweg
een verzameling wassen beelden noemen, een panopticum. De Parijze-
naars ligt dit museum zeer na aan het hart. Toeristen en buitenlanders
lopen het vaak voorbij, als onbelangrijk. Er wordt al gauw aan een
wassen-beelden-spel gedacht, dat men met het begrip kermis associeert.
Als dat zo is, dan toch ten onrechte. Want de journalistieke basis die
aan het Musée Grévin ten grondslag ligt, mag nu door de ontwikke
ling van photographie, film, radio en televisie overvleugeld zijn, de
huidige directie biedt de bezoekers zowel op actueel als op historisch
gebied nog altijd iets dat niet alleen boeit maar ook zekere waarden
bezit. Het initiatief tot oprichting van dit Parijse Panopticum werd in
het jaar 1880 genomen door de directeur van het toenmalige dagblad
Le Gaulois, Arthur Meyer. En hij bedoelde dit panopticum te zijn een
visueel verlengstuk van de dagelijkse reportages in zijn krant, waar zo
natuurgetrouw weergegeven als mogelijk figuren en gebeurtenissen,
die de belangstelling van het publiek hadden, zouden zijn te zien.
Aan de tekenaar Alfred Grévin werd de artistieke uitvoering van dit
plan opgedragen en de opening van het museum, dat direct de naam
droeg van die artistieke leider Grévin iverd een hoogtepunt in
het winterseizoen 1882, waarbij „tout Paris" en de grote pers aanwe
zig waren. Het is echter Gabriël Thomas geweest, die er zijn stem
pel op heeft gedrukt, dat het museum nog draagt. Deze Parijse
Maecenas uit de vorige eeuw, groot kunstkenner en kunstverzamelaar
en bovendien een goed zakenman, werd bereid gevonden de zakelijke
leiding op zich te nemen, toen kort na de oprichting al bleek dat het
museum zich financieel niet zou kunnen handhaven. Hij wist het bud
get in evenwicht te brengen, hij vergrootte het gebouw, bracht nood-
uitgangen aan, breidde de ateliers uit en stelde prima boetseerders en
bekwame technici aan. Zijn vele persoonlijke relaties in politieke-,
kunstenaars- en literaire kringen waren van groot belang voor de ont
wikkeling van het museum en het feit, dat in 189o de president van
Frankrijk Felix Faure toestemde te poseren voor zijn beeltenis
in het Musée Grévin, getuigt wel voor de plaats die het in de publieke
opinie innam. De gelijkenis werd bovendien een succes.
QABRIEL THOMAS, die een open
oog en oor had voor elke nieuwe
uitvinding waarmede de oude eeuw
eindigde en de nieuwe inzette, open
de de deuren van zijn museum wa
genwijd voor iedere nieuwigheid op
populair technisch gebied. Het begon
met de telefoon. De bezoekers kre
gen gelegenheid vertrouwd te ge
raken met dit toestel en met elkaar
uit verschillende zalen te telefone
ren, waarbij wassenbeelden als stille
helpers ze waren uitgerust met
oproep- en ontvangtoestellen
werden ingeschakeld. Daarna kwam
Pathé er met zijn uitvinding die
„phonograaf" heette! En schalde zijn
muziek door het museum. Vervol
gens werd aan Richard Heller op
gedragen de X-stralen te demonstre
ren. En het mirakel van al deze
nieuwtjes culmineerde in de eerste
bioscoop-voorstellingen van Lumière,
Een romp Wacht geduldig op zijn
kop.
die in het Musée Grévin plaats von
den en waarvan zijn bezoekers de
primeur kregen.
De beide wereldoorlogen brachten
grote veranderingen voor het mu
seum. De eisen van het publiek wa
ren daarna veranderd. De mensen
kregen andere interesses en vooral:
zij „zagen" anders dan voordien. De
directie Maxime G. Thomas (een
zoon van Gabriël) en zijn vrouw
hebben zich echter met hun museum
aan de tegenwoordige smaak weten
aan te passen. De „actualiteit" neemt
bij vroeger vergeleken een veel klei
nere plaats in beslag, de „geschiede
nis" daarentegen breidt zich in tafre-
len steeds verder uit.
De „actualiteit" bestaat uit een
kleine keur-collectie van vorstelijke
en politieke personen, van kunste
naars en wetenschappelijke figuren.
De „actuelen" hebben gewoonlijk
maar een kort openbaar leven in het
museum. Zodra de belangstelling van
het publiek begint af te nemen voor
een filmster of >een politiek leider,
verdwijnt de beeltenis in het archief.
D.w.z. zijn hoofd en zijn kleren en
zijn accessoires. De kartonnen body
kan voor een ander dienen! En het
einde van al die wassen hoofden is
vroeg of laat: de grote smeltpot.
Want zou die filmster of die politieke
leider te eniger tijd bij de gratie
van een wispelturig publiek te
rugkeren in de heldenrijen onder de
grote glazen koepel van het museum,
dan toch zal zijn gelijkenis zó ver
ouderd zijn, dat een nieuwe beeltenis
gemaakt moet worden. Dit is uiter
aard het lot van alle „actuelen", ook
als het blijvertjes zijn. Binnen iedere
vijf jaren een nieuw hoofd! Hun
menselijke dubbelgangers 'bezitten nu
eenmaal geen eeuwige jeugd.
De historische afdeling is de trots
van de heer Maxime G. Thomas. Hij
heeft daarin voor zijn museum een
paedagogische taak gevonden, voor
jong en voor oud. Waar hij zijn be
zoekers de geschiedenis van Frank
rijk opdist, doet hij dat in historie-
getrouwe tafrelen in een omgeving,
die zoveel mogelijk het tijdsbeeld
benadert met meubels, gebruiksvoor
werpen, authentieke kleren enz. uit de
tijd die het taf reel weergeeft. De
kleine Mozart concerteert op een
vleugel uit „zijn" tijd. Marat wordt
er door Charlotte Corday vermoord
in het bad waarin dit drama tijdens
de grote Revolutie in werkelijkheid
plaats vond en er is een soirée op
vlalmaison geënsceneerd, waarvan al
les echt is, tot het uniform toe dat
Napoleon draagt. De directie reist er
heel Frankrijk voor af, als dat nodig
is om uit oud familiebezit of van fend.
hij wist hoeveel haast er nu met zijn
beeltenis in Grévin wordt gemaakt
er geen tijd voor hebben....
Zo zijn er haast altijd bezwaren
aan het poseren verbonden. En ge
woonlijk komt het er op neer, dat
de sculpteur achter zijn model aan
draaft en het op alle tijden van de
dag probeert te treffen om gelaat,
figuur en houding in zich op te ne
men. Op het moment dat we bin
nenkomen is hij bezig met Frank-
rijk's nieuwe president, Coty. Van
zelfsprekend. We hadden niet anders
verwacht. Vanzelfsprekend ook zal
de heer Coty, evenals zijn voorgan
gers in het Elysée, een zeer kort be
staan hebben bij Grévin. Niet uit
gebrek aan populariteit, waarop nie
mand vooruit kan lopen, maar zoals
Maxime G. Thomas het uitdrukt
„Paree que d'abord nos présidents ne
sont pas trés jolis et après ils
ne sont pas trés intéressants", waar
mede hij aan de smaak van zijn be
zoekers en aan de kwaliteiten van de
Franse presidenten in geen enkel
opzicht afbreuk bedoelt te doen. De
sculpteur dan, is omringd door por
tretten en geïllustreerde bladen met
afbeeldingen van de heer Coty in
alle standen en houdingen, ernstig en
glimlachend, sprekend en wuivend.
En de taak van de sculpteur is wer
kelijk niet zó eenvoudig. En de ge-
de omlijsting van het gezicht of van
de wenkbrauwen toe is. Dan wordt
lijkenis, die hij zonder levend voor- het haar niet alleen een voor een
beeld, weet te krijgen, altijd boven
het middelmatige, soms zelfs tref-
ingeplant, maar in de hals bijv.
natuurgetrouw van beneden naar
boven ingestoken. Wat al zelf-inge-
musea het nodige voor zijn „ta
bleaux" bij elkaar te krijgen. Hij
heeft dan ook in het bekende tijd
schrift Historia kort geleden allé lof
toegezwaaid gekregen voor de nieu
we opstelling van het tafreel „Louis
XVII au Temple", naar aanleiding
van nieuwe gegevens omtrent het
verblijf van de ongelukkige zoon
van Lodewijk XVI als gevangene m
de Temple, onlangs in de Archives
Nationales ontdekt en gepubliceerd.
Die historische groepen kunnen
zich gewoonlijk in een langer leven
verheugen dan de eenzame individu
en der actualiteit. Het publiek van
alle tijden ook van nu zwelgt
graag in het aanschouwen van ro
mantiek en van gruwelen uit vroe
ger eeuwen en het is eigenlijk onte
vreden als de tafrelen niet geheel
beantwoorden aan hetgeen het er
zich van heeft voorgesteld. Dit heeft
een principele strijd ontketend tus
sen directie en publiek over de le
gende in de geschiedenis. Het pu
bliek toch wil zijn idolen in het mu
seum weervinden zoals de legende
ze vaak heeft vervormd tot liefelij
ker of heldhaftiger of slechtere we
zens dan ze in werkelijkheid ge
weest zijn. Boze brieven krijgt Ma
xime G. Thomas over het kapsel van
Jeanne d'Arc! Maar hij houdt voet
bij stuk. Het museum wil verant
woord zijn in zijn weergaven. Jam
mer? Of terecht? Het is een stand
punt dat van twee kanten bekeken
kan worden. Voor velen betekent de
verdroming in de legende van de
geschiedenis er de charme van. Het
Musee Grévin gaat echter met zijn
ti.ld mee. En onze tijd is meestal
overwegend zakelijk én nuchter
QVER honderden treden wentelen
we, om het museumhart heen,
naar boven, tot we in de ruime ate
liers belanden, boven de daken van
het omringende Parijs uit, waar
door veel glas het grijze, Parijse
licht binnenvalt. Daar zwaaien drie
kunstenaars hun scepters: de „sculp
teur", de „modeleur" en de „im-
planteuse".
De sculpteur werkt in klei. Hij is
niet altijd zo gelukkig zijn model
levend voor zich te hebben zitten.
Lodewijk XIV zou als hij al wilde
niet meer kunnen poseren; Ko
ningin Elisabeth van Engeland zou
als zij al kon het zeker niet
willen; en monsieur Coty zou als
Een actuele scène in het Musée
Grévin. Een loge in de grote Opera
te Parijs waar bekende acteurs en
actrices een ballet gadeslaan. De
figuren op het toneel zijn even
eens van was.
Als de klei hard is begint de taak
van de modeleur. Hij bedekt de buste
en het hoofd met een warme pap
van pijpaarde en gips, die bekoeld
en hard in vijf stukken uiteen valt.
Deze vijf negatieven worden aan el
kaar gehecht en driekwart volge
goten met warme, vloeibare was, zui
vere bijenwas wel te verstaan. En
meestal gaat er een klein weinig
kleurstof door om wat leven te bren
gen in het anders letterlijk wasbleke
afgietsel! Van dit wassen hoofd
wordt alles wat „haar" uitbeeldt
zorgvuldig weggeschoren, eventueel
ook snor en baard, opdat de implan-
teuse straks weet waar zij precies
de haren moet inplanten. De mode
leur maakt ook het lichaam van pa-
pier-maché, karton en gips, en de
handen, die altijd afgietsels zijn van
levende handen. Meestal wordt aan
de betrokken personen die men bezig
is uit te beelden, een stel kleren
gevraagd, schoenen, handschoenen,
een hoed. Daarmee kunnen grootte,,
lengte en het volume worden be
paald. De beeltenis wordt tenslotte
aangekleed met de eigen kleren, het
geen een veel natuurlijker effect
geeft.
£)E IMPLANTEUSE krijgt de naak
te. gladde, glimmende wassen kop
en zij begint met het inplanten van
het haar. Maxime G. Thomas gaat
er prat op, dat „niemand" in het
museum een pruik draagt, behalve
dan die historische figuren uit de
pruikentijd, die zodanig getooid gin
gen. Dat ieder hoofd voorzien is van
echt mensenhaar, dat wordt inge
plant met een fijne gespleten -naald,
die als een vorkje met twee tanden
het haar omklemt en zachtkens ver
hit ieder haar met een sissertje in de
wassen schedel prent. 300.000 haren
per mannenkop! 500.000 haren op
een vrouwenhoofd! De routine waar
mede de iinplanteuse op de door-
schijnend-roze schedel het haar in
kleine plukjes eerst, in een razend
snel tempo weet in te planten, ver
andert in vakmanschap als zij aan
nomen, hooghartige beroemdheden
en machtigen op deez' aarde hebben
in de meest vernederende houdingen
hun hoofd op de knieën van de im-
planteuse moeten leggen, om uitein
delijk in het museum bewonderd te
kunnen worden!
Men doet Madame Labonde, die al
32 jaar aan het museum verbonden
is, eigenlijk tekort, met haar uit
sluitend als implanteuse te betitelen,
hoewel dit inderdaad een zeer be
langrijk onderdeel van haar functie
is. Want behalve dat, maquilleert zij
de wassen gezichten en kleedt en
onderhoudt ze de mannequins. Nie
mand mag in het museum aan „was"
raken dan zij. Iedere morgen doet
zij de ronde, borstelt de kleren af en
stoft. Ze steekt een afgezakte haar
krul op en plooit opnieuw een ge-
De sculpteur bezig aan de kop van
president Coty.
Richelieu, de „rode kardinaal"
krijgt een nieuwe make-up.
waad. Wat vuil is vernieuwt ze. Op
geregelde tijden wordt het haar
van de tentoongestelde mannequins
geshampood, opnieuw gekapt, geon-
duleerd of gewatergolfd, de gezich
ten voorzichtig met een speciale
essence gereinigd en weer bijge
werkt. Zij is kapster, naaister,
schoonheidsspecialiste, kamenier en
verzorgster van alle zwijgende groot
heden, die het museum vullen. Het
vertrek waar zij werkt is dan ook
een mengelmoes van een kappers
winkel, een schildersatelier en een
schoonheidssalon. Daar liggen en
hangen handen, verstard in een
greep, in een gebaar, dat los van
ieder menselijk verband, alleen maar
belachelijk aandoet. Daar staan de
verschillende „têtes de rechange",
klaar om aan te treden als hun tijd
gekomen is. Daar liggen ook de af
gedankte bustes en hoofden, voor
altijd overtollige nietsnutten, tot ver
smelting gedoemd. Griezelige, oog
loze, bijna sur-realistische maskers,
die uit het niets in het niets staren!
In het vertrek ernaast, bij de mode
leur, dampt de gloeiende was en
vult de ateliers met een eigenaar
dige scherpe, harsachtige geur, die
opstijgt uit de ijzeren pot „au bain
Marie". Begin en einde van de glorie
bi,j Grévin: van was tot was
Kisten vol zwarte, bruine, blonde
en rode haarvlechten zien we, meest
al van Italiaanse afkomst. ,Ze zijn
op slot die kisten, mensenhaar is
momenteel zeer kostbaar. Laden met
glazen ogen, uitgestald als eieren op
een rekje, broos als gesponnen kerst
boomglas; grijze, groene, zwarte en
bruine, in alle nuances staren de
naakte, lidloze, verkilde bollen ons
aan. Dat plaatsen van de ogen in het
hoofd, letterlijk de laatste hand die
er aan gelegd wordt, is een werkje,
dat de sculpteur gewoonlijk zelf
doet, omdat de verschuiving van een
fractie van een milimeter een totaal
andere uitdrukking aan het masker
geven kan. Maar hij is er soms uren
mee bezigEn dan eindelijk
wordt het hoofd mét ogen, gemaquil-
leerd en gekapt op de mannequin
bevestigd, die gekleed en uitgedost
en opgepoetst, feestelijk uitgedragen
wordt om zijn rol in het museum te
gaan spelen.
De scheppers, t.w. de sculpteur en
de modeleur en de implanteuse zien
de nieuweling afdalen langs de wen
teltrap, met een popelend hart en
zij geven hem hun zegen. Terug in
het atelier duimen ze over de on
berekenbare reacties van het publiek
die hun creatie te wachten staat.
De mannequin
heeft - hoe vreemd
het ook klinken
moge - een eigen
ziel. Een zeer zelf
verzekerde en
zeer hovaardige
ziel zelfs, die hau
tain en gracelijk
de populariteit en
de verguizing,
die
een wispelturig pu
bliek over hem
heen zal storten
langs zich zal laten
afglijden, met een
onbewogen van
zelfsprekendheid,
die tot uitdrukking
komt in elke ex
pressie en in ieder
gebaar van zijn
kwasi-menselijk-
heid. Tot aan het
bitter-gloeiende
inde in de smelt-
oes.
C. NIERSTRASZ