CALLANTSOOG vrijdag 23 december 1955 STILTE Heimw/ee WINTER Redacteur: W. LASTDRAGER, Dorpsplein 38, Tel. 02248 282 Administratie: R. KOELEMEIJ, Dorpsplein 34, Tel. 02248245 Druk: Fa. K. VAN LOENEN Zn. Schagerbrug Telefoon 02247272 Foto H. ROTGANS Roerloos en eenzaam staan daar nu de bomen van het Callantsoger bosje. Een dun laagje sneeuw en rijp bedekt hun takkenHet lijkt net of ze staan uit te rusten van de drukte in de zomermaanden, toen tien- tallen kinderen om hun stammen spelletjes speelden. Met de winterse feestdagen zal het stil zijn in het bosje. Een ieder weet echter dat dit slechts tijdelijk is, want er komt een nieuwe lente en daarna weer een nieuwe zomer. Dan zal het weer druk zijn We zitten in de donkere dagen tussen Sinter klaas en Kerstmis en deze dag is wel bij zonder donker en guur. Er waait een koude zuidwesten wind en uit de grauwe wolken lucht valt nu en dan een vlaag regen. Ik heb die middag al vroeg het schemer lampje in de huiskamer aangestoken en mijmer nu wat in mijn gemakkelijke stoel bij de haard. Het daglicht is buiten nog niet geheel ver dwenen en ook de jeugd niet. Er wordt nog geknikkerd en touwtje gesprongen in onze straat. Onze straateen straat als duizenden anderen. Een straat in een nieuwe wijk van een kleine stad. Eendere huizenblokken aan weers zijden een brede klinkerbaan in het midden en aan beide kanten een trottoir van vaal- rode tegels. Er is een tijd geweest dat het leven in een dergelijke straat mij iets afschuwelijks leek, iets onmogelijks voor iemand geboren en getogen in de vrije natuur. En toch zit ik hier nu zelf en voel me niet eens ongelukkig, ja, zelfs wel een beetje behagelijk! Maar iets van heimwee is er toch wel, juist op dit uur en bij dit weer. Hoe vaak ben ik er vroeger niet op uit getrokken onder deze omstandigheden. Nog even naar 't strand, of alleen maar „even op duin kijken". Ik beleef dat alles nog eens, terwijl ik naar het vlammenspel in de haard kijk. Het dorp leek uitgestorven als je er op zo n late wandeling doorkwam, maar hier en daar klonk het klompen-geklots van een strandjutter en boven alles uit het gebruis van de branding. Tegen wind ging het dan de kluft op, het laatste stuk met de ogen half dicht voor het aanstormende stuifzand. Een ogenblik later stond je op het duin, omringd door golvende helmplanten, woelend water en een rusteloze wolkenlucht. Als er bovendien nog een oi jokje strand was overgebleven, volgu meestal een strand wandeling. Eerst tegen windrichting Zwanenwater. Heerlijk, die frisse zeewind door de haren te voelen, de zilte lucht op de lippen te proeven 1 Altijd waren er wel een paar meeuwen die je op zo'n tocht vergezelden. Pijlsnel zwevend voor de wind, maar bijna even moeiteloos tegen de felste storm. En vaak waren er ook andere vogels. Vooral in dit jaargetijde veel trekkers uit het noorden, zoals alken en koeten en verschillende soorten zee-eenden. Soms eenzame stakkers, besmeurd met stookolie, die in het groezelige zeeschuim gelaten op hun einde wachtten. Maar ook hele koppels prachtige, gezonde vogels, die bedrijvig langs de vloedlijn naar voedsel zochten of als bootjes op de golven dobber den. Wat schonk het me in die tijd een voldoening hun namen en andere bizonder- te weten. En wat een vreugde als er eens echt een vreemde gast bij was! Eens zag ik een prachtige grote witte vogel die ik herkende als de Jan van Gent. En wat me wel het best is bijgebleven, was mijn ontmoeting met een albatros. Nooit 'ïg sk iets sierlijkers dan de vlucht van deze grote, geheimzinnige vogel. Na een paar kilometer tegenwind volgde dan de moeiteloze terugtocht. Vóór de wind met het gezicht op de zwenkende lichtbundel van de Huisduiner vuurtoren. Vaak liep ik door tot een paar dammen voorbij het dorp en verliet via een hoge duintop het strand. Als de top bereikt was. genoot ik nog even van het panorama. Een schuimende watermassa aan de ene kant en aan de andere zijde het rustige landschap met weilanden, slootjes en wegjes, waarin allerwegen de lichten van dorpen en boer derijen oppinkten. Dan wachtte mij nog een tippel langs een landpad naar ons eenzaam huis. En zijn het niet de avonden in dat huis waarnaar ik nu het meest terugverlang? De lange, lange winteravonden met een boek of handwerk bij het schijnsel van de petroleumlamp. Als enig geluid van buitenaf het geraas van de wind om het dak en soms de roep van een vlucht trekvogels Het is inmiddels buiten geheel donker ge worden. De spelende kinderen zijn naar binnen gegaan en de straatlantaarns branden al. Kom ik zal de grote lamp aandoen en de gordijnen dicht. Maar voor ik zover ben, streel ik even het kind dat aan mijn voeten met haar poppen speelt over het blonde en vraag mij af„Zal ook zij later heimwee hebben naar de omgeving, waarin ze haar jeugd doorbracht?" A. S. de V.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Badbode voor Callantsoog | 1955 | | pagina 1