Maandag 21 december 1964
Redaktie: Mevr. C. H. KLOOSTERBOER - ISAKSSON. Zeeweg 12 - Telefoon 0 2248 -323. /VII /V
Abonnementen V.V.V. - kantoor - Telefoon 0 2248-338. V Lm# V I ^1 1 V V V V Tl
Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingenverkeer - CALLANTSOOG. Druk: Fa. K. VAN LOENEN Zn. - Schagerbrug - TeP 02247-272
Geef ook wat zon
Als een oase in een uitgestrekt bos en heu
velachtig gebied ligt het dorpje Natari. Het
dorpje nu een dorpje is het in 't geheel
niet. Er staan slechts een luttel aantal huizen
en verder her en der verspreid enkele boer
derijen op grote afstand van elkander ver
wijderd. Even buiten het dorp werd eeuwen
geleden de grote villa gebouwd, een klein
kasteeltje dat sinds mensen heugenis toebe
hoort aan de heren de Nyborg deVillman.
Dat alles is niets bijzonders. Overal ter wereld
werden in vroeger jaren dergelijke gemeen
schappen aangetroffen, maar met het dorpje
Natari is het toch anders.
Eén der vrouwen de Nyborg de Villman
nam als betrekkelijk jonge weduwe, met een
gezond stel kinderen, haar intrek in de grote
villa, haar geboortehuis.
Haar kinderen, vrolijke wildebrassen hadden
het best kunnen vinden met de kinderen van
de boeren en die van de arbeiders, die in
dienst waren op het landgoed.
Zo was dat altijd geweest, de kinderen van
de grote villa behoorden bij de gemeenschap
Natari. Vooral de douairière was bij de dorpe
lingen zeer geliefd. Vanaf haar prille jeugd
had zij zich een trouwe kamaraad getoond.
Het was ook van haar uitgegaan, dat de
speelkameraadjes in het dorp haar Retty
noemden. Eigenlijk heette ze heel anders.
Ze had een mooie naam. een Franse Rosalie
Eugène Thérèse. De naam Ret was er van
afgeleid.
Sinds ze voorgoed in Natari was komen
wonen, had zij ook weer de haar vertrouwde
naam Retty gekregen. De oudste inwoners
van het dorp spraken wel over de „Vrouwe",
maar de wat jongeren noemden haar Vrouwe
Retty en de kinderen zeiden heel gewoon
tante Ret.
Zij waren in de vakantie's ook als kind in
huis op het kasteel. Na de vakantie werd
dat anders, want dan moesten de jonge villa-
bewonertjes leren. Tante Ret kende geen
pardon op dat punt. Zelf trok zij er ook op
uit. Na de zomer werden alle gezinnen van
de kleine nederzetting bezocht. Overal was
zij een welkome gast.
Zij trof dan reeds de eerste voorbereidingen
voor het kerstfeest, zoals zij dat vroeger haar
vader had zien doen, en nog weer vroeger
haar grootvader. Alle dorpelingen werden
de avond voor Kerstmis in de grote villa
verwacht. Dat kerstfeest was altijd iets heel
bijzonders.
Vanaf 7 uur kwamen de arren voorrijden.
Allen, die niet in het bezit waren van 'n slede
en paarden, werden, door bedienden van het
kasteel, afgehaald. Er was geen inwoner, die
zich door de sneeuw wadend naar het kas
teel had te begeven. In de oprijlaan naar de
grote villa begon het grote feest al.
De lantaarns op het bordes verspreiden een
zacht rose flikkerend licht op de sneeuw.
Het huis lag als een sprookje. Door de hoge
boogramen schitterden vele sterren van de
talrijke kaarsen, die overal neergezet waren.
Alle gasten werden hoffelijk ontvangen.
Daar was tante Ret, die ieder persoonlijk
met een vriendelijk woord begroette. Als de
gasten allen aanwezig waren, speelde een der
kinderen op het spinet, soms „Komt allen te
zamen", dan weer „Stille nacht", of „O, du
fröhliche, o, du selige". Daarna zongen alle
dorpelingen het kerstlied. Dan vertelde de
Vrouwe de Nyborg de Villman het kerst
verhaal, eenvoudig, voor ieder begrijpelijk.
Tussen door werd „Ere zij God" gezongen
en aan het einde van het verhaal „Gloria
in excelcis Deo".
Na een kleine stilte stond tante Ret op, nam
haar gasten mee naar de grote kamer van
het huis „de zaal" genaamd, althans door de
dorpelingen. Ieder jaar opnieuw was het i
voor groot en klein een feest om daar bin
nen te gaan. Talrijke kaarsen waren in de
kerstboom ontstoken, de pakjes voor alle
gasten lagen er onder, de tafels waren met
kerstrozen en tientallen kaarsen in prachtige
kandelaars verlicht. Tijdens de maaltijd, die
met een kort gebed begon, werden de pak
jes in kleine ingelaste pauze's uitgereikt.
Sinds de kinderen uit huis waren, zelf hun
gezinnen hadden, was het soms wel wat stil
op de grote villa. Maar het kerstfeest bracht
nog steeds alle inwoners van Natari naar
tante Ret, de zomervakanties de kinderen en
kleinkinderen naar het kasteeltje.
Zo zou het blijven tot tante Ret was heen
gegaan.
Toch was er een uitzondering, één kerstfeest
dat afweek van alle andere kerstvieringen.
Het had die dag voor Kerstmis vanaf 's mor
gens vroeg gesneeuwd, hetgeen in die streek
heel gewoon was, maar in de loop van de
ochtend had er een ware storm geloeid over
het dorpje Natari. Tante Ret was bang dat
de dorpelingen door de opgewaaide sneeuw
niet naar het feest zouden kunnen komen.
Gelukkig was de storm even onverwachts
gaan liggen als ze was opgekomen, zodat de
mensen uit de nederzetting met man en macht
de paden begaanbaar konden maken. Ook
de bedienden van het kasteeltje hadden druk
werk om op het landgoed een pad te banen
voor de paarden en de arren.
Het werd avond en tegen 7 uur was toch
weer alles gereed om de gasten te ontvan
gen. De eerste arren hoorde tante Ret in de
verte al aankomen, de bellen van het paar-
deleidsel klingelden als fijne klanken van
kerstklokken. De familie s kwamen na elkan
der binnen, tante Ret begroette ieder per
soonlijk net als andere jaren. Maar op een
gegeven moment kwam er niemand meer in
de ontvangkamer, terwijl de helft der gas
ten nog niet aanwezig was. In de gangen
werd druk gepraat, ook meende tante Ret
een kind te horen huilen. Ze besloot eens
te gaan kijken, verontschuldigde zich voor
enkele ogenblikken en trad naar het door
kaarslicht overstroomde bordes. Wat is hier
aan de hand? Waarom komen de gasten niet
binnen, wie heeft hier zo gehuild? De be
diende kwam naar tante toe om de situatie
uit te leggen.
„Mevrouw", zei hij, „zo even kwam hier een
zeer vreemd uitgedost jongetje het bordes
opstappen, het is een negerkind. Op alle mo
gelijke wijze heb ik getracht hem weg te
sturen, maar zodra ik naar hem wijs. begint
het op een ongelooflijke manier te brullen.
Ook de rentmeester en enkele boeren hebben
hem verteld dat hier geen plaats voor hem
was en dat hij naar zijn moeder moest gaan.
„Waar is dat kind?" Twee onmetelijk droe
vige, pikzwarte ogen keken naar tante Ret.
Wat moet je ?Het kind gaf geen antwoord.
Qui es tu geen antwoord. Who are You
geen antwoord. Wer bist du geen antwoord,
alleen die droevige ogen die maar naar tante
staarde. Wat moest ze beginnen? Het kind
de sneeuw insturen was toch wel wat al te
erg. Maar de dorpelingen vierden feest, het
was hun feest. Dat kon ze toch ook niet
in de war sturen.
Plotseling wist ze het. Ja, dat had ze eigen
lijk de gehele dag al voorvoeld. Ze nam het
kind aan de hand mee naar de kamer en
noodde de gasten uit, na haar binnen te
gaan. Toen ieder een plaatsje in de kamer
gevonden had, begon, net als andere jaren,
de kerstviering. Er werd weer op het spinet
gespeeld, er werd weer gezongen. Tante
vertelde een kerstverhaal, alles was als van
ouds. Tot de laatste klanken van het Gloria
in excelsis Deo wegvloeiden. Het bleef stil,
maar tante Ret stond nog niet op om naar
de andere kamer te gaan. Ze vroeg nog
maals om enkele ogenblikken naar haar te
luisteren.
„Mijn vader", zo sprak zij, „heeft mij in
mijn jeugdjaren steeds voorgehouden, dat
de gemeenschap Natari van ons, de Nyborg
de Villman, gewend is, hulp en advies te
krijgen. Mijn gehele leven heb ik er naar
gestreefd om het werken op mijn landgoe
deren tot een bron van vreugde voor U te
laten zijn. Vanavond pas heb ik begrepen
wat mijn vader met zijn woorden bedoelde.
Dit jongetje, dat we wegsturen wilden met
ruwe woorden, is ons kerstkind. Hij werd
ons gezonden en wij zullen hem in ons
midden houden als er niemand om hem
komt. Maar vanavond is hij het naar ons
gezonden kind. Laten wij, die het zo goed
hebben, ook dit kind wat vreugde schenken.
Laten wij, in onze witte wereld van bloe
metjes en vlindertjes, ook wat zon geven
aan die zwarte kindertjes".
Het werd heel stil in de kamer.
Toen stond de rentmeester op, de man waar
alle arbeiders en ook de boeren het meeste
respekt voor hadden en begon „O kindeke
klein" te zingen.