wm CALLANTSOOG t»MÈS Woensdag 21 december 1966 iik™ Red. - advertentieMevr. C. H. KLOOSTERBOER - ISAKSSON. Zeeweg 12 - Tel. 0 2248 - 323. Abonnementen V.V.V. - kantoor - Telefoon 0 2248-338. Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingenverkeer - CALLANTSOOG. Druk: Fa. K. VAN LOENEN Zn. - Schagerbrug - Tel. 02247-272. ieefd heb. In alle havensteden waren grote pak ketten voor de bemanning van de schepen van de familie, via de draadloze spraken ze met vrienden en kennissen thuis. Na de Nachtmis aan boord werd de Kerstnacht op grootse wijze gevierd. De meest verrukkelijke dranken, tafels beladen met eetwaren werden mij voorgescho teld. Ik had geen tijd een boodschap te bren gen, het was me het feestje wel." O Kerstnacht schoner dan de dagen! De laatste ster, de zevende, was zo mogelijk nog kleiner, nog doffer geworden tijdens de verhalen van de andere zes sterren. Stil kijkt hij in het rond als hij. Paxius. zijn verhaal ver tellen moet. „Ik heb niets beleefd. Ik was nergens. Ik wist niet waarheen te gaan" zei hij droevig. „De anderen waren mij al voor geweest. Ook wist ik geen boodschap te brengen. Ik heb uren rondgezworven over de aarde, nergens luis terde iemand naar mij. Moe en verdrietig, kwam ik bij een ziek jongetje. Hij lag alleen in een donkere kamer te luisteren naar de kerstklokken, die in de kerktoren luidden, naar de radio, die speelde Stille Nacht, Heilige Nacht en O Kindeke Klein, o Kindeke teer. Wat moest ik daar verder doen? Stil ging ik bij het jongetje zitten luisteren. Toch wilde ik wat zeggen. Ik vertelde hem van de zeven sterren, die vannacht in de Heilige Nacht naar de aarde zitten praten. Het jongetje vroeg mij bij hem te blijven, om nog meer te vertellen. Maar ik zei hem dat ik terug moest." „Ik ben zo al leen", zei hij. ,,lk ben ziek". „Maar hij was niet echt ziek, hij was alleen maar zo verschrik kelijk alleen. Daarom zei ik, weet je wat, ik zal mijn Licht bij je laten, dan ben je nooit meer alleen." „En", zo besloot Paxius, „nu heb ik bijna zelf geen licht meer. Het jongetje heeft mijn ster nodig, die laat hij tijdens de Kerstdagen steeds branden voor het raam van zijn kamer. Hij gaat met de ster ook naar andere zieken om van het Licht te vertellen, om anderen blij te maken en een klein beetje licht van mijn ster te geven". „Nu komen er op aarde steeds meer sterren, die licht uitstralen naar zieken en eenzamen". Paxius was weer helemaal blij geworden. Maar, toen hij uitgesproken was keek hij stil om zich heen. Alle andere sterren hadden zoveel be leefd. hij was alleen maar naar een klein jon getje gegaan. Zou Sanat Kumara niet boos zijn? Het was zo stil. De bewoners van Venus, de zes andere sterren en ook de Oppermachtige Sanat Kumara zeiden geen enkel woord. Maar het was niet de stilte van de smart, maar van de blijdschap. Allen begrepen, dat de droevige Paxius de juiste boodschap op de aarde ach tergelaten had. Nooit straalde de planeet Venus zo helder als die Kerstmis. In India bezocht ik de hongerigen en verdruk ten. Ik heb ze verteld van het Kerstgebeuren, over het feest van de geboorte van de Verlos ser. Halinius. de derde ster, kijkt de bewoners van Venus aan en zegt: „O. maar ik ben slechts op een plaats geweest. Ik ging naar de Berlijnse muur, daar waar onze man uit Amerika gespro ken heeft. Alle lichten heb ik er ontstoken, maar de mensen begrepen het niet. Wie Uw boog op zulk een doelwit richtte, zult gij ons moeten zeggen. Waarop ik sprak door filosofi sche argumenten en door het gezag, dat mij deed nederdalen, moet Liefde en Licht zich wel openbaren. Want het goede dat ik U breng, moet zodra het als goed herkend is, noodwen dig Liefde en Licht ontsteken." Heneus, de vierde ster, bedenkt zich geen ogen blik. „Naar Amerika ging ik" zo sprak hij. „Ik volgde daar de mensen, de blanken en de zwarten in hun dansen en gesprekken. Ik zag de feesten, die in de Kerstnacht alom gevierd werden, nadat de mensen de Nachtmis bijge woond hadden. Ik keek er ook in hun harten. Zij. die mensen van Amerika, en ook die van de andere delen der aarde willen wel goed zijn. maar kunnen niet. Zij worden meegesleurd in de maalstroom van de maatschappelijke wel stand. Mijn boodschap aan hen luidde: Om vrede op aarde te krijgen, hebt U eerst Uw naaste lief te hebben. Dat kunt U bereiken door aan het Licht te denken van deze Heilige Nacht. De vijfde ster, Mithranos, straalde als nooit te voren. „Ik", zei Mithranos, „ik ben naar China gegaan. Daar werd de Kerstnacht pas echt gevierd. De mensen zongen, waren blij. vierden feest. Ik had door de straten van Chi na willen lopen met een brandende lantaarn, degenen die ik ontmoette willen vragen, waar de mensen zijn. Maar diegenen, die ik tegen kwam, waren zo uitbundig vrolijk, dat ik me liet meesleuren in de feestroes. Nu begrijp ik, hier op Venus, dat ik de mensen niet gevonden zou hebben, ook al had ik ernaar gevraagd. Zo lang de oorlogen blijven voortduren, is er geen plaats voor de mensen. Vrede op aarde." Ocebe, de zesde ster, keek een beetje meewaar- dig naar de andere sterren. „Ik ben naar de zeelieden gegaan, naar die welke havenkroegen bevolken. Wat Mithranos in China meemaakte, was niets in vergelijking wat ik gezien en be- Het Licht van de Ster. Zeven grote, heldere sterren dalen, zodra het eerste uur van de Kerstnacht begint naar de aarde. Zij stralen enorm en daar waar zij lan den, is de omgeving van een onwaarschijnlijk licht vervuld. Het zijn dan ook geen gewone „vallende sterren", maar heel bijzondere. Zij zijn door Sanat Kumara. de Oppermachtige in het Venusrijk naar de planeet der duisternis ge zonden om hun boodschap van Licht door te geven aan de mensenkinderen, die de aarde be wonen. Het Licht dat in de harten der mensen moet wonen. Een bepaalde opdracht hebben de sterren niet, zij kunnen naar eigen goed dunken handelen. Na hun ruimtereis komen zij een voor een te rug op de planeet Venus, de een nog stalender als de ander, behalve de ster, die het laatste aankomt. Zijn licht is praktisch gedoofd, met moeite kan men hem onderscheiden van de andere gewone sterren aan de hemel. Alle Ve- nus-bewoners komen bijeen om het verslag van de aardereis te vernemen. Sanat Kurama. de Oppermachtige verzoekt de zeven sterren een voor een hun verhaal te vertellen. Eneris, de eerste ster vertelt dat hij in de Kerstnacht eerst naar het land van het oude volk gegaan is, daarna naar de Turken, de Ara bieren, de Egyptenaren, de Perzen en overal van het gebeuren in de Heilige Nacht sprak. „Kyrie Eleison" zei ik, „Kyrie Eleison", ver wondert U niet, dat het Licht zo straalt. Gaat naar Uw synagogen, kerken en bedehuizen, want in deze nacht wordt U verkondigd de ge boorte van het Goddelijke Kind, dat Licht in de harten der mensen brengt. Ik zelf ken de geschiedenis reeds zeer lange tijd, van vader op zoon werd ze mij verteld. Gaat nu en leer er uit". Galane, de tweede ster, komt aan het woord. „Niet naar het oude volk ging ik, maar naar Zuid-Azië, naar Vietnam, waar de verschillen de volkeren met elkander strijden. Ik stond aan de loopgraven, bij de gevechtslinies, ik bezocht de gevangenen in de kampen in Zuid- en Noord-Vietnam. Ik ging naar de vluchtelingen, mensen die in deze Kerstnacht leven onder zeer slechte omstandigheden. Onvoldoende kle ding, verzorging en huisvesting maken van de vluchtelingen van die „displaced persons" on tevreden mensen, wrakken, die wachten op de dood om verlost te worden van alle ellende. Wij kwamen saam in onze overvolle kerken. Om er t feest te vieren van 't Goddelijke licht Er straalde vrede af en rust van elk gezicht, en van de dagelijkse sleur was niets te merken. Terwijl wij zongen de van ouds vertrouwde zangen, Van Stille Nacht en van de Herders in het veld. Heeft een polttie-man op zijn bureau gemeld, In 't N.N park heeft zich iemand opgehangen. Signalement normaal postuur en gaaf van leden. Gewoon een mens als U en ik en iedereen. Misschien alleen maar onuitsprekelijk alleen. Zonder geloof aan God, aan engelen en aan vrede. Hij heeft misschien nog wel de klokken horen zingen, Hij heeft misschien nog wel een poosje stil gestaan. Toen hij de mensen door de Heilige Nacht zag gaan, Waren dat voor hem allemaal slechts vreemdelingen Want in de wereld is maar weinig te bespeuren, Van de aanwezigheid van 't Koninkrijk van God. Daarom wordt Jezus steeds geboren in een grot, Terwijl wij zingen achter stijf gesloten deuren. JULES DE KORTE

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Badbode voor Callantsoog | 1966 | | pagina 1